Plan: | Oosterhout, Dorpsstraat 3 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0367OOSTDrpsstr3-VSG1 |
De initiatiefnemer wil op het perceel achter Dorpsstraat 3 te Oosterhout, aan het einde van de Kweldam, één vrijstaande woning realiseren. De bestaande bedrijfswoning Dorpsstraat 3 wordt omgezet naar een reguliere woning. Het realiseren van de nieuwe woning is niet mogelijk volgens het geldende bestemmingsplan. Daarnaast is voor het omzetten van de bedrijfswoning Dorpsstraat 3 in een reguliere woning een wijziging van de bestemming nodig.
Dit bestemmingsplan 'Oosterhout, Dorpsstraat 3' wijzigt daarom enerzijds de bestemming van het perceel Dorpsstraat 3 naar een Woonbestemming, waarbij de voormalige bedrijfswoning wordt behouden en een gebruik als burgerwoning wordt toegestaan. Daarnaast maakt het bestemmingsplan het oprichten van één nieuwe woning op het naastgelegen perceel onder voorwaarden mogelijk. Het bestemmingsplan geeft hiermee een nieuw bouw- en gebruikskader voor beide percelen.
Het plangebied ligt aan de zuidelijke rand van het dorp Oosterhout, vlakbij de Waaldijk. Het plangebied ligt op een overgang tussen het historische dorpslint van Oosterhout en de recente woonwijk ten noorden van de Waaldijk. De ligging van het plangebied is in figuur 1.1 weergegeven.
![]() |
Figuur 1.1: ligging van het plangebied (bron: Bing Maps) |
Het plangebied bestaat uit het perceel Dorpsstraat 3 en het naastgelegen perceel ten noorden van de Waaldijk en aan het einde van de doodlopende weg Kweldam. Het plangebied ligt aan de ene kant aan de rand van de recent gerealiseerde woonwijk Hoge Wei, die ten westen van het plangebied ligt. Aan de oostkant ligt het plangebied in het historische dorpslint van Oosterhout aan de Dorpsstraat. Nadat Oosterhout in 1809 en 1820 werd getroffen door dijkdoorbraken, is de dorpskern hier ontstaan. Ten zuiden van het plangebied ligt de Waaldijk, met daarachter de uiterwaarden van de Waal (Oosterhoutsche Waarden). Ten noorden van het plangebied ligt een woongebied. De directe omgeving van het plangebied, inclusief indicatieve begrenzing van het plangebied, is in figuur 1.2 weergegeven. De exacte begrenzing volgt uit de verbeelding van dit bestemmingsplan en volgt de kadastrale grens van het perceel.
![]() |
Figuur 1.2: indicatieve begrenzing van het plangebied (bron: Bing Maps) |
In het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Oosterhout'. Dit plan is op 24 augustus 2012 vastgesteld. Een uitsnede van de verbeelding van het huidige bestemmingsplan, met de begrenzing van het plangebied in rood kader, is weergegeven op figuur 1.3.
Op het perceel Dorpsstraat 3 is de bestemming 'Bedrijf' van toepassing. Binnen deze bestemming zijn bedrijven in milieucategorie 1 en 2 toegestaan. Een groot deel van het perceel betreft tevens een bouwvlak. Binnen een deel van het bouwvlak, ter plaatse van de bestaande bebouwing, is de functieaanduiding 'bedrijfswoning' opgenomen. Er is één bedrijfswoning toegestaan.
Op het perceel aan de Kweldam is de bestemming 'Agrarisch' van toepassing. Op deze locatie is geen bouwvlak opgenomen.
Verder zijn binnen (een groot deel van) het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' en 'Waterstaat - Waterkering' van toepassing.
![]() |
Figuur 1.3: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Oosterhout' met het plangebied in rood kader weergegeven (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl) |
De bestaande bedrijfswoning Dorpsstraat 3 wordt niet (meer) gebruikt als bedrijfswoning. Om deze woning te kunnen laten bewonen door personen zonder dat er sprake is van een combinatie met een bedrijfsmatige functie ter plaatse, moet de bestemming worden gewijzigd naar de bestemming 'Wonen'.
Daarnaast is het realiseren van een nieuwe woning op het perceel aan de Kweldam niet mogelijk binnen de gebruiks- en bouwregels van de bestemming 'Agrarisch'. Hiervoor is eveneens een wijziging van het bestemmingsplan nodig.
Dit bestemmingsplan maakt beide beoogde wijzigingen mogelijk.
Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit plan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven. In hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 8 de bij de totstandkoming van het bestemmingsplan gevolgde procedure beschreven.
Het plangebied bestaat uit twee percelen: Dorpsstraat 3 en het westelijk hiervan gelegen perceel aan het uiteinde van de Kweldam. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Valburg, sectie L, perceelnummers 740, 1887 en 2891. De omvang van het plangebied is ongeveer 2.900 m². Het plangebied ligt gedeeltelijk aan een historisch lint (Dorpsstraat) en grenst anderzijds aan een recente uitbreiding van de woonkern.
Op het perceel Dorpsstraat 3 is momenteel een woning aanwezig. Deze is bestemd als bedrijfswoning, maar niet (meer) als zodanig in gebruik. De voorheen ter plaatse aanwezige bedrijfsfunctie (elektrobedrijf) is beëindigd. Op het aangrenzende perceel Dorpsstraat 3a is een brandweerkazerne gevestigd, maar de woning heeft geen relatie met de brandweerkazerne. De woning Dorpsstraat 3 is een vrijstaande woning, bestaande uit twee bouwlagen en een kap. De woning staat haaks op de Dorpsstraat. Figuur 2.1 laat een straatbeeld van deze woning zien. Ten zuiden van het perceel is de woning Dorpsstraat 1 gesitueerd. Deze vormt de afronding van de bebouwde kom van Oosterhout. Aan de overzijde van de Dorpsstraat is een agrarisch perceel met begroeiing aanwezig.
![]() |
Figuur 2.1: straatbeeld woning Dorpsstraat 3 (bron: Google Maps) |
Het perceel 2891 is momenteel in gebruik als tuin bij de woning Dorpsstraat 3. Rondom het perceel zijn enkele hagen aanwezig. In de noordoostelijke hoek van het perceel staat een schuurtje. Voor het overige is dit perceel onbebouwd. Hoewel het perceel in gebruik en ingericht is als tuin, heeft het een agrarische bestemming. Figuur 2.2 geeft een beeld van dit perceel, bezien van de Waaldijk ten zuiden van het plangebied. Op deze afbeelding zijn ook onder meer de woningen Dorpsstraat 1 en 3 en de kerk van Oosterhout, de Sint Leonarduskerk, zichtbaar. Het perceel wordt aan de noord- en westkant omgeven door andere woonpercelen.
![]() |
Figuur 2.2: zicht op het plangebied vanaf de Waaldijk (bron: Google Maps) |
De intiatiefnemer wil enerzijds de bestemming van het perceel Dorpsstraat 3 wijzigen van 'Bedrijf' naar 'Wonen'. Dit maakt het mogelijk dat de bestaande woning wordt bewoond, zonder dat er tevens sprake is van bedrijfsmatige activiteiten op het perceel. In fysiek opzicht wijzigt er op dit perceel niets. De woning blijft in gebruik voor woondoeleinden.
