Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Hof van Twente, herziening Bollenweg 7 Ambt Delden
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1735.BGxBollenweg7-VS10
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, herziening Bollenweg 7 Ambt Delden' met identificatienummer NL.IMRO.1735.BGxBollenweg7-VS10 van de gemeente Hof van Twente;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aan- en uitbouwen
een gebouw dat is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.6 aan huis verbonden beroep
een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, vastgesteldtechnisch, adviesgevend of daarmee gelijk te stellen dienstverlenend beroep, alsmede nevenactiviteiten in de vorm van kappers, autorijscholen, assurantiekantoren, verzekeringskantoren, schoonheidsspecialistes, hondentrimsalons, kindercrèches, pedicures en naar de aard daarmee qua uitstraling op het woonmilieu vergelijkbare activiteiten en met uitzondering van detailhandel en webwinkels, maar inclusief internetverkoop, dat in de eigen woning en of bij de woning behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij ten hoogste 25% van het woonoppervlak wordt gebruikt met een maximum van 50 m2 en de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 
1.7 aanpasbare woning
een woning die op de begane grond volledig rolstoeltoegankelijk is te maken, zonder uit- of aanbouwen te realiseren.
 
1.8 achtererfgebied
erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant van het hoofdgebouw;
 
1.9 afrastering
de afrastering bestaat uit gekloofde eiken of kastanje houten palen met 2 puntdraden.
 
1.10 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.11 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden, fokken en/of africhten van dieren, met dien verstande dat gebruiksgerichte paardenhouderijen niet zijn toegestaan;
 
1.12 agrarisch hulpbedrijf
een niet- industrieel bedrijf dat is gericht op het leveren van dieren, goederen en diensten aan agrarische bedrijven dan wel op het verwerken of opslaan van dieren en goederen, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven;
 
1.13 agrarisch medegebruik
een agrarisch gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit agrarisch gebruik is toegestaan;
 
1.14 andere geluidsgevoelige gebouwen
gebouwen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
 
1.15 archeologisch deskundige
de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;
 
1.16 archeologische relicten
zaken welke zijn overgebleven uit een vroeger tijd en getuigen van een toestand die toenmaals was, en daarmee cultuurhistorisch waardevol zijn;
 
1.17 archeologische verwachting
een toegekende hoge, middelhoge of lage archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
 
1.18 archeologische waarde
een toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;
 
1.19 archeologisch onderzoek
onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of geofysisch onderzoek en/of graven en/of begeleiden) verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College van de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 MW en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
 
1.20 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.21 bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
 
1.22 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal vier bedden, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van ontbijt, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte ten behoeve van bed & breakfast maximaal 50 m2 mag bedragen;
 
1.23 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf, niet zijnde de bedrijfswoning;
 
1.24 bedrijfsmatige exploitatie
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
 
1.25 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die hoort bij en waarvan (een lid van) het huishouden functioneel gebonden is aan een bedrijf, instelling of voorziening in dat gebouw of op dat terrein;
 
1.26 begane grondvloer
de vloer van een gebouw, niet zijnde een keldervloer, op het peilniveau;
 
1.27 beperkt kwetsbaar object
  1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen, zwembaden en speeltuinen;
  2. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder c, vallen;
  3. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie voor kwetsbare objecten, onder d, vallen;
  4. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn;
  5. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval; 
1.28 bestaand en legaal
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologische regime, met dien verstande dat voor zover het gebruik betrekking heeft op nevenactiviteiten, deze nevenactiviteiten mogen worden uitgeoefend in de vorm en omvang zoals toegestaan op grond van het voorheen geldend planologisch regime; 
1.29 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.30 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.31 Bevi
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe veiligheid inrichtingen);
 
1.32 bijgebouw
een vrijstaand gebouw, dat door zijn vorm, functie, situering en/of afmetingen ondergeschikt is aan dat op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
 
1.33 biologisch houden van vee
het houden van vee op milieu- en diervriendelijke wijze zonder het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, kunstmest en toevoegingen aan veevoer. E.e.a. conform de biologische productiemethode als bedoeld in het landbouwkwaliteitsbesluit;
 
1.34 bomen rij
Een rij streekeigen bomen (bijvoorbeeld langs een weg of sloot) waarbij de rij een minimale lengte heeft van 50 meter. Bomen die geplant worden hebben een diameter van minimaal 10 cm.
 
1.35 boomkwekerij
agrarisch bedrijf dat zich bezighoudt met het telen van hoogopgaande houtopstanden en/of planten voor tuinen en groenvoorzieningen;
 
1.36 bos
is een vegetatie die voornamelijk uit bomen bestaat met de daarbij behorende ondergroei van planten en struiken. Een bos bestaat uit streekeigen beplanting en heeft een oppervlakte van minimaal 1.000 m2.
 
1.37 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.38 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.39 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.40 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.41 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.42 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.43 calamiteit
een (natuur)ramp of een niet-verwachte gebeurtenis, die ernstige schade veroorzaakt;
 
1.44 camper
een motorvoertuig dat ingericht is om in te verblijven;
 
1.45 complex
onder complex wordt verstaan erfverharding, (mest)kelders, (mest)silo's etc. deze moeten bij toepassing van de Rood voor Rood-regeling worden verwijderd.
 
1.46 conferentiecentrum
een gebouwencomplex, bestemd en ingericht voor het houden van conferenties, congressen, symposia en andere grote bijeenkomsten, met bijbehorende ondergeschikte horeca;
 
1.47 cultuur en ontspanning
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op cultuur en ontspanning, met uitzondering van prostitutie en een seksinrichting;
 
1.48 cultuurhistorische waarden
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
 
1.49 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 
1.50 dienstverlening
het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten welke bestaan uit het verlenen van diensten aan derden, met of zonder rechtstreeks contact met het publiek;
 
1.51 ecologische waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge betrekkingen tussen dieren en planten en de omgeving waarin zij leven;
 
1.52 energie neutrale woning
een energie neutrale woning heeft een EPC (Energie Prestatie Coëfficiënt) waarde 0.1. De energieprestatie van een energiezuinige woning gaat alleen over het gebouw gebonden energiegebruik. Dat is de energie die nodig is voor het verwarmen of koelen van het binnenklimaat, het warm tapwater en de verlichting. Het energieverbruik daalt naarmate de EPCwaarde omlaag gaat.
 
1.53 erfensemble
het geheel van binnen een bouwperceel voorkomende bebouwing dat in samenhang zorgt voor een kenmerkend beeld van dat bouwperceel;
 
1.54 evenement
een georganiseerde gebeurtenis, (openlucht)manifestatie, themadag of -week in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak;
 
1.55 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte;
 
1.56 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.57 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
 
1.58 gebruiksgerichte paardenhouderij
een bedrijf dat zich richt op het recreatief gebruik van paarden. Hieronder worden ook maneges en paardenpensions begrepen;
 
1.59 geriefbos
een vegetatie die voornamelijk uit hakhout soorten bestaat met de daarbij behorende ondergroei van planten en struiken. Een geriefbos bestaat uit streekeigen beplanting en heeft een oppervlakte van minimaal 500 m2. Bij beheermatig snoeien kan het hout gebruikt worden als biomassa.
 
1.60 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat (nagenoeg) volledig is gericht op het telen van tuinbouwgewassen, waarbij de productie (nagenoeg) volledig plaatsvindt in kassen;
 
1.61 groepsaccommodatie
een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen;
 
1.62 grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel zoals melkrundvee, schapen en paarden. Het biologisch houden van vee wordt geschaard onder een grondgebonden agrarisch bedrijf.
 
1.63 haag
een haag bestaat uit streekeigen beplanting (bijvoorbeeld: veldesdoorn, meidoorn, beuk of liguster) en heeft een lengte van minimaal 10 meter.
 
