direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Renkumse Veerweg 3, Heteren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0276BUITrenkveerw3-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Renkumse Veerweg 3 te Heteren is van oudsher een steenfabriek aanwezig. De exploitant van het terrein van de steenfabriek is voornemens om de steenfabriek nieuw leven in te blazen. Hiermee kan het cultureel industriële erfgoed van de voormalige steenfabriek worden behouden. Het betreft een rijksmonument. Vestiging van een nieuwe steenfabriek in de oude omvang is niet reëel. De intentie is dan ook om naast deze functie enkele andere bedrijfsmatige functies, verwant aan de keramische industrie, ter plaatse te gaan exploiteren in de bestaande bebouwing van het complex. Tevens wil men kleinschalige culturele en educatieve activiteiten mogelijk maken, die verband houden met het industriële erfgoed. Daarbij kan ook gebruik worden gemaakt van het op de bedrijfslocatie en de naastgelegen agrarische gronden gelegen smalspoor. Voor de functies wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing.

De gewenste functieverbreding van de steenfabriek past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Een bestemmingsplanherziening is daarom noodzakelijk. Het initiatief was oorspronkelijk opgenomen in het veegplan 2017 (ontwerpbestemmingsplan 'Veegplan 2017 (10 initiatieven)', NL.IMRO.1734.0246VGPveegpl2017-ONT1). Bij amendement is besloten om het initiatief uit het vast te stellen veegplan te laten en een afzonderlijke bestemmingsplanherziening te doorlopen (raadsvergadering d.d. 16 mei 2017). Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Renkumse Veerweg 3, Heteren' maakt de gewenste functieverbreding mogelijk.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied aan de Renkumse Veerweg 3 ligt in het buitengebied van Overbetuwe op ruim 1 kilometer ten noordwesten van de kern Heteren, in de uiterwaarden van de Nederrijn. Het plangebied beslaat het perceel van een voormalige steenfabriek en omliggende agrarische gronden, waar onder meer een smalspoor aanwezig is. De zuidkant van het plangebied en het agrarische perceel zijn onbebouwd. Hier zijn agrarische gronden aanwezig, evenals begroeiing.

Ten noorden van het plangebied ligt de Nederrijn en direct ten noordwesten van het plangebied de woning Renkumse Veerweg 5. Aan de oostkant grenst het plangebied aan de Renkumse Veerweg. Direct ten zuiden van het plangebied is een waterloop aanwezig en ten westen en zuidwesten van het plangebied agrarische gronden. Onderstaand is de ligging van het plangebied zichtbaar, evenals een luchtfoto van de huidige situatie in het plangebied en de directe omgeving. De begrenzing van het plangebied is in de figuur indicatief aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0276BUITrenkveerw3-VSG1_0001.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0276BUITrenkveerw3-VSG1_0002.png"  
Figuur 1: ligging en begrenzing van het plangebied  

1.3 Huidig bestemmingsplan

In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. De bestemming ter plaatse van het complex van de voormalige steenfabriek is 'Bedrijf - Uiterwaarden'. Dit betreft een specifieke bestemming, waarbij qua bedrijfsactiviteiten uitsluitend een steenfabriek is toegestaan. Binnen de bestemming is geen bouwvlak opgenomen. De maximale oppervlakte aan bebouwing is 5.094 m². Dit komt overeen met de feitelijk aanwezige bebouwing.

Op het aangrenzende agrarische perceel ten westen van het complex, waar het smalspoor nog aanwezig is, geldt de bestemming 'Agrarisch met waarden - Uiterwaarden', zonder bouwvlak. Deze gronden zijn bestemd voor grondgebonden agrarische doeleinden, hobbymatig agrarisch grondgebruik, extensieve dagrecreatie en behoud, bescherming, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden.

In het plangebied zijn verder de volgende dubbelbestemmingen en aanduidingen opgenomen:

  • Waarde - Archeologische verwachting 4;
  • Waterstaat - Waterstaatkundige functie;
  • Leiding - Gas;
  • Waardevol landschap;
  • Ehs verweving, Ehs natuur;
  • Vrijwaringszone - vaarweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0276BUITrenkveerw3-VSG1_0003.png"  
Figuur 2: uitsnede huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'  

De huidige bestemming van de steenfabriek, 'Bedrijf - Uiterwaarden', is zeer specifiek en laat uitsluitend een steenfabriek toe. De exploitatie van bedrijfsmatige functies, verwant aan de keramische industrie, en het ontplooien van kleinschalige culturele en educatieve activiteiten, die verband houden met het industriële erfgoed, is niet toegestaan binnen deze bestemming. Ook het gebruik van het smalspoor binnen de bestemmingen 'Bedrijf - Uiterwaarden' en 'Agrarisch - Uiterwaarden' voor culturele en educatieve activiteiten is niet mogelijk op basis van deze bestemmingen. Ten slotte zijn enkele bijbehorende functies gewenst, waaronder een beperkte mate van buitenopslag.

