direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, Hollanderbroeksestraat 45, Elst
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Hollanderbroeksestraat 45 te Elst is momenteel een handelsbedrijf, gespecialiseerd in rundvee- en schapenhouderij, gevestigd. De eigenaar van het bedrijf wil de bedrijfsactiviteiten staken en op het perceel twee woongebouwen realiseren. De agrarische bedrijfsbebouwing en de huidige bedrijfswoning worden gesloopt.

Om de functiewijziging en herontwikkeling van het perceel mogelijk te maken, is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Het gemeentelijk beleid biedt daarvoor mogelijkheden en de gemeente wil onder voorwaarden medewerking aan het initiatief verlenen. Dit bestemmingsplan, 'Buitengebied, Hollanderbroeksestraat 45, Elst', stelt de kaders vast waarbinnen de bestemmingswijziging kan worden toegestaan.

1.2 Ligging en beschrijving plangebied

Het plangebied beslaat het agrarische bedrijfsperceel aan de Hollanderbroeksestraat 45 te Elst. Kadastraal is het plangebied bekend als gemeente Elst, sectie P, perceelnummers 69 (ged.) en 123. Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Overbetuwe, circa 1 kilometer ten zuidoosten van de kern Driel, circa 2 kilometer ten noordwesten van de kern Elst en circa 1,2 kilometer zuidwestelijk van de wijk Schuygraaf (gemeente Arnhem). In afbeelding 1 is de ligging van het plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1_0001.png"  
Afbeelding 1: ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)  


In de omgeving van het plangebied zijn verschillende functies aanwezig, waaronder agrarische percelen, een bosperceel en enkele woningen aan de Hollanderbroeksestraat. Daarnaast is aan de zuid- en oostkant van het plangebied een golfbaan aanwezig. Het plangebied en de directe omgeving zijn aangemerkt als waardevol landschap.

1.3 Huidig bestemmingsplan

In het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe', dat is vastgesteld op 5 maart 2013. Het gehele plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch met waarden' met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - openheid' en 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - zegen'. Aan de oostkant van het plangebied is een bouwvlak opgenomen met de bijbehorende functieaanduiding 'intensieve veehouderij'. Het bouwvlak overschrijdt de kadastrale perceelsgrens aan de oostkant nipt. Verder gelden in het plangebied de gebiedsaanduidingen 'waardevol landschap' en 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1_0002.png"  
Afbeelding 2: uitsnede huidig bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'  


De initiatiefnemer wil de agrarische bedrijfsfunctie beëindigen en twee woongebouwen met in totaal maximaal 3 woningen op het perceel oprichten. Deze functiewijziging is niet mogelijk op basis van het huidige bestemmingsplan. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan nodig.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is als volgt opgebouwd. Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstukken 2 en 3 respectievelijk de bestaande en de toekomstige situatie in het plangebied beschreven. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid. In hoofdstuk 5 komen de relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Daarmee wordt inzichtelijk gemaakt of de ontwikkeling in ruimtelijk en milieuhygiënisch opzicht aanvaardbaar en haalbaar is en voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening. In hoofdstuk 6 is de juridische planopzet beschreven en in hoofdstuk 7 is de financiële toelichting opgenomen. Ten slotte is in hoofdstuk 8 de procedure beschreven. Daarin komen onder meer de aspecten inspraak en overleg aan bod.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

Het plangebied betreft het perceel aan de Hollanderbroeksestraat 45 te Elst, waar momenteel een handelsbedrijf, gespecialiseerd in rundvee- en schapenhouderij, is gevestigd. Het plangebied wordt aan de noordkant begrensd door een bosperceel en het woonperceel Hollanderbroeksestraat 47, aan de oostkant door de Hollanderbroeksestraat, aan de zuidkant door een golfbaan en aan de westkant door een A-watergang. De begrenzing van het plangebied is in afbeelding 3 (bovenste afbeelding) zichtbaar. De exacte begrenzing is ingetekend op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

Aan de oostkant van het perceel zijn een bedrijfswoning en enkele stallen aanwezig, met daar omheen liggende verharding. Er is één gezamenlijke in-/uitrit naar de Hollanderbroeksestraat aanwezig, nabij de bedrijfswoning. Ook is er enige begroeiing nabij de bebouwing aanwezig. Het perceel bestaat verder uit onbebouwde agrarische gronden met een oppervlakte van circa 15 hectare met enkele sloten. Aan de westelijke perceelsgrens is een A-watergang aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1_0003.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1_0004.png"  
Afbeelding 3: huidige situatie in het plangebied en de directe omgeving, boven: luchtfoto met zichtbaar de begrenzing van het plangebied, onder: vogelvluchtweergave van de bestaande bebouwing  

Hoofdstuk 3 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer wil de bestaande agrarische bedrijfsactiviteiten beëindigen, de bestaande opstallen (agrarische bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning) slopen en twee nieuwe woongebouwen oprichten. De woongebouwen worden aan de voorzijde (oostzijde) van het perceel gesitueerd, binnen het bestaande agrarische bouwvlak, maar op grotere afstand van de weg dan de huidige bedrijfswoning. Het noordelijke woongebouw wordt een vrijstaande woning met een bijgebouw op het achtererf. Voor het zuidelijke woongebouw zijn twee opties mogelijk: een vrijstaande woning of een bouwmassa met twee twee-aaneengebouwde woningen. De bouwmassa van het hoofdgebouw is in beide opties even groot. In afbeelding 4 zijn beide opties weergegeven. De woningen krijgen een gedeelde in-/uitrit naar de Hollanderbroeksestraat.

De noordelijke, vrijstaande woning komt het dichtst bij de Hollanderbroeksestraat te liggen en zal worden uitgevoerd als het 'hoofdgebouw'. Deze krijgt een grotere bouwmassa dan de zuidelijke, verder teruggelegen woning(en).

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1_0005.png"  
afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1_0006.png"  
Afbeelding 4: toekomstige situatie, boven: optie 1 (één vrijstaande en één twee-aaneengebouwde woning ), onder: optie 2 (twee vrijstaande woningen) (Bron: Buro Dwarsstraat)  

Om de ontwikkeling mogelijk te kunnen maken, is een goede landschappelijke inpassing noodzakelijk. In paragraaf 4.3 wordt daarop verder ingegaan. Om die reden is een inrichtingsplan opgesteld, dat ziet op:

  • sloop van de bedrijfswoning en alle agrarische bedrijfsbebouwing;
  • behoud van de huidige erfbeplanting langs de randen van het perceel en van de notenboom op het voorerf;
  • inpassing van de bebouwing, zodat deze aansluit op de karakteristieken van de directe omgeving;
  • open ruimte in de vorm van een weiland aan de voorzijde van het perceel;
  • minder zichtbaar maken van de bebouwing vanuit het komgebied;
  • creëren van een doorzicht door realisatie van een gedeelde in-/uitrit tussen beide woongebouwen.

Daarnaast wordt een natuurvriendelijke oever aan de oostkant van de A-watergang, uiterst westelijk in het plangebied, aangelegd. Deze krijgt een breedte van 6 meter, met een schouwstrook van 4 meter. Hiervoor wordt door de initiatiefnemer respectievelijk 1.986 m² en 1.324 m² beschikbaar gesteld. De aanleg en het onderhoud worden door de gemeente en/of het waterschap uitgevoerd.

Hoofdstuk 4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte staan de plannen van de Rijksoverheid voor ruimte en mobiliteit. Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Om dit te bereiken laat het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan de decentrale overheden (provincie en gemeenten) en komt de gebruiker centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie naar woonpercelen met maximaal drie wooneenheden mogelijk. De bestaande bebouwing wordt volledig gesloopt. Deze ontwikkeling is, gezien de aard en omvang daarvan, een lokale ontwikkeling die geen relatie heeft met het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Het initiatief conflicteert dan ook niet met het nationaal ruimtelijke ordeningsbeleid, zoals vastgelegd in de SVIR.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geeft richtlijnen voor de inhoud van bestemmingsplannen, voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang. De normering uit het Barro werkt zoveel mogelijk direct door op het niveau van de lokale besluitvorming. Bij besluitvorming over bestemmingsplannen moeten de regels van het Barro worden gerespecteerd.

Beoordeling en conclusie
Het initiatief is een lokale ontwikkeling. Er zijn geen nationale belangen in het geding. Dit initiatief conflicteert daarom niet met het nationaal ruimtelijk ordeningsbeleid. Het Barro heeft geen doorwerking naar dit bestemmingsplan.

Ladder voor duurzame verstedelijking
Om zorgvuldig ruimtegebruik te bevorderen, is per 1 oktober 2012 de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening. De ladder ziet op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. De ladder is een motiveringsinstrument dat moet worden toegepast bij elk ruimtelijk besluit dat een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' mogelijk maakt. Wat onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling wordt verstaan, is in artikel 1.1.1 Bro bepaald: “De ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.” Uit de jurisprudentie komt naar voren dat het wel een nieuwe stedelijke ontwikkeling van enige omvang moet zijn (ECLI:NL:RVS:2016:1503).