Daarnaast wil de initiatiefnemer op het naastgelegen perceel één vrijstaande woning oprichten. Deze woning wordt via de Kweldam ontsloten en komt in de noordwestelijke hoek van het perceel te liggen. Het relatief nieuwe woongebied aan de Kweldam kent ruimtelijk geen duidelijke beëindiging (zie figuur 3.1). De realisatie van een woonperceel in het plangebied zorgt voor een logischer beëindiging van deze woonstraat. De woning wordt deels op deze straat en deels op de Waaldijk georiënteerd. De beoogde situering sluit ook logisch aan op de licht verspringende voorgevelrooilijn van de woningen aan de Kweldam (zie figuur 3.2). Anderzijds wordt aan de zuid- en oostkant een deel van het perceel open gehouden. Hierdoor blijft er een ruimtelijke scheiding tussen het historisch dorpslint van de Dorpsstraat en de moderne woonwijk in het westen. Bovendien wordt er geen verharding toegevoegd in de kwelzone ten noorden van de Waaldijk.
Het nieuwe woonperceel wordt landschappelijk ingepast. In paragraaf 4.3 van deze toelichting, onder 'Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe 2009 (LOP)' wordt deze inpassing nader beschreven.
![]() |
Figuur 3.1: woonstraat Kweldam, waar een ruimtelijke beëindiging ontbreekt (bron: Oostzee) |
![]() |
Figuur 3.2: ruimtelijk-stedenbouwkundige opzet toekomstige situatie (bron: Oostzee) |
De nieuwe woning zal qua verschijningsvorm en beeldkwaliteit aansluiten op de naastgelegen woonbebouwing van Hoge Wei. Het beeldkwaliteitsplan behorende bij die woningbouwontwikkeling is daarom als uitgangspunt genomen. De nieuwe vrijstaande woning wordt uitgevoerd in één bouwlaag met een kap, waarbij een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 11 meter gelden. De woning krijgt een compact erf, waar een bijgebouw van 75 m² is voorzien. In de planregels wordt maximaal 120 m² aan bijbehorende bouwwerken (aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) toegestaan.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
In het kader van de invoering van de Omgevingswet, die nu gepland staat voor 1 januari 2023, heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) opgesteld. Op die manier wordt invulling gegeven aan de verplichting tot het opstellen van zo'n visie zoals die is vastgelegd in art. 3.1 lid 3 Ow. Tot de invoering van de Omgevingswet heeft dit document de status van structuurvisie in de zin van art. 2.3 Wro.
Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Bij die opgaven kan worden gedacht aan grote en complexe opgaven met betrekking tot klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw.
Een centraal aspect van de NOVI is de focus op een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving. Werken op basis van integraliteit met betrekking tot verschillende vraagstukken in plaats van sectorale aanpakken voor individuele vraagstukken vormt de kern van deze nieuwe aanpak.
Het streven naar integraliteit, dat onderdeel is van de NOVI, valt samen in vier verschillende prioriteiten waartussen een onderscheid wordt gemaakt in de NOVI, te weten:
De nationale overheid richt zich in de NOVI op 21 verschillende nationale belangen.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied ligt niet in de nationale hoofdstructuur en omvat een ontwikkeling van lokaal belang, gezien de aard en de beperkte schaalgrootte van het plan. Er zijn geen nationale belangen, zoals beschreven in de NOVI, in het geding. Het plan is niet in strijd met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van ruimtelijke plannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.
Beoordeling en conclusie
Er is sprake van een lokale, kleinschalige planologische wijziging, waarbij geen nationale belangen in het geding zijn. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit plan.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een verplicht motiveringsinstrument, dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of
zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).
In een ruimtelijk plan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte. Ook moet een motivering worden opgenomen dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd, wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt: “De toelichting bij een
bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van
de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt
buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied
in die behoefte kan worden voorzien."
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan wijzigt de bestemming 'Bedrijf' van het perceel Dorpsstraat 3 in een Woonbestemming. De bestaande bedrijfswoning wordt behouden en zal als reguliere woning worden gebruikt. Daarnaast wordt op het naastgelegen perceel één nieuwe woning gerealiseerd. Het toevoegen van slechts één woning is volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet aan te merken als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op het plan.
Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Daarna zijn nog diverse wijzigingen en actualisaties doorgevoerd. Het actuele beleid is opgenomen in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland van 19 december 2018. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.
Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het plan wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit plan van belang zijn. Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening of de Omgevingsverordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. In februari 2022 is de meest recente geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening gepubliceerd.
De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.
Beoordeling
Het plan betreft aan de ene kant een bestemmingswijziging van een Bedrijfs- naar een Woonbestemming van een perceel in de bebouwde kom van Oosterhout. Er spelen in principe geen provinciale belangen met een dergelijke wijziging, waarbij er geen sprake is van extra ruimtebeslag.
Op het naastgelegen perceel wordt één nieuwe woning gerealiseerd. Dit perceel ligt tegen de bebouwde kom aan. Gezien de beperkte omvang van het plan, spelen ook in dit geval in principe geen provinciale belangen. Wel is van belang dat de Omgevingsverordening bepaalt dat nieuwe woonlocaties uitsluitend zijn toegestaan, wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma en de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio (artikel 2.2.1.1). De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda 2020. Hierop wordt in paragraaf 4.3 ingegaan. Het plan voorziet in één extra woning. Dit past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma, dat op regionaal niveau is afgestemd. Hiermee wordt voldaan aan het gestelde in de Omgevingsverordening.
Conclusie
Het plan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.
Omgevingsvisie Overbetuwe 2040
Op 1 oktober 2019 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de Omgevingsvisie Overbetuwe 2040 (hierna: Omgevingsvisie) vastgesteld. De Omgevingsvisie geeft de integrale koers en ambities van de gemeente Overbetuwe voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot en met 2040 aan. De Omgevingsvisie is er primair op gericht om de kwaliteit van het leefmilieu te behouden en waar mogelijk te versterken. Samenwerking tussen verschillende partijen staat centraal en is noodzakelijk om deze doelen te bereiken. De visie is opgesteld vanuit een brede blik, waarbij ruimtelijke ordening, milieu, economie en bereikbaarheid met elkaar worden verbonden.
De gemeente onderscheidt een aantal kernwaarden die als vertrekpunt en inspiratiebron voor nieuwe ontwikkelingen dienen. Deze kernwaarden zijn ontstaan in het cultuurhistorisch gegroeide Betuwse rivierenlandschap. Kernwaarden zijn beschreven op het gebied van bodem en landschap, netwerk en infrastructuur en occupatie. De verschillende kernen in de gemeente kennen elk een eigen karakteristieke identiteit en waarden. Deze worden eveneens als leidraad voor nieuwe ontwikkelingen gehanteerd. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen en het buitengebied is een speerpunt in het beleid.
In de Omgevingsvisie wordt de focus gelegd op zes opgaven:
Per thema wordt de toekomstige ontwikkeling van de Overbetuwse leefomgeving beschreven.
Beoordeling
Het plangebied ligt aan de rand van de bebouwde kom van Oosterhout. Aansluitend op het nieuwe woonperceel ligt een bestaand woongebied. Het oprichten van een nieuwe vrijstaande woning met bijbehorend erf vormt een logische stedenbouwkundige afronding van dit woongebied. De beoogde wijziging van een Bedrijfs- naar een Woonbestemming voor het perceel Dorpsstraat 3 past goed in de ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving. Het bestaande historische bebouwingslint blijft intact en de bedrijfswoning behoudt een woonfunctie. De huidige enigszins verrommelde achterkant van het perceel wordt verbeterd. Het dorpsaanzicht vanaf de Waaldijk wordt door de ontwikkeling verbeterd. Het plangebied vormt bovendien een geschikte locatie om dorps te wonen. Het plan past in de ambitie tot behoud en versterking van de kwaliteit van het leefmilieu.
De beoogde ontwikkeling past al met al bij de uitgangspunten van de Omgevingsvisie.
Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsvisie.
Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen, die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning), vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.
Accentpunten zijn:
Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome groei van het aantal huishoudens.
Beoordeling en conclusie
Met dit bestemmingsplan wordt één vrijstaande woning toegevoegd aan de bestaande woningvoorraad. Dit past binnen de kwantitatieve woningbouwdoelstellingen. De gemeentelijke woningbouwopgave is met de huidige beschikbare woningen en harde plancapaciteit nog niet ingevuld. Hiervoor is al toegelicht dat het plan ook binnen de kwalitatieve doelstellingen van het gemeentelijk beleid past. Het plan voldoet ook in kwalitatief opzicht aan de uitgangspunten van de Woonagenda Overbetuwe 2020.
Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.
Beoordeling en conclusie
Het plangebied ligt in het deelgebied 'Betuws Bedrijvenpark/ Omgeving Oosterhout' (deelgebied 11). In dit deelgebied, dat relatief klein van omvang is, wordt ingezet op onder meer:
Het plan maakt de realisatie van een nieuwe vrijstaande woning met bijbehorend perceel mogelijk. Voor deze ontwikkeling is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Dit is opgenomen in Bijlage 1 bij de planregels. Hierbij is ook een beplantingsplan opgesteld. Bij het opstellen van het inrichtingsplan en landschappelijk inpassingsplan is rekening gehouden met:
Figuur 4.1 geeft het landschappelijk inpassingsplan weer. Hieronder worden de inpassings- en inrichtingsmaatregelen toegelicht (nummering volgens de afbeelding):
Met de voorgestelde inpassings- en inrichtingsmaatregelen ontstaat een compact erf met passende erfbeplanting. Het erf sluit landschappelijk-stedenbouwkundig logisch aan op de omgeving. Ook het aanzicht vanaf de Waaldijk wordt verbeterd. Het plan sluit goed aan bij de doelstellingen uit het LOP.
![]() |
Figuur 4.1: landschappelijke inpassing nieuw woonperceel (bron: Oostzee) |
Dit bestemmingsplan wijzigt de bestemming in van het perceel Dorpsstraat 3 van een Bedrijfs- naar een Woonbestemming, met behoud van de bestaande woning. Op het naastgelegen erf wordt één nieuwe woning gerealiseerd. Of voor deze bestemmingsplanwijziging een m.e.r.-procedure of m.e.r-beoordeling noodzakelijk is, hangt af van de vraag of de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). Per 7 juli 2017 is een wijziging van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Wanneer de voorgenomen de ontwikkeling (activiteit) is opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r. moet worden getoetst of er sprake is van nadelige milieugevolgen. Is dat het geval, dan moet een vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit worden genomen.
Beoordeling en conclusie
De voorgenomen wijziging komt niet voor als activiteit in Bijlage C en D van het Besluit m.e.r., mede omdat er vanwege de aard en omvang van de wijziging geen sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het plangebied ligt bovendien niet in een gevoelig gebied. Er worden daarom geen m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten mogelijk gemaakt en ook de plaats van het project geeft geen aanleiding tot het doorlopen van een m.e.r.(beoordelings)-procedure. Ten slotte is er geen passende beoordeling benodigd in het kader van het project.
Een m.e.r.(beoordelings-)procedure in het kader van dit bestemmingsplan is niet noodzakelijk en er hoeft geen vormvrij m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen te worden.
Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) moet bij een ruimtelijk plan een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:
De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, het stedelijk gebied en de maximumsnelheid. In een akoestisch onderzoek kunnen wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt buiten beschouwing worden gelaten. Het akoestisch onderzoek richt zich op de geluidsgevoelige bestemmingen in de geluidszone. De geluidszone ligt aan weerszijden van de weg.
De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (voorkeursgrenswaarde) afkomstig van wegverkeer bedraagt voor nieuwe woningen 48 dB (Lden). Onder bepaalde voorwaarden, als maatregelen onvoldoende doeltreffend zijn en het voldoen aan de grenswaarden onoverkomelijke bezwaren ontmoet van landschappelijke, stedenbouwkundige of financiële aard, mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld.
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het oprichten van een nieuwe woning mogelijk. Daarmee is er sprake van een nieuw geluidgevoelig object. Het nieuwe woonperceel ligt binnen de geluidzone van de Waaldijk. Daarom is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai noodzakelijk. De Dorpsstraat is een 30 km/uurweg zonder geluidzone. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is de geluidbelasting van deze weg wel relevant en onderzocht. De onderzoeksrapportage is opgenomen in Bijlage 1.
Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege de Waaldijk maximaal 45 dB bedraagt. Hiermee wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het vaststellen van een hogere waarde is daarom niet nodig.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is de cumulatieve geluidbelasting berekend. Deze is maximaal 50 dB. Met een standaard gevelwering conform het Bouwbesluit van 20 dB, is de inpandige geluidbelasting minder dan 33 dB. Daarmee is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woning gewaarborgd.
Het aspect geluidhinder vormt geen belemmering voor het plan.
De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5, titel 5.2 Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.
Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Om te bepalen of een project "niet in betekenende mate" bijdraagt aan de luchtkwaliteit, is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:
Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt één extra woning mogelijk en wijzigt te bestemming van een bedrijfswoning naar een burgerwoning. Dit betekent een zeer beperkte toename van de te verwachten verkeersgeneratie (zie ook paragraaf 5.13). Het project valt zonder meer onder de regeling NIBM.
Daarnaast voldoet de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied naar verwachting ruimschoots aan de normstelling, zo blijkt uit raadpleging van de monitoringstool van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.
Het aspect luchtkwaliteit zorgt daarom niet voor belemmeringen.
Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden, zodat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.
Richtafstanden
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).
Omgevingstype
De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals een rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied). Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Voorbeelden van gebieden met functiemenging zijn horecaconcentratiegebieden, stadscentra, winkelcentra en winkelgebieden van dorpskernen, woon-werkgebieden met kleinschalige ambachtelijke bedrijvigheid, gebieden langs stadstoegangswegen met meerdere functies en lintbebouwing in het buitengebied met veel agrarische en andere bedrijvigheid.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan wijzigt de Bedrijfsbestemming op het perceel Dorpsstraat 3 in een Woonbestemming. In de huidige situatie is er reeds een bedrijfswoning toegestaan en feitelijk aanwezig, op dezelfde plek. Op de naastgelegen bedrijfslocatie Dorpsstraat 3a is een brandweerkazerne gevestigd. De woning ligt binnen de richtafstand tot de brandweerkazerne (50 meter). Omdat in de huidige situatie al met de aanwezigheid van deze bedrijfswoning rekening gehouden moet worden door omliggende bedrijvigheid, waaronder de brandweerkazerne, levert deze wijziging geen (nieuwe) beperkingen voor andere functies op. Ook kan redelijkerwijs worden aangenomen dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woning. Vanwege de korte afstand tot de brandweerkazerne is de geluidbelasting vanwege de brandweerkazerne wel van belang.