Om de voorgaande redenen is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Tegen de beoogde functies bestaan beleidsmatig en milieuhygiënisch geen bezwaren. In deze toelichting wordt dit nader beschreven. Het plan draagt bij aan het behoud van het monumentale complex van de steenfabriek.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is een beschrijving opgenomen van de huidige situatie in het plangebied en van de voorgenomen ontwikkelingen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleid dat relevant en van toepassing is op deze ontwikkelingen. Daarna worden in hoofdstuk 4 de relevante milieu- en omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 bevat de juridische vertaling van de gewenste ontwikkelingen. In hoofdstuk 6 wordt de financiële haalbaarheid van het plan aangeduid. Afgesloten wordt met het hoofdstuk over de te volgen procedure (hoofdstuk 7).

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied betreft een voormalige steenfabriek in de uiterwaarden van de Nederrijn, ten noordwesten van Heteren. Op het terrein is een rijksmonument aanwezig, namelijk een voormalige steenfabriek met bedrijfsgebouwen. De bebouwing bevindt zich overwegend centraal op het perceel, terwijl aan de noord- en oostkant verharding aanwezig is. Hier vond in de oude functie ook buitenopslag plaats. De totale oppervlakte aan bebouwing bedraagt 5.094 m².

Aan de westkant van het plangebied is een agrarisch perceel met een smalspoor gelegen. Dit smalspoor werd vroeger gebruikt door de steenfabriek en momenteel door de Gelderse Smalspoor Stichting (GSS), die zich inzet voor het behoud van het complex. Het complex is als geheel een belangrijk industrieel cultuurhistorisch complex en heeft een monumentale status.

De zuidkant van het plangebied en het agrarische perceel zijn onbebouwd. Hier zijn agrarische gronden aanwezig, evenals begroeiing. In het zuidoostelijk deel van het plangebied is een gasleiding aanwezig en direct ten zuiden van het plangebied een kleine waterloop.

Het plangebied is toegankelijk via de Renkumse Veerweg aan de noordoostkant van het plangebied.

2.2 Voorgenomen ontwikkeling

De exploitant van de steenfabriek wil, naast de functie als steenfabriek, enkele andere bedrijfsmatige functies, verwant aan de keramische industrie, gaan exploiteren in de bestaande bebouwing van het complex. Concreet valt daarbij te denken aan bijvoorbeeld een bedrijf dat natuursteen verwerkt. Dergelijke verwante bedrijven worden passend bij de huidige toegestane functies geacht. Qua omvang blijven deze ondergeschikt aan de steenfabriek.

Ook wil men kleinschalige culturele en educatieve activiteiten mogelijk maken, die verband houden met het industriële erfgoed. Daarbij kan ook gebruik worden gemaakt van het op de bedrijfslocatie en de naastgelegen agrarische gronden gelegen smalspoor. De educatieve functies mogen geen belemmering voor de steenfabriek en andere bedrijfsmatige functies vormen en dienen dan ook direct verband met de steenfabriek te houden. Deze activiteiten zijn deels bestaand: de GSS ontplooit reeds dergelijke activiteiten op en rond het terrein van de steenfabriek en de smalsporen, zoals een klein museum en een werkplaats. De GSS houdt zich bezig met het in stand houden van historisch smalspoormateriaal (mobiel erfgoed) en is als zodanig erkend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. In het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' zijn deze activiteiten echter niet toegestaan. Tegen deze activiteiten bestaan geen beleidsmatige of milieuhygiënische bezwaren. In dit bestemmingsplan wordt dit dan ook mogelijk gemaakt. Een zekere mate van flexibiliteit ten aanzien van de (omvang van de) beoogde functies is wenselijk met het oog op het behoud van het waardevolle complex.

Naast de hiervoor beschreven hoofdfuncties zijn er nog enkele bijbehorende functies aanwezig en toegestaan. Onder meer de buitenopslag wordt geregeld: dit is voor het functioneren van de steenfabriek noodzakelijk en wordt daarom ook toegestaan. In het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' en 'Beleidslijn Grote rivieren' is algemene buitenopslag niet toegestaan. Voor de overige functies is buitenopslag in beperkte mate noodzakelijk en wordt dit uitsluitend in de reeds aanwezige containers toegestaan. Het algemeen toestaan van buitenopslag wordt uit landschappelijk en beeldkwaliteitsoogpunt niet wenselijk geacht.

Nieuwbouw wordt niet beoogd en niet toegestaan, met uitzondering van een periodieke oven met bijbehorende overkapping. Er is dan ook uitsluitend sprake van een functiewijziging (alleen verbreding, met als doel de instandhouding van het monumentale complex).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0276BUITrenkveerw3-VSG1_0004.png"  
Figuur 3: functie-indeling terrein in de toekomstige situatie  

2.3 Verkeer en parkeren

In de huidige situatie is een steenfabriek in het plangebied aanwezig. In de toekomstige situatie zijn, naast de exploitatie van een steenfabriek, ook andere aanverwante functies toegestaan in de vorm van kleinschalige bedrijvigheid (260 m²) en culturele en educatieve functies (1.550 m²). Daarbij wordt gebruik gemaakt van de bestaande bebouwing, het bestaande bedrijfsperceel en het bestaande smalspoor. De nieuwe functies hebben een geringere verkeersaantrekkende werking dan een volwaardige steenfabriek. Het aantal verkeersbewegingen zal als gevolg van de ontwikkeling dan ook niet toenemen. Ook de parkeerbehoefte zal niet wezenlijk toenemen. Op het terrein is in ruime mate voorzien in parkeergelegenheid op de bestaande verharding.