1.64 high impact zone
het betreft het berekenen van de afstand van windmolens tot gasleidingen. De volgende formule wordt gebruikt om de high impact zone te berekenen. Dit wordt berekend door een cirkel met een straal die bestaat uit de ashoogte van de turbine x 1/3 van de wieklengte. De cirkel wordt gemeten vanuit de turbine zelf getrokken.
 
1.65 hobbymatig agrarisch gebruik
het gebruik van grond ten behoeve van agrarische activiteiten in een omvang die niet als bedrijfsmatig kan worden beschouwd;
 
1.66 hogere grenswaarde
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder;
 
1.67 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
 
1.68 hoogstam fruitboom
een hoogstam fruitboom heeft een 180 tot 200 cm lange stam. Hierboven begint de vertakking met gesteltakken. Er dient gebruik gemaakt te worden van streekeigen soorten.
 
1.69 horeca
het begrip horeca is onderverdeeld in drie categorieën
horeca categorie I
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, conferentiecentrums, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
horeca, categorie II:
een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria's, inclusief het geven van feesten en partijen;
horeca, categorie III:
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en het gelegenheid geven tot dansen, wezenlijke onderdelen vormen en waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken, zoals discotheken, dancings en nachtclubs;
 
1.70 houtproductie
het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daar op afgestemd duurzaam beheer van bos;
 
1.71 huishouden
een persoon die of groep personen die gezamenlijk een huishouding voert;
 
1.72 inpandig bijgebouw
een bijgebouw dat, in afwijking van het begrip bijgebouw zoals bedoeld in 1.28, is opgenomen binnen de hoofdbouwmassa van de woning en in architectonisch opzicht deel uitmaakt van de woning;
 
1.73 inrichtingsplan
een plan bij realisering van nieuwe bouw- en/of gebruiksmogelijkheden waarin de ruimtelijke inpassing hiervan in de bestaande situatie wordt beschreven;
 
1.74 internetverkoop:
het verkopen van goederen via internet, waarbij de goederen elders worden bezorgd en er geen sprake is van voor publiek toegankelijke winkelruimte of showroom en het ter plaatse afhalen van goederen;
 
1.75 intensieve veehouderij
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf of een deel daarvan waar ten minste 250 m2 aan bedrijfsvloeroppervlak aanwezig is dat gebruikt wordt als veehouderij volgens de Wet milieubeheer voor het houden van vee, pluimvee, nertsen, konijnen, vissen en wormen waarbij dit houden geheel of nagenoeg geheel plaatsvindt in bebouwing;
 
1.76 inwoning
maximaal drie huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van een of meerdere voorzieningen (zoals een gezamenlijke rioolaansluiting en/of hemelwatervoorziening en/of ruimte) en waarbij de woning uiterlijk uit één bouwvolume bestaat;
 
1.77 kampeermiddel
tenten, tentwagens, kampeerauto's of toercaravans dan wel andere onderkomens of andere voertuigen of gedeelten daarvan, voor zover niet als bouwwerk aan te merken, die geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of ingericht dan wel worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf, niet zijnde een stacaravan, chalets of trekkershutten;
 
1.78 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens de inrichting bestemd, om daarop een gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
 
1.79 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.80 karakteristieke bebouwing
gebouwen die zijn aangewezen als Rijksmonument of gemeentelijk monument, alsmede gebouwen met een typisch Twentse bouwstijl of bebouwing die deel uitmaakt van een beeldbepalend ensemble, dan wel bebouwing die door de welstandscommissie of de ervenconsulent van het Oversticht als zodanig kan worden aangemerkt;
 
1.81 kas
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten, zoals een schuurkas en een permanente boog-/ tunnelkas;
 
1.82 kelder
een overdekte, met wanden omsloten, voor mensen toegankelijke ruimte, beneden of tot ten hoogste 0,5 m boven de kruin van de weg, waaraan het bouwperceel is gelegen;
 
1.83 kikkerpoel
een kleine waterplas van minimaal één meter diep en een flauw aflopende oever, waar de omstandigheden zodanig zijn dat ze kan dienen als voortplantingsgebied voor de kikkers, padden en salamanders. Een poel mag niet in open verbinding staan met wateren waar vis in leeft, de larven (kikkervisjes) zouden dan opgegeten worden door de vissen. Bomen en struiken zijn direct rond een poel niet gewenst. Een gevarieerde kruidlaag rond het water met nectarplanten daarentegen is belangrijk omdat ze insecten aantrekt die als voedsel kunnen dienen voor de amfibieën. Enige begroeiing met soorten als bies, gele lis en watermunt past goed bij een poel.
 
1.84 kleinschalig kampeerterrein
het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 25 kampeermiddelen, met dien verstande dat buiten de periode van 15 maart tot en met 31 oktober geen kampeermiddelen aanwezig mogen zijn, met uitzondering van campers. Deze mogen jaarrond aanwezig zijn op kleinschalige kampeerterreinen;
 
1.85 kwetsbaar object
  1. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie voor beperkt kwetsbare objecten, onder a;
  2. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  3. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    2. complexen waarin meer dan vijf winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  4. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; 
1.86 laan
Een laan is een weg die aan beide zijden geflankeerd wordt door streekeigen bomen. De laan is minimaal 50 meter lang. Bomen die geplant worden hebben een diameter van minimaal 10 cm.
 
1.87 landhek
een hek van Europees eiken- of kastanjehout.
 
1.88 landschappelijke waarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare -al dan niet begroeide- deel van het aardoppervlak, dat wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
 
1.89 levensloopbestendige woning
een woning die volledig rolstoeltoegankelijk is.
 
1.90 lichte horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag dranken en/of etenswaren worden verstrekt aan bezoekers van andere functies, met name functies als centrumvoorzieningen en dagrecreatie, zoals theehuisjes, conferentiecentra, ijssalons, croissanterieën, dagcafés, dagrestaurants en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven;
 
1.91 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociale en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, niet zijnde een begraafplaats, dierenpensions en ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
 
1.92 manege
een inrichting waar paarden worden gehouden en rijlessen worden gegeven;
 
1.93 moestuin
een tuin waar groenten worden gekweekt voor eigen gebruik. Eventueel omheind doormiddel van een streekeigen haag
 
1.94 multifunctionele bosbouw
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van natuur, houtproductie, landschap, milieu of recreatie;
 
1.95 natuurlijk grasland
bij natuurlijk grasland wordt jaarlijks minimaal 90% van het gewas afgevoerd via maaien of beweiden. Maximaal 10% van de oppervlakte van het grasland hoeft het gras niet jaarlijks gemaaid of beweid te worden ten behoeve van leef- of foerageergebied voor bijvoorbeeld insecten, zoogdieren of vogels. Maaisel dient binnen één maand na maaien te worden afgevoerd. Alleen bemesting met kalk of ruige mest is toegestaan wanneer dit noodzakelijk is voor de instandhouding van het natuurlijk grasland. De oppervlakte is minimaal 1.000 m2
 
1.96 natuurwaarden
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge ecologische samenhang;
 
1.97 nevenactiviteit
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel oppervlakte (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat en de omgevingskwaliteit;
 
1.98 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat niet geheel of hoofdzakelijk van de open grond als agrarisch productiemiddel afhankelijk is, maar waarvan de productie geheel of overwegend in gebouwen plaatsvindt, zoals varkens-, kalver- of pluimveefokkerij, eendenmesterij of -fokkerij, champignonkwekerij en pot- en containerteelt. Hieronder worden hoveniers niet begrepen;
 
1.99 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
1.100 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.101 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
 
1.102 ondergronds
onder peil;
 
1.103 openbaar wandelpad
een vrij toegankelijk wandelpad over de gronden in eigendom van de initiatiefnemer. De lengte van het wandelpad is minimaal 50 meter.
 