Daarnaast wordt op het perceel aan de Kweldam ongenummerd één nieuwe woning opgericht. Deze woning ligt binnen de geluidzone van de brandweerkazerne (50 meter). Overige bedrijvigheid is in de omgeving van dit perceel niet aanwezig.
Er worden geen nieuwe milieubelastende functies mogelijk gemaakt in het bestemmingsplan.
Akoestisch onderzoek brandweerkazerne
Op basis van de voorgaande bevindingen is een akoestisch onderzoek naar de geluidbelasting vanwege de brandweerkazerne noodzakelijk geacht. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 2 bij deze toelichting. In het onderzoek zijn twee bedrijfssituaties onderzocht: 1. het dagelijks gebruik met ook brandweervoertuigen die snel vertrekken en 2. het uitrukken van de brandweer met sirene op de openbare weg. De belangrijkste onderzoeksresultaten worden hierna beschreven.
Nieuwe woning Kweldam ongenummerd
De geluidbelasting wordt op de 'reguliere' dagen bepaald door het vertrek van brandweerwagens zonder sirene binnen de inrichting. De te verwachten geluidbelasting op het de nieuwe woning bedraagt 47 dB(A) op de tweede verdieping (oostelijke gevel). De geluidbelasting is op deze gevel hoger dan de ambitiewaarde van 45 dB(A) genoemd in het gemeentelijk geluidbeleid. Op de overige gevels op de tweede verdieping en op alle gevels op de begane grond en de eerste verdieping wordt aan deze plafondwaarde wél voldaan. Wanneer op de tweede verdieping geluidgevoelige ruimten worden gerealiseerd, zal de oostgevel op deze verdieping als dove gevel uitgevoerd moeten worden. Voor het overige zorgt deze bedrijfssituatie niet voor belemmeringen. Omdat op alle andere gevels wordt voldaan aan de gemeentelijke ambitiewaarde en de woning een geluidluwe zijde heeft, is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Bij het uitrukken van de brandweer (met sirenes) worden de piekgeluiden niet getoetst. Pas buiten de afstand waarbij de brandweerwagens zijn opgenomen in het heersende verkeersbeeld, behoeft het geluid van de brandweer geen toetsing meer. Strikt beschouwd is de brandweer na de Dorpsstraat opgenomen in het heersende verkeersbeeld, zodra de wagen zich mengt in het verkeer op de Waaldijk. De brandweerwagen is wel duidelijk herkenbaar op de Waaldijk. De geluidbelasting is lager dan de plafondwaarde voor indirecte hinder van 65 dB(A). Omdat het uitrukken van de Brandweer een calamiteit betreft, kan de geluidbelasting van 65 dB(A) tijdens het uitrukken als acceptabel worden beschouwd zonder maatregelen.
Samenvattend kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voldoende worden gegarandeerd. Alleen op de tweede verdieping is een nadere maatregel (dove oostelijke gevel) benodigd, indien daar geluidgevoelige ruimten worden gerealiseerd. De brandweerkazerne wordt niet belemmerd door de realisatie van de nieuwe woning.
Bestaande woning Dorpsstraat 3
De bestaande (bedrijfs)woning Dorpsstraat 3 ligt eveneens binnen de richtafstand. Dit betreft al een (bestaande) gevoelige functie. In zoverre wijzigt er niets. Daarom is een akoestisch onderzoek in principe niet noodzakelijk. Uit het akoestisch onderzoek in Bijlage 2 is zichtbaar dat de geluidbelasting op het hoofdgebouw van de woning aan de noordoostzijde hoger dan de gemeentelijke ambitiewaarde van 45 dB(A) is en maximaal ca. 50 dB(A) bedraagt. Hiermee is voldoende aannemelijk dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de woning.
Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de ontwikkeling. Er zijn geen beperkingen over en weer ten opzichte van andere functies.
Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.
Met behulp van verspreidingsmodellen kan de geurbelasting vanuit dierenverblijven op geurgevoelige objecten worden berekend. De geurbelasting van een individuele veehouderij wordt ‘voorgrondbelasting’ genoemd. De geurbelasting is afkomstig van dieren, waarvoor in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) een omrekeningsfactor is vastgesteld, zoals varkens, vleesvee, pluimvee, schapen en geiten. De maximaal toegestane geurbelasting van veehouderijen op geurgevoelige objecten is afhankelijk van de ligging (concentratiegebied of geen concentratiegebied en binnen of buiten de bebouwde kom).
Naast geurnormen stelt de Wgv ook eisen aan de (vaste) afstanden van veehouderijen tot geurgevoelige objecten. De afstanden gelden voor dieren waarvoor in de Rgv geen omrekeningsfactoren zijn vastgesteld, zoals melkrundvee, vrouwelijk jongvee en paarden. De minimaal aan te houden afstand bedraagt 50 meter tot een geurgevoelig object in het buitengebied.
Beoordeling
Zowel in de huidige als in de toekomstige situatie is er ter plaatse van Doropsstraat 3 sprake van een geurgevoelig object in de vorm van de (bedrijfs)woning. In dit opzicht wijzigt er dus niets. Dit betekent dat er geen belemmeringen voor veehouderijen optreden. De nieuwe woning aan de Kweldam is wel aan te merken als een nieuw geurgevoelig object. Echter zijn er in de ruime omtrek van het plangebied geen veehouderijen aanwezig en wordt de nieuwe woning omgeven door andere bestaande woningen. Gezien deze omstandigheden is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied voldoende gewaarborgd. Nader geuronderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
De Wgv vormt geen belemmering in het kader van dit plan.
In het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder d) is bepaald dat voor de uitvoerbaarheid van een plan rekening moet worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden bepaald of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en of nader onderzoek en eventueel saneringen noodzakelijk zijn. Voor de gevallen waarin de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, bepaalt de Wet bodembescherming dat de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen moeten bij voorkeur op schone grond worden gerealiseerd. Daarom is een bodemonderzoek conform de NEN 5740-richtlijnen in die gevallen noodzakelijk.
Beoordeling
Dit bestemmingsplan ziet enerzijds op een functiewijziging van de bestaande bebouwing aan de Dorpsstraat 3. In de huidige situatie is er sprake van een gevoelige bestemming, omdat er een bedrijfswoning is toegestaan en deze ook aanwezig is. De bedrijfswoning wordt behouden en na de wijziging als reguliere woning gebruikt. De bestemming wordt hiermee niet gevoeliger. Bovendien vinden er geen bodemingrepen plaats en wordt er (vooralsnog) geen bebouwing gesloopt. Een verkennend bodemonderzoek is daarom voor dit perceel niet benodigd.
Op het naastgelegen perceel Kweldam ongenummerd wordt een nieuwe woning opgericht. Voor dit perceel is een bodemonderzoek wél vereist. Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, dat is opgenomen als Bijlage 3 bij deze toelichting. Uit het verkennend onderzoek blijkt dat in de bodem meerdere verontreinigingen hoger dan de achtergrondwaarde voorkomen. De meeste waarden zijn echter kleiner dan 0,5 maal de interventiewaarde en vormen daarmee geen belemmering voor het toekomstige gebruik. Het gehalte PAK overschrijdt daarentegen de interventiewaarde. Deze sterke verontreiniging is aanleiding geweest voor het uitvoeren van nader onderzoek, zie verderop.
In het grondwater is een lichte verontreiniging met barium aangetoond (overschrijding van de streefwaarde). Deze geeft geen aanleiding tot nader onderzoek en vormt geen belemmering voor het plan.
Door middel van nader onderzoek, dat eveneens in Bijlage 3 is opgenomen, is de omvang van de verontriniging met PAK in beeld gebracht. Daaruit blijkt het volgende. In noordelijke richting is de sterke verontreiniging binnen de grenzen van de onderzoekslocatie voldoende afgeperkt. Verder is de sterke verontreiniging in westelijke en zuidelijke richting voldoende afgeperkt. Echter kan niet worden uitgesloten dat de sterke verontreiniging de perceelsgrens overschrijdt in oostelijke en noordoostelijke richting. De hoeveelheid grond binnen de onderzoekslocatie die sterk verontreinigd is met PAK, wordt geschat op circa 100 m³ (100 m² met een laagdikte van circa 1 meter). Deze omvang is geschat op basis van visuele waarnemingen en analyseresultaten.
Op basis van de beschikbare gegevens kan geconcludeerd worden dat de verontreiniging voor 1987 is ontstaan en dat derhalve sprake is van een historische verontreiniging. Aangezien meer dan 25 m³ grond sterk verontreinigd is met PAK, is er sprake van een ernstig geval van bodemverontreiniging.
Er is al een melding van de verontreiniging ingediend door de gemeente (11 februari 2022). De provincie heeft bevestigd dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging, maar er geen urgentie tot saneren is. De sterke verontreiniging moet daarom onder milieukundige begeleiding gesaneerd worden door een BRL6000 en BRL7000 gecertificeerd bedrijf op het moment dat er sprake is van bouwactiviteiten op en nabij de betreffende verontreiniging. Dat is echter niet aan de orde.
De bodemkwaliteit vormt daarmee geen belemmering meer voor de geplande herontwikkeling van de locatie.
Conclusie
Het aspect 'bodem' levert geen belemmeringen op voor dit plan. De bodemkwaliteit is voldoende onderzocht. Er is een sterke verontreiniging met PAK geconstateerd. De omvang en risico's van deze verontreiniging zijn in beeld gebracht. Er is geen urgentie tot sanering van deze verontreiniging en er zijn geen bouwwerkzaamheden ter plaatse en nabij de verontreiniging voorzien. Daarom bestaat er geen noodzaak tot sanering en vormt de bodemkwaliteit geen belemmering voor het plan.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).
Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.
Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.
Beoordeling
De ontwikkeling betreft het herbestemmen van de bestaande bedrijfswoning (Dorpsstraat 3) naar een woning en het realiseren van een nieuwe woning op het achterliggende perceel. Op basis van de risicokaart van de provincie Gelderland is een inventarisatie gemaakt van de risicobronnen in en rondom het plangebied, die een externe veiligheidsrisico kunnen veroorzaken. In figuur 5.1 is een uitsnede opgenomen van de provinciale risicokaart.
![]() |
Figuur 5.1: uitsnede risicokaart met plangebied in zwarte cirkel (raadpleging 26 november 2021) |
De informatie van de provinciale risicokaart levert de volgende inzichten op.
Transportroutes
Het plangebied ligt op ca. 1.850 meter van de snelweg A15, op ca. 2.280 meter spoorlijn Arnhem - Nijmegen, op ca. 2.000 meter van de Betuweroute en op ca. 750 meter van de Waal. Over deze transportassen vindt vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van de regeling basisnet is vastgesteld dat de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van deze risicobronnen niet over het plangebied ligt.
Ten aanzien van het groepsrisico is het plangebied gelegen in het invloedsgebied van de snelweg A15, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen, de Betuweroute en de Waal. Ontwikkelingen hierbinnen hebben mogelijk invloed op de hoogte van het groepsrisico. Echter is de afstand tussen het plan en deze risicobronnen dermate groot (groter dan 200 meter), dat de wetgever heeft aangegeven dat het groepsrisico alleen beperkt verantwoord hoeft te worden. Hierdoor hoeft niet de hoogte van het groepsrisico in beeld gebracht te worden, maar enkel nog de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
Buisleidingen
Het plangebied ligt op ca. 950 meter van twee aardgastransportleidingen (A-524 en A-533). Het invloedsgebied is hiervan niet gelegen over het plangebied. Een verdere toetsing aan externe veiligheid is dan ook niet nodig.
Inrichtingen
Het plangebied ligt op ca. 2.000 meter van het emplacement van de Betuweroute genaamd CUP (Container Uitwisselpunt Betuweroute). Bij dit emplacement vinden rangeer bewegingen plaats met gevaarlijke stoffen. Op basis van de risicokaart is vastgesteld dat plaatsgebonden risicocontour 10-6 niet over het plangebied ligt.
Het invloedsgebied groepsrisico (3.000 meter) van het CUP is gelegen over het plangebied.
Gezien de afstand en de toename van het aantal personen minimaal is (maximaal 2,4 personen), zal de gevraagde wijziging wanneer berekend in een risicoberekening voor het groepsrisico niet zichtbaar zijn. Verder blijkt uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de oriëntatiewaarde bevindt. Wel moet het groepsrisico uitgebreid verantwoord worden conform artikel 13 van besluit externe veiligheid inrichtingen.
Verantwoording groepsrisico
Het plangebied is gelegen in het invloedsgebied groepsrisico van verschillende externe veiligheidsrisicobronnen. Conform vigerende wetgeving moet de gemeente hierdoor het groepsrisico verantwoorden. Meer specifiek gaat om de wettelijke verplichting op grond van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) artikel 7 en 9 (onderdelen H en I) vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over A15, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen, de Betuweroute en de Waal en het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) artikel 13 vanwege het emplacement CUP. De gemeente heeft bij het invullen van de verantwoordingsplicht een grote mate van beoordelingsvrijheid. Ten aanzien van de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid heeft de veiligheidsregio adviesrecht. Bij het invullen van de verantwoordingsplicht is gebruik gemaakt van het advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (VGGM) van 2 december 2021 (kenmerk: 2021-006877).
A. Personendichtheid
Het plan voorziet in een uitbreiding van een bestaand bed en breakfast met 2 kamers. Hierdoor is de toename van het aantal personen maximaal 4 personen. Deze toename is minimaal gezien de al aanwezige bewoners in Oosterhout en in de directe omgeving van het plangebied, dat aan de rand van een woonwijk ligt.
B. Hoogte groepsrisico
Gezien de afstand tot CUP en de toename van het aantal personen minimaal is (maximaal 4 personen), zal de gevraagde wijziging wanneer berekend in een risicoberekening voor het groepsrisico niet zichtbaar zijn. Verder blijkt uit de destijds uitgevoerde risicoberekening van het CUP dat de berekende hoogte van het groepsrisico zich ver beneden de oriëntatiewaarde bevindt.
C t/m E. Mogelijkheden tot beperking van het groepsrisico binnen de inrichting
De gemeente Overbetuwe ziet geen andere mogelijkheden om het groepsrisico verder te beperken. In het verleden zijn er aanvullende veiligheidsmaatregelen opgenomen in de omgevingsvergunning van het CUP.
F. De voor en nadelen van andere mogelijkheden voor ruimtelijke ontwikkelingen met een lager
groepsrisico
Gezien de ontwikkeling gering is ziet de gemeente Overbetuwe geen andere mogelijkheden voor een ruimtelijke ontwikkeling met een lager groepsrisico.