Voor wat betreft parkeren en verkeersafwikkeling zijn er dan ook geen belemmeringen te verwachten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor die belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt een functieverbreding van een bestaand monumentaal steenfabriekcomplex mogelijk. Deze ontwikkeling speelt zich, gezien de aard en omvang van de wijzigingen, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. De 13 nationale belangen zijn met de ontwikkeling niet in het geding.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.

De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels worden gerespecteerd.

Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt een functieverbreding van een bestaand monumentaal steenfabriekcomplex mogelijk. Deze ontwikkeling speelt zich, gezien de aard en omvang van de wijzigingen, af op lokaal niveau en heeft geen relatie met het ruimtelijke ordeningsbeleid op nationaal niveau. De 13 nationale belangen zijn met de ontwikkeling niet in het geding.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro) opgenomen. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat verplicht moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat er onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn.

Per 1 juli 2017 is een gewijzigde Ladder in werking getreden. Hierin is de tekst van de Ladder teruggebracht naar de essentie, namelijk de noodzaak om aan te geven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.” (artikel 3.1.6 lid 2 Bro).

Conclusie
In het plangebied vindt een uitbreiding plaats van de huidige specifieke bestemming (steenfabriek) met bedrijfsmatige functies gelieerd aan de steenfabriek (maximaal 260 m²). Tevens worden aanverwant culturele en educatieve functies mogelijk gemaakt (maximaal 1.550 m² in totaal). Deze nieuwe functies worden als nevenactiviteiten geëxploiteerd ten behoeve van de steenfabriek. Een uitbreiding van het ruimtebeslag vindt niet plaats: uitsluitend de bestaande monumentale bebouwing en het smalspoor mogen voor de betreffende activiteiten worden gebruikt. Gelet op de aard van de ontwikkeling is er dan ook geen sprake van een stedelijke ontwikkeling. De ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

Beleidsregels Grote Rivieren
Op 4 juli 2006 zijn de Beleidsregels Grote Rivieren vastgesteld. Deze berusten op artikel 6.12 van het Waterbesluit en bevatten concrete beleidsregels voor het toestaan van maatregelen, ingrepen, bouwen en activiteiten ter plaatse van de waterstaatswerken die op de overzichtskaart en detailkaart zijn weergegeven. De Nederrijn is één van de rivieren waarop de beleidsregels van toepassing zijn.

Beoordeling en conclusie
Het plangebied ligt binnen het rivierbed van de Nederrijn, meer in het bijzonder binnen het stroomvoerend regime. Artikelen 5 en 6 van de Beleidsregels bevatten regels met betrekking tot respectievelijk riviergebonden en niet-riviergebonden activiteiten binnen het stroomvoerend regime. Toestemming wordt gegegeven voor onder meer de uitbreiding van bestaande steenfabrieken (artikel 5, sub g.) en functieveranderingen binnen de bestaande bebouwing (artikel 6 sub c.). Met dit bestemmingsplan wordt een functieverbreding binnen de bestaande bebouwing mogelijk gemaakt. Deze activiteit valt dan ook ook onder het bereik van artikel 6 sub c. van de beleidsregels. Deze vormen daarom geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten van Gelderland hebben de Omgevingsvisie Gelderland op 9 juli 2014 vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 1 juli 2017 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt, moet worden getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen die voor dit bestemmingsplan van belang zijn.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld op 24 september 2014. De meest recente actualisatie van de Verordening dateert van 1 juli 2017.

De regels in de verordening hebben betrekking op het hele provinciale grondgebied, delen of gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
De volgende aanduidingen en regels van de Omgevingsverordening zijn voor de planontwikkeling relevant.

Groene ontwikkelingszone
Een klein gedeelte aan de noordwestkant van het plangebied ligt binnen de Groene ontwikkelingszone (GO). Binnen een GO mogen in beginsel geen nieuwe grootschalige ontwikkelingen worden toegestaan. Ook het vellen van houtopstanden is niet zonder meer mogelijk. De GO ligt buiten het bedrijfsperceel van de steenfabriek. Binnen het GO blijft de huidige agrarische bestemming gehandhaafd. De ontwikkeling heeft dan ook geen negatieve effecten op de GO en voldoet aan de regels van de Omgevingsverordening met betrekking tot dit thema.