In een bestemmingsplan moet worden aangegeven dat de voorgenomen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte plus een motivering als de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien”.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie met bedrijfsgebouwen en één bedrijfswoning naar een woonlocatie met maximaal drie woningen in twee kleinere bouwmassa's mogelijk. Het ruimtebeslag van de bebouwing en het verhard oppervlak neemt zowel feitelijk als planologisch aanzienlijk af. Daarnaast blijkt uit vaste rechtspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, dat het toevoegen van twee woningen niet als een stedelijke ontwikkeling, zoals bedoeld in het Bro, wordt aangemerkt. Dit bestemmingsplan voorziet dan ook niet in een stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

4.2 Provinciaal en regionaal beleid

Omgevingsvisie Gelderland
Provinciale Staten hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland (hierna: de Omgevingsvisie) vastgesteld. Nadien zijn nog enkele actualisatieplannen vastgesteld, waarvan de meest recente op 28 januari 2018 is vastgesteld. De provincie kiest er in de Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:

  • een duurzame economische structuur(versterking);
  • het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.


Deze twee hoofddoelen benadrukken de rol en de kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat, een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Dit betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland. De provinciale hoofddoelen zijn uitgewerkt en vertaald in provinciale ambities, die moeten resulteren in een divers, dynamisch en mooi Gelderland.

Beoordeling en conclusie
De Omgevingsvisie is concreet uitgewerkt in de hierna beschreven Omgevingsverordening Gelderland. Deze bevat concrete regels, waaraan het bestemmingsplan wordt getoetst. De Omgevingsvisie zelf bevat geen aanduidingen, die voor dit bestemmingsplan van belang zijn. Het plan is dan ook in overeenstemming met de Omgevingsvisie.

Omgevingsverordening Gelderland
Provinciale Staten hebben de Omgevingsverordening Gelderland (hierna: de verordening of de Omgevingsverordening) vastgesteld op 24 september 2014. De verordening wordt regelmatig geactualiseerd. De meest recente actualisatie van de verordening dateert van december 2017.

De regels in de verordening kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, op delen of op gebiedsgerichte thema's. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de in de verordening opgenomen regels. De regels in de verordening zijn gebaseerd op de provinciale omgevingsvisie en hebben de status van algemeen verbindende voorschriften.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie (intensieve veehouderij) naar wonen mogelijk. Er worden maximaal twee extra woningen toegevoegd. De bestaande bebouwing wordt gesloopt.

De Omgevingsverordening bevat concrete regels met betrekking tot het thema wonen. Nieuwe woonlocaties zijn uitsluitend toegestaan wanneer dit past in het huidige door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma. Hetzelfde geldt voor de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de regio (artikel 2.2.1.1).

De gemeente Overbetuwe heeft haar woningbouwprogramma, zowel kwalitatief als kwantitatief, vastgelegd in de Woonagenda 2020. In dit bestemmingsplan worden maximaal twee extra woningen mogelijk gemaakt. De woningbouw past binnen het woningbouwprogramma, zoals vastgelegd is in de Woonagenda (zie ook paragraaf 4.3). De beoogde woningbouw past daarom binnen de kwalitatieve en kwantitatieve woningbouwopgave van de regio. In dit opzicht is het plan in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

In het plangebied gelden volgens de Omgevingsverordening ook enkele specifieke aanduidingen:

  • tijdelijk verbod uitbreiding, nieuwvestiging, hervestiging glastuinbouw;
  • waardevol open gebied
  • intrekgebied, KWO-vrije zone en boringsvrije zone;
  • grondwaterbeschermingsgebied (westelijk deel van het plangebied).

De aanduidingen en regels met betrekking tot glastuinbouw zijn voor dit plan niet van belang, omdat dit gebruik niet aan de orde is. Binnen de aanduidingen intrekgebied, KWO-vrije zone en boringsvrije zone zijn regels van toepassing met betrekking tot het winnen van fossiele energie. Ook dit is met het toekomstige gebruik niet aan de orde. Het bestemmingsplan maakt ook geen handelingen of gebruik mogelijk, die in strijd zijn met de regels voor de KWO-vrije en boringsvrije zone.

In de grondwaterbeschermingsgebieden, streeft de provincie ernaar om het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening te beschermen. Dit initiatief heeft geen invloed op het grondwaterpeil en daarmee de grondwaterbeschermingsgebieden. De Omgevingsverordening bevat ook een verbod om zonder melding grond- en funderingswerkzaamheden dieper dan 2 meter onder het maaiveld uit te voeren (artikel 3.3.3.7). Onder voorwaarden zijn deze werkzaamheden na melding toegestaan. Verder geldt dat afstromend hemelwater van gebouwen en parkeerplaatsen niet op of in de bodem geloosd mag worden, tenzij geen uitlogende bouwmaterialen worden gebruikt of indien afstromend water infiltreert via een doelmatig werkend zuiveringssysteem (artikel 3.3.3.9). In de planregels worden de verplichtingen en voorwaarden ten aanzien van het grondwaterbeschermingsgebied geborgd. Op de verbeelding is een gebiedsaanduiding opgenomen. Alle werkzaamheden in het kader van de sloop, bouw en inrichting vinden plaats buiten het grondwaterbeschermingsgebied, met uitzondering van het realiseren van de natuurvriendelijke oever. Daardoor is er op voorhand geen strijd met de bepalingen voor de grondwaterbeschermingsgebieden aan de orde.

Ten slotte ligt het plangebied in een waardevol open gebied. Grootschalige openheid is in deze gebieden een kernkwaliteit. Bestemmingsplannen binnen deze gebieden mogen geen ontwikkelingen mogelijk maken, die de openheid van het waardevolle open gebied aantasten ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden (artikel 2.7.4.1). Met dit bestemmingsplan wordt een bestaande agrarisch bouwvlak met forse bouwmogelijkheden verwijderd. In plaats daarvan worden twee of drie kleinschalige woonpercelen met een aanzienlijk kleinere hoeveelheid aan bebouwing mogelijk gemaakt. De bebouwing wordt landschappelijk ingepast en tussen de woonpercelen wordt een bebouwingsvrije strook gehouden, die als in-/uitrit zal dienen. De openheid van het landschap wordt hierdoor vergroot. Het bestemmingsplan voldoet aan artikel 2.7.4.1.

Conclusie
Dit bestemmingsplan is in overeenstemming met de Omgevingsverordening Gelderland.

4.3 Gemeentelijk beleid

Toekomstvisie 2020+ Overbetuwe verbindt..
Op 8 september 2009 heeft de gemeenteraad van de Overbetuwe de 'Toekomstvisie 2020, Overbetuwe verbindt..' (hierna: de Toekomstvisie+) vastgesteld. De Toekomstvisie+ van Overbetuwe is het kader voor de ontwikkeling van de gemeente Overbetuwe tot 2020. De visie geeft een richting voor de ruimtelijke, maatschappelijke en economische ontwikkeling. De Toekomstvisie+ omvat het gehele gemeentelijke beleidsterrein. Voor wat betreft de ruimtelijke onderdelen is de Toekomstvisie+ te zien als structuurvisie in de zin van artikel 2.1 Wro voor het grondgebied van de gemeente Overbetuwe. In de Toekomstvisie+ zijn de aspecten leefomgeving, vergrijzing, economische gesteldheid (werk en werkgelegenheid) en duurzaamheid opgenomen om een gewenste identiteit uiteen te zetten.

In de gemeente Overbetuwe zijn 11 kernen van verschillende grootte en met verschillende identiteiten aanwezig. Behoud van de karakteristiek en (specifieke) kwaliteiten van deze kernen is een speerpunt in het beleid.

Een andere belangrijke ontwikkeling is het kleiner worden van huishoudens. Hierdoor zijn, ook bij een gelijk blijvend aantal inwoners, meer woningen nodig en is dus meer ruimte nodig. Ook het toenemende belang van de kwaliteit van de woonomgeving leidt tot een grotere ruimtebehoefte voor wonen. Extra aandacht moet worden besteed aan kwaliteitsaspecten, zoals een attractief, gezond en veilig woonmilieu. Verder moet rekening worden gehouden met de sterker wordende wens om op een herkenbare en 'eigen' plek te wonen. Ten slotte leiden de ontwikkelingen op de woningmarkt tot extra aandacht voor levensloopbestendige woningen.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie (intensieve veehouderij) naar wonen mogelijk. Er worden maximaal twee extra woningen toegevoegd. De bestaande bebouwing wordt gesloopt.

De toekomstige bestemming met twee tot drie woonpercelen past in ruimtelijk-functioneel opzicht beter bij de omgeving dan de huidige agrarische bedrijfsbestemming. De toekomstige functie leidt tot minder overlast en daarmee een verbetering van de kwaliteit van de woonomgeving. Daarnaast worden de hoeveelheid en massaliteit van de bebouwing aanzienlijk verminderd, wat beter past in het waardevol open landschap, waarin het plangebied ligt. De kernkwaliteiten van het waardevol landschap worden daarmee versterkt. In de omgeving van het plangebied zijn geen overlastgevende functies aanwezig. Met deze ligging in rustig buitengebied en tegelijkertijd op relatief korte afstand van de hoofdinfrastructuur, is het plangebied een geschikte woonlocatie. De ontwikkeling past dan ook binnen de landschappelijk-stedenbouwkundige uitgangspunten van de Toekomstvisie+.