G. Mogelijkheden en de voorgenomen maatregelen tot beperking van het groepsrisico in de nabije
toekomst
De gemeente Overbetuwe is niet voornemens nieuwe maatregelen te nemen om het groepsrisico te beperken.
H. Bestrijdbaarheid
Bij een calamiteit zal de brandweer zich inzetten om de effecten ten gevolge van het incident te beperken. Deze inzet zal voornamelijk plaatsvinden dicht bij de bron. De mate van bestrijdbaarheid wordt vooral bepaald door de veiligheidsvoorzieningen en het aantal aanwezigen dicht bij de risicobron. De VGGM is hiervoor voor advies gevraagd. Uit het advies is naar voren gekomen dat de VGGM geen aanleiding ziet om aanvullend te adviseren ten aanzien van de bestrijdbaarheid. De mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid worden daarom niet verder in beschouwing genomen.
I. Zelfredzaamheid
Met de term “zelfredzaamheid” wordt bedoeld: het vermogen om jezelf en/of anderen in veiligheid te brengen bij (een dreiging van) een gevaarlijke situatie. Bij het bepalen van de mate van zelfredzaamheid spelen onder andere de fysieke gesteldheid en zelfstandigheid van de aanwezigen, de alarmeringsmogelijkheden en vluchtmogelijkheden een rol.
Het advies van de Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden geeft het volgende aan:
Ten aanzien van de risicocommunicatie is er NL-Alert. Hiermee zijn mensen binnen een bepaald gebied gericht te informeren door het sturen van een bericht naar mobiele telefoons. Verder is het plan te ontvluchten via Dorpsstraat en Kweldam. De gemeente acht het dan ook niet noodzakelijk om verdere maatregelen te treffen om de zelfredzaamheid te verbeteren. Daarnaast zijn de geadviseerde maatregelen van de VGGM niet ruimtelijk relevant.
Conclusie
Het plan ligt buiten de plaatsgebonden risicocontour 10-6 van een inrichting, buisleiding en transportroute met een externe veiligheidsrisico. De plaatsgebonden risicocontour van de diverse risicobronnen vormt geen belemmering voor de realisatie van het plan.
Ten aanzien van het groepsrisico ligt het plangebied in het invloedsgebied van de snelweg A15, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen, de Betuweroute, de Waal en het emplacement CUP. Op basis van de verantwoording groepsrisico (zie hierboven) kan worden geconcludeerd dat het ruimtelijk plan geen significant effect heeft op het groepsrisico, dan wel de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. Daarmee is het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de realisatie van het plan.
De huidige gemeente Overbetuwe en buurgemeente Lingewaard maakten vanaf het begin van de geallieerde luchtlandingsoperatie 'Market Garden' op 17 september 1944 tot aan de bevrijding van Arnhem op 14 april 1945 deel uit van het frontgebied tussen de Duitsers en de Geallieerden. Overbetuwe en Lingewaard werden in hun geheel als oorlogsgebied beschouwd. Er is een gevechtspauze geweest na het oversteken van de brug bij Nijmegen. Het gebied is gedurende acht maanden frontgebied geweest waarbij het volledige eiland (gebied tussen de Rijn en de Waal) geëvacueerd is. Tevens zijn er in die periode hevige bombardementen uitgevoerd. Tijdens de inventarisatie van oorlogsgegevens zijn 104 vliegtuigcrashes opgetekend en meer dan 1.000 oorlogsgraven. Door de oorlogshandelingen ontstonden er gebieden waarvan de bodem sterk met oorlogsmateriaal werd belast, wat op dit moment nog gevaar kan opleveren voor mens en dier. De Explosieven Opruimings Dienst Defensie (EODD) gaat er in 2014 vanuit, dat slechts 35% van de munitie inmiddels uit de grond is verwijderd. Dit betekent dat we de komende decennia nog met deze explosieve erfenis te maken zullen hebben en er op veel plaatsen kans bestaat op het aantreffen van onontplofte munitie.
Beoordeling en conclusie
Bij bodemroerende werkzaamheden, zoals het oprichten van gebouwen, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen en het uitvoeren van bepaalde onderzoeken, is de aanwezigheid van mogelijke niet-gesprongen explosieven (NGE's) van belang. Dergelijke werkzaamheden zijn bij het oprichten van de nieuwe woning aan de orde. De risico's zullen voorafgaand aan het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in beeld moeten worden gebracht, zodat de werkzaamheden veilig en zonder belemmeringen kunnen plaatsvinden. Dit staat de uitvoerbaarheid van het plan niet in de weg. Nader onderzoek is daarom in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk.
Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke, kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig kunnen plaatsvinden.
Beoordeling en conclusie
In en nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert dan ook geen belemmeringen op voor het plan.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.
Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 stelde het kabinet het Nationaal Waterplan vast. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.
Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen er voor 2027 liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.
Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.
Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen, waarop de keur van toepassing is, zijn vastgelegd in de legger wateren.
Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.
Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is later geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.
In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:
Beoordeling
Hemel- en afvalwater
Het plan voorziet enerzijds in een bestemmingswijziging met behoud van de bestaande bebouwing ter plaatse van Dorpsstraat 3. Het verhard oppervlak wijzigt op dit perceel hooguit beperkt. Er wordt één aanbouw gesloopt. Een compensatieverplichting is daarom niet aan de orde voor deze locatie. Hemelwater en afvalwater zullen op dezelfde wijze als nu worden afgevoerd. De te verwachten hoeveelheid afvalwater is gezien het toekomstige gebruik beperkt.
Op de locatie Kweldam ongenummerd wordt een nieuw woonperceel mogelijk gemaakt. Hier wordt een nieuw hoofdgebouw met bijgebouw opgericht, alsmede bijbehorende erfverharding. De toename aan verhard oppervlak zal minder zijn dan de eenmalige vrijstellingsdrempel van 500 m² conform de Keur. Daarom is geen compensatie vereist. De ontwikkeling zal wel hydrologisch neutraal moeten plaatsvinden. Dit betekent dat hemel- en afvalwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Hierin worden geen belemmeringen verwacht. De verwacht hoeveelheid afvalwater is beperkt.
Oppervlaktewater
In en direct rondom het plangebied zijn geen oppervlaktewateren met een beschermde status aanwezig. Ten noorden van het plangebied ligt een C-watergang, achter de woonpercelen De Breeacker 80-94. De ontwikkeling heeft geen invloed op het functioneren van deze watergang. In het plangebied zelf is momenteel een vijver aanwezig. Deze wordt mogelijk verwijderd. Omdat deze niet is aangesloten op overig oppervlaktewater heeft dit geen invloed op het functioneren van het waterhuishoudelijk systeem.
Waterkering
Het plangebied ligt binnen de beschermingszone van de waterkering aan de Waaldijk, ten noorden van de Waal. De buitenste beschermingszone reikt over de beoogde locatie van de nieuwe woning. Daarom heeft voortijdig vooroverleg plaatsgevonden met het waterschap. Het waterschap is akkoord met de locatie van de nieuwe woning ten opzichte van de dijk, ook in relatie tot de dijkversterking Wolferen-Sprok. Het plan vormt geen belemmering voor het functioneren en versterken van de waterkering. De waterkering blijft intact. De dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' wordt gehandhaafd ter bescherming van de belangen van de waterkering voor eventuele toekomstige ontwikkelingen en werkzaamheden.
Conclusie
Het plan heeft geen negatieve effecten op de waterhuishouding, oppervlaktewater of waterkeringen. Dit aspect levert geen belemmeringen voor de bestemmingswijziging op.
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb de uitvoering van het plan niet in de weg staat in verband met de bescherming van gebieden en dier- en plantsoorten. De provincies zijn het bevoegd gezag voor zowel de gebieds- als de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld als uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.
Beoordeling
Gebiedsbescherming
In de directe omgeving van het plangebied ligt het Natura 2000-gebied 'Rijntakken', waarvan de grens ca. 75 meter ten zuiden van het nieuwe woonperceel ligt. Overige gebieden liggen op aanzienlijk grotere afstand. Vanwege de aard van de wijziging, waarbij er sprake is van een zeer kleine toename van het aantal verkeersbewegingen (zie paragraaf 5.13) en er beperkte fysieke ingrepen plaatsvinden, kunnen negatieve effecten ondanks de relatief korte afstand op voorhand worden uitgesloten. In de minst gunstige modellering van het aantal vervoersbewegingen zorgt deze toename niet voor een depositie in de beschermde gebieden. Negatieve effecten op de kenmerken en instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden in de vorm van verstoring, hinder of stikstofdepositie >0,00 mol/ha/jr zijn niet aan de orde.
Delen van het Natuurnetwerk Nederland liggen circa 65 meter ten zuiden van het nieuwe woonperceel. Voor deze gebieden geldt geen toetsingskader met betrekking tot externe effecten. Gezien de aard van het plan is het bovendien uitgesloten dat de wezenlijke kenmerken en waarden van dit gebied worden aangetast.
Vanuit het aspect gebiedsbescherming zijn er geen bezwaren verbonden aan het plan en is nader onderzoek niet nodig. Negatieve effecten zijn uitgesloten.
Soortenbescherming
Het plan voorziet op de locatie Dorpsstraat 3 in een functiewijziging met behoud van de bestaande bebouwing. Het toekomstige gebruik en de beperkte benodigde werkzaamheden zorgen naar hun aard niet voor potentiële overtreding van de Wnb, onderdeel soorten. Nader onderzoek is daarom voor deze locatie niet benodigd.
Op de locatie Kweldam ongenummerd wordt een nieuw woonperceel gerealiseerd. De gronden ter plaatse zijn momenteel ingericht en in gebruik als tuin. Gezien de huidige inrichting, het huidige gebruik en de ligging van het perceel, kan de aanwezigheid van streng beschermde soorten op voorhand worden uitgesloten. Niet uitgesloten is dat algemene vogel- en/of zoogdiersoorten voorkomen in en rondom het plangebied. Voor deze soorten geldt een vrijstelling voor de ruimtelijke procedure, maar is de zorgplicht wel van toepassing. In dit verband moet in ieder geval rekening worden gehouden met het broedseizoen van algemene, niet-jaarrond beschermde broedvogelsoorten. Werkzaamheden zoals het verwijderen van groen en het opstarten van de bouwwerkenzaamheden en terreininrichting dienen bij voorkeur buiten het broedseizoen te worden opgestart om overtreding van de Wnb te voorkomen.
Conclusie
Het aspect flora en fauna zorgt niet voor belemmeringen bij de uitvoering van het plan. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk. Ten aanzien van het onderdeel soortenbescherming gelden enkele randvoorwaarden in de uitvoering in verband met de zorgplicht.
Archeologie
De bescherming van archeologisch erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet, die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving, gaan over naar de Omgevingswet, die naar verwachting in 2023 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet een overgangsregeling opgenomen.
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta (ook wel het verdrag van Malta). De bescherming heeft als doel om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, dus in de grond, te behouden. Dankzij het principe van “de verstoorder betaalt” uit het verdrag van Valletta worden meer archeologische resten in situ behouden.
De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces. Dit beleid is doorvertaald in de bestemmingsplannen binnen het gemeentelijk grondgebied.
Cultuurhistorie
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Bro) moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorie. Cultuurhistorie heeft onder andere betrekking op de historische stedenbouwkundige en historisch geografische waarden in het gebied. In het plan moet beschreven worden hoe met de in het gebied aanwezige waarden en de aanwezige of te verwachten monumenten wordt omgegaan.
De Erfgoedwet bevat de wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed en archeologie in Nederland. Het is op basis hiervan verplicht om de facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie mee te nemen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.
Beoordeling
Archeologie
In het plangebied geldt op grond van de archeologische beleidskaart van de gemeente grotendeels een hoge tot zeer hoge archeologische verwachtingswaarde. Bij een diepte van meer dan 30 centimeter en een oppervlakte van meer dan 50 respectievelijk 100 m² voor werkzaamheden in de bodem, moet archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. De exacte verstoringsdiepte voor de toekomstige werkzaamheden is nog niet bekend, maar aannemelijk is dat de drempelwaarden worden overschreden. Daarom is een verkennend archeologisch onderzoek uitgevoerd, bestaande uit een bureau- en veldonderzoek. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 4 bij deze toelichting.
Door middel van het bureau-onderzoek is inzicht verkregen in de verwachte archeologische waarde in het plangebied. Het doel van het veldwerk was het aantonen of er sprake is van een archeologische vindplaats in het plangebied. Het booronderzoek heeft met vrij grote zekerheid kunnen aantonen dat dit niet het geval is. Er is een representatief beeld verkregen van de bodemopbouw in het plangebied en er zijn geen relevante archeologische indicatoren gezien (de indicatoren die zijn aangetroffen in het overslagpakket worden niet als relevant beschouwd). Het onderzoek heeft dus geen aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats binnen het onderzoeksgebied. Daarom wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Het onderzoeksgebied kan worden vrijgegeven. Hiertoe is een selectiebesluit door de gemeente genomen (22 december 2021).
Op basis van de besluit is het onderzoeksgebied vijrgegeven en is geen dubbelbestemming opgenomen op deze gronden. Op het perceel Dorpsstraat 3, dat niet onderzocht is en waar geen bodemingrepen zijn voorzien, wordt overeenkomstig de gemeentelijke beleidskaart de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' opgenomen.
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt niet in een cultuurhistorisch waardevol gebied. De bebouwing in het plangebied is niet cultuurhistorisch waardevol en er zijn ook geen cultuurhistorisch waardevolle elementen in en nabij het plangebied aanwezig. Aantasting van cultuurhistorische waarden als gevolg van het plan is dus uitgesloten. Het bebouwingslint aan de Dorpsstraat betreft wel een historisch lint van enige waarde. Dit wordt echter niet aangetast. Het plan voorziet immers enkel in een functiewijziging van de bestaande woning Dorpsstraat 3 aan deze zijde.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie zorgen niet voor belemmeringen in het kader van dit plan.
Verkeer
Dit bestemmingsplan wijzigt enerzijds de bestaande Bedrijfsbestemming met een bedrijfswoning naar een Woonbestemming met één vrijstaande woning. In de toekomstige situatie is op basis van de CROW-kencijfers (publicatie 381) een verkeersgeneratie van circa 8 verkeersbewegingen per etmaal te verwachten. Dit wijzigt niet ten opzichte van de huidge situatie, waarin er sprake is van een vrijstaande bedrijfswoning.
Op het achtergelegen perceel wordt één nieuwe woning opgericht. Deze wordt ontsloten op de weg Kweldam. Dit betreft een doodlopende woonstraat met enkel lokaal verkeer. Het beperkte aantal te verwachten verkeersbewegingen van ca. 8 verkeersbewegingen per etmaal kan zonder problemen worden afgewikkeld op deze weg.
In totaal zorgt het plan voor een verwachte toename van ca. 8 verkeersbewegingen per etmaal. Dit is zodanig gering, dat het plan niet van invloed is op de verkeerskundige situatie in de omgeving. Verkeerskundig zijn er daarom geen belemmeringen of bezwaren aan het plan verbonden.
Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft parkeernormen vastgesteld in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016 (hierna: de Nota). In de toekomstige situatie is er sprake van één vrijstaande woning op het perceel Dorpsstraat 3 en één vrijstaande woning op het perceel Kweldam ongenummerd. Volgens de Nota zijn er 2,7 parkeerplaatsen per woning woning benodigd (categorie 'vrijstaand, koop' in het gebied overige kernen). Op eigen terrein is op beide percelen voldoende parkeergelegenheid beschikbaar voor het benodigde aantal parkeerplaatsen, waarmee aan deze norm wordt voldaan. In de planregels is ter waarborging een parkeerregeling opgenomen. Hieraan wordt bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen getoetst.
Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.
Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkeling (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).
Het bestemmingsplan 'Oosterhout, Dorpsstraat 3' bestaat uit de volgende onderdelen:
De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.
De regels
Deze bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.
De verbeelding
Op de verbeelding zijn de volgende enkelbestemmingen opgenomen: 'Agrarisch', 'Wonen' en 'Tuin'. Verder zijn er twee bouwvlakken opgenomen met enkele maatvoeringsaanduidingen. Tot slot zijn er enkele dubbelbestemmingen in het plan opgenomen.
De opzet van het plan
Een bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. De regels sluiten aan bij het geldende bestemmingsplan 'Oosterhout', dat ook één van de meest recente komplannen binnen de gemeente is. De toekomstige situatie is concreet bestemd en afgestemd op de geweste situatie en gebruik.
Bouwplan
Als een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.
Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.
Agrarisch
Een gedeelte van het perceel Kweldam ongenummerd blijft, zoals in de huidige situatie al het geval is, bestemd als 'Agrarisch'. Er is geen bouwvlak opgenomen. Er zijn daarom alleen nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan binnen deze bestemming. De gronden zijn bestemd voor onder andere grondgebonden agrarische doeleinden, hobbymatig agrarisch grondgebruik, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en het behouden en ontwikkelen van landschappelijke waarden.
Tuin
De voorerven van de beide toekomstige woonpercelen zijn bestemd als 'Tuin'. Deze bestemming loopt door tot 3 meter achter de voorgevel van de woningen (hoofdgebouwen). Deze gronden zijn bestemd voor tuinen en parkeervoorzieningen bij het aangrenzende hoofdgebouw (de woning). Binnen de bestemming mag slechts beperkt worden gebouwd: er zijn uitsluitend kleine aan- en uitbouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
Wonen
In de toekomstige situatie is er sprake van twee woonpercelen in het plangebied: één aan de Dorpsstraat 3 en één aan de Kweldam. Deze percelen zijn, uitgezonderd de voorerven, bestemd als 'Wonen'. De gronden zijn primair bestemd voor het wonen in een woning, waarbij inwoning en een beroep/bedrijf aan huis zijn toegestaan. Verder zijn binnen de bestemming bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen, groen en water toegestaan.
Er is één woning toegestaan per perceel. Op beide percelen is een bouwvlak opgenomen. Hoofdgebouwen mogen alleen binnen de bouwvlakken worden opgericht. Op de verbeelding zijn de maximale goot- en bouwhoogten aangegeven; deze zijn voor de woning Dorpsstraat 3 gelijk aan de huidige toegestane maximale hoogten van de bedrijfswoning, terwijl de hoogten voor de nieuwe woning aansluiten bij de uitgangspunten van het inrichtingsplan (twee bouwlagen met een kap). Buiten het bouwvlak mogen ook bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen) worden gebouwd. Hiervoor zijn nadere bouwregels gesteld. Ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan, binnen het gehele bestemmingsvlak.
In de regels is als voorwaardelijke verplichting opgenomen dat voor de realisatie en het gebruik van de nieuwe woning tijdig de voorgeschreven landschappelijke inpassing moet worden gerealiseerd. Na realisatie moet deze in stand worden gehouden. Verder is een parkeerbepaling opgenomen binnen de bestemming.
Waarde - Archeologische verwachting 1
Binnen het plangebied geldt op basis van de gemeentelijke beleidskaart een archeologische verwachtingswaarde (zie ook paragraaf 5.12). Een deel van het plangebied is vrijgegeven op basis van archeologisch onderzoek. In de rest van het plangebied wordt overeenkomstig de beleidskaader de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' opgenomen. Binnen deze bestemming gelden beperkingen aan het bebouwen van de gronden en aan het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden, die de opgenomen drempelwaarden overschrijden. In dat geval is ook een onderzoeksplicht van toepassing.
Waterstaat - Waterkering
Het plangebied ligt grotendeels binnen de beschermingszone van de waterkering ter plaatse van de Waaldijk ten zuiden van het plangebied. Deze beschermingszone heeft de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering' behouden. Binnen deze zone gelden beperkingen aan het bebouwen van de gronden en aan het uitvoeren van bepaalde werken en werkzaamheden. Hiertoe is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Voor werkzaamheden binnen het bouwvlak, alsmede in het kader van de realisatie van de landschappelijke inpassing, zijn uitzonderingen van toepassing. Deze werkzaamheden zijn namelijk voortijdig afgestemd met en goedgekeurd door het waterschap.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een plan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.
Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoeringen, zoals hoogten en oppervlakten.
Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.
Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier onder meer om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering en overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen. Ook is een regeling voor evenementen opgenomen.
Algemene wijzigingsregels
Dit artikel geeft burgemeester en wethouders de bevoegdheid om de bestemmingsgrenzen onder nadere voorwaarden in beperkte mate te wijzigen.
Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle ruimtelijke plannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken, welke op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend), mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gebruikmaken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.
Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.
Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de ontwikkeling is, dat deze voor de gemeente budgetneutraal wordt ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. In dit geval is er sprake van een bouwplan, zoals bedoeld in de wet. Er wordt namelijk een nieuw hoofdgebouw mogelijk gemaakt. De gemeente heeft met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst afgesloten, waarin afspraken over het verhaal van kosten en planschade zijn gemaakt. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het opstellen van een exploitatieplan niet nodig. Het kostenverhaal is voldoende verzekerd.
Financiële haalbaarheid
Er zijn geen onvoorziene hoge kosten voor de initiatiefnemer of de gemeente te verwachten, omdat er sprake is van een kleinschalig en concreet intiatief. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd, voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.
De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrijstaat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.
Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van het plan en de beperkte ruimtelijke impact, geen inspraak plaatsgevonden.
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan, dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of die belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Gezien de aard van de bestemmingswijziging, heeft in dit geval geen vooroverleg plaatsgevonden. Uitzondering vormt het met het waterschap gevoerde vooroverleg in verband met de ligging binnen de beschermingszone van een waterkering. Zie hierover ook paragraaf 5.10. De positionering van het woonperceel is in het vooroverleg met het waterschap afgestemd.
De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan vindt plaats volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kon eenieder een zienswijze kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend en er is geen aanleiding tot het doorvoeren van ambtshalve wijzigingen.
Het plan is vervolgens op 20 september 2022 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.