Romeinse Limes
Het plangebied ligt geheel binnen de Romeinse Limes. Gelet op de aard en omvang van de ontwikkelingen op de locatie, waarbij uitsluitend sprake is van functiewijzigingen/-verbreding, kan worden gesteld dat de kernkwaliteiten van de Romeinse Limes niet worden aangetast door dit bestemmingsplan.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

3.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt' vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De geschetste identiteit kan bijdragen aan het behouden en aantrekken van inwoners en bedrijven. De visie kan mensen inspireren en motiveren die werken aan stedenbouw, sport, ondernemerschap, onderwijs, openbare ruimte, welzijnswerk en dergelijke. De visie is tenslotte ook een duidelijke positionering naar andere gemeenten en partners; het geeft Overbetuwe een eigen gezicht in de regio. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 van de Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de toekomstvisie zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

Beoordeling
Het plangebied ligt in het recreatief landschap van de Grote Rivieren. Met het initiatief wordt een verbreding van functies, verwant aan de keramische industrie en de steenfabriek, mogelijk gemaakt. Hierbij moet gedacht worden aan zowel bedrijfsmatige, educatieve als recreatieve functies, rekening houdend met de rijksmonumentale status van het pand en met de waarde van het historische industriële complex als geheel. Door deze functies toe te staan is een duurzame exploitatie van de locatie mogelijk en wordt onder andere bijgedragen aan het recreatief landschap van de Grote Rivieren. Het plangebied ligt tevens in het buitengebied. Dit betekent dat wordt ingezet op de versterking van het landschap waar passend en waar nodig.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Toekomstvisie+.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.

Beoordeling
Het plangebied ligt in deelgebied 14 (Uiterwaarden Neder-Rijn) van het LOP. In dit deelgebied wordt onder meer gestreefd naar behoud van het gevarieerd landschap ten westen van Heteren en het behouden en/of creëren van zichtlijnen op de stuwwallen en uiterwaarden. De voorgenomen ontwikkeling betreft een functieverbreding van het bestaande complex van de steenfabriek. Alle functies worden binnen de bestaande bebouwing en op het bestaande bedrijfsperceel en het smalspoor ontplooid. Het gevarieerd landschap in en rondom het plangebied blijft dan ook behouden. Ook de zichtlijnen over het agrarisch perceel in het plangebied blijven behouden.

Conclusie
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met het LOP.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D blijft, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine bouwprojecten zoals het onderhavige beoordelen of een m.e.r.-beoordeling nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' heeft mogelijk gevolgen voor dit bestemmingsplan. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking en het gewijzigde Besluit m.e.r. sinds 7 juli 2017. De richtlijn wijzigt de procedure en inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van de bestemmingsplannen. Voor activiteiten die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling
Het bestemmingsplan maakt een functieverbreding op het perceel van een bestaande steenfabriek mogelijk met aanverwante functies: kleinschalige bedrijvigheid, ondersteunende kantoren en educatieve en culturele functies. Dit kan leiden tot een m.e.r.(beoordelings)-plicht. Of sprake is van een m.e.r.-procedure hangt af van het feit of sprake is van een m.e.r.-plichtige activiteit en of de drempelwaarden uit lijst C en D van het Besluit m.e.r. worden overschreden (1.). Daarnaast is van belang of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt (2.) en of er belangrijke milieugevolgen zijn (3.).

  • 1. De beoogde functieverbreding vindt plaats op een bestaand bedrijfsperceel. Het bedrijfsperceel en de bestaande bebouwing worden niet uitgebreid. De functieverbreding is geen activiteit die is opgenomen in lijst C en D van het Besluit m.e.r.. De ontwikkeling is, gezien de aard en omvang ervan, geen stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Er is geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit. Er hoeft in het kader van dit bestemmingsplan daarom geen m.e.r.-procedure gevolgd te worden.
  • 2. In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r is bepaald wat wordt verstaan onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Uit paragraaf 4.10 (Flora en Fauna) van de toelichting volgt dat het bestemmingsplan geen externe werking heeft op het Natuurnetwerk Nederland, een Vogel- of Habitatrichtlijngebied of overig beschermd natuurgebied. Het plangebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het plangebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of tot een Belvédèregebied.
    Het plangebied behoort niet tot een gevoelig gebied.
  • 3. In de overige paragrafen van dit hoofdstuk zijn de verschillende relevante milieueffecten beschouwd. Hieruit blijkt dat er door dit bestemmingsplan geen sprake zal zijn van nadelige milieugevolgen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk bezien. Voor de onderbouwing per onderdeel wordt verwezen naar de afzonderlijke paragrafen.

Conclusie
Zoals uit bovenstaande opsomming blijkt, is er gezien de aard en omvang van de ontwikkeling geen sprake van een overschrijding van de drempelwaarden en zijn er geen belangrijke nadelige milieugevolgen door de ontwikkeling. Het plangebied behoort ook niet tot een gevoelig gebied. Gezien het voorgaande is het niet noodzakelijk om een m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren in het kader van dit bestemmingsplan.

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is vastgelegd dat, indien in het plangebied geluidgevoelige functies (zoals woningen) zijn voorzien binnen de invloedssfeer van (rail- en weg)verkeerslawaai, akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van:

  • wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen;
  • wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

Naast de Wgh is het gemeentelijk geluidbeleid, dat in 2009 is vastgesteld van belang.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een verbreding van de bestaande bedrijfsbestemming van de voormalige steenfabriek. Er worden daarbij geen geluidsgevoelige functies toegevoegd of verplaatst. Ook is geen sprake van een geluidzoneringsplichtige inrichting. Er zijn dan ook geen bezwaren vanuit akoestisch oogpunt. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.


Conclusie
Vanuit akoestisch oogpunt is geen sprake van belemmeringen in het kader van dit bestemmingsplan.

4.3 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Bij de start van nieuwe bouwprojecten moet onderzocht worden of het effect van een nieuw initiatief relevant is voor de luchtkwaliteit. Er is geen relevantie als aannemelijk kan worden gemaakt, dat de luchtkwaliteit "niet in betekenende mate" aangetast wordt. Daartoe is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels vastgelegd zijn die betrekking hebben op het begrip NIBM.

In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoren woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing van de luchtkwaliteit achterwege blijven.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een verbreding van de bestaande bedrijfsbestemming van de voormalige steenfabriek. De hoofdfunctie blijft echter het exploiteren van een steenfabriek. De toegestane bedrijfsmatige, educatieve en recreatieve functies zijn kleinschalig van aard en houden verband met de (voormalige) functie van het steenfabriekcomplex. Van een wezenlijke intensivering van het gebruik is dan ook geen sprake. Ook is geen sprake van een wezenlijke toename van verkeersbewegingen (zie ook paragraaf 2.3). De ontwikkelingen zijn gezien de aard en omvang daarvan dan ook vergelijkbaar met de gevallen genoemd in de Regeling NIBM. De ontwikkelingen dragen dan ook zonder meer niet in betekenende mate bij. Toetsing aan de luchtkwaliteit kan om deze reden achterwege blijven.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt in het kader van dit bestemmingsplan geen belemmering.

4.4 Bedrijven en milieuzonering

Bij functiewijzigingen dient rekening gehouden te worden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten (VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009). Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke indicatieve afstand hierbij (minimaal) in acht genomen worden. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken. In het algemeen wordt door middel van het aanbrengen van een zonering (afstand) tussen bedrijvigheid en woonbebouwing de overlast ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten zo laag mogelijk gehouden.

Onderscheid wordt gemaakt in twee omgevingstypen, uitgaande van het principe van functiescheiding: rustige woonwijk c.q. rustig buitengebied en gemengd gebied. In gemengd gebied worden de richtafstanden één afstandsstap verlaagd.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een verbreding van de bestaande bedrijfsbestemming van de voormalige steenfabriek. De hoofdfunctie blijft echter het exploiteren van een steenfabriek. Hierbij worden nevenactiviteiten gerealiseerd in de vorm van kleine bedrijven welke een relatie hebben met de keramische industrie. Ook worden culturele/recreatieve activiteiten die verband houden met deze functies en het aanwezige industriële erfgoed toegestaan. Er vindt geen uitbreiding plaats, maar functieverbreding met als hoofdactiviteit de steenfabriek. Vanuit een oogpunt van bedrijven en milieuzonering treden er dan ook geen relevante wijzigingen op. De milieucategorie wijzigt niet en ook is geen sprake van een wezenlijke intensivering van het gebruik.

Conclusie
Vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkelingen, die dit bestemmingsplan mogelijk maakt.

4.5 Geurhinder

Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet vormt het toetsingskader voor vergunningen op grond van de Wet milieubeheer, waar het gaat om geurhinder veroorzaakt door het houden van dieren. Daarnaast is de wet van belang in verband met de zogenoemde 'omgekeerde werking' in het kader van de ruimtelijke ordening.

Naast de Wgv is sinds 1 januari 2013 ook het Activiteitenbesluit milieubeheer van belang in het kader van de omgekeerde werking. De meeste veehouderijen vallen sindsdien onder de werking van het Activiteitenbesluit. Het Activiteitenbesluit vormt voor wat betreft de 'omgekeerde werking' het toetsingskader voor deze veehouderijen.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een verbreding van de bestaande bedrijfsbestemming van de voormalige steenfabriek. De hoofdfunctie blijft echter het exploiteren van een steenfabriek. Hierbij worden nevenactiviteiten toegestaan in de vorm van kleine bedrijven welke een relatie hebben met de keramische industrie. Ook worden culturele en recreatieve activiteiten die verband houden met deze functies en het aanwezige industriële erfgoed toegestaan.

Zowel met de huidige als toekomstige functies is sprake van permanent verblijf van mensen in het plangebied en daarmee van geurgevoelige objecten. Hierin treedt geen wijziging op. Uitgesloten is dan ook dat er belemmeringen optreden vanwege de functieverbreding. Nadere toetsing aan de Wgv kan achterwege blijven.

Conclusie
Er zijn vanuit het aspect geurhinder geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen.

4.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. Ook in het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit een belangrijke afweging. Daarnaast bevat de Bouwverordening een verbod voor het bouwen van bouwwerken, waarin mensen permanent of nagenoeg permanent verblijven (zoals woningen) op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een verbreding van de bestaande bedrijfsbestemming van de voormalige steenfabriek. De hoofdfunctie blijft echter het exploiteren van een steenfabriek. Hierbij worden nevenactiviteiten toegestaan in de vorm van kleine bedrijven welke een relatie hebben met de keramische industrie. Ook worden culturele en recreatieve activiteiten die verband houden met deze functies en het aanwezige industriële erfgoed toegestaan.

Zowel bij de huidige als de toekomstige functies kan sprake zijn van een voortdurend verblijf van mensen in het plangebied. Er wordt geen nieuwe bebouwing mogelijk gemaakt. Een bodemonderzoek is dan ook niet aan de orde.

Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan. Nader onderzoek of het treffen van maatregelen is niet noodzakelijk.

4.7 Externe veiligheid

Beleid en normstelling
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's dienen te worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het plaatsgebonden risico beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn etc.), waarbij de 10-6 contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het groepsrisico beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het groepsrisico wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het groepsrisico (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd, over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van groepsrisico moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegewogen in de beoordeling van het groepsrisico. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Ten oosten van het plangebied ligt op circa 100 meter afstand een risicovolle inrichting (Renkumse Veerweg 7) en ook ten noorden van het plan is een risicovolle inrichting aanwezig (Veerweg 1 te Renkum, ca. 140 meter afstand). De plaatsgebonden risicocontour van beide risicobronnen is op geruime afstand van het plangebied gelegen, waardoor dit niet zorgt voor belemmeringen.

Conclusie  
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

4.8 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten, warmwaterleidingen e.d. kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken dient de leidingbeheerder aan te geven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Conclusie
In of nabij het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels en/of leidingen gelegen, anders dan de gasleiding zoals in paragraaf 4.7 benoemd. Er is dan ook geen sprake van belemmeringen in dit opzicht.

4.9 Waterparagraaf

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet, die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe wij voor de planperiode de uitvoering van acties zien om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

In het kort zijn de belangrijkste doelstellingen voor de planperiode:

  • voor de 35 gebieden van de TOP-lijst is het Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regiem (GGOR) bestuurlijk vastgesteld en zijn de maatregelen voor herstel uitgevoerd;
  • de maatregelen voor herstel van de wateren van het hoogste ecologisch niveau (HEN-wateren) zijn uitgevoerd;
  • de natte ecologische verbindingszones zijn gerealiseerd, tenzij onvoldoende financiële middelen beschikbaar zijn;
  • wateroverlast vanuit het regionale watersysteem wordt voorkomen door inrichting van waterbergingsgebieden en verruiming van watergangen;
  • in het stedelijk gebied is urgente wateroverlast opgelost;
  • de zwemwateren voldoen als minimum aan de categorie aanvaardbaar;
  • toekomstvast hoogwaterbeleid.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 heeft de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vastgesteld. Het waterbeheerplan van het waterschap is recent geactualiseerd (zie hierboven), eveneens in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden echter naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
    grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


In het waterplan is een RO-attentiekaart per kern opgenomen en een overzichtskaart van de gehele gemeente.

Watertoets
In de bestaande bebouwing vindt een verbreding van functies plaats, waarbij de steenfabriek als hoofdfunctie blijft fungeren. Het verhard oppervlak blijft in de toekomstige situatie gelijk. De maximale oppervlakte aan bebouwing blijft 5.094 m², conform de bestaande situatie. Ook wordt er geen nieuwe verharding toegevoegd. Waterhuishoudkundig heeft de ontwikkeling dan ook geen gevolgen. Er geldt geen compensatieplicht.

Conclusie
Uit waterhuishoudkundig oogpunt zijn er geen bezwaren of voorwaarden tegen de voorgenomen ontwikkelingen in het plangebied. De ontwikkelingen hebben geen negatieve effecten op de waterhuishouding in en nabij het plangebied.

4.10 Flora en Fauna

Natuurwetgeving
De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming. Deze vervangt de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. Deze wet vormt een uitwerking van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Daarnaast vindt beleidsmatig gebiedsbescherming plaats door middel van het Natuurnetwerk Nederland (NNN), dat op provinciaal niveau is uitgewerkt (Gelders Natuurnetwerk).

De Wet natuurbescherming heeft enerzijds betrekking op de Europees beschermde Natura 2000-gebieden. Ruimtelijke ontwikkelingen die effecten hebben op de vastgestelde natuurwaarden van deze gebieden, zijn in beginsel niet toegestaan. Indien er een kans bestaat dat effecten zullen optreden, dienen deze vooraf in kaart gebracht en beoordeeld te worden.

Anderzijds is in de wet de bescherming van diverse planten- en diersoorten in Nederland vastgelegd. Naast de voor alle in het wild levende planten en dieren geldende algemene zorgplicht, geldt voor een aantal soorten een aanvullend beschermingsregime. Dit betreffen drie groepen van beschermde soorten, te weten alle vogelsoorten uit de Europese Vogelrichtlijn, overige strikt beschermde soorten uit de Europese Habitatrichtlijn en nationaal beschermde soorten (waaronder de 'Rode Lijst'). De Wet Natuurbescherming bevat een verbod om (het leefgebied van) beschermde soorten aan te tasten.

Provincies hebben de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen voor nationaal beschermde soorten in het kader van bestendig beheer en onderhoud en ruimtelijke ontwikkeling, op basis van de provinciale verordening. De provincie Gelderland heeft voor een aantal soorten vrijstelling verleend.

Indien voorzorgsmaatregelen ten aanzien van andere beschermde soorten niet mogelijk zijn, dient bij de provincie een ontheffing te worden aangevraagd wanneer er sprake is van activiteiten in strijd met de verbodsbepalingen van de wet.

Beoordeling gebiedsbescherming
Het plangebied grenst echter aan het Natura 2000-gebied Rijntakken. Een klein deel van het agrarisch perceel dat tot het plangebied behoort, is binnen dit gebied gelegen. Dit bestemmingsplan voorziet in een verbreding van de huidige bedrijfsbestemming van de steenfabriek met kleinschalige verwante bedrijven en educatieve functies. Ten opzichte van de huidige toegestane gebruiksmogelijkheden, levert dit geen significant negatieve effecten op het Natura 2000-gebied op. Het betreft immers geen activiteiten met een grote milieubelasting of activiteiten die tot veel overlast of verstoring leiden. Het bedrijfsperceel en de toegestane bebouwing worden niet vergroot. De planologische gebiedsbescherming van het Natura 2000-gebied en de verwevingsgebieden daaromheen, zoals deze in het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe' is opgenomen, wordt in dit bestemmingsplan overgenomen.

Beoordeling soortenbescherming
Dit bestemmingsplan maakt uitsluitend een functie-uitbreiding mogelijk en het betreft geen activiteiten met een grote milieubelasting of activiteiten die tot veel overlast of verstoring leiden. Ook worden het bedrijfsperceel en de toegestane bebouwing niet vergroot. Er vinden dan ook geen verstorende ingrepen plaats. Negatieve effecten op beschermde soorten zijn op voorhand uitgesloten.

Conclusie
Het bestemmingsplan heeft geen negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Vanuit het aspect flora en fauna treden dan ook belemmeringen op.

4.11 Archeologische waarden

Sinds de invoering van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ) op 1 september 2007 is de verantwoordelijkheid ten aanzien van het bodemarchief gedecentraliseerd naar de gemeente. De provincie Gelderland blijft hierbij bestemmingsplannen (en afwijkingen hierop) toetsen op archeologie en cultuurhistorie, maar gaat er daarbij wel vanuit dat de gemeente zijn eigen taak naar behoren zelfstandig zal uitvoeren. De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart vervaardigd. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
Het plangebied ligt in een gebied met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Wanneer de oppervlakte meer dan 2.500 m² wordt vergroot dient archeologisch onderzoek gedaan te worden. Er vinden geen bouwwerkzaamheden plaats, maar slechts een verbreding van de toegestane bedrijfs- en andere activiteiten. De bestaande bebouwing mag niet worden vergroot. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. De huidige archeologische dubbelbestemming wordt in het plan overgenomen.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Algemene opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Renkumse Veerweg 3, Heteren' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling verantwoord, zowel op basis van het beleid, als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet.

De bestemmingsregels
De bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Bedrijf - Uiterwaarden' en 'Agrarisch met waarden - Uiterwaarden' en de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 4' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' opgenomen. Tevens zijn enkele aanduidingen opgenomen.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de burgers en voor de overheid. Qua systematiek is aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'.

Bouwplan
Als een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

5.2 Toelichting op de verbeelding en regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken.

Bestemmingen
Het plangebied beslaat uit de huidige bedrijfsbestemming en het gedeelte van het naastgelegen agrarische perceel waar het smalspoor aanwezig is. Deze bestemmingen zijn in dit bestemmingsplan gehandhaafd. Echter wordt aan de noordoostkant de bedrijfsbestemming gecorrigeerd, zodat de bestaande kantoorruimte (150 m²) binnen het bestemmingsvlak valt. De vigerende bestemmingen 'Bedrijf - Uiterwaarden' en 'Agrarisch met waarden - Uiterwaarden' alsmede de van toepassing zijnde dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen zijn voor het overige overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Aan de agrarische bestemming is een regeling gericht op het behoud van het smalspoorcomplex en het educatieve gebruik daarvan toegevoegd.

De bestemming 'Bedrijf - Uiterwaarden' is ten opzichte van het huidige bestemmingsplan verbreed. De volgende gebruiksvormen zijn toegestaan:

  • a. een steenfabriek;
  • b. aan een steenfabriek verwante bedrijven in de keramische industrie, uitsluitend in de bestaande gebouwen en met een maximumoppervlakte van 260 m²;
  • c. het behoud en de instandhouding van het cultureel-industriële erfgoed van het steenfabriekcomplex;
  • d. culturele, maatschappelijke en educatieve activiteiten van de Gelderse Smalspoor Stichting in de bestaande gebouwen en met een maximumoppervlakte van 960 m²;
  • e. het behoud, herstel en de instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle smalspoor met het bijbehorende complex, alsmede het gebruik daarvan voor educatieve doeleinden;
  • f. educatieve voorzieningen, uitsluitend voor zover deze verband houden met de onder a. tot en met e. genoemde functies, in de bestaande gebouwen en met een maximumoppervlakte van 490 m²;
  • g. ondersteunende kantoren met een maximumoppervlakte van 150 m²;
  • h. buitenopslag (uitsluitend ten behoeve van de steenfabriek en op de specifiek aangeduide plaatsen);
  • i. waterstaatkundige doeleinden, zoals de berging en afvoer van water, ijs en sediment;
  • j. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • k. nutsvoorzieningen.

Qua bouwregels is met name van belang dat de bestaande oppervlakte en goot- en bouwhoogte niet mogen worden vergroot c.q. verhoogd. Daarnaast is er een vergunning verleend voor de bouw van een periodieke oven met overkapping en bijbehorende bouwwerken (maximaal 8 meter bouwhoogte). Hiervoor is een specifieke bouwaanduiding op de verbeelding opgenomen en een specifieke regeling in de bouwregels van de bestemming.

Dubbelbestemmingen
In het bestemmingsplan zijn de vigerende dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 4' en 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' overgenomen. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemmingen waarborgen de bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden en de waterhuishoudkundige en waterstaatsdoeleinden.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een regeling voor afwijkende bestaande maatvoeringen of afstanden en voor het ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan voor alle opgenomen bestemmingen.

Algemene aanduidingsregels
In het plangebied zijn enkele gebiedsaanduidingen opgenomen. Deze betreffen de gebiedsbescherming in het kader van het Natuur Netwerk Nederland, de vrijwaringszone van de Neder-Rijn en de bescherming van het waardevol landschap. In dit artikel zijn regels opgenomen ter bescherming c.q. waarborging van deze belangen.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bestemmingsplan. Het gaat hierbij om de bevoegdheid om door middel van een omgevingsvergunning af te kunnen wijken van de regels die gelden voor alle bestemmingen in het plan. De criteria, die bij toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.

Algemene wijzigingsregels
Dit artikel bevat een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om het plan te wijzigen ten behoeve van kleine wijzigingen in de bestemmingsgrenzen en het oprichten van niet voor bewoning bestemde gebouwen voor openbaar nut of openbare dienstverlening.

Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure in geval van toepassing van de in het plan opgenomen afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan, mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Financiële toelichting


Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, indien er sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen.

Er is geen sprake van een bouwplan. De door de gemeente gemaakte kosten zijn op basis van leges in rekening gebracht bij de initiatiefnemer. Daarnaast is een planschadeovereenkomst met de initiatiefnemer gesloten.

Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

 

Hoofdstuk 7 Overleg en inspraak

7.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

7.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen omtrent inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor het onderhavige bestemmingsplan heeft, gezien de geringe ingrepen en kleinschalige ontwikkeling die met deze planherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaatsgevonden.

7.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. De gemeente Overbetuwe en de initiatiefnemer hebben bij de totstandkoming van het bestemmingsplan overleg gepleegd met Rijkswaterstaat, de provincie Gelderland, de Gasunie en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed.

7.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het ontwerpbestemmingsplan 'Veegplan 2017 (10 initiatieven)' waarin de voorgenomen ontwikkeling oorspronkelijk was opgenomen, is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er is ten aanzien van de locatie Renkumse Veerweg 3 één zienswijze ingediend tegen dit ontwerpbestemmingsplan. Deze zienswijze had betrekking op de wens om zonnepanelen in het plangebied te realiseren. Bij amendement is de locatie uit het vastgestelde 'Veegplan 2017 (8 initiatieven)' gelaten. Omdat momenteel nog steeds geen overeenstemming ten aanzien van het toestaan van zonnepanelen is bereikt en verdere vertraging onwenselijk is, wordt daarom nu een afzonderlijk bestemmingsplan vastgesteld voor de locatie Renkumse Veerweg 3.

Inhoudelijk zijn de regels van de in het plan opgenomen bestemmingen grotendeels ongewijzigd ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan 'Veegplan 2017 (10 initiatieven)'. Wel is een bouwmogelijkheid voor een periodieke oven met overkapping toegevoegd. Verder is ondergeschikte horeca en detailhandel toegestaan. De begrenzing van de bestemmingen, aanduidingen en de dubbelbestemmingen is nagenoeg ongewijzigd. Ten opzichte van het veegplan is de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', na overleg met de Gasunie, verwijderd. De gasleiding ter plaatse is namelijk niet meer aanwezig. Verder is een aanduiding opgenomen ter plaatse van de periodieke oven. Ten slotte is de benaming van de gebiedsaanduidingen afgestemd op het actuele provinciale beleid (Gelders Natuur Netwerk).

Het bestemmingsplan is op 29 mei 2018 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad, met inachtneming van de in het 'Rapport zienswijzen & ambtshalve wijzigingen' beschreven wijzigingen.

7.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.