1.104 opslag organisch materiaal
Tijdelijke (per keer maximaal 12 maanden) opslag van organisch materiaal zoals: bladeren, berm- en slootmaaisel uit de omgeving op agrarische grond met een maximale hoeveelheid van [600] m3 is toegestaan mits het gebruikt wordt ter verbetering van de bodemstructuur van de agrarische gronden. De ondergrond mag niet worden verhard, indien dit gewenst is dan kan aansluiting worden gezocht bij het agrarisch erf waarbinnen en aansluitend aan het bouwvlak kuilvoerplaten zijn toegestaan
 
1.105 overkapping
een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven (hieronder mede begrepen carports). Een overkapping is geen overig bouwwerk en de oppervlakte hiervan wordt meegerekend bij de oppervlakte van bijgebouwen;
 
1.106 paardenbak
een terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of ander doorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
 
1.107 peil
  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: 35 cm boven de kruin van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde bouwhoogte van het aansluitend terrein; 
1.108 permanente bewoning
het gebruiken/bewonen als hoofdverblijf gedurende een aaneengesloten periode van meer dan vier weken, dan wel voor recreatieve verhuur aan één en dezelfde persoon gedurende meer dan 35 dagen per jaar;
 
1.109 plattelandsappartement
een (deel van) een (voormalig) agrarisch gebouw welke blijvend is bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij wordt overnacht in kamers of zelfstandige eenheden, al dan niet in combinatie met een dagverblijf;
 
1.110 plattelandswoning
een voormalige agrarische bedrijfswoning of rood voor rood compensatiewoning die een woonbestemming heeft gekregen ná 2001;
 
1.111 podiumactiviteiten
culturele en/of kunstzinnige dans en muzikale, al dan niet akoestische activiteiten, binnen een gebouw plaatsvindende, georganiseerd door de eigenaar;
 
1.112 productiegerichte paardenhouderij
een agrarisch bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen van paarden alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.113 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.114 recreatiewoning
een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door (het huishouden van) een persoon of groep van personen dat/die zijn hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor weekend en/of verblijfsrecreatie;
 
1.115 retentie voorziening
een natuurlijke voorziening waar het water bij hevige regenval tijdelijk geborgen kan worden, met het doel stroomafwaarts gelegen gebieden te vrijwaren van overstromingen.
 
1.116 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.117 solitaire boom
een solitaire boom heeft bij de plant een diameter van minimaal 10 cm. In het eindbeeld heeft de boom een minimale hoogte van 4 meter. Er dient gebruik gemaakt te worden van streekeigen soorten.
 
1.118 speelvoorzieningen
vormen van dagrecreatie die beperkt beslag leggen op de ruimte, zoals kleine speeltuinen, midgetgolfbanen, kruisboogschietterreinen e.d.;
 
1.119 Staat van Bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
 
1.120 stacaravan
een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, met één woon/bouwlaag, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
 
1.121 standaardopbrengst (SO)
de maat voor de economische omvang van land- en tuinbouwbedrijven. De SO is gebaseerd op de gestandaardiseerde opbrengst van een gewas of diersoort. De berekening van de gestandaardiseerde opbrengsten wordt berekend met de LEI-methode;
 
1.122 starter
een starter is een jongere uit de gemeente Hof van Twente in de leeftijd tot 35 jaar die voor het eerst een koopwoning wil bemachtigen. De groep starters in de Hof van Twente is zeer divers. In het kader van de woonvisie bedoelen we bij de term “starter” de jonge koopstarter met een beperkt inkomen. Dit betreft een bruto (verzamel) inkomen van circa € 35.000,- per jaar (prijspeil 2007). Naast de koopstarter kennen we ook de woonstarter. Dit is de starter die nog geen zelfstandige woonruimte heeft, ook wel thuiswonende starter genoemd.
 
1.123 starterswoning (grondgebonden)
een grondgebonden starterswoning is een woning die voldoet aan de volgende technische voorwaarden;
  1. kaveloppervlakte minimaal 150 m2 - 175 m2.
  2. naast een woonkamer minimaal 2 (slaapkamers).
  3. technische levensduur (constructieve veiligheid) van minimaal 50 jaar.
  4. voldoende aanpassings- en/of uitbouw mogelijkheden.
In dit begrip wordt onder een grondgebonden betaalbare starterswoning een woning verstaan met een verkoopprijs van maximaal € 150.000, - VON (prijspeil 2007). Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met 4%. Binnen de verordening VROM startersregeling gemeente Hof van Twente ligt deze grens sinds april 2008 op
€ 185.000,- (excl. verwervingskosten). Deze verwervingskostengrens wordt niet jaarlijks geïndexeerd maar kan afhankelijk van de behoefte aangepast worden.
 
1.124 straalverbinding
optisch vrij pad ten behoeve van de telecommunicatie;
 
1.125 teeltondersteunende voorzieningen
bouwwerken, niet zijnde kassen, die door grondgebonden agrarische bedrijven toegepast worden om de teelt van fruit, bomen, groente of potplanten te bevorderen en te beschermen; hieronder wordt mede begrepen afdekfolies;
 
1.126 traditionele bebouwing
bebouwing met een typisch Twentse bouwstijl die aansluit op de karakteristiek van ter plaatse aanwezige bebouwing en die wordt/is opgericht met gebruik van traditionele voor de streek kenmerkende materialen;
 
1.127 trekkershut
een recreatieverblijf van eenvoudige houtenconstructie en beperkte omvang, voor (nacht)verblijf en niet permanente bewoning door passanten;
 
1.128 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
 
1.129 veldschuur
een vrijstaand eenvoudig gebouw zonder verdieping die gebruikt wordt of voorheen gebruikt werd als schuilplaats voor vee, opslag van agrarische hulpmaterialen zoals machines of opslag van gewassen zoals stro, hooi en zaagsel.
 
1.130 verblijfsrecreatie
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf in de vorm van kampeermiddelen, stacaravans of trekkershutten door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
 
1.131 volkstuin
een perceel grond waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
 
1.132 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van inwerkingtreding van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
 
1.133 voorkeursgrenswaarde
ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting;
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.3 de goothoogte van het bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.4 de inhoud van het bouwwerk:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.6 de afstand tot de perceelgrenzen:
tussen de grenzen van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
 
2.7 ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de bouw- c.q. bestemmingsgrens, met niet meer dan 1 m wordt overschreden.
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten vanuit het hart van een lijn.
 
2.8 relatietekens
Daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch met waarden
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor behoud van de aanwezige landschapswaarden zijnde: beeldbepalende landschapselementen, beslotenheid, hoogteverschillen, rustige omstandigheden, natuur en waterhuishouding. Daarnaast zijn ze bestemd voor:
  1. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat;
    1. boomkwekerijen niet zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid';
    2. van de bedrijfsgebouwen uitsluitend één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
  2. de uitoefening van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat:
    1. voor intensieve veehouderijen geldt dat:
      1.  ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' intensieve veehouderijen zijn toegestaan;
      2. van de bedrijfsgebouwen uitsluitend één bouwlaag mag worden gebruikt voor het houden van dieren;
    2. niet-grondgebonden agrarische bedrijven anders dan bedoeld onder 1 niet zijn toegestaan;
  3. hobbymatig agrarisch gebruik buiten het bouwvlak;
  4. het bestaande en legale aantal bedrijfswoning(en), waarbij inwoning is toegestaan, met dien verstande dat voor zover binnen een bouwperceel de aanduiding 'bedrijfswoning' is opgenomen, de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van die aanduiding is toegestaan;
  5. de bestaande en legale nevenactiviteiten;
  6. aan huis verbonden beroepen;
  7. een windmolen ten behoeve van de energiebehoefte van het agrarisch bedrijf, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch met waarden - windmolen uitgesloten’ waar geen windmolens zijn toegestaan;
  8. bed & breakfast;
  9. één recreatiewoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  10. caravanstalling binnen het bouwvlak , met dien verstande dat:
    1. caravanstalling uitsluitend mag plaatsvinden in op het moment van inwerkingtreding van het plan aanwezige bebouwing;
  11. de bestaande en legale paardenbakken binnen het bouwvlak of direct aansluitend aan de bestemming Wonen, alsmede een paardenbak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak';
  12. extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden;
  13. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  14. de bestaande nutsvoorzieningen;
  15. detailhandel, met dien verstande dat uitsluitend verkoop van ter plaatse geproduceerde goederen is toegestaan;
  16. ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen bestemmingen;
  17. tijdelijke (maximaal 12 maanden) opslag van organisch materiaal ten behoeve van verbetering van de bodemstructuur;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, tuinen en erven.
 
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Bedrijfsgebouwen
 
Bedrijfsgebouwen, teeltondersteunende voorzieningen en bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. gebouwd binnen het bouwvlak ;
  2. bedrijfsgebouwen in de vorm van kassen mogen niet worden gebouwd met uitzondering van de bestaande oppervlakte aan kassen;
  3. goothoogte van:
    1. bedrijfsgebouwen maximaal 5 m;
    2. bedrijfswoningen maximaal 4 m;
  4. bouwhoogte van:
    1. bedrijfsgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' maximaal 7 m;
    2. teeltondersteunende voorzieningen maximaal 5 m;
    3. overige bedrijfsgebouwen maximaal 12 m;
    4. bedrijfswoningen maximaal 10 m;
  5. inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m3.;
  6. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - bedrijfswoning 1’ moet een bedrijfswoning worden gerealiseerd;
  7. het bouwen van installaties voor het bewerken, verwerken of vergisten van mest of biomassa is niet toegestaan; 
3.2.2 Recreatiewoningen
 
Recreatiewoningen voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. inhoud maximaal 300 m3, met dien verstande dat, in afwijking van het bepaalde in artikel 2, voor de berekening van de inhoud van de recreatiewoning, de inhoud van kelders, bijgebouwen, overkappingen en aanbouwen wordt meegerekend;
  2. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,5 m;
  4. bij een recreatiewoning is maximaal één bijgebouw toegestaan met een goothoogte van maximaal 3 m, een bouwhoogte van maximaal 4,5 m en een oppervlakte van maximaal 10 m2. 
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, voldoen aan de volgende kenmerken:
  1. sleufsilo's en kuilvoerplaten worden in, of direct aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd, waarbij de bouwgrens per zijde met maximaal 50 m wordt overschreden, op een afstand van minimaal 50 m tot een bestemming waar (bedrijfs)woningen zijn toegestaan, dan wel op de bestaande, kleinere afstand;
  2. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak bedraagt maximaal:
    1. mestsilo's, hooibergen, melksilo's, voedersilo's 15 m;
    2. de ashoogte van windmolens 15 m
    3. tribunes, ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning' 6 m;
    4. sleufsilo's en kuilvoerplaten 3 m;
    5. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
  3. bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak bedraagt maximaal:
    1. sleufsilo's en kuilvoerplaten 3 m;
    2. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 1 m; 
3.2.4 Toepassing bouwregels
 
Bij het toepassen van de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel worden tevens de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9 in acht genomen.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Overschrijding bouwgrenzen
 
Bij omgevingsvergunning kan ten behoeve van de functies genoemd in 3.1. onder a en b worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a en artikel 3.2.3 onder a voor het overschrijden van de bouwgrenzen aan maximaal twee zijden en mits:
  1. de bouwgrens per zijde met maximaal 25 m wordt overschreden;
  2. de overschrijding noodzakelijk is in verband met een doelmatige uitoefening van het bedrijf;
  3. de oppervlakte van het fictieve bouwvlak dat ontstaat niet groter is dan:
    1. 2 ha ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven;
    2. 1,5 ha ten behoeve van intensieve veehouderijen buiten de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
    3. 3 ha ten behoeve van intensieve veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied';
  4. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan, bij het opstellen wordt een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. 
3.3.2 Vergroten bouwhoogte bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.3 onder b ten behoeve van het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot een bouwhoogte van maximaal 7 m, met inachtneming van tenminste de volgende voorwaarden:
  1. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  3. het vergroten van de bouwhoogte is voor de bedrijfsvoering noodzakelijk. 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Voorwaardelijke verplichting
 
Tot en met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voorwaardelijke verplichting' overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder dat binnen een jaar na het in werking treden van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan of ruimtelijk kwaliteitsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing
 
3.4.2 Strijdig gebruik
 
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van gronden en bouwwerken ten behoeve van:
  • Bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • Het vergisten van mest ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - mestvergisting uitgesloten'.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Wonen binnen agrarisch bouwvlak
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het gebruik van een bestaande en legale agrarische bedrijfswoning als woning, niet zijnde een bedrijfswoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. uitsluitend de bestaande en legale bedrijfswoning(en), met een maximum van twee woningen, mogen worden gebruikt als reguliere woning;
  2. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. ten behoeve van de woning de regels voor woningen van Artikel 25 uit het bestemmingsplan Buitengebied Hof van Twente, Veegplan 2020 van overeenkomstige toepassing zijn. 
3.5.2 Paardenbakken
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder k voor het toestaan van paardenbakken, mits:
  1. binnen het bouwvlak dan wel direct aansluitend aan het bouwvlak, dan wel direct aansluitend aan de gronden met de bestemming Wonen met inachtneming van de volgende maten:
    1. minimaal 30 m uit de as van de weg;
    2. minimaal 30 m vanaf woningen van derden;
  2. voor zover de paardenbak direct aansluitend aan gronden met de bestemming Wonen is geprojecteerd, is deze uitsluitend toegestaan voor zover deze wordt gerealiseerd ten behoeve van de, op aangrenzende gronden gelegen, bestemming Wonen;
  3. de oppervlakte maximaal 800 m2 bedraagt, met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak maximaal 1.200 m2 mag bedragen;
  4. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd. 
3.5.3 Kleinschalig kampeerterrein
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 voor het toestaan van een kleinschalig kampeerterrein op of aangrenzend aan het bouwvlak, mits:
  1. de afstand tot de bouwperceelgrens van het dichtstbijzijnde (kleinschalige) kampeerterrein minimaal 100 m bedraagt;
  2. de afstand tot de bouwperceelgrens van gronden met een (bedrijfs)woning van derden minimaal 100 m bedraagt;
  3. de (sanitaire) voorzieningen binnen de op het moment van het toepassen van de afwijking bestaande bebouwing worden opgericht met een maximale oppervlakte van 75 m2;
  4. indien het onder c gestelde niet mogelijk is, de bebouwing ten behoeve van de (sanitaire) voorzieningen wordt opgericht binnen het bouwvlak;
  5. maximaal twee trekkershutten zijn toegestaan met een oppervlakte per trekkershut van 30 m2, een goothoogte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 5 m;
  6. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  7. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  8. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  9. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  10. een positieve bijdrage wordt geleverd aan het toeristisch profiel van de gemeente. 
3.5.4 Tweede bedrijfswoning
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.1 onder d voor het toestaan van tweede bedrijfswoning, mits:
  1. een tweede bedrijfswoning nodig is in verband met:
    1. constant toezicht en verzorging van het vee;
    2. toezicht en onderhoud ter preventie van calamiteiten;
    3. onregelmatige werktijden, bereikbaarheid en organisatorische efficiency;
  2. de omvang van het bedrijf zodanig is dat sprake is van een volwaardig tweepersoonsbedrijf (wat overeenkomt met een bedrijfsomvang in Volwaardige Arbeidskrachten (VAK) van ten minste 2 die berekend is door rekenmethode van het LEI waarbij gerekend is met de standaard-opbrengst (SO)), waarvan sprake is als het volledige werkgelegenheid en (binnen afzienbare tijd) een aanvaardbaar inkomen biedt aan tenminste twee arbeidskrachten of aannemelijk moet zijn gemaakt dat het bedrijf de komende tien jaar als volwaardig tweepersoonsbedrijf blijft bestaan, waarbij wordt gekeken naar de bedrijfsopzet, het uitgezette pad voor bedrijfsovername, de gebouwen en stalcapaciteit, productierechten en leeftijd, opleiding en ervaring van beide arbeidskrachten; wat dient te blijken uit een ondernemersplan dat is opgesteld door een agrarische adviesinstantie;
  3. de afstand van de bedrijfswoning tot één van de bedrijfsgebouwen niet groter is dan 25 meter;
  4. door de bedrijfswoning voor de naastgelegen bedrijven milieutechnisch geen belemmering voor hun ontwikkeling ontstaat;
    1. er slechts één bestaande en legale bedrijfswoning aanwezig is;
  5. er nog geen tweede bedrijfswoning bij het bedrijf is gebouwd, die vervolgens is afgezonderd;
  6. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd. 
3.5.5 ten behoeve van plattelandswoning
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:
  1. de bedrijfswoning in gebruik wordt genomen als burgerwoning en het bedrijf waartoe de bedrijfswoning behoort de bedrijfsactiviteiten niet heeft beëindigd;
  2. het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning is niet toegestaan indien er sprake is van een intensieve veehouderij;
  3. er sprake dient te zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  4. het aantal woningen mag niet toenemen;
  5. er geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven mogen optreden. 
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.6.1 Verbod
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  2. het aanleggen, verbreden, verharden en verwijderen van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  3. het aanbrengen van hoogopgaande beplanting, diepwortelende beplanting, houtopstanden en bebossing en het aanplanten van gronden ter plaatse van de aanduiding 'openheid';
  4. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden met meer dan 0,4 m;
  5. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen. 
3.6.2 Voorwaarden
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het werk, geen bouwwerk zijnde of de werkzaamheid dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.
 
3.6.3 Uitzondering
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  3. werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die worden uitgevoerd binnen het bouwvlak. 
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.7.1 Wijzigen en/of vergroten van het bouwvlak grondgebonden agrarisch bedrijf
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak van een grondgebonden agrarisch bedrijf, waarbij artikel 3.2.1 onder e van deze planregels van overeenkomstige toepassing is, en mits:
  1. de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. het bouwvlak hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan 2 ha;
  3. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. 
3.7.2 Wijzigen en/of vergroten van het bouwvlak intensieve veehouderij
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor wat betreft het wijzigen van het bouwvlak en/of vergroten van de oppervlakte van het bouwvlak van een intensieve veehouderij, waarbij artikel 3.2.1 onder e van deze planregels van overeenkomstige toepassing is, en mits:
  1. de wijziging en/of vergroting noodzakelijk is in het kader van een doelmatige uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  2. deze bevoegdheid mag uitsluitend worden uitgeoefend ter plaatse van de aanduidingen 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' en 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied';
  3. het bouwvlak hierdoor geen groter aaneengesloten oppervlak krijgt dan:
    1. 3 ha ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' dan wel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie';
    2. 2 ha ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' voor zover gelegen buiten de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - sterlocatie', met dien verstande dat maximaal 1,5 ha van het bouwvlak mag worden gebruikt ten behoeve van intensieve veehouderij;
  4. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden. 
3.7.3 Omschakeling van een agrarisch bouwvlak naar wonen
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging van het agrarisch bedrijf omzetten van een agrarisch bouwvlak in de bestemming Wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. deze bevoegdheid mag niet worden uitgeoefend ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' met uitzondering van locaties die niet geschikt zijn om te worden hergebruikt ten behoeve van de intensieve veehouderij;
  2. uitsluitend de bestaande en legale bedrijfswoning(en) mogen worden gebruikt voor wonen;
  3. bijgebouwen zijn toegestaan met een maximale oppervlakte van 150 m2 per woning, met dien verstande dat verhoging van deze oppervlakte tot maximaal 450 m2 is toegestaan, mits:
    1. de oppervlakte van de nieuwe bijgebouwen maximaal 300 m2 bedraagt;
    2. de op het erf bestaande karakteristieke bebouwing behouden blijft;
    3. binnen de gemeente Hof van Twente het drievoudige van de nieuw te bouwen oppervlakte wordt gesloopt;
  4. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  5. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
  6. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
  
Artikel 4 Water
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterhuishoudkundige doeleinden;
  2. waterberging, waterlopen en waterkeringen;
  3. extensieve dagrecreatie;
  4. het behoud en versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden;
  5. bouwwerken ten behoeve van zandwinning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning';
  6. agrarisch medegebruik;
  7. ontsluitingsvoorzieningen en ontsluitingsvoorzieningen voor naastgelegen bestemmingen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers en wegen en paden.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
 
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
 
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, maximaal:
  1. bruggen en viaducten 8 m;
  2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4,5 m. 
4.2.3 Afwijking ter plaatse aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning'
 
In aanvulling op het bepaalde in artikel 4.2.2 mogen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandwinning' ondergrondse bouwwerken ten behoeve van zandwinning worden gebouwd.
 
4.2.4 Toepassing bouwregels
 
Bij het toepassen van de bouwregels zoals opgenomen in dit artikel worden tevens de algemene bouwregels zoals opgenomen in artikel 9 in acht genomen.
 
4.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.3.1 Verbod
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning water zoals bedoeld in artikel 4.1 te verondiepen.
 
4.3.2 Weigering
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het verondiepen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of ecologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
 
4.3.3 Uitzonderingen
 
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 is nodig voor:
  1. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  2. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende omgevingsvergunning.
  
Artikel 5 Waarde - Archeologische verwachting 1
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
5.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande en legale gebouwen niet worden vergroot.
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
 
5.3.1 Afwijking gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
5.3.2 Uitzondering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet vereist, indien:
  1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande en legale fundering wordt benut;
  3. de, voor het bouwen benodigde, grondbewerkingen niet dieper zijn dan 0,40 m vanaf maaiveld of het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m2. 
5.3.3 Advies archeologisch deskundige
 
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
 
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
5.4.1 Verbod
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het verlagen van de bodem of afgraven van gronden;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  5. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  6. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  7. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies. 
5.4.2 Voorwaarde
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
 
5.4.3 Uitzondering
 
Het in artikel 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 2.500 m2 of van bodemingrepen niet dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  3. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 of een ontgrondingvergunning;
    3. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht. 
5.4.4 Advies archeologisch deskundige
 
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en eventueel te stellen voorwaarden.
 
 
Artikel 6 Waarde - Archeologische verwachting 2
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
6.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande en legale gebouwen niet worden vergroot.
 
6.3 Afwijken van de bouwregels
 
6.3.1 Afwijking gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
6.3.2 Uitzondering
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1 is niet vereist, indien:
  1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande en legale fundering wordt benut;
  3. de, voor het bouwen benodigde, grondbewerkingen niet dieper zijn dan 0,40 m vanaf maaiveld of het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 5.000 m2. 
6.3.3 Advies archeologisch deskundige
 
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.3.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
 
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.4.1 Verbod
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 6.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodem verlagen of afgraven van gronden;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  5. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  6. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  7. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies. 
6.4.2 Voorwaarde
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
 
6.4.3 Uitzondering
 
Het in artikel 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 5.000 m2 of van bodemingrepen niet dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  3. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 of een ontgrondingvergunning;
  5. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht. 
6.4.4 Advies archeologische deskundige
 
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en eventueel te stellen voorwaarden.
 
 
Artikel 7 Waarde - Archeologische verwachting 3
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
 
7.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande en legale gebouwen niet worden vergroot.
 
7.3 Afwijken van de bouwregels
 
7.3.1 Afwijking gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
 
7.3.2 Uitzondering
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1 is niet vereist, indien:
  1. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  2. het bouwplan betrekking heeft op wijziging of vervanging van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande en legale fundering wordt benut;
  3. de, voor het bouwen benodigde, grondbewerkingen niet dieper zijn dan 0,40 m vanaf maaiveld of het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 10 ha. 
7.3.3 Advies archeologisch deskundige
 
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.3.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Verbod
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  2. het bodem verlagen of afgraven van gronden;
  3. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  4. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen en het aanbrengen van drainage;
  5. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  6. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  7. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies. 
7.4.2 Voorwaarde
 
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
 
7.4.3 Uitzondering
 
Het in artikel 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
  1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  2. er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 10 ha of van bodemingrepen niet dieper dan 0,40 m vanaf maaiveld;
  3. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  4. de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden:
    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 of een ontgrondingvergunning;
  5. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht. 
7.4.4 Advies archeologisch deskundige
 
Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en eventueel te stellen voorwaarden.
 
 
3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 9 Algemene bouwregels
 
9.1 Bestaande maatvoering
 
9.1.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken
 
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de regels van dit plan is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
 
9.1.2 Bestaande afstand bouwwerken
 
In die gevallen dat de bestaande afstand van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de regels van dit plan is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
 
9.1.3 Bestaande dakhelling
 
In die gevallen dat de bestaande dakhelling van gebouwen, die in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de regels van dit plan is voorgeschreven, geldt die dakhelling in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
 
9.1.4 Bestaande oppervlaktes
 
Het bepaalde in artikel 9.1.1 met betrekking tot de bestaande oppervlakte is niet van toepassing in geval van sloop en herbouw van bestaande bijgebouwen.
 
9.1.5 Bestaande inhoud
 
Het bepaalde in artikel 9.1.1 met betrekking tot de bestaande inhoud is niet van toepassing in geval van sloop en herbouw van bestaande woningen.
 
9.2 Situering windmolen(s)
 
9.2.1 Situering windmolen(s) gasleiding
 
Een windturbine moet buiten de high impact zone van de gasleiding liggen. Mocht er een gasleiding binnen deze zone liggen dan moet er contact worden opgenomen met de leidingbeheerder en overeenstemming worden bereikt.
 
9.2.2 Situering windmolen(s) hoogspanningsleiding
 
De afstand van een kleine windturbine (tot en met 15 meter hoogte) tot bovengrondse hoogspanningsinfrastructuur bedraagt niet minder dan de maximale werpafstand bij twee maal nominaal toerental van de turbine, tenzij de netbeheerder instemt met een kortere afstand.
 
9.3 Dakhelling gebouwen
 
9.3.1 Dakhelling gebouwen
 
De dakhelling van gebouwen bedraagt minimaal 18º met uitzondering van boog- en serrestallen en ondergeschikte aan en uitbouwen tenzij anders bepaald in hoofdstuk 2.
 
9.3.2 Afwijken dakhelling
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.3.1 voor het toestaan van een lagere dakhelling in het geval van bijzondere bouwvormen die door de welstandscommissie als zodanig zijn aangemerkt.
 
9.4 Situering woningen
 
9.4.1 Afstand tot de weg
 
De afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg bedraagt minimaal de bestaande afstand.
 
9.4.2 Afwijking afstand tot de weg
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.4.1 voor het toestaan van een kleinere afstand van een (bedrijfs)woning tot de openbare weg, mits een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd.
 
9.4.3 Afstand woning tot agrarisch bedrijf
 
De afstand van een (bedrijfs)woning tot een bouwvlak van een agrarisch bedrijf bedraagt minimaal 50 m, dan wel de bestaande kleinere afstand.
 
9.5 Situering bijgebouwen en paardenbakken
 
Voor het bouwen van bijgebouwen en paardenbakken geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd op een afstand van minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de, op het betrokken bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning.
 
9.5.1 afwijking
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9.5 voor het toestaan van het bouwen van bijgebouwen en paardenbakken voor de voorgevel van de, op het betrokken bouwperceel gelegen (bedrijfs)woning, mits er achter de voorgevel geen ruimte is vanwege bijvoorbeeld de ligging aan de openbare weg.
 
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
 
10.1 Strijdig gebruik
 
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
  1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. een gebruik van gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatie, anders dan de regels van de bestemmingen toestaan;
  5. een gebruik van recreatiewoningen, stacaravans, plattelandsappartementen, boerderijkamers en trekkershutten ten behoeve van permanente bewoning en/of zorgvoorzieningen.
  6. het (zelfstandig) bewonen van vrijstaande gebouwen, niet zijnde woningen.
  
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
 
11.1 Luchtvaartverkeerzone
 
11.1.1 Aanduidingsomschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'luchtvaartverkeerzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de luchtvaartverkeerzone.
 
11.1.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde in de daar voorkomende bestemmingen mogen op de in artikel 11.1.1 bedoelde gronden geen bouwwerken met een bouwhoogte hoger dan 40 m worden gebouwd.
 
11.2 Reconstructiewetzones
 
Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - landbouwontwikkelingsgebied' gelden de regels zoals opgenomen in de bestemming 'Agrarisch met waarden' (artikel 3) voor deze afzonderlijke gebieden.
 
11.3 Vrijwaringszone - radar
 
11.3.1 Aanduidingsomschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een radarverstoringsgebied.
 
11.3.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mag niet hoger worden gebouwd dan 45 m.
 
11.3.3 Afwijken van de bouwregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.3.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is gevraagd aan de beheerder van het radarverstoringsgebied.
  
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
 
12.1 Afwijking herbouw karakteristieke woningen
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de maximaal toegestane inhoudsmaat van een woning met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de inhoud bedraagt maximaal de inhoud van de bestaande en legale woningen met de aangebouwde bedrijfsruimte;
  2. de afwijking is alleen van toepassing op woningen:
    1. met een voor de streek kenmerkende bouwstijl;
    2. die zijn gesitueerd binnen een traditioneel erfensemble;
    3. waarvan de karakteristieke gevelindeling verloren is gegaan en niet kan worden hersteld;
    4. waarvan de oorspronkelijke bouwkundige karakteristiek niet in redelijkheid is te herstellen;
    5. de oorspronkelijke bouwstijl wordt teruggebouwd;
  3. het bepaalde onder b is aangetoond door middel van een bouwhistorisch en bouwkundig onderzoek;
  4. het traditionele erfensemble blijft behouden;
  5. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte;
  6. de goothoogte bedraagt maximaal de bestaande goothoogte;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd. 
12.2 Afwijking vergroten bestaande en bestemde woningen
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de maximale toegestane inhoudsmaat van een woning:
  1. tot een inhoud van 900 m³ met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan of;
  2. tot een inhoud van 1.500 m³, mits kan worden voldaan aan onderstaande staffelmethode ten opzichte van compensatie: 
Vergroting woning m³ (vanaf 900 m³)  
Compensatie m² sloopmeters  
0-100  
150  
100-200  
200  
200-300  
400  
300-400  
600  
400-500  
800  
500-600  
1.000  
 
  1. tot een inhoud van 2.000 m³, mits minimaal aan 1.500 m² (voormalige) (agrarische) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
Om gebruik te maken van de afwijkingsbevoegdheid 12.2 b, of 12.2 c zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
  1. de oppervlakte te slopen bebouwing is afkomstig uit de gemeente Hof van Twente;
  2. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan, bij het opstellen wordt een landschapsdeskundige geraadpleegd;
  3. de minimale investering in ruimtelijke kwaliteit is vastgelegd in een schetsplan van de bebouwing en erfinrichtings- en/of beplantingsplan met een instandhoudingstermijn van 10 jaar. Het erfinrichtings- en/of beplantingsplan met instandhoudingstermijn zijn onderdeel van de te verlenen omgevingsvergunning;
  4. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en/of gebruikers van omliggende gronden 
12.3 Afwijking bijgebouwen tot 450 m2
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het bouwen van één of meer bijgebouwen binnen een woonbestemming tot een gezamenlijke oppervlakte van meer dan 150 m2, mits:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen niet meer bedraagt dan 450 m2;
  2. binnen de gemeente Hof van Twente het tweevoudige van de nieuw te bouwen oppervlakte wordt gesloopt;
  3. de op het erf bestaande karakteristieke bebouwing behouden blijft;
  4. de nieuw te bouwen bijgebouwen aansluiten bij de (karakteristiek van de) te handhaven bebouwing;
  5. uit een inrichtingsplan blijkt dat de erfstructuur wordt gehandhaafd dan wel verbeterd, zowel ten aanzien van beplanting als bebouwing;
  6. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden 
12.4 Afwijking evenementen
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het tijdelijk gebruik van gronden voor evenementen, mits:
  1. er voldoende parkeerplaatsen al dan niet op eigen terrein aanwezig zijn;
  2. de aan te brengen voorzieningen tijdelijk zijn wat inhoudt dat het houden van een evenement niet mag leiden tot onomkeerbare voorzieningen en/of ingrepen;
  3. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  4. de belangen van eigenaars en/of gebruikers van betrokken of nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad. 
12.5 Afwijking van specifieke gebruiksregels
 
Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de artikelen ten aanzien van de voorwaardelijke verplichtingen voor de uitvoering van inrichtingsplannen., met dien verstande dat deze minimaal gelijk zijn aan de genoemde landschapsmaatregelen als gesteld in het betreffende inrichtingsplan Verder geldt het volgende:
  • er wordt voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarde als gesteld in het inrichtingsplan;
  • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven.
   
12.6 Algemene afwijkingsregels
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
  1. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  2. van de regels en de bouw toestaan van niet voor bewoning bestemde gebouwen met een oppervlakte van ten hoogste 75 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 4 m ten dienste van het openbaar nut, zoals schakelhuisjes, wachthuisjes, transformatorhuisjes, telefooncellen, vleermuizenkelders, alsmede andere bouwwerken, zoals muurtjes, standbeelden, kleine religieuze bouwwerken en lichtmasten; gasdrukmeetstations en verkooppunten voor motorbrandstoffen uitgezonderd.
  3. de regels en toestaan dat de ashoogte van windmolens wordt vergroot tot maximaal 25 m. Waarbij overeenstemming wordt bereikt met de leidingbeheerder (in vooroverleg) indien er een gasleiding zich binnen de high impact zone van de windturbine bevindt;
  4. de regels en toestaan dat een uitkijktoren gebouwd mag worden met een maximale hoogte van 15 m. 
12.7 Voorwaarden algemene afwijkingsregels
 
Afwijking als bedoeld in artikel 12.6 kan slechts worden toegepast, mits:
  1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
  
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
 
13.1
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor:
  1. het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
    2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
    3. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. de reconstructie van de binnen het plangebied gelegen wegen, met dien verstande dat de op de kaart gegeven bestemming 'Verkeer' ter weerszijden van de weg met ten hoogste 2,5 m mag worden verbreed.
 
 
Artikel 14 Algemene procedureregels
 
Ten aanzien van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden zal de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan moeten zijn gewaarborgd, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden dat:
  1. bodemsanering niet noodzakelijk is dan wel vóór uitvoering van het wijzigingsplan zal plaatsvinden;
  2. met betrekking tot (spoor)wegverkeersgeluid een aanvaardbaar woonklimaat wordt gerealiseerd;
  3. met betrekking tot de luchtkwaliteit een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd, dan wel dat geen onevenredige verslechtering plaatsvindt;
  4. met betrekking tot geurhinder een aanvaardbaar leefklimaat wordt gerealiseerd;
  5. beschermde planten- en diersoorten en biotopen niet onevenredig worden geschaad;
  6. het wijzigingsplan financieel uitvoerbaar is.
 
 
Artikel 15 Regels in verband met vrijkomende agrarische bebouwing
 
15.1 Plattelandsappartementen
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het gebruik van bestaande en legale bedrijfsgebouwen binnen een agrarisch bouwvlak dan wel voor het gebruik van bestaande en legale voormalige agrarische bedrijfsgebouwen binnen een andere bestemming ten behoeve van verblijfsrecreatie in de vorm van minimaal twee plattelandsappartementen, met inachtneming van de volgende voorwaarden: 
  1. de oppervlakte van één plattelandsappartement is niet groter dan 50 m2; de totale oppervlakte van de kamers is niet groter dan 300 m2. Het aantal slaapplaatsen is niet meer dan 24;
  2. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  3. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  4. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap;
  5. een positieve bijdrage wordt geleverd aan het toeristisch profiel van de gemeente. 
15.2 Nevenactiviteiten
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het gebruik van bestaande en legale bedrijfsgebouwen binnen een agrarisch bouwvlak dan wel voor het gebruik van bestaande en legale voormalige agrarische bedrijfsgebouwen binnen een andere bestemming ten behoeve van:
  • sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en educatieve (buitengebied)functies, waaronder begrepen expositieruimten;
  • verblijfsrecreatie in de vorm van kampeerboerderijen en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  • lichte horeca;
  • stalling en opslag;
  • kantoren;
  • kunstnijverheidsbedrijven;
  • agrarische hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven zoals veehandelsbedrijven en bijenhouderijen;
  • overige bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit Bijlage 2, dan wel daaraan gelijk te stellen activiteiten;
 
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. uitsluitend 25% van de oppervlakte aan de bestaande gebouwen, die gedurende minimaal drie jaren in agrarisch gebruik zijn geweest, mogen worden gebruikt voor de niet-agrarische activiteiten;
  2. indien aangetoond wordt dat de nieuwe activiteiten ondergeschikt blijven aan de hoofdfunctie kan van het percentage in lid b worden afgeweken;
  3. detailhandel, anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde goederen, is niet toegestaan;
  4. de karakteristiek van het gebouw (blijkens de bouwhoogte, goothoogte en dakvorm) en het ensemble van het (voormalige) boerenerf, alsmede de landschappelijke kenmerken mogen niet worden aangetast;
  5. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap;
  6. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  7. In het geval dat het een toeristische ontwikkeling betreft een positieve bijdrage wordt geleverd aan het toeristisch profiel van de gemeente.
15.3 Gebruik inpandige bedrijfsruimte van een boerderij voor bewoning
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het gebruik van een bestaande en legale boerderij binnen een agrarisch bouwvlak, dan wel voor het gebruik van een bestaande en legale voormalige boerderij binnen een andere bestemming ten behoeve van bewoning, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. de nieuwe woonruimte maakt onderdeel uit van de bouwmassa van en vormt een geheel met de (bedrijfs)woning in de boerderij;
  2. de karakteristiek van het gebouw én het beeldbepalende onderscheid tussen woongedeelte en het voormalige bedrijfsgedeelte van de boerderij mogen niet worden aangetast;
  3. omliggende agrarische bedrijven mogen niet onevenredig in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden belemmerd. 
15.4 Wijziging functie in verband met vrijkomende agrarische bebouwing
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het omzetten van een agrarisch bouwvlak, dan wel de bestemmingen 'Wonen', 'Bedrijf - Vab' en 'Wonen - Vab' ten behoeve van niet-agrarische bedrijvigheid in de vorm van:
  • sociale, culturele, kunstzinnige, medische, therapeutische, algemeen maatschappelijke en educatieve (buitengebied)functies, waaronder begrepen expositieruimten;
  • verblijfsrecreatie in de vorm van plattelandsappartementen, kampeerboerderijen en daarmee gelijk te stellen activiteiten;
  • lichte horeca;
  • stalling en opslag;
  • kantoren;
  • kunstnijverheidsbedrijven;
  • agrarisch hulpbedrijven en agrarisch verwante bedrijven in de vorm van loonbedrijven, veehandelsbedrijven, bijenhouderijen;
  • overige bedrijvigheid in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten uit Bijlage 2, dan wel daaraan gelijk te stellen activiteiten;
 
met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. uitsluitend de bestaande gebouwen, die gedurende minimaal drie jaren in agrarisch gebruik zijn geweest, mogen worden gebruikt voor de niet-agrarische activiteiten, nieuwbouw en uitbreiding van bebouwing is niet toegestaan;
  2. detailhandel, anders dan verkoop van ter plaatse geproduceerde goederen, is niet toegestaan;
  3. uitsluitend de bewoning van de (voormalige) bedrijfswoning(en) mag worden voortgezet, nieuwe bedrijfswoningen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw van bestaande (voormalige) bedrijfswoning(en), mogen niet worden gerealiseerd;
  4. de karakteristiek van het gebouw (blijkens de bouwhoogte, goothoogte en dakvorm) en het ensemble van het (voormalige) boerenerf, alsmede de landschappelijke kenmerken mogen niet worden aangetast;
  5. alle gebouwen die niet worden hergebruikt en niet als monumentaal of karakteristiek kunnen worden aangemerkt dienen te worden gesloopt;
  6. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap;
  7. geen onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  8. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan waartoe een landschapsdeskundige wordt geraadpleegd;
  9. In het geval dat het een toeristische ontwikkeling betreft een positieve bijdrage wordt geleverd aan het toeristisch profiel van de gemeente.
  10. sloop en vervangende nieuwbouw is uitsluitend mogelijk mits:
    • dit leidt tot een versterking van de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
    • een substantiële reductie van het bouwvolume plaatsvindt;
    • de oppervlakte van de nieuwbouw bedraagt maximaal 500 m2 en mag niet groter zijn dan de gesloopte oppervlakte. Indien de nieuwbouw groter is dan 500 m2 moet elders binnen de gemeente Hof van Twente het tweevoudige worden gesloopt. 
15.5 Wijziging in verband met Rood voor Rood
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het omzetten van een agrarisch bouwvlak, dan wel de bestemmingen Wonen, Bedrijf, Bedrijf - Vab en Wonen - Vab ten behoeve het toevoegen van een extra woning bij sloop van (voormalige) (agrarische) bebouwing.
  1. De bouw van één extra woning met een inhoud van 750 m3 en 150 m2 aan bijgebouwen als minimaal 1000 m2 aan (voormalige)(agrarische) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt of;
  2. de bouw van één extra woning met in oud van 900 m3 en 150 m2 aan bijgebouwen als minimaal 1000 m2 aan (voormalige) (agrarische) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt met dien verstande dat de gebouwen landschappelijk worden ingepast, wat blijkt uit een in te dienen en door het bevoegd gezag goed te keuren beplantingsplan/inrichtingsplan of;
  3. de bouw van één extra woning met een inhoud tot 1500 m3, mits kan worden voldaan aan onderstaande staffelmethode ten opzichte van compensatie vanaf 900 m3 (naast 1000 m2 sloopcompensatie zoals benoemd in artikel 49.5 lid 1 en 2) of;
    • vergroting 0-100 m3 = 150 m2 sloopcompensatie
    • vergroting 100-200 m3 = 200 m2 sloopcompensatie
    • vergroting 200-300 m3 = 400 m2 sloopcompensatie
    • vergroting 300-400 m3 = 600 m2 sloopcompensatie
    • vergroting 400-500 m3 = 800 m2 sloopcompensatie
    • vergroting 500-600 m3 = 1000 m2 sloopcompensatie
  4. de bouw van één extra woning met een inhoud van maximaal 2000 m3 en 150 m2 aan bijgebouwen als minimaal 2000 m2 aan (voormalige)(agrarische) bedrijfsbebouwing wordt gesloopt;
Om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid van 15.5.a, 15.5.b, 15.5.c, 15.5.d of 15.5 f zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
  1. de (agrarische) bedrijfsvoering op de deelnemende locaties zijn/worden beëindigd en waarbij de milieuvergunning wordt ingetrokken;
  2. de sloop is afkomstig uit de gemeente Hof van Twente;
  3. het gehele complex met (voormalige)(agrarische) gebouwen (inclusief silo's, kelders en erfverharding en dergelijke) wordt gesloopt met uitzondering van de (bedrijfs)woning, karakteristieke bebouwing en/of bebouwing van cultuurhistorische waarden;
  4. de nieuwe woning wordt op de slooplocatie of bij bestaande bebouwing gerealiseerd, zodat een cluster van bebouwing in een samenhangend ensemble ontstaat;
  5. eerdere verplichtingen tot sloop of investeringen in ruimtelijke kwaliteit kunnen niet in de regeling worden ingebracht;
  6. er wordt voorzien in een goede evenredige landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan, bij het opstellen wordt een landschapsdeskundige geraadpleegd;
  7. Er wordt een schetsplan van de nieuwe woning overlegd;
  8. de minimale investering in ruimtelijke kwaliteit wordt vastgelegd aan de hand van een schetsplan van de bebouwing en erfinrichtings- en of beplantingsplan met een instandhoudingstermijn van 10 jaar;
  9. geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de belangen van eigenaren en/of gebruikers van omliggende gronden;
  10. de uitvoerbaarheid van het bouwplan waarvoor de wijziging wordt toegepast, in verband waarmee in elk geval aangetoond moet worden:
  11. de milieuhygiënische situatie van de bodem de ontwikkeling waarvoor de wijziging wordt toegepast niet belemmerd;
  12. dat geen onevenredige aantasting van aan de grond eigen zijnde archeologische waarden zal plaatsvinden.
15.6 Herbouw bestaande veldschuren
 
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingen agrarisch, agrarisch met waarden, natuur en bos voor het opnieuw oprichten van de bestaande aanwezige veldschuur, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
  1. Sloop van alle bebouwing op het perceel waar de veldschuur staat;
  2. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing en erfinrichting door middel van een erfinrichtings- en/of beplantingsplan;
  3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige functies en waarden, waaronder in ieder geval wordt gerekend het (leef)milieu en het landschap;
  4. de bestaande bebouwing met een maximale omvang van 150 m2 mag worden teruggebouwd;
  5. de nieuw te bouwen veldschuur sluit aan bij de karakteristiek van het gebied. Er wordt gebruik gemaakt van duurzame materialen zoals hout en steen. De nieuwe veldschuur wordt uitgevoerd in gedekte kleuren zoals zwart, donkerbruin en donkergroen. Er wordt geen gebruik gemaakt van golfplaten, maar van matte dakpannen in de kleuren zwart of rood. Damwandplaten zijn niet toegestaan;
  6. er moet worden bijgedragen aan de biodiversiteit en schuilgelegenheden voor diersoorten.
  
Artikel 16 Strekking algemene regels
 
Dit hoofdstuk is van toepassing op alle regels zoals opgenomen in hoofdstuk 1 en 2 van dit plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
 
17.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
17.1.1
 
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 
17.1.2
 
Artikel 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
17.2 Overgangsrecht gebruik
 
17.2.1
 
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
17.2.2
 
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
17.2.3
 
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 17.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
17.2.4
 
Artikel 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  
Artikel 18 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hof van Twente, herziening Bollenweg 7 Ambt Delden'.