direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Woutersdijk 5-7, Valburg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op de locatie Woutersdijk 5-7 te Valburg is momenteel een agrarisch bedrijf (intensieve veehouderij) met twee bedrijfswoningen aanwezig. De initiatiefnemers willen de agrarische bedrijfsfunctie beëindigen, de agrarische bedrijfsbebouwing slopen en de twee bedrijfswoningen behouden. Om het initiatief mogelijk te maken, moet de bestemming van de twee bedrijfswoningen worden gewijzigd naar een Woonbestemming. In een later stadium willen de initiatiefnemers één extra woning binnen het plangebied realiseren. Daarvoor zal een afzonderlijke ruimtelijke procedure worden doorlopen.

Het ter plaatse geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' maakt het onder voorwaarden mogelijk om de huidige Agrarische bestemming door middel van een wijziginsplan te wijzigen in een Woonbestemming. Van deze bevoegdheid wordt gebruik gemaakt. Dit wijzigingsplan 'Buitengebied, Woutersdijk 5-7, Valburg' wijzigt de bestemming van percelen Woutersdijk 5 en 7 naar een Woonbestemming, waarbij de voormalige bedrijfswoningen beide worden behouden en een gebruik als burgerwoning wordt toegestaan. Het wijzigingsplan geeft hiermee een nieuw bouw- en gebruikskader voor het perceel. In deze toelichting wordt aangetoond dat wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging en globale begrenzing plangebied

Het plangebied bestaat uit de percelen Woutersdijk 5 en 7 te Valburg. Deze locatie ligt in het buitengebied van de gemeente Overnetuwe, op circa 1 kilometer noordelijk van de kern Valburg. De snelweg A50 ligt circa 550 meter ten westen van het plangebied, dat in een overwegend agrarisch gebied ligt. De ligging van het plangebied is in figuur 1.1 weergegeven.

Het plangebied ziet zoals aangegeven op de percelen Woutersdijk 5 en 7. Kadastraal zijn deze percelen bekend als gemeente Valburg, sectie I, nummers 1299, 1300, 2096 en 2097. Het plangebied wordt omgeven door agrarische percelen en watergangen aan de noord-, oost- en zuidkant. Aan de westkant grenst het plangebied aan de Woutersdijk. De directe omgeving van het plangebied, inclusief indicatieve begrenzing van het plangebied, is in figuur 1.2 weergegeven. De exacte begrenzing volgt uit de verbeelding van het wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1_0001.png"  
Figuur 1.1: ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)  

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1_0002.png"  
Figuur 1.2: indicatieve begrenzing van het plangebied (bron: Bing Maps)  

1.3 Huidig bestemmingsplan

In het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Dit is op 5 maart 2013 vastgesteld door de gemeenteraad van Overbetuwe. Het plangebied is volledig bestemd als 'Agrarisch met waarden', waarbij een intensieve veehouderij op deze locatie is toegestaan vanwege de opgenomen functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Een groot deel van het plangebied omvat tevens een agrarisch bouwvlak. In het plangebied gelden verder de volgende aanduidingen en dubbelbestemmingen: dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 3 en 4', gebiedsaanduiding 'waardevol landschap' en functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid enzegen'.

Een uitsnede van de verbeelding van het huidige bestemmingsplan, met de begrenzing van het plangebied in rood kader, is weergegeven op figuur 1.3.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1_0003.png"  
Figuur 1.3: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' met het plangebied in rood kader weergegeven (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)  

Binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden' is het gebruik van de gronden en bebouwing als burgerwoning niet toegestaan. Het voornemen is om geen agrarische bedrijfsactiviteiten (meer) te verrichten in het plangebied en de twee percelen uitsluitend voor woondoeleinden te gebruiken. Hiervoor is een wijziging van de bestemming naar de bestemming 'Wonen' nodig. In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgeomen om dit mogelijk te maken onder voorwaarden (artikel 4.7.4). Door middel van dit wijzigingsplan wordt de bestemming gewijzigd naar 'Wonen' en wordt het agrarisch bouwvlak verwijderd. In paragraaf 6.1 wordt aangetoond dat het plan voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit plan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven. In hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 8 de bij de totstandkoming van het wijzigingsplan gevolgde procedure beschreven.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Het plangebied bestaat uit de percelen Woutersdijk 5 en 7 te Valburg. Kadastraal zijn deze percelen bekend als gemeente Valburg, sectie I, nummers 1299, 1300, 2096 en 2097. Ter plaatse is op dit moment een agrarische bedrijfslocatie aanwezig. Tot recent was er een nertsenfokkerij aanwezig, maar deze is inmiddels beëindigd. Dit bedrijf beschikt over een groot bedrijfsgebouw en enkele kleinere loodsen. Verder zijn er twee bedrijfswoningen aanwezig: de woningen Woutersdijk 5 (nabij de agrarische bedrijfsbebouwing) en 7 (ten noorden van nr. 5). Beide bedrijfswoningen beschikken over bijbehorende bouwwerken en een tuin rondom de woning. De rest van het plangebied bestaat uit landbouwgrond en enige verharding rondom de bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoningen. Aan de zuidelijke en zuidoostelijke perceelsranden zijn groenvoorzieningen in de vorm van bomenrijen gesitueerd.

Het plangebied wordt omgeven door agrarische percelen en watergangen aan de noord-, oost- en zuidkant. Het ligt in een open agrarisch gebied ten noorden van Valburg, dat doorsneden wordt door de A50 (circa 550 meter ten westen van het plangebied) en aan de zuidkant wordt beëindigd door de spoorlijn Elst-Zetten, circa 800 meter ten zuiden van het plangebied. Ongeveer 500 meter ten noorden van het plangebied stroomt de Linge.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1_0004.png"  
Figuur 2: luchtfoto plangebied (bron: Google Maps)  

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie

De initiatiefnemers hebben de agrarische bedrijfsfunctie (nertsenfokkerij) in het plangebied recent beëindigd en willen deze ook beëindigd houden. De twee bedrijfswoningen worden behouden en zullen worden gebruikt als burgerwoning. Hiervoor is een bestemmingswijziging nodig. Voorwaarde daarbij is dat de agrarische bedrijfsfunctie beëindigd blijft.

De bestaande agrarische bedrijfsbebouwing wordt op termijn gesloopt. Op figuur 3 is te zien welke bebouwing wordt gesloopt (witte stippellijnen) en welke bebouwing er resteert. Er blijven twee compacte woonkavels over, waarop beplanting in de vorm van fruitboomgaarden, hagen, solitaire bomen en erfbeplanting aanwezig zal zijn. De bestaande bijgebouwen worden vooralsnog gehandhaafd. De omliggende gronden in het plangebied behouden een Agrarische bestemming, zonder bouwvlak. Een en ander is in figuur 3 zichtbaar.

Ten noordoosten van de woning Woutersdijk 5 wordt op termijn, na sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing, één extra woning voorzien. Deze is in figuur 3 al indicatief aangegeven. De realisatie van deze woning wordt echter niet middels dit wijzigingsplan toegestaan, maar op basis van een nog te doorlopen afzonderlijke ruimtelijke procedure. Wel voorziet het wijzigingsplan in een Woonbestemming voor deze gronden.

Figuur 3 geeft dus de toekomstige inrichting en de op termijn te slopen bebouwing in de eindsituatie weer. Het plan leidt tot een aanzienlijke reductie van het bebouwd oppervlak en er blijven in eerste instantie twee compacte, landschappelijk ingepaste woonerven over. Na het doorlopen van een tweede ruimtelijke procedure, ullen dit drie erven worden. De woonkavels worden via de twee bestaande in-/uitritten op de Woutersdijk ontsloten. Het plan draagt bij aan een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1_0005.png"  
Figuur 3: inrichtingstekening en landschappelijke inpassing toekomstige situatie, inclusief toekomstige extra woning, die middels afzonderlijke procedure mogelijk zal worden gemaakt (bron: Oostzee)  

De bedoeling is zoals aangegeven, dat in de nabije toekomst in een separate ruimtelijke procedure gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden uit de gemeentelijke beleidsregel 'functieverandering' (zie hierover par. 4.3) om tot maximaal 3 extra woningen te realiseren. Daarvan zal één woning, na sloop van de bestaande bebouwing, ten noordoosten van de woning Woutersdijk 5 worden gerealiseerd. De bouwrechten voor nog maximaal 2 woningen zullen elders binnen de gemeente op een daarvoor passende locatie worden ingezet. Een aanvraag voor de realisatie van de in totaal 3 extra woningen moet binnen 3 jaar na vaststelling van het wijzigingsplan worden gedaan. Hiertoe is tussen de gemeente en initiatiefnemers een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die nu gepland staat voor 1 januari 2023, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Omgevingswet (Ow). Tot de invoering van de Ow heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.

Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht aan grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.

Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.

Het streven naar integraliteit dat onderdeel is van de NOVI valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen.

Beoordeling en conclusie
Het plangebied ligt niet in de nationale hoofdstructuur en omvat een ontwikkeling van lokaal belang, gezien de aard en beperkte schaalgrootte van het plan. Het betreft enkel het omzetten van een agrarische bedrijfsbestemming naar wonen met behoud van de twee bestaande woningen. Er zijn geen nationale belangen, zoals beschreven in de NOVI, in het geding. Het plan is niet in strijd met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Er is sprake van een lokale, kleinschalige planologische wijziging, waarbij geen nationale belangen in het geding zijn. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument, dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een ruimtelijk plan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Ook moet een motivering worden opgenomen dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan ziet op het wijzigen van een agrarische bedrijfsbestemming naar wonen. De bestaande bedrijfswoningen worden beide behouden en zullen als burgerwoningen worden gebruikt. Het aantal woningen blijft dus gelijk. Het bebouwd oppervlak neemt op den duur af door de sloop van de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing. Er is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op het plan.

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Daarna zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld. Het actuele beleid is opgenomen in de geconsolideerde versie van maart 2021. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van de leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het plan wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit plan van belang zijn. Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening of de Omgevingsverordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. In februari 2022 is de meest recente geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening gepubliceerd.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Het plan betreft een bestemmingswijziging van een Agrarische bedrijfs- naar een Woonbestemming. Hierbij wordt de bestaande agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt en worden twee bestaande woningen behouden. Het aantal woningen blijft gelijk en het bebouwd oppervlak neemt op den duur af. Er spelen in principe geen provinciale belangen met een dergelijke bestemmingswijziging, waarbij er in de eindsituatie sprake is van een afname van het ruimtebeslag. Een aantal thema's en aanduidingen uit de verordening is desondanks van belang.

Het plangebied ligt geheel of gedeeltelijk binnen de aanduiding 'Tijdelijk verbod hervestiging/nieuwvestiging/uitbreiding (bestaande) glastuinbouw'. Dit thema is niet van toepassing op het plan, omdat er in de huidige en toekomstige situatie geen sprake is van glastuinbouw.

Verder ligt het plangebied binnen een waardevol open gebied. Nieuwe ruimtelijke plannen in dit gebied mogen niet leiden tot (onevenredige) aantasting van de openheid van dit gebied, waarbij de situatie op 17 oktober 2014 als referentiesituatie geldt (art. 2.55). Vanwege de significante afname van het bebouwd oppervlak, draagt het plan bij aan het versterken van de openheid van het gebied. Er resteren twee compacte woonpercelen en de grootschalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Het plan is in overeenstemming met artikel 2.55 van de verordening. De waardevolle openheid is aanvullend overigens in dit wijzigingsplan geborgd middels de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevol landschap' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid'.

Ook behoort het plangebied tot een in de verordening aangeduid weidevogelgebied. Art. 2.51a stelt regels aan een ruimtelijk plan in dit gebied en stelt dat nieuwe windturbines of zonnevelden niet zijn toegestaan en andere nieuwe activiteiten of ontwikkelingen geen nadelige gevolgen voor de functie van het gebied als broedgebied voor weidevogels mogen hebben. Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor de laatstgenoemde functie. De huidige grootschalige agrarische bedrijfsbebouwing verdwijnt op termijn, waardoor het open weidegebied wordt versterkt. Ter plaatse van de twee woonpercelen is sprake van bestaande woonkavels, waarvan de inrichting niet significant wijzigt. Het plan is in overeenstemming met artikel 2.51a van de verordening.

Tot slot ligt het plangebied in een intrekgebied. In deze gebieden, die bedoeld zijn voor de bescherming van de kwaliteit van het grond-/drinkwater, is de winning van fossiele energie verboden. Hiervan is in dit plan geen sprake.

Verder bepaalt de Omgevingsverordening dat nieuwe woonlocaties uitsluitend zijn toegestaan, wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio (artikel 2.2.1.1). De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda 2020. Hierop wordt in paragraaf 4.3 ingegaan. Het plan voorziet overigens zoals aangegeven niet in een toename van het aantal woningen. De ontwikkeling past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat op regionaal niveau is afgestemd. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in de Omgevingsverordening.

Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

4.3 Gemeentelijk beleid

Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.

De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.

In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:

  • Vitaal buitengebied in beweging;
  • Innovatieruimte voor ondernemerschap;
  • Samen werken aan energietransitie;
  • Gevarieerde dorpse woonomgeving;
  • Netwerk verbonden met samenleving;
  • Voorzieningen geclusterd.

Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.

Beoordeling
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe. Eén van de centrale opgaven uit de Omgevingsvisie is het behouden van een vitaal buitengebied. De gemeente wil dit met differentiatie bereiken. In het buitengebied worden zeven deelgebieden onderscheiden, met specifieke ambities per deelgebied, die op concrete situaties worden toegepast.

Het plangebied ligt in een agrarische zone, waar de agrarische bedrijfsvoering het hoofdgebruik is. Deze gebieden worden onderscheiden in open kommen (kenmerkende openheid en grootschaligheid, weidevogelgebieden) en oeverwallen (verdicht en kleinschaliger). Het plangebied maakt onderdeel uit van een open kommengebied. Door de reductie van bebouwing in de beoogde eindsituatie, past het plan bij de doelstellingen van de gemeente voor dit gebied. Hoewel de agrarische functie de hoofdfunctie in het gebied is, doet de wijziging geen afbreuk aan het primaat van deze functie. Er worden geen agrarische bedrijven belemmerd (zie daarvoor tevens hoofdstuk 5 van deze toelichting) en een groot deel van het plangebied blijft ingericht als weide. Dit sluit dus goed aan op de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving. Het plangebied is te beschouwen als een geschikte woonlocatie, nabij de bebouwde kom van Valburg. Hierdoor wordt tevens bijgedragen en de opgave tot behouden en versterking van een gevarieerde dorpse woonomgeving met voldoende woningen.

De beoogde wijziging past al met al bij de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.

Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen, die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning), vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome groei van het aantal huishoudens.

Beoordeling en conclusie
Met dit wijzigingsplan wordt de huidige Agrarische bedrijfsbestemming in het plangebied gewijzigd in een Woonbestemming. Omdat er in de huidige situatie al twee bedrijfswoningen aanwezig zijn en deze worden behouden, blijft het aantal woningen per saldo gelijk. De wijziging past dus binnen de kwantitatieve woningbouwdoelstellingen.

In kwalitatief opzicht wordt opgemerkt dat de beoogde wijziging naar wonen in ruimtelijk en functioneel opzicht past in de omgeving. Dit is voorgaand onder 'Omgevingsvisie Overbetuwe 2040' al toegelicht. Het plangebied is een geschikte locatie om te wonen, gelegen in een open gebied op betrekkelijk korte afstand van de bebouwde kom. Het plan voldoet ook in kwalitatief opzicht aan de uitgangspunten van de Woonagenda Overbetuwe 2020.

Beleidsregel 'Functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied'
In 2008 is de beleidsregel 'functieverandering en nieuwvestiging in het buitengebied' opgesteld. Deze bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.

Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan wijzigt de bestaande agrarische bedrijfsfunctie in een woonfunctie. De beleidsregel is hierop van toepassing. Het plangebied ligt in het gebied Agrarisch gebied met waarden. Een functieverandering van agrarisch naar wonen is binnen dit gebied mogelijk. Met onderhavig wijzigingsplan worden de twee bestaande bedrijfswoningen behouden en worden geen extra woningen toegevoegd.

In de beoogde eindsituatie wordt meer dan 3.000 m² aan bebouwing gesloopt. Daarvoor wordt in een separate ruimtelijke procedure gebruik gemaakt van de mogelijkheden uit de beleidsregel om tot maximaal 3 extra woningen te realiseren. Een aanvraag hiertoe moet binnen 3 jaar na vaststelling van het wijzigingsplan worden gedaan. Hiertoe is tussen de gemeente en initiatiefnemers een privaatrechtelijke overeenkomst afgesloten.

Onderhavig wijzigingsplan is in overeenstemming met de beleidsregel.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling is het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.

Beoordeling en conclusie
Met dit wijzigingsplan wordt de bestaande agrarische bedrijfsbestemming aan de Woutersdijk 5 en 7 te Valburg gewijzigd in een Woonbestemming. Er blijven twee vrijstaande woningen aanwezig (de voormalige bedrijfswoningen). Een voorwaarde om medewerking te kunnen verlenen aan deze wijziging is dat een goede landschappelijke inpassing van de beide woonpercelen op basis van een inrichtingsplan plaatsvindt. Er is daarom een inrichtingsplan opgesteld ( bij de regels), waarbij het LOP als belangrijk kader is gebruikt. Op afbeelding 4 is een schetsmatige weergave van de beoogde inrichting en inpassing zichtbaar. Hierop is indicatief ook het in de toekomst beoogde derde woonpercelen ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1_0007.png"  
Figuur 4: landschappelijke inpassing woonpercelen, incl. toekomstige nieuwe woning op basis van afzonderlijke procedure (bron: Oostzee); zie voor een duidelijker beeld Bijlage 1 .  

Het plangebied maakt deel uit van het oeverwallen- en stroomruggenlandschap, waar gestreefd wordt naar behoud van ruimtelijke afwisseling en versterking van kleinschaligheid op de oeverwallen. Het plangebied ligt in een open komgebied, het deelgebied 2 'Open kommen Hollanderbroek, Leindermeint, De Meilanden en Weerbroek'. Dit deelgebied wordt beschouwd als een belangrijk agrarisch gebied binnen de gemeente, waarin het gewenst is om de openheid in stand te houden. Concreet zijn (onder andere) de volgende relevante doelstellingen en acties voor het deelgebied geformuleerd:

  • Open ruimte in de kommen in stand houden en versterken;
  • Versterking contrast tussen openheid kommen en kleinschaligheid op de oeverwallen;
  • Stimuleren weidevogelbeheer;
  • Benutten kansen ecologie met watersysteem.

Het plan voorziet op den duur in de sloop van de huidige agrarische bedrijfsbebouwing, die van aanzienlijke omvang is. De openheid wordt hierdoor in het oostelijk deel van het plangebied verder versterkt. De toekomstige inrichting biedt ook kansen voor het weidevogelbeheer, omdat extra grasland wordt toegevoegd. De twee woonpercelen worden landschappelijk ingepast door middel van onder meer struweelhagen, hoogstamboomgaarden en solitaire bomen en kleine boomgroepen met streekeigen soorten. Deze inpassing en inrichting versterkt enerzijds het contrast met het open gebied, maar zorgt anderzijds nadrukkelijk voor behoud van de oriëntatie van de woonpercelen en woningen met dit open gebied. Toevoeging van streekeigen beplantingselementen draagt bij aan de belevingswaarde.

Het plan sluit goed aan bij de doelstellingen uit het LOP.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Dit wijzigingsplan wijzigt de bestemming in het plangebied van een Agrarisch bedrijfs- naar een Woonbestemming. De bestaande woningen blijven daarbij behouden en er worden geen additionele bouwmogelijkheden geboden. Of voor deze bestemmingswijziging een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, hangt af van de vraag of de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer de voorgenomen de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r. moet worden getoetst of er sprake is van nadelige milieugevolgen. Is dat het geval, dan moet een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen.

Beoordeling en conclusie
Met dit wijzigingsplan wordt zoals gezegd een agrarische bedrijfslocatie wegbestemd. De twee bedrijfswoningen worden herbestemd tot burgerwoningen. De voorgenomen bestemmingswijziging komt niet voor als activiteit in Bijlage C en D van het Besluit m.e.r., mede omdat er vanwege de aard en omvang van de wijziging geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het aantal woningen blijft immers gelijk en er wordt geen extra bebouwing mogelijk gemaakt. Er worden daarom geen m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt.

Een m.e.r.(beoordelings-)procedure in het kader van dit wijzigingsplan is niet noodzakelijk en er hoeft geen vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een ruimtelijk plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In een akoestisch onderzoek kunnen wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt buiten beschouwing worden gelaten. Het akoestisch onderzoek richt zich op de geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone. De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg.

De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) afkomstig van wegverkeer bedraagt voor nieuwe woningen 48 dB (Lden). Onder bepaalde voorwaarden, als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en het voldoen aan de grenswaarden onoverkomelijke bezwaren ontmoet van landschappelijke, stedenbouwkundige of financiële aard, mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld.

Beoordeling en conclusie
De bestemming wijzigt van een Agrarische bedrijfs- naar een Woonbestemming. Hierbij worden de twee bestaande bedrijfswoningen behouden als woningen. De situering hiervan wijzigt zowel feitelijk als planologisch niet. Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is er sprake van een geluidgevoelig object. In akoestisch opzicht wijzigt de situatie niet. Er is daarom geen aanleiding tot het uitvoeren van akoestisch onderzoek.

Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor het plan.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • 1. het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • 2. het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2µg/m3).

Beoordeling en conclusie
Dit wijzigingsplan wijzigt de bestemming van een agrarisch bedrijfsperceel naar een Woonbestemming, met behoud van de twee bestaande woningen. De wijziging leidt niet tot een toename van de te verwachten verkeersgeneratie (zie ook paragraaf 5.13). Ook anderszins worden geen activiteiten mogelijk gemaakt die een negatief effect op de luchtkwaliteit hebben. Het project valt daarom zonder meer onder de regeling NIBM. Daarnaast voldoet de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied naar verwachting ruimschoots aan de normstelling, zo blijkt uit raadpleging van de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Het aspect luchtkwaliteit zorgt daarom niet voor belemmeringen.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden, zodat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Richtafstanden
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

Omgevingstype
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.

Beoordeling
Dit wijzigingsplan wijzigt een bestaande milieubelastende functie (nertsenfokkerij) naar een gevoelige bestemming (twee woningen). Gezien de aard van de toekomstige functie heeft het plan geen invloed op het woon- en leefklimaat in de omgeving. Wel kan de wijziging naar een gevoelige bestemming leiden tot beperkingen voor omliggende bedrijven en moet worden beoordeeld of er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. In dit verband is van belang dat in de huidige situatie reeds twee bedrijfswoningen zijn toegestaan en feitelijk aanwezig zijn en dat de situering daarvan niet verandert. Omdat in de huidige situatie met de aanwezigheid van deze bedrijfswoningen rekening gehouden moet worden door omliggende bedrijvigheid, levert de wijziging geen (nieuwe) beperkingen voor andere functies op. Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden tot het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen op nabijgelegen agrarische gronden van derden. Er moet in principe een afstand van ten minste 50 meter tussen dergelijke gronden en gevoelige bestemmingen (alle bestemmingen uitgezonderd agrarische bedrijvigheid) worden gehouden. Een bedrijfswoning is ook in dit opzicht een gevoelige functie, waarmee men in de bestaande situatie al rekening dient te houden.

Ook kan redelijkerwijs worden aangenomen dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen. In de directe omgeving zijn weinig milieubelastende functies gevestigd. Tegenover het perceel Woutersdijk 5 ligt wel een agrarisch bouwvlak (Woutersdijk 10). Voor dit adres is op 20 september 2018 een milieucontrole uitgevoerd, waarbij is geconstateerd dat het agrarisch bedrijf niet meer bestaat. Wel kunnen op basis van het huidige bestemmingsplan grondgebonden agrarische bedrijfsactiviteiten worden verricht op dit perceel en is opslag binnen het bouwvlak toegestaan. Het bouwvlak is echter van zodanig kleine omvang, dat hier geen reëel agrarisch bedrijf gevestigd kan worden. De ter plaatse mogelijke functies zijn maximaal te plaatsen in milieucategorie 3.1. Hiervoor geldt een grootste richtafstand van 50 meter voor het aspect geur. Aan deze afstand wordt voor de woning Woutersdijk 7 voldaan, omdat deze op circa 70 meter afstand ligt. Voor de woning Woutersdijk 5, met een onderlinge afstand van 30 meter tot het agrarisch bouwvlak, wordt aan de richtafstand voor het aspect geur niet voldaan, maar ten aanzien van de aspecten geluid, stof en gevaar wel.

Eventuele toekomstige bedrijvigheid zal rekening moeten houden met de aanwezigheid van de twee woningen in het plangbied, maar dat is in de huidige situatie eveneens het geval voor de twee bestaande bedrijfswoningen. Dit is dus vergelijkbaar met de huidige situatie. Zodoende is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gewaarborgd en wordt de eigenaar van het agrarisch bouwvlak aan de overzijde van de weg niet beperkt door de bestemmingswijziging, die met dit wijzigingsplan mogelijk wordt gemaakt.

De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van omliggende gronden worden dus niet onevenredig geschaad en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan voldoende worden gegarandeerd. Nader onderzoek in het kader van de onderhavige wijziging wordt om de voorgaande redenen niet noodzakelijk geacht.

Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de bestemmingswijziging. Er zijn geen beperkingen over en weer ten opzichte van andere functies.

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Met behulp van verspreidingsmodellen kan de geurbelasting vanuit dierenverblijven op geurgevoelige objecten worden berekend. De geurbelasting van een individuele veehouderij wordt ‘voorgrondbelasting’ genoemd. De geurbelasting is afkomstig van dieren, waarvoor in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) een omrekeningsfactor is vastgesteld, zoals varkens, vleesvee, pluimvee, schapen en geiten. De maximaal toegestane geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten is afhankelijk van de ligging (concentratiegebied of geen concentratiegebied en binnen of buiten de bebouwde kom).

Naast geurnormen stelt de Wgv ook eisen aan de (vaste) afstanden van veehouderijen tot geurgevoelige objecten. De afstanden gelden voor dieren waarvoor in de Rgv geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zoals melkrundvee, vrouwelijk jongvee en paarden. De minimaal aan te houden afstand bedraagt 50 meter tot een geurgevoelig object in het buitengebied.

Beoordeling
Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is er sprake van geurgevoelige objecten in de vorm van de twee (bedrijfs)woningen. In dit opzicht wijzigt er dus niets. Dit betekent dat er geen belemmeringen voor veehouderijen optreden. Overigens zijn er in de ruime omtrek van het plangebied op dit moment ook geen veehouderijen aanwezig. Gezien deze omstandigheden is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied voldoende gewaarborgd. Nader geuronderzoek is niet noodzakelijk.

Het plan voorziet in het verwijderen van een intensieve veehouderijbestemming. Dit leidt tot een verbetering van de geursituatie in de omgeving.

Conclusie
De Wgv vormt geen belemmering in het kader van dit plan.

5.6 Bodem

In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder d) is bepaald dat voor de uitvoerbaarheid van een plan rekening moet worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en of nader onderzoek en eventueel saneringen noodzakelijk zijn. Voor de gevallen waarin de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, bepaalt de Wet bodembescherming dat de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. Daarom is een bodemonderzoek conform de NEN 5740-richtlijnen in die gevallen noodzakelijk.

Beoordeling
Dit wijzigingsplan ziet op het wegbestemmen van een agrarische bedrijfslocatie en op een functiewijziging van de twee bestaande bedrijfswoningen. In de huidige situatie is er bij de toekomstige woonpercelen al sprake van een gevoelige bestemming, omdat er een bedrijfswoning is toegestaan en deze ook aanwezig is. De bedrijfswoningen worden behouden en na de wijziging als reguliere woningen gebruikt. De bestemming wordt hiermee niet gevoeliger. Bovendien vinden er geen relevante bodemingrepen plaats op deze gronden. Een verkennend bodemonderzoek is daarom niet benodigd.

De bestemming ter plaatse van de voormalige en te slopen agrarische bedrijfsbebouwing blijft vooralsnog een agrarische bestemming. Hiervoor is een bodemonderzoek op dit moment niet noodzakelijk.

Conclusie
Het aspect 'bodem' levert geen belemmeringen op voor dit plan.

5.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Het bestemmingsplan wijzigt de agrarische bedrijfsfunctie in het plangebied naar wonen. Hierbij worden de agrarische bedrijfsactiviteiten beëindigd. De twee bestaande bedrijfswoningen worden herbestemd tot burgerwoningen. Het ruimtelijk plan staat met deze wijzigingen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toe. Omdat nieuwbouw van dergelijke objecten is uitgesloten en het aantal personen niet toeneemt, kan een toetsing aan het aspect externe veiligheid in principe achterwege blijven.

In het kader van de beoordeling van het woon- en leefklimaat is door middel van de risicokaart in beeld gebracht of er risicobronnen in de direct omgeving liggen. Op figuur 5.1 is een uitsnede van de risicokaart zichtbaar. De informatie uit de risicokaart levert de volgende bevindingen op.

Buisleidingen
In de nabijheid van het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig. Het meest nabij gelegen relevante object betreft de gasleiding N-574-10, die zich ruim 500 meter noordelijk van het plangebied bevindt. Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied en de plaatsgebonden risicocontouren van deze buisleiding.

Risicovolle inrichtingen
In de directe omgeving zijn geen Bevi-inrichtingen aanwezig. Het enige relevante object is het containeruitwisselpunt Valburg (CUP), dat ca. 1.800 meter ten zuiden van het plangebied ligt. Het invloedsgebied van het CUP reikt over het plangebied. Omdat het plan niet van relevante invloed is op de hoogte van het groepsrisico, vormt dit geen belemmering. Verderop in deze paragraaf is zorgvuldigheidshalve een beperkte verantwoording van het groepsrisico opgenomen. Door de grote afstand tot het CUP zijn er geen onevenredige belemmeringen van het woon- en leefklimaat in de vorm van onaanvaardbare risico's aan de orde.

Transportroutes
Ca. 550 meter ten westen van het plan ligt de Rijksweg A50. Het plangebied ligt daarmee buiten de plaatsgebonden risicocontour van deze transportroute. Wel ligt het plangebied binnen het invloedsgebied van de Rijksweg A50. Omdat de afstand tussen het plangebied en de risicobron groter is dan 200 meter, hoeft het groepsrisico alleen beperkt verantwoord te worden. Hoewel het plan geen relevante invloed op de hoogte van het groepsrisico heeft, wordt hierna zorgvuldigheidshalve kort ingegaan op het groepsrisico. Onaanvaardbare risico's zijn op basis van die verantwoording niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0380BUITwoutersd57-VSG1_0008.png"  
Figuur 5.1: uitsnede risicokaart met plangebied in zwart kader (raadpleging 8 juni 2022)  

Verantwoording groepsrisico
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het CUP en de Rijksweg A50. Vanwege de grote afstand tot deze risicobronnen (>200 meter), hoeft het groepsrisico alleen beperkt verantwoord te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en beheersbaarheid (beperkte verantwoordingsplicht).

De gemeente heeft bij het invullen van de beperkte verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Zoals eerder al is aangegeven, neemt het aantal personen als gevolg van de bestemmingswijziging niet toe. Daarnaast ligt het plangebied op relatief grote afstand van beide risicobronnen. De invloed op het GR zal daarom minimaal zijn. De aanwezigen in het plangebied kunnen voldoende zelfredzaam worden geacht. Er zijn voldoende vluchtmogelijkheden, omdat vanuit beide vrijstaande woningen naar meedere kanten kan worden gevlucht.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid in geval van een calamiteit bestaan geen belemmeringen. Het plan is niet van invloed op de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid. Bestrijding zal in geval van een ramp voornamelijk aan de bron plaatsvinden.

De gemeente acht het groepsrisico verantwoord en het restrisico wordt geaccepteerd.

Conclusie
Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van twee risicobronnen. Het staat geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten toe en heeft geen relevante invloed op de hoogte van het groepsrisico. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid zijn voldoende en het plan heeft geen invloed op de bestrijdbaarheid. Het restrisico wordt acceptabel geacht. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavige procedure.

5.8 Explosieven

De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Tevens zijn er in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast, wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er op veel plaatsen kans bestaat op het aantreffen van onontplofte munitie.

Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke niet-gesprongen explosieven (NGE's) van belang. Dergelijke werkzaamheden zijn niet aan de orde, omdat het hier om een functiewijziging gaat en er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht. Ook zijn er slechts beperkte fysieke ingrepen voorzien. De huidige bebouwing en perceelsinrichting dateren bovendien van (ruim) ná de Tweede Wereldoorlog. Er hebben in de tussentijd dus al bodemroerende werkzaamheden in ten minste een groot deel van het plangebied plaatsgevonden, waardoor de kans op het aantreffen van conventionele explosieven gering is. Nader onderzoek is daarom in het kader van dit plan niet noodzakelijk.

5.9 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig kunnen plaatsvinden.
Beoordeling en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor het plan.

5.10 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen er voor 2027 liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen, waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.

Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.

Beoordeling
Het plan voorziet in een bestemmingswijziging met behoud van de bestaande woningen en (een deel van) de bestaande bijgebouwen. De agrarische bedrijfsbebouwing wordt op den duur gesloopt. Het verhard oppervlak wordt dan per saldo aanzienlijk gereduceerd. In het kader van dit wijzigingsplan blijft het verhard oppervlak gelijk. Een compensatieverplichting is daarom niet aan de orde.

Hemelwater en afvalwater zullen bij beide woonpercelen op dezelfde wijze als nu worden afgevoerd. De te verwachten hoeveelheid afvalwater is gezien het toekomstige gebruik beperkt. Vanwege het verdwijnen van een agrarisch bedrijf, zal de te verwachten hoeveelheid vuilwater afnemen.

In en rondom het plangebied zijn enkele watergangen met een beschermde status volgens de legger van het waterschap aanwezig. Er vinden geen wijzigingen aan deze watergangen plaats. Een watervergunning is niet nodig.

Het plangebied ligt niet binnen de beschermingszone van een waterkering.

Conclusie
Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding, oppervlaktewater of waterkeringen. Dit aspect levert geen belemmeringen of nadere voorwaarden voor de bestemmingswijziging op.

5.11 Flora en fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • de bescherming van overige soorten.


Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. Het Natura 2000-gebied 'Rijntakken' ligt op meer dan 4 kilometer afstand van het plangebied. Vanwege de aard van de wijziging, waarbij er geen sprake is van een toename van het aantal verkeersbewegingen (zie paragraaf 5.13), een agrarisch bedrijf wordt wegbestemd en er slechts minimale fysieke ingrepen plaatsvinden, kunnen negatieve effecten op voorhand worden uitgesloten. Negatieve effecten op de kenmerken en instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in de vorm van verstoring, hinder of stikstofdepositie >0,00 mol/ha/jr zijn niet aan de orde.

Op relatief korte afstand (ca. 120 meter) ten noordoosten van het plangebied ligt een bosgebiedje, dat tot het NNN behoort. Voor deze gebieden geldt geen toetsingskader met betrekking tot externe effecten. Gezien de aard van het plan is het bovendien uitgesloten dat de wezenlijke kenmerken en waarden van dit gebied worden aangetast.

Tot slot is relevant dat het plangebied in een beschermd weidevogelgebied ligt op basis van de provinciale Omgevingsverordening (zie ook par. 4.2). Het plan maakt geen ontwikkelingen of ingrepen mogelijk, die negatieve effecten op de functie van het gebied als broedgebied voor weidevogels hebben.

Vanuit het aspect gebiedsbescherming zijn er geen bezwaren verbonden aan het plan en is nader onderzoek niet nodig. Negatieve effecten zijn uitgesloten.

Soortenbescherming
Het plan voorziet primair in een functiewijziging met behoud van de bestaande bebouwing. Het toekomstige gebruik en de beperkte benodigde werkzaamheden zorgen naar hun aard niet voor potentiële overtreding van de Wnb, onderdeel soorten. Nader onderzoek is daarom niet benodigd voor deze wijziging. Wel zal voor de sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing een quickscan flora en fauna moeten worden uitgevoerd, omdat het op voorhand niet uitgesloten is dat deze bebouwing geschikt is als nest-, verblijf- of kraam-/broedplaats voor beschermde soorten. Dit onderzoek zal vóór uitvoering van de sloop van deze bebouwing moeten worden uitgevoerd. Eventueel dienen compenserende/mitigerende maatregelen te worden genomen. Dat is pas aan de orde in de ruimtelijke procedure, die het oprichten van extra woningen na sloop van deze bebouwing mogelijk maakt. Voor de bestemmingswijziging van de twee woonpercelen vormt de geen belemmering. Sloop van de bebouwing is immers geen vereiste voor het beoogde gebruik. Wel is beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten in deze bebouwing een vereiste. De uitvoerbaarheid van het plan staat daarmee voldoende vast.

Conclusie
Het aspect flora en fauna zorgt niet voor belemmeringen bij de uitvoering van het plan. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk voor de bestemmingwijziging. Wel is onderzoek noodzakelijk voorafgaand aan de sloop van de agrarische bedrijfsbebouwing. Hoewel deze sloop voor de uitvoering van het wijzigingsplan niet noodzakelijk is, is hiervoor wel een waarborg in de planregels opgenomen.

5.12 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie
De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet, die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving, gaan over naar de Omgevingswet, die naar verwachting in 2023 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet een overgangsregeling opgenomen.

De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt” uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces. Dit beleid is doorvertaald in de bestemmingsplannen binnen het gemeentelijk grondgebied.

Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Bro) moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorie. Cultuurhistorie heeft onder andere betrekking op de historische stedenbouwkundige en historisch geografische waarden in het gebied. In het plan moet beschreven worden hoe met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan.

De Erfgoedwet bevat de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Het is op basis hiervan verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

Beoordeling
Archeologie
In het plangebied geldt op basis van het huidige bestemmingsplan en de archeologische beleidskaart van de gemeente een lage tot zeer lage archeologische verwachting voor het plangebied. Een archeologisch onderzoek is pas vereist, voor zover er sprake is van bodemroerende werkzaamheden en/of bouwwerkzaamheden met een oppervlakte groter dan 500 m² respectievelijk 2.500 m² en met een diepte van meer dan 30 cm. Dergelijke werkzaamheden zijn in het kader van dit wijzigingsplan niet aan de orde. Een archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. De archeologische dubbelbestemmingen worden gehandhaafd. Hiermee is het uitvoeren van archeologisch onderzoek bij eventuele toekomstige werkzaamheden geborgd.

Cultuurhistorie
De bebouwing in het plangebied is niet cultuurhistorisch waardevol en er zijn ook geen cultuurhistorisch waardevolle elementen in en nabij het plangebied aanwezig. Het plangebied behoort niet tot een cultuurhistorisch waardevol gebied. Het maakt wel onderdeel uit van een landschappelijk waardevol gebied (open komgebied), maar van negatieve effecten op de kenmerkende openheid is geen sprake.

Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie zorgen niet voor belemmeringen in het kader van dit plan.

5.13 Verkeer en parkeren

Verkeer
Dit wijzigingsplan wijzigt de bestaande Agrarische bedrijfsbestemming (nertsenfokkerij met twee bedrijfswoningen) naar een Woonbestemming met behoud van de twee vrijstaande woningen. In de toekomstige situatie is op basis van de CROW-kencijfers (publicatie 381) een verkeersgeneratie van circa 16 verkeersbewegingen per etmaal te verwachten. Door het verdwijnen van de agrarische bedrijfsfunctie is er per saldo, in planologisch opzicht, sprake van een afname in het aantal verkeersbewegingen.

In de huidige situatie beschikken de percelen Woutersdijk 5 en 7 beide over een eigen in-/uitrit. Deze worden behouden en in de toekomstige situatie door de beide woonpercelen gebruikt. Verkeerskundig zijn er dus geen belemmeringen of bezwaren aan het plan verbonden.

Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna: de Nota). In de toekomstige situatie is er sprake twee vrijstaande woningen in het plangebied. Volgens de Nota zijn er 2,8 parkeerplaatsen per woning benodigd (categorie 'vrijstaand, koop' in het buitengebied). Op eigen terrein is op beide percelen voldoende ruimte voor deze parkeergelegenheid beschikbaar, zodat aan deze norm zal worden voldaan. In de planregels is ter waarborging een parkeerregeling opgenomen. Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.

Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het wijzigingsplan.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Toets aan voorwaarden wijzigingsbevoegdheid

De beoogde wijziging van de bestemming van 'Agrarisch met waarden' naar 'Wonen' is mogelijk op basis van een in het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' opgenomen wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.7.4). Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het na bedrijfsbeëindiging omzetten van een agrarisch bouwvlak zonder de aanduiding 'glastuinbouw' in de bestemming 'Wonen', met inachtneming van de hierna opgesomde voorwaarden. In deze paragraaf wordt getoetst aan de voorwaarden van deze wijzigingsbevoegdheid. Hierbij wordt aangetoond dat het mogelijk is om de gewenste bestemmingswijziging door middel van een wijzigingsplan toe te staan.

  • a. het aantal woningen niet mag worden vergroot (..);
    In de huidige situatie is er sprake van twee bedrijfswoningen. Dit aantal blijft gelijk. In de toekomstige situatie zijn er twee vrijstaande burgerwoningen aanwezig.
  • b. het bepaalde in artikel 27.2.2 is van toepassing, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bij de voormalige bedrijfswoning maximaal de bestaande oppervlakte bedraagt;
    Dit betreft de regeling voor bijgebouwen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Voor het bouwen van bijgebouwen is in de planregels een bouwregeling opgenomen, die overeenkomt met de bestemming 'Wonen' uit het geldende bestemmingsplan. De oppervlakte aan bijgebouwen wijzigt niet. Aan deze voorwaarde wordt daarmee voldaan.
  • c. in de nabijheid gelegen functies en waarden niet in onevenredige mate in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden geschaad;
    De beëindiging van een intensieve veehouderij en het verwijderen van het agrarische bouwvlak met de daarbij behorend bouwmogelijkheden, zorgen voor een positieve bijdrage voor de omgeving en het waardevol open gebied. De nabijgelegen waarden worden daarom niet geschaad. Verder heeft het plan geen negatieve effecten op de natuurwaarden of de waterhuishoudkundige situatie en zijn er geen belemmeringen voor omliggende functies aan de orde (zie ook sub d.).
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    De wijziging levert geen belemmering voor omliggende functies op. In par. 5.4 is dit nader onderbouwd. Ook anderszins worden de belangen van omliggende functies niet geschaad. Er is geen sprake van overlast of hinder veroorzakende functies. Aan deze voorwaarde wordt dus voldaan.

6.2 Algemene opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het wijzigingsplan (de verbeelding en regels).

Het wijzigingsplan 'Buitengebied, Woutersdijk 5-7, Valburg' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn twee bestemmingen opgenomen: 'Wonen' en 'Agrarisch met waarden'. Ook zijn enkele dubbelbestemmingen ('Waarde - Archeologische verwachting 3 en 4') en aanduidingen (gebiedsaanduiding 'waardevol landschap' en twee functieaanduidingen binnen de Agrarische bestemming) overgenomen uit het huidige bestemmingsplan. Tevens zijn enkele bouwaanduidingen op de verbeelding opgenomen. De opgenomen bestemmingen en aanduidingen worden in de volgende paragraaf toegelicht.

De opzet van het plan
Een wijzigingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. De regels van het plan sluiten aan bij het 'moederplan', het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. De toekomstige situatie is concreet bestemd en afgestemd op de geweste situatie en het beoogde gebruik.

Bouwplan
Als een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.3 Toelichting op de verbeelding en regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Agrarisch met waarden
Het plangebied omvat een ruimer gebied dan alleen de toekomstige woonpercelen, omdat het gewenst is het huidige agrarische bouwvlak weg te bestemmen en te borgen dat hier geen agrarische bedrijfactiviteiten meer worden verricht wanneer de woningen als burgerwoning worden gebruikt. De gronden buiten de woonpercelen blijven bestemd als 'Agrarisch met waarden', maar zonder bouwvlak. De gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische doeleinden (zoals weides of akkers), hobbymatig agrarisch grondgebruik, behoud en versterking van de landschappelijke waarden (specifiek: de openheid en zegen), water en waterhuishoudkundige voorzieningen, e.d. Binnen de bestemming mag slechts beperkt worden gebouwd: er zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan. De te slopen bebouwing is door middel van een bouwaanduiding aangegeven. Die aanduiding is van betekenis voor de bestemming 'Wonen'. Binnen de bestemming is een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van enkele categorieën van werken en werkzaamheden van toepassing in verband met de te beschermen landschappelijke waarden. De toetsingscriteria zijn daarbij aangegeven. Er gelden ook uitzonderingen op deze vergunningplicht.

Wonen
Voor de rest van het plangebied (de twee te behouden woonpercelen en het toekomstige woonperceel voor een derde woning) wordt de bestemming 'Agrarisch met waarden' gewijzigd naar 'Wonen'. Dit zijn twee losse bestemmingsvlakken. De gronden zijn primair bestemd voor het wonen in een woning, waarbij inwoning en een beroep/bedrijf aan huis zijn toegestaan. Verder zijn binnen de bestemming bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, groen en water toegestaan.

Er is één woning toegestaan per bestaand bouwperceel. Bij herbouw moeten de woningen op dezelfde plaats als de bestaande woningen worden opgericht. Ter plaatse van het beoogde derde woonperceel is in dit wijzigingsplan geen bouwvlak opgenomen. In de bouwregels zijn regels opgenomen ten aanzien van de hoogten en inhoud van de woningen.Er mogen binnen de bestemming ook bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) worden gebouwd. Hiervoor zijn nadere bouwregels gesteld. Ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan binnen het gehele bestemmingsvlak.

In de regels is als voorwaardelijke verplichting opgenomen dat het gebruik als intensieve veehouderij ter plaatse van de nader aangeduide te slopen bebouwing moet zijn beëindigd en beëindigd moet blijven op het moment dat de woningen als burgerwoning worden gebruikt. Sloop van de bebouwing is alleen vereist als er sprake is van nieuwbouw van een woning. Vooralsnog is dat niet aan de orde. Verder is een parkeerbepaling opgenomen binnen de bestemming.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoeringen, zoals hoogten en oppervlakten.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels
In het plangebied is de gebiedsaanduiding 'overige zone - waardevol landschap' opgenomen, vanwege de ligging van het plangebied binnen een door de provincie aangewezen landschappelijk waardevol gebied (open komgebied). In dit artikel zijn nadere regels gesteld, die een toetsingskader vormen bij het toepassen van in het plan opgenomen afwijkings- of wijzigingsbevoegdheden of bij een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier onder meer om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering en overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen. Ook is een regeling voor evenementen opgenomen.

Algemene wijzigingsregels
Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de bestemmingsgrenzen onder nadere voorwaarden in beperkte mate te wijzigen.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle ruimtelijke plannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken, welke op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gebruikmaken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële toelichting

Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de ontwikkeling is, dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. In dit geval is er geen sprake van een bouwplan, zoals bedoeld in de wet. Het betreft enkel een bestemmingswijziging met behoud van de bestaande woningen. Er is daarom geen verplichting tot kostenverhaal voor de gemeente. De kosten, die gepaard gaan met het opstellen en in procedure brengen van het wijzigingsplan, worden gedekt door de gemeentelijke legesverordening. De bestemmingswijziging kan hierdoor kostenneutraal plaatsvinden.

Financiële haalbaarheid
Er zijn geen onvoorziene hoge kosten voor de initiatiefnemers of de gemeente te verwachten, omdat er sprake is van een kleinschalig en concreet initiatief. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrijstaat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

Voor dit wijzigingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van het plan en de beperkte ruimtelijke impact, geen inspraak plaatsgevonden.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard van de bestemmingswijziging, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het wijzigingsplan vond plaats volgens artikelen 3.7 tot en met 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode bestond de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Wel is ambtshalve besloten om één aanpassing aan het plan door te voeren. Dit betreft het schrappen van de twee bouwvlakken op de verbeelding rondom de bestaande woningen. De situering voor woningen is woordelijk geregeld in de planregels.

Vervolgens is het wijzigingsplan op 8 november 2022 met inachtneming van deze aanpassing door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het wijzigingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.