Conclusie
Dit bestemmingsplan past in de met de Toekomstvisie+ beoogde beleidslijn door een passende functie mogelijk te maken op een locatie in een landschappelijk waardevol gebied. De toekomstige functie en bebouwing passen beter in het gewenste beeld, zoals in de Toekomstvisie+ is beschreven. De ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van de Toekomstvisie+.

Beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied'
De beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' uit 2008 bestaat uit regels, een toelichting en een gebiedstypenkaart. De beleidsregel bevat het toetsingskader voor concrete verzoeken om functiewijzigingen in het buitengebied.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een functiewijziging in het buitengebied, namelijk het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie naar maximaal 3 woningen. Het plangebied ligt in het gebiedstype agrarisch gebied met waarden. Artikel 6 van de beleidsregel bevat regels voor dit gebiedstype.

Er wordt circa 1.050 m² agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt in het plangebied. Ook de bestaande bedrijfswoning wordt gesloopt. Op basis van artikel 6.1 kan in dat geval medewerking worden verleend aan het realiseren van één nieuwe woning of een woongebouw met maximaal twee woningen. Uitgangspunt is een reductie van de bebouwing van ten minste 50%.

In de gewenste situatie worden er twee woongebouwen opgericht: één vrijstaande woning als vervanging van de te slopen bedrijfswoning en een woongebouw met één of twee woningen op basis van de sloopregeling. Het oprichten van de woningen is daarom mogelijk op basis van de beleidsregel. Artikel 6 onder g. schrijft echter voor, dat de inhoudsmaat van de woningen maximaal 600 m³ mag bedragen. Deze inhoud wordt voor de vrijstaande woningen overschreden. Naast een reductie van bebouwing, schrijft de beleidsregel voor, dat er ook andere vormen van verevening mogelijk zijn. In dit geval is gekozen voor de realisatie van een omvangrijke natuurvriendelijke oever met een breedte van 6 meter, aan de oostkant van de A-watergang op de westelijke perceelsgrens (oppervlakte 1.986 m² ). Deze maatregel leidt tot een aanmerkelijke verbetering van de ecologische potentie en waarde van de watergang. Door de combinatie van sloop van 1.050 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en de realisatie van de natuurvriendelijke oever, vindt er per saldo ruimschoots voldoende verevening plaats.

Verder worden in de beleidsregel maatvoeringseisen voorgeschreven voor bijgebouwen bij de woningen. Deze eisen zijn in de planregels van dit bestemmingsplan doorvertaald. Verder maken de woningen gebruik van een gedeelde in-/uitrit. Ook in dit opzicht voldoet het plan aan de beleidsregel.

Conclusie
De ontwikkeling en de in dit bestemmingsplan vastgelegde randwoorden passen in de met de beleidsregel 'Functiewijziging en nieuwvestiging in het buitengebied' beoogde doelstellingen. Aan de voorwaarden om medewerking te verlenen aan de herbouw van de bestaande (bedrijfs)woning op een andere plaatse en de realisatie van één nieuw woongebouw met maximaal twee wooneenheden, wordt voldaan. Enkel de maximale inhoud van de woningen wordt, voor zover er vrijstaande woningen worden opgericht, overschreden. Daarom vindt extra verevening plaats.

Landschapsontwikkelingsplan Overbetuwe (LOP)
In het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) uit 2009 zijn de (algemene) doelstellingen en gebiedsspecifieke opgaven voor Overbetuwe geformuleerd. De hoofddoelstelling betreft het ontwikkelen van een sterke samenhangende landschappelijke structuur met een eigen Betuwse identiteit, die tegenwicht biedt aan de verstedelijking en waarbij belangrijke landschappelijke waarden duurzaam in stand worden gehouden. Per deelgebied zijn daarnaast gebiedsspecifieke opgaven opgenomen.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied, namelijk het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonlocatie met maximaal drie woningen. Het LOP is daarom van belang.

Het plangebied ligt in het deelgebied 2a (Open kom Hollanderbroek), dat deel uitmaakt van een aaneenschakeling van open komgebieden (Hollanderbroek, Leindermeint, De Meilanden en Weerbroek). Gezamenlijk vormt dit gebied een belangrijk agrarisch gebied in de gemeente, maar is het ook landschappelijk waardevol. In het huidige bestemmingsplan zijn de landschappelijke waarden van het gebied (behoud van openheid, bescherming van zegen) met gebiedsaanduidingen beschermd.

De komgebieden zijn van oudsher laaggelegen en natte gebieden. De verkavelingsstructuur dateert uit de Middeleeuwen. Aan de Hollanderbroeksestraat is dit patroon regelmatig en is het landschap open en grootschalig. Rechtlijnige weteringen zorgen voor afwatering van het gebied, ook in het plangebied. De typerende openheid is door de ruilverkaveling in de vorige eeuw enigszins verloren gegaan. Ook in het plangebied is dat zichtbaar.

In de open kommen wordt in het LOP ingezet op onder meer de volgende relevante doelstellingen:

  • openheid behouden;
  • stimuleren weidevogelbeheer;
  • behouden en versterken van gradiënten;
  • benutten kansen ecologie met watersysteem;
  • stimuleren van erfbeplanting, met aandacht voor samenhang tussen bebouwing en beplanting.


Het initiatief draagt op verschillende manieren bij aan deze doelstellingen. Er is een inrichtingsplan opgesteld met als doel om de landschappelijke kwaliteiten van het plangebied en de omgeving te versterken en bij te dragen aan de genoemde doelstellingen (zie Bijlage 1 bij de planregels). Zowel het LOP als de in het huidge bestemmingsplan beschermde landschappelijke waarden, zijn daarbij als uitgangspunt genomen. In het plangebied is erfbeplanting aanwezig langs de rand van het agrarische bedrijfsperceel. Deze beplanting is in de jaren '90 geplant op basis van een beplantingsplan. Op het voorerf staat een beeldbepalende notenboom. Deze wordt behouden. Ook de overige beplanting wordt behouden. Naast deze bestaande beplanting, wordt rondom de tuinen extra beplanting gerealiseerd.

In het inrichtingsplan is voorzien in inpassing van de erfbebouwing, zodat deze aansluit op het kenmerkende en waardevolle landschap. De bebouwing is door de beplanting grotendeels aan het zicht onttrokken vanuit het komgebied. Ook wordt meer openheid gecreëerd dan in de huidige situatie, enerzijds door een open voorerf te creëren en anderzijds door een onbebouwde zone tussen de woonpercelen te behouden, waar de gedeelde in-/uitrit is voorzien. In afbeelding 5 is de toekomstige inrichting weergegeven bij variant 1 (één vrijstaande woning en een blok met twee twee-aaneengebouwde woningen). De inrichtingselementen bij variant 2 zijn overigens dezelfde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1_0007.png"  
Afbeelding 5: beplantingsplan landschappelijke inpassing  


Daarnaast wordt compensatie in de vorm van natuurontwikkeling gerealiseerd door de A-watergang ten westen van het plangebied over de gehele lengte van een natuurvriendelijke oever te voorzien met een breedte van 6 meter. Ook in dit opzicht wordt dan ook bijgedragen aan een concrete doelstelling van het LOP voor het open kommengebied.

Conclusie
Na realisatie van de beoogde ontwikkeling, inclusief landschappelijke inpassing en natuurontwikkeling, ontstaat een situatie, die past in de omgeving en bijdraagt aan meerdere doelstellingen van het LOP. Er is sprake van een aanmerkelijke landschappelijke kwaliteitsverbetering en van een verbetering van de ecologische potenties. Het initiatief past daarmee binnen het LOP.

Woonagenda Overbetuwe 2020
In de Woonagenda 2020 verwoordt de gemeente Overbetuwe haar doelen en ambities op het gebied van wonen. Als basis voor deze woonagenda is een opgavennotitie opgesteld. Deze woningmarktanalyse geeft zicht op huidige en toekomstige kansen en knelpunten en is het startpunt voor de uitwerking van de woonagenda. De woonagenda bevat geen gedetailleerd uitvoeringsprogramma, maar de koers waarbinnen de komende jaren plannen voor kernen en locaties kunnen worden uitgewerkt. De ontwikkelingen, die de komende jaren afkomen op de gemeente (vergrijzing, gezinsverdunning), vragen om meer variatie in het woonaanbod. Over het algemeen zijn inwoners tevreden over hun woonsituatie. Niet voor iedereen is het echter even makkelijk om een woning naar wens te vinden. De gemeente wil over voldoende woningen met de juiste kwaliteit beschikken om huishoudens de gewenste stappen in hun wooncarrière te laten maken. Dat wil zeggen voor iedere stap in de levensloop een geschikt woonalternatief.

Accentpunten zijn:

  • Aandacht voor urgente huisvestingsnood: inzetten op geschikte woningen voor bijzondere doelgroepen;
  • Betaalbaarheid en beschikbaarheid: meer betaalbare huurwoningen beschikbaar;
  • Wijs omgaan met de bestaande woningvoorraad: inzetten op verduurzaming;
  • Een levensloopvriendelijke gemeente: langer thuis wonen en er op uit;
  • Een gezonde woningmarkt in balans: prioriteren én versnellen van onze woningbouwplannen.

Het aantal huishoudens binnen de gemeente neemt in de periode 2015-2040 naar verwachting toe met ca. 2.250. Tot 2025 is een uitbreiding van de woningvoorraad met 1.400 woningen nodig voor het oplossen van bestaande tekorten en voor het opvangen van de autonome huishoudengroei.

Beoordeling
Het gemeentelijk beleid, zoals vastgelegd in de Woonagenda 2020, is gericht op kwaliteitsverbetering van de bestaande woningvoorraad en op mogelijkheden voor inbreiding en intensivering. In dit geval worden er maximaal twee extra woningen mogelijk gemaakt en wordt één bestaande woning gesloopt en herbouwd op een iets andere plek. Het plan past in kwantitatief opzicht in het beleid. De woningbouwopgave in Overbetuwe wordt jaarlijks gemonitord. Met de ontwikkeling in het plangebied is daarbij rekening gehouden. Verder is er sprake van een geschikte locatie om te wonen en is deze functie passend in de omgeving. De toekomstige functie en bebouwing, passen in landschappelijk-stedenbouwkundig en in milieuhygiënisch opzicht aanmerkelijk beter in de omgeving, dan de huidige intensieve veehouderijfunctie. Er wordt gebruik gemaakt van een bestaand bouwperceel. De ontwikkeling draagt ook bij aan de verbetering van het de woonkwaliteit voor de nabij gelegen woonpercelen.

Conclusie
De ontwikkeling is in kwalitatieve en kwantitatieve zin in overeenstemming met de gemeentelijke Woonagenda 2020.

Hoofdstuk 5 Milieu- en omgevingsaspecten

5.1 Milieueffectrapportage

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. gewijzigd. De belangrijkste aanleidingen hiervoor zijn de modernisering van de m.e.r. wetgeving in 2010 en de uitspraak van het Europese Hof van 15 oktober 2009. Uit deze uitspraak volgt dat de omvang van een project niet het enige criterium mag zijn om wel of geen m.e.r.(-beoordeling) uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een gevoelig natuurgebied ligt. Gemeenten en provincies moeten daarom vanaf 1 april 2011 ook bij kleine projecten, zoals het onderhavige, beoordelen of een m.e.r.(-beoordeling) nodig is.

Ook de Implementatiewet 'herziening m.e.r. richtlijn' heeft mogelijk gevolgen voor dit bestemmingsplan. Sinds 16 mei 2017 is deze wet in werking. De richtlijn wijzigt de procedure en de inhoud van het MER en de m.e.r.-beoordeling, maar ook de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit heeft gevolgen voor de inhoud en procedure van de ruimtelijke plannen. Voor activiteiten, die zijn opgenomen in onderdeel D van de Bijlage bij het Besluit m.e.r. en waarvan de omvang beneden de in kolom 2 genoemde drempel ligt, geldt een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Beoordeling en conclusie
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie (intensieve veehouderij) naar maximaal drie woonpercelen mogelijk. De netto toename is maximaal twee woningen. De agrarische bedrijfsactiviteiten worden beëindigd. Deze ontwikkeling wordt niet genoemd in lijst D van het Besluit m.e.r. De ontwikkeling in totaliteit is, gezien de aard van de wijziging (sanering van een intensieve veehouderij, vermindering van de totale hoeveelheid bebouwing en het ruimtebeslag), geen stedelijk ontwikkelingsproject, zoals bedoeld in het Besluit m.e.r..

Er is daarom geen sprake van een m.e.r.-plichtige activiteit in dit bestemmingsplan.

5.2 Geluid

Op basis van de Wet geluidhinder (artikel 77 Wgh) dient bij een bestemmingsplan een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd als het plan mogelijkheden biedt voor:

  • de toevoeging van een nieuwe woning of andere geluidsgevoelige functie binnen de zone van een weg;
  • de aanleg van een nieuwe weg;
  • de reconstructie van een bestaande weg.

De breedte van de zone van een weg is afhankelijk van het aantal rijstroken, de ligging in landelijk of stedelijk gebied en de maximumsnelheid. Alle wegen hebben geluidzones, met uitzondering van wegen die in een als 'woonerf' aangeduid gebied liggen en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt.

In de Wgh zijn grenswaarden opgenomen met betrekking tot de geluidbelasting op de gevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen. De voorkeursgrenswaarde voor de geluidbelasting op de gevel is 48 dB en mag in principe niet worden overschreden. Onder bepaalde voorwaarden mag de geluidbelasting hoger zijn dan de voorkeursgrenswaarde. Hiervoor moet met een ontheffing een hogere waarde worden vastgesteld. De maximale ontheffingswaarde voor nieuwe woningen buiten de bebouwde kom is 53 dB.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van maximaal drie nieuwe woningen in twee woongebouwen mogelijk. De bestaande agrarische bedrijfswoning wordt gesloopt. Er is sprake van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen de geluidzone van de Hollanderbroeksestraat. De Wgh schrijft dan ook een akoestisch onderzoek voor. De onderzoeksrapportage is opgenomen als Bijlage 1. Hierna worden de conclusies van het onderzoek beschreven.

In het onderzoek zijn beide mogelijke opties voor het zuidelijke woongebouw (één vrijstaande woning of een blok met twee twee-aaneengebouwde woningen) onderzocht. De nieuwe woningen komen op grotere afstand van de Hollanderbroeksestraat te liggen dan de huidige bedrijfswoning. Uit het onderzoek volgt, dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op alle woningen niet wordt overschreden. Ook wordt voor alle woningen voldaan aan de ambitiewaarde van 43 dB uit het gemeentelijk geluidsbeleid. In akoestisch opzicht zijn er dan ook geen belemmeringen voor de woningbouw.

Conclusie
De geluidbelasting op de woningen in het plangebied voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wgh en aan de ambitiewaarde van het gemeentelijk geluidsbeleid. De woningen kunnen zonder akoestische maatregelen worden opgericht. Er is geen sprake van belemmeringen.

5.3 Luchtkwaliteit

De hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen staan beschreven in de Wet milieubeheer (hierna: Wm). Hierin zijn grenswaarden opgenomen voor luchtvervuilende stoffen. Voor ruimtelijke projecten zijn fijn stof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) de belangrijkste stoffen.

Een project is toelaatbaar als aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • het project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • het project draagt alleen niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging;
  • het project is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Om te bepalen of een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtkwaliteit is een algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate' (Besluit NIBM) en een ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM) vastgesteld waarin de uitvoeringsregels zijn vastgelegd. Een project kan in twee situaties NIBM bijdragen aan de luchtkwaliteit:

  • het project behoort tot de lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) die is opgenomen in de Regeling NIBM;
  • het project heeft een toename van minder dan 3% van de jaargemiddelde concentratie NO2 en PM10 (1,2ìg/m3).


Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt het omzetten van een intensieve veehouderij naar kleinschalige woningbouw (maximaal drie woningen) mogelijk, met beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten en sloop van de bestaande bebouwing. De ontwikkelingen vallen gezien hun aard, zonder meer onder de Regeling NIBM. Er worden slechts twee extra woningen mogelijk gemaakt en bovendien wordt een intensieve veehouderij wegbestemd. De ontwikkeling van twee woningen valt ruimschoots onder de in de regeling NIBM opgenomen lijst met categorieën van gevallen, namelijk de ontwikkeling van minder dan 1.500 woningen. Daarmee is zonder meer sprake van een ontwikkeling, die niet in betekenende mate bijdraagt.

Conclusie
De luchtkwaliteit wordt met de ontwikkeling in het plangebied niet in betekenende mate aangetast en een luchtkwaliteitsonderzoek is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

5.4 Bedrijven en milieuzonering

Onder milieuzonering wordt verstaan het waar nodig zorgen voor een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds bedrijven of overige milieubelastende functies en anderzijds milieugevoelige functies, zoals woningen. Bij de planontwikkeling moet rekening worden gehouden met milieuzonering om de kwaliteit van het woon- en leefmilieu te handhaven en te bevorderen en daarnaast bedrijven voldoende zekerheid te bieden dat zij hun activiteiten duurzaam binnen aanvaardbare voorwaarden kunnen uitvoeren.

Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'. In de publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Als bekend is welke activiteiten concreet worden beoogd of aanwezig zijn, kan gemotiveerd worden uitgegaan van de daadwerkelijk te verwachten milieubelasting (in plaats van de richtafstanden).

De richtafstanden zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit, zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype. Een rustige woonwijk is een woonwijk, die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Binnen gemengde gebieden heeft men te maken met milieubelastende en milieugevoelige functies, die op korte afstand van elkaar zijn gesitueerd. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd. Ten slotte kan sprake zijn van gebieden met een sterke functiemenging (functiemengingsgebieden), zoals stads- en dorpscentra en horecaconcentratiegebieden. In deze gebieden is een andere categorie-indeling van toepassing.

Beoordeling
In het plangebied wordt een milieubelastende functie (rundvee- en schapenhouderij, milieucategorie 3.2) wegbestemd. In de toekomstige situatie is er geen sprake van milieubelastende functies. Voor de woningen binnen de richtafstand (Hollanderbroeksestraat 46 en 47) treedt er een verbetering van het woon- en leefklimaat op.

In de toekomstige situatie zijn in het plangebied maximaal drie woningen en dus milieugevoelige functies aanwezig. Omdat deze op een andere plaats dan de huidige bedrijfswoning komen, is deze wijziging mogelijk relevant voor omliggende milieubelastende functies. In de omgeving is één relevante milieubelastende functie aanwezig, namelijk de golfbaan, die is gevestigd aan de Grote Molenstraat 171-173. Deze bevindt zich aan de overzijde van de Hollanderbroeksestraat en direct ten zuiden van het plangebied. Een golfbaan behoort tot milieucategorie 1, met een bijbehorende richtafstand van maximaal 10 meter. De woningen worden op ten minste 30 meter afstand van de percelen van de golfbaan opgericht. Daarom treden er over en weer geen belemmeringen op.

Conclusie
De woningen worden op voldoende afstand van omliggende functies opgericht. Van belemmeringen over en weer is daardoor geen sprake. Bovendien leidt het wegbestemmen van een intensieve veehouderij tot een verbetering van het woon- en leefklimaat voor direct omwonenden. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' levert dan ook geen belemmeringen op voor dit bestemmingsplan.

5.5 Geurhinder

Voor veehouderijen is de regelgeving ten aanzien van het specifieke aspect geur vastgelegd in de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgv). Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden gekeken naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de bouw van drie nieuwe woningen mogelijk. Daarmee is er sprake van nieuwe geurgevoelige objecten, waarmee veehouderijen rekening moeten houden. In de ruime omtrek van het plangebied zijn, na beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten in het plangebied, geen veehouderijen aanwezig. Het aspect geurhinder vormt in het kader van de Wgv dan ook geen belemmering voor het oprichten van woningen in het plangebied.

Conclusie
Vanuit het aspect geurhinder zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied.

5.6 Bodem

De bodemkwaliteit vormt een belangrijk aspect bij bouwontwikkelingen. In het kader van functiewijziging en herinrichting vormt de bodemkwaliteit bij ontwikkeling van ruimtelijke functies een belangrijke afweging. De Bouwverordening bevat een verbod voor het bouwen van woningen op verontreinigde grond.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan maakt de omzetting van de agrarische bedrijfslocatie naar wonen mogelijk. Omdat er sprake is van een functiewijziging en er nieuwe woningen worden opgericht, is een bodemonderzoek noodzakelijk. Er is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 2). Ook is onderzocht of er asbest aanwezig is. Hierna worden de onderzoeksresultaten beschreven. Voor de volledige bevindingen wordt verwezen naar de bijlage.

Uit het onderzoek volgt, dat de tussen- en interventiewaarden in de grond en het grondwater niet worden overschreden, met uitzondering van barium in het grondwater. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Wel is er sprake van lichte verontreinigingen in de grond en het grondwater. Deze gehalten vormen geen belemmering voor het toekomstige gebruik. Verder is er een matig verhoogd gehalte barium aangetroffen in het grondwater. Dit is naar alle waarschijnlijkheid een van nature voorkomend verhoogd gehalte in de bodem. Daarom wordt vervolgonderzoek hiervoor niet zinvol geacht.

Het asbestonderzoek toont aan, dat er geen asbestverdachte materialen zijn aangetroffen. In de bodem is in de fijne fractie in de druppelzone (bij de te slopen agrarische bedrijfsbebouwing) een gehalte asbest aangetroffen, dat ver onder het criterium voor nader onderzoek blijft. De aangetroffen asbestgolfplaten op het maaiveld moeten worden meegenomen in een asbestinventarisatie en door een gecertificeerd bedrijf worden verwijderd. Met in acht name daarvan, zijn er geen belemmeringen aanwezig.

Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan. Ook de aanwezigheid van asbest vormt geen belemmering. Wel moeten de aangetroffen asbestgolfplaten op het maaiveld worden meegenomen in een asbestinventarisatie en door een gecertificeerd bedrijf worden verwijderd. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

5.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het beperken en beheersen van risico's voor de omgeving vanwege handelingen met gevaarlijke stoffen. De handelingen kunnen zowel betrekking hebben op het gebruik, de opslag en de productie, als op het transport van gevaarlijke stoffen. Uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vloeit de verplichting voort om in ruimtelijke plannen in te gaan op de veiligheidsrisico's in het plangebied ten gevolge van handelingen met gevaarlijke stoffen. Deze externe veiligheidsrisico's moeten worden beoordeeld voor twee risiconormen, te weten het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Voor beide risiconormen geldt dat hoe groter de afstand tussen planontwikkeling en risicobron is, des te kleiner zal de impact van het plan zijn op de hoogte van het risico.

Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) heeft tot doel om hetzelfde minimale beschermingsniveau te bieden voor iedere burger in Nederland. Het PR beschrijft de kans per jaar dat een onbeschermd individu komt te overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het PR wordt uitgedrukt in risicocontouren rondom de risicobron (bedrijf, weg, spoorlijn, etc.), waarbij de 10-6-contour (kans van 1 op 1 miljoen op overlijden) de maatgevende grenswaarde is.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is een afwegingsinstrument dat tot doel heeft een bewuste afweging te stimuleren over het risico op een ongeval met een groot aantal slachtoffers. Het GR beschrijft de kans dat een groep van 10 of meer personen gelijktijdig komt te overlijden ten gevolge van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het GR geeft een indicatie van de maatschappelijke ontwrichting in geval van een ramp. Het GR wordt uitgedrukt in een grafiek, waarin de kans op overlijden van een bepaalde groep (bijvoorbeeld 10, 100 of 1.000 personen) wordt afgezet tegen de kans daarop. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde als ijkpunt in de verantwoording (géén norm).

Voor elke verandering van het GR (af- of toename) in het invloedsgebied moet verantwoording worden afgelegd over de wijze waarop de toelaatbaarheid van deze verandering in de besluitvorming is betrokken.

Samen met de hoogte van het GR moeten andere kwalitatieve aspecten worden meegenomen in de beoordeling van het GR. Onder deze aspecten vallen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid. Onderdeel van deze verantwoording is overleg met (advies vragen aan) de regionale brandweer.

Beoordeling
Dit bestemmingsplan voorziet in het omzetten van een agrarische bedrijfslocatie met een bedrijfswoning naar maximaal drie woningen. Netto worden er dus maximaal twee woningen toegevoegd. Er is daarmee sprake van nieuwe kwetsbare objecten. Daarom is behulp van de provinciale Risicokaart beoordeeld, of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen of transportroutes voor gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. In afbeelding 6 is een uitsnede van de risicokaart opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1734.0219BUIThollandb45-VSG1_0008.png"  
Afbeelding 6: uitsnede risicokaart, in blauwe cirkel de locatie van de beoogde woonpercelen (bron: http://nederland.risicokaart.nl, raadpleging 3 mei 2018)  

De informatie van de risicokaart levert de volgende inzichten op.

Risicovolle inrichtingen
In de omgeving van de planlocatie zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. De in afbeelding 6 zichtbare inrichting Grote Molenstraat 173 is de golfbaan Welderen. Deze beschikt over een bovengrondse propaantank (5.000 liter). De PR 10-6-risicocontour heeft een omvang van 20 meter. De inrichting ligt op circa 500 meter van de toekomstige woonpercelen. Deze liggen daarmee buiten de risicocontour en het invloedsgebied van deze risicobron. Daarom is er geen sprake van belemmeringen.

Buisleidingen
Circa 300 meter ten noorden van de planlocatie ligt een gasleiding (N-568-34). Het plangebied ligt buiten de risicocontour en het invloedsgebied van de buisleiding. Ten aanzien van deze risicobron is er geen sprake van belemmeringen.

Transportroutes
De Betuweroute, de spoorlijn Arnhem-Nijmegen en de rijkswegen A15 en A50 zijn transportroutes voor gevaarlijke stoffen. Deze liggen allen op een zodanige afstand van de toekomstige woonpercelen (ten minste 2.200 meter), dat deze buiten de plaatsgebonden risicocontouren van deze transportroutes en invloedsgebieden van deze risicobronnen liggen. Daarom is er geen sprake van belemmeringen ten aanzien van transportroutes voor gevaarlijke stoffen.

Conclusie
De toekomstige woonpercelen liggen buiten de PR 10-6-risicocontouren en invloedsgebieden van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes. Het aspect externe veiligheid zorgt daarom niet voor belemmeringen bij de planontwikkeling.

5.8 Kabels en leidingen

Het verrichten van werkzaamheden in de nabijheid van hoogspanningsmasten en -kabels en dergelijke kan gevaar met zich meebrengen. Om dit gevaar zoveel mogelijk te beperken, moet de leidingbeheerder aangeven onder welke voorwaarden de werkzaamheden veilig plaats kunnen vinden.

Beoordeling en conclusie
In het plangebied en in de direct omgeving zijn geen planologisch relevante kabels en leidingen aanwezig. Dit aspect levert daarom geen belemmeringen op voor de realisatie van het plan.

5.9 Waterparagraaf

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 lid 1 onder b) moet inzicht worden gegeven in de gevolgen voor de waterhuishouding die samenhangen met de ruimtelijke ontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt. Daarbij zijn de hierna beschreven beleidsstukken van belang.

Rijksbeleid
Nationaal waterplan
In december 2015 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2016-2021 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water, en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiertoe worden genomen.

Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.

Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
In het Waterplan Gelderland is het waterbeleid beschreven aan de hand van een aantal thema's, zoals landbouw, wateroverlast, watertekort, natte natuur, grondwaterbescherming en hoogwaterbescherming. Voor deze thema's is beschreven welke doelstellingen voor 2027 en 2015 er liggen. Daarbij is beschreven hoe de provincie voor de planperiode de uitvoering van acties ziet om die doelstellingen te bereiken. Bij sommige thema's gelden aanvullende waterdoelstellingen voor specifieke waterhuishoudkundige functies.

Waterschap Rivierenland
Waterbeheerplan 2016-2021
Dit plan, vastgesteld op 27 november 2015, gaat over het waterbeheer in het hele rivierengebied en het omvat alle watertaken van het waterschap: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkering en waterketen. In het Waterbeheerplan staat wat Waterschap Rivierenland de komende periode gaat doen om inwoners van het rivierengebied veiligheid en voldoende schoon en mooi water in sloten en plassen te kunnen blijven bieden. Het plan is in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe opgesteld.

Keur Waterschap Rivierenland 2014
Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de 'Keur Waterschap Rivierenland 2014' van toepassing. De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen, die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Zo is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor het onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het Waterschap. De wateren en waterkeringen waarop de keur van toepassing is zijn vastgelegd in de legger wateren.

Realisatie van nieuwe bebouwing en/of verhard oppervlak moet hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Bij het toevoegen van bebouwing of verharding geldt een compensatieplicht. Er geldt een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht wanneer minder verharding dan 500 m² in stedelijk gebied of minder dan 1.500 m² in landelijk gebied wordt toegevoegd.

Gemeente Overbetuwe
Waterplan Overbetuwe
In 2008 stelde de gemeente Overbetuwe in samenwerking met het Waterschap Rivierenland het Waterplan Overbetuwe vast. Het waterbeheerplan van het waterschap is nadien geactualiseerd (zie hierboven), ook in samenwerking met onder meer de gemeente Overbetuwe. Beide plannen gelden naast elkaar.

In het Waterplan Overbetuwe wordt het beleidskader geschetst en worden concrete maatregelen voor het watersysteem uitgewerkt. Naast het waterplan wordt parallel een Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) opgesteld waarin de maatregelen voor de riolering (waterketen) worden uitgewerkt.
Met het opstellen van een waterplan wordt inzicht gegeven in de relevante wateropgaven voor de gemeente Overbetuwe, zoals:

  • wateroverlast, het zoeken van oplossingen om wateroverlast tegen te gaan;
  • waterkwaliteit, het onderzoeken van mogelijkheden voor het verbeteren van de waterkwaliteit;
  • grondwater, het inventariseren van grondwateroverlast;
  • beleving van water, burgers betrekken bij water;
  • afspraken en taken van waterschap en gemeente.


Beoordeling (watertoets)
Het bestemmingsplan maakt twee nieuwe woongebouwen met in totaal maximaal drie woningen en bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogelijk. In de huidige situatie zijn in het plangebied agrarische bedrijfsgebouwen (circa 1.050 m²), een bedrijfswoning en een aanzienlijk verhard oppervlak rondom de bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen aanwezig. Met de planontwikkeling neemt het bebouwd en verhard oppervlak dan ook aanzienlijk af. De reductie van bebouwing is meer dan 50%. Ook wordt een groot deel van de verharding verwijderd. De woonpercelen zullen gebruik maken van een gemeenschappelijke verharde in-/uitrit. Omdat het verhard oppervlak afneemt, is een compensatieverplichting niet aan de orde. Hemelwater en vuilwater zullen gescheiden worden afgevoerd. De ontwikkeling is daarmee hydrologisch neutraal.

Het plan heeft geen negatieve invloed op oppervlaktewater of waterkeringen. Ten westen van het perceel is een A-watergang aanwezig. Alle bebouwing wordt buiten het onderhoudspad van de watergang gerealiseerd, waardoor de planontwikkeling geen negatieve effecten op de watergang heeft. In het kader van de vereiste verevening, wordt de oostelijke oever van de watergang ingericht als natuurvriendelijke oever. Daarmee worden de ecologische potenties van de watergang verbeterd. Deze doelstelling komt ook terug in het LOP van de gemeente. De overige watergangen in het plangebied zijn van secundaire of tertiaire betekenis en blijven intact. Deze blijven hun waterafvoerende functie behouden.

Conclusie
De ontwikkeling waarin dit bestemmingsplan voorziet, leidt per saldo tot een afname van bebouwd en verhard oppervlak. Er treden geen negatieve effecten op de waterhuishouding, oppervlaktewater of de veiligheid van een waterkering op. Bij de uitwerking van het initiatief moeten schoon hemelwater en vuilwater gescheiden worden afgevoerd.

Gezien het bovenstaande heeft het plan geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding en vormt het aspect water dan ook geen belemmering in het kader van dit bestemmingsplan.

5.10 Flora en fauna

De bescherming van de natuur is sinds 1 januari 2017 vastgelegd in de Wet Natuurbescherming (Wnb). Deze heeft de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet vervangen. De Wnb geeft het wettelijke kader voor de bescherming van natuurgebieden en voor soortenbescherming. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan moet worden onderzocht of de Wnb ten aanzien van de bescherming van gebieden en dier- en plantensoorten de uitvoering van het plan niet in de weg staat. De provincies zijn het bevoegd gezag voor de ontheffingverlening met betrekking tot zowel de gebieds- als de soortenbescherming.

Gebiedsbescherming
In de Wnb is de bescherming opgenomen van Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan moet worden onderzocht of dit plan, afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten, significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden en verstoring kunnen veroorzaken, moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats. Een ruimtelijk plan, dat significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan alleen worden vastgesteld, indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen, dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Als deze zekerheid er niet is, kan het plan worden vastgesteld als wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voorhanden;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de noodzakelijke compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.


Het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen: Ecologische Hoofdstructuur (EHS)) is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. Voor deze gebieden geldt een planologisch beschermingsregime. Het NNN is op provinciaal niveau uitgewerkt in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) met de bijbehorende Groene Ontwikkelingszones (GO). Activiteiten in deze gebieden zijn alleen toegestaan als ze geen negatieve effecten hebben op de wezenlijke kenmerken of waarden of als deze kunnen worden tegengegaan met mitigerende maatregelen.

Soortenbescherming
In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • 1. soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn;
  • 3. de bescherming van overige soorten.

Per beschermingsregime is aangegeven welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag.

Beoordeling
De plantontwikkeling met de daarbij behorende ingrepen heeft mogelijk effecten op beschermde soorten. Daraom is in het kader van dit bestemmingsplan een quickscan flora en fauna uitgevoerd (Bijlage 3), waarin de effecten op beschermde soorten en natuurgebieden zijn onderzocht. De onderzoeksresultaten worden hierna beschreven.

Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op ruime afstand van Natura 2000-gebieden, namelijk 2,4 kilometer van het gebied 'Rijntakken' en 3 kilometer van 'De Veluwe'. Elementen van het GNN en de GO bevinden zich op kortere afstand, namelijk 135 meter. Er gaan geen beschermde natuurgebieden verloren.

Dit bestemmingsplan voorziet in het beëindigen van een agrarische bedrijfslocatie (intensieve veehouderij) en het toevoegen van maximaal twee extra woningen. Externe effecten van de woonfunctie op de Natura 2000-gebieden en het GNN kunnen op voorhand worden uitgesloten. Door het beëindigen van de intensieve veehouderijfunctie, zal de uitstoot van ammoniak op de Natura 2000-gebieden afnemen.

Vanuit het oogpunt van gebiedsbescherming bestaan er geen belemmeringen voor de ontwikkelingen in het plangebied.

Soortenbescherming
Er worden geen bomen gekapt voor de planontwikkeling. Wel is er sprake van sloop van de bestaande bebouwing. Ook kunnen het toekomstige gebruik en de benodigde ingrepen zoals het bouwen, effecten hebben op beschermde soorten. Onderzocht is daarom, of er in het plangebied beschermde soorten voorkomen of te verwachten zijn. Verder is onderzocht of vaste rust- of verblijfsplaatsen verloren gaan, danwel belangrijk leefgebied wordt aangetast.

Uit het onderzoek blijkt, dat (in de omgeving van) het plangebied algemene nationaal beschermde soorten, zoals egel, haas, vos, konijn, muizen en spitsmuizen voorkomen. Ten aanzien van deze soorten geldt een provinciale vrijstelling voor het aantasten van vaste rust- en verblijfplaatsen.

De agrarische bedrijfsbebouwing en de bedrijfswoning bieden geschikte openingen voor vleermuizen om toegang tot de ruimtes in de spouwmuur en onder de dakpannen te krijgen. Nader onderzoek voorafgaande aan de sloop van de bebouwing moet worden verricht naar het al dan niet voorkomen van een zomerverblijfplaats, paarverblijfplaats of overwinteringsverblijfplaats in de bebouwing. Deze verplichting is in de planregels opgenomen. Voor boombewonende vleermuizensoorten zijn geen geschikte holtes aangetroffen in en rondom het plangebied. Ook worden er geen bomen gekapt, waardoor negatieve effecten op boombewonende vleermuizensoorten kunnen worden uitgesloten.

In en om het plangebied kunnen enkele jaarrond beschermde vogelsoorten voorkomen. De bedrijfswoning en een drietal schuren zijn voor huismussen geschikt om te nestelen. In één van de schuren in het plangebied is een nestplaats van een kerkuil aanwezig. Voor het verwijderen van deze broedplaats moet een ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd. Verder is de aanwezigheid van steenuilen in of nabij het plangebied te verwachten. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van nestplaatsen van huismussen en verblijfplaatsen van steenuilen is daarom noodzakelijk. Dit is in de planregels gewaarborgd. Het plangebied biedt ook geschikt leefgebied en nestlocaties voor categorie 5-soorten (bijvoorbeeld ekster, pimpelmees) en boerenzwaluw. Voor deze soorten zijn voldoende alternatieven in de omgeving over.

Negatieve effecten op strikt beschermde en niet-vrijgestelde plantensoorten, grondgebonden zoogdiersoorten, amfibieën, reptielen, vissen, insecten en overige soortgroepen zijn in het plangebied uitgesloten.

In het kader van de algemene zorgplicht, zijn in het onderzoek enkele concrete aanbevelingen gedaan, die bij de uitvoering van de werkzaamheden in acht kunnen worden genomen om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen.

Conclusie
Het aspect flora en fauna levert op voorhand geen belemmering op voor de realisatie van het plan. Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zijn op voorhand redelijkerwijs uit te sluiten. Voordat wordt gestart met de sloopwerkzaamheden, is nader onderzoek noodzakelijk naar de aanwezigheid van nestplaatsen van huismussen, verblijfplaatsen van steenuilen en verblijfplaatsen van vleermuizen. Ook moet een ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd voor het verwijderen van een nestplaats van de kerkuil. Deze verplichtingen zijn in de planregels opgenomen. Wanneer uit nader onderzoek blijkt, dat nadere (mitigerende) maatregelen moeten worden getroffen, dan moet aan deze verplichting zijn voldaan voor de start van de werkzaamheden.

5.11 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van archeologisch en cultureel erfgoed in Nederland is vastgelegd in de Erfgoedwet, die op 1 juli 2016 in werking is getreden. De Erfgoedwet is in de plaats gekomen van zes wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1988. Onderdelen van de Monumentenwet die van toepassing waren op de fysieke leefomgeving gaan naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is daartoe in de Erfgoedwet voor de periode 2016-2019 een overgangsregeling opgenomen. Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a Besluit ruimtelijke ordening moet in het plan rekening worden gehouden met cultuurhistorische waarden.

De gemeente Overbetuwe heeft voor haar gemeentelijk grondgebied een erfgoedplan en een archeologische beleidsadvieskaart gemaakt. Het erfgoedplan beoogt versterking van de plaats en betekenis van cultuurhistorie als factor in het ruimtelijk beleidsproces.

Beoordeling
In het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4'. Dit komt overeen met de lage archeologische verwachtingswaarde volgens de beleidskaart. Een archeologisch onderzoek is noodzakelijk bij grondingrepen van minimaal 2.500 m² en dieper dan 0,30 meter. Deze drempelwaarde wordt niet overschreden. Uit de archeologische beleidskaart blijkt echter ook, dat de toekomstige woonpercelen gedeeltelijk binnen de attentiezone met een straal van 50 meter van een archeologische vindplaats liggen. Daarom is archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als Bijlage 4 opgenomen.

Uit het onderzoek volgt, dat de archeologische verwachtingswaarde laag is en dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is. Er zijn geen belemmeringen voor de geplande werkzaamheden en ingrepen. In dit bestemmingsplan worden de huidige archeologische dubbelbestemmingen overgenomen. Op deze wijze is de bescherming van archeologische waarden voor de toekomst gewaarborgd en is geborgd dat tijdig een archeologisch onderzoek plaatsvindt.

In het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen of elementen aanwezig. Uit cultuurhistorisch oogpunt is er daarom geen sprake van belemmeringen.

Conclusie
Het plangebied ligt in gebieden met lage archeologische verwachtingswaarden. Uit archeologisch onderzoek blijkt, dat er geen archeologische belemmeringen zijn voor de voorgenomen ingrepen. Ook het aspect cultuurhistorie zorgt niet voor belemmeringen.

5.12 Verkeer en parkeren

Parkeren
De gemeente Overbetuwe heeft haar parkeerbeleid en -normen vastgelegd in de Nota Parkeernormen gemeente Overbetuwe 2016. Uitgangspunt is dat parkeren op eigen terrein plaatsvindt. Per woning zijn 2 parkeerplaatsen benodigd.

In dit geval voorziet het bestemmingsplan in het wijzigen van een agrarische bedrijfslocatie naar maximaal drie woonpercelen. De parkeerdruk neemt hierdoor niet toe. Parkeren moet op eigen terrein worden voorzien. In het inrichtingsplan is daarmee rekening gehouden. Het parkeren vindt plaats op eigen terrein. De parkeervoorzieningen zijn toegankelijk via de gedeelte in-/uitrit centraal op het erf.

In de planregels is opgenomen dat voldoende parkeergelegenheid bij de woningen aanwezig moet zijn. Er zijn met betrekking tot het parkeren geen belemmeringen.

Verkeer
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie, kan gebruik worden gemaakt van de kencijfers van CROW-publicatie 317 ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie'). Het wijzigen van een agrarische bedrijfsbestemming naar maximaal 3 woningen, leidt niet tot een relevante wijziging van het aantal verkeersbewegingen. Van belang is daarbij, dat de verkeersbewegingen met zwaardere landbouwvoertuigen en vrachtwagens verdwijnen. De toegang tot de woonpercelen zal plaatsvinden via een gedeelde in-/uitrit centraal op het erf. De woningen worden via deze in-/uitrit op de Hollanderbroeksestraat ontsloten.

Uit verkeerskundig oogpunt zijn er geen belemmeringen voor de toekomstige bestemming.

Hoofdstuk 6 Juridische planopzet

6.1 Algemene opzet

Inleiding
Dit hoofdstuk bevat de concrete vertaling van het beleidsgedeelte en de gewenste ontwikkelingen (voorafgaande hoofdstukken) in het juridisch gedeelte van het bestemmingsplan (de verbeelding en regels).

Het bestemmingsplan 'Buitengebied, Hollanderbroeksestraat 45, Elst' bestaat uit de volgende onderdelen:

De toelichting
In de toelichting is de ontwikkeling beschreven en verantwoord, zowel op basis van het beleid als op basis van milieu-hygiënische aspecten, aangevuld met een toelichting op de juridische opzet en de uitvoerbaarheid van het plan.

De regels
De regels bevatten de bouw- en gebruiksregels binnen de verschillende bestemmingen en algemene regels die in het gehele plangebied gelden. Daarnaast zijn waar nodig afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen, om het plan de benodigde flexibiliteit te geven.

De verbeelding
Op de verbeelding zijn de bestemmingen 'Agrarisch met waarden', 'Water', 'Wonen', en 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen. Er zijn twee bouwvlakken opgenomen in de bestemming 'Wonen'. Ook zijn er enkele nadere aanduidingen opgenomen, die in de volgende paragraaf waar nodig worden toegelicht.

De opzet van het plan
Het bestemmingsplan is een juridisch plan, dat bindend is voor de inwoners en voor de overheid. Qua systematiek en inhoud is aangesloten bij het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Overbetuwe'. Gekozen is voor een concreet, gedetailleerd plan, omdat sprake is van concrete ontwikkelingen, waarbij het uit landschappelijk-stedenbouwkundig oogpunt gewenst is dat de bouw- en gebruiksmogelijkheden concreet worden vastgelegd. Dit betekent onder meer dat de bouwvlakken op maat zijn opgenomen. Het plan sluit daarnaast aan op de vereisten vanuit het LOP van Overbetuwe.

Bouwplan
Indien een aanvraag om omgevingsvergunning wordt ingediend, zijn in eerste instantie de bestemming met bijhorende regels van belang. Als het nieuwe en het beoogde gebruik past binnen de toegekende bestemming, dan kan de omgevingsvergunning worden verleend.

6.2 Toelichting op de verbeelding en regels

Op de verbeelding zijn de bestemmingen onderscheiden. De bestemmingen zijn afgeleid uit het gebruik (de aanwezige functies). De bestemmingen vormen het zogenaamde casco van het plan, waarvan in beginsel niet mag worden afgeweken. Hierna worden de in het plan opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Agrarisch met waarden
Een groot deel van het plangebied blijft bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Te grote woonpercelen zijn vanwege de landschappelijke waarden niet wenselijk. Het agrarisch bouwvlak wordt verwijderd. Binnen de agrarische bestemming zijn geen gebouwen toegestaan. De gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, hobbymatig agrarisch grondgebruik, het behoud en de bescherming van openheid en van de zegen, alsmede voor extensieve dagrecreatie met bijbehorende wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding. De aanduidingen ter bescherming van de openheid en zegen, zoals opgenomen in het huidige bestemming, zijn met het oog op de bescherming van deze landschapswaarden in dit plan overgenomen. Ter plaatse van deze functieaanduidingen geldt een omgevingsvergunningplicht voor het uitvoeren van een aantal soorten werkzaamheden, die deze waarden zouden kunnen aantasten. Vergunning kan worden verleend, wanneer wordt aangetoond, dat de werken en werkzaamheden geen blijvend onevenredige afbreuk aan deze waarden doen. Daarbij moet een advies van de waterbeheerder worden verkregen.

Water
Onderdeel van het plan is, dat verevening plaatsvindt door middel van de aanleg van een natuurvriendelijke oever aan de oostkant van de A-watergang, die aan het plangebied grenst. De natuurvriendelijke oever krijgt een breedte van 6 meter. Deze gronden zijn bestemd als 'Water'. De schouwstrook (4 meter) valt binnen de bestemming 'Agrarisch met waarden'.

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, extensieve dagrecreatie en de aanleg, het behoud en de versterking van de natuurlijke en/of ecologische waarden. Binnen de bestemming zijn slechts beperkte bouwmogelijkheden voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, opgenomen.

Wonen
Met dit bestemmingsplan wordt de agrarische bedrijfslocatie omgezet in twee of drie kleinschalige woonpercelen. De woonpercelen zijn bestemd als 'Wonen'. De gronden zijn bestemd voor wonen, al dan niet met een aan huis gebonden beroep onder voorwaarden, hobbymatig agrarisch grondgebruik en bijbehorende voorzieningen.

Er zijn bouwvlakken opgenomen voor de twee woongebouwen. Hoofdgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen de bouwvlakken. Buiten het bouwvlak zijn aan- en uitbouwen en bijgebouwen toegestaan achter de voorgevel van de woning. Hiervoor is de aanduiding 'bijgebouwen' opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen per bouwperceel is maximaal 90 m². In het zuidelijke bouwvlak is de mogelijkheid opgenomen om ofwel één vrijstaande woning, ofwel een woongebouw met twee twee-aaneengebouwde woningen op te richten.

Het oprichten van de nieuwe woongebouwen en het in gebruik nemen van de woonpercelen, is pas toegestaan wanneer alle bestaande gebouwen (bedrijfswoning en agrarische bedrijfsgebouwen) zijn gesloopt. Voordat deze gebouwen worden gesloopt, moet nader onderzoek plaatsvinden in het kader van flora en fauna (zie paragraaf 5.10). Indien noodzakelijk, moeten er mitigerende maatregelen worden getroffen. Deze voorwaarden zijn in de bestemmingsregels vastgelegd.

Waarde - Archeologische verwachting 4
In het plan is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 4' opgenomen, ten behoeve het behoud en de bescherming van archeologische waarden in en nabij het plangebied. Deze dubbelbestemming komt overeen met de archeologische beleidskaart van de gemeente en met het huidige bestemmingsplan. Naast de betreffende dubbelbestemming hebben de betrokken gronden altijd nog een hoofdbestemming. De regels van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn beide van toepassing, maar bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming. De dubbelbestemming bevat een omgevingsvergunningplicht en plicht tot het doen van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen dieper dan 0,3 meter onder het maaiveld, met een oppervlakte van meer dan 2.500 m², afhankelijk van de bestemming. Voordat een omgevingsvergunning voor het 'bouwen' wordt verleend waarbij deze waarde wordt overschreden, moet een archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels
In dit artikel is een regeling met betrekking tot ondergronds bouwen opgenomen. Dit is in beginsel uitsluitend toegestaan, daar waar bovengronds ook gebouwen zijn toegestaan. Tevens is een regeling opgenomen ten aanzien van bestaande afwijkende maatvoeringen, zoals hoogten en oppervlakten.

Algemene gebruiksregels
Dit artikel bevat de vormen van gebruik, die in ieder geval strijdig zijn met de regels van het bestemmingsplan.

Algemene aanduidingsregels
Op de verbeelding zijn twee gebiedsaanduidingen opgenomen: 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' en 'overige zone - waardevol landschap'. Het plangebied maakt namelijk onderdeel uit van een grondwaterbeschermingsgebied en behoort tot een landschappelijk waardevol gebied (grootschalige openheid). In de algemene aanduidingsregels zijn specifieke regels opgenomen ter bescherming en waarborging van deze belangen. Deze zijn van toepassing naast de opgenomen bestemmingen en prevaleren in geval van strijd met de hoofdbestemming.

Algemene afwijkingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een omgevingsvergunning afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Het gaat hier onder meer om kleinschalige afwijkingen van de voorschreven maatvoering, overschrijdingen van de bouwgrenzen, de maximale inhoud van (bedrijfs)woningen, tijdelijk kamperen.

Algemene wijzigingsregels
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de regels waarvan door middel van een wijzigingsplan afgeweken kan worden van het bestemmingsplan. Dit betreft kleine wijzigingen van de bestemmingsgrenzen en het bouwen van kleine gebouwen voor openbare nutsvoorzieningen.

Algemene procedureregels
In dit artikel is de procedure in geval van toepassing van de in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden beschreven.

Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht
Het voor alle bestemmingsplannen verplichte overgangsrecht is opgenomen. Bouwwerken welke op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaan (of waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is aangevraagd) mogen blijven bestaan, ook al is er strijd met de bebouwingsregels. De overgangsbepaling houdt niet in dat het bestaand, illegaal opgerichte, bouwwerk legaal wordt, noch brengt het met zich mee dat voor een dergelijk bouwwerk alsnog een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend. Burgemeester en wethouders kunnen in beginsel dus nog gewoon gebruik maken van hun handhavingbevoegdheid. Het gebruik van de grond en opstallen, dat afwijkt van de regels op het moment van inwerkingtreding van het plan mag eveneens worden voortgezet.

Slotregel
Dit artikel geeft aan op welke manier de regels kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 7 Financiële toelichting

Kostenverhaal
Uitgangspunt voor de beoogde ontwikkelingen is dat deze voor de gemeente budgetneutraal worden ontwikkeld. Op grond van artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) is de gemeenteraad van Overbetuwe verplicht om, als sprake is van een bouwplan, de gemeentelijke kosten te verhalen. In dit geval is er sprake van een bouwplan. De gemeentelijke kosten worden verhaald door middel van een anterieure overeenkomst, die met de initiatiefnemer is afgesloten. Het kostenverhaal is daarmee anderszins verzekerd. De kosten voor de herziening van het bestemmingsplan worden verhaald op basis van de gemeentelijke legesverordening.
 
Met de eigenaar van de gronden in het plangebied is een planschadeovereenkomst afgesloten. In deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het verhaal van planschadekosten. Dit is daarin op afdoende wijze vastgelegd.

Financiële haalbaarheid
De initiatiefnemer beschikt over voldoende middelen om de voorgestane ontwikkeling te kunnen realiseren. Er zijn geen onvoorziene hoge kosten te verwachten. Ook is er geen sprake van onzekere financiële bijdragen van anderen. De financieel-economische haalbaarheid is hiermee in voldoende mate aangetoond.

Hoofdstuk 8 Overleg en inspraak

8.1 Inleiding

De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd voordat een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Bovendien kan het noodzakelijk zijn om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Dit is afhankelijk van de inspraakverordening van de gemeente. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan van start gaan.

8.2 Inspraak

De Wro zelf bevat geen bepalingen over inspraak. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen op grond van de gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee bepaalt artikel 150 van de Gemeentewet onder meer dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken. Voor dit bestemmingsplan heeft, gezien de aard en kleinschalige omvang van de ontwikkelingen die met deze bestemmingsplanherziening mogelijk gemaakt zijn, geen inspraak plaatsgevonden.

8.3 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat het bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen. Ook moet overleg worden gepleegd met die diensten van provincie en Rijk, die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen, welke in het plan in het geding zijn. Het plangebied behoort tot een waardevol open gebied, intrekgebied en gedeeltelijk tot een grondwaterbeschermingsgebied. Ook ligt het plangebied binnen een KWO-vrije en boringsvrije zone. Vanwege deze provinciale belangen, is in het kader van dit bestemming informeel overleg met de provincie Gelderland gevoerd. Daarnaast heeft met het waterschap afstemming plaatsgevonden over het realiseren en onderhouden van een natuurvriendelijke oever aan de oostkant van de A-watergang op de perceelsgrens.

8.4 Vaststellingsprocedure

De vaststellingsprocedure van het bestemmingsplan heeft plaatsgevonden volgens artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan is in dit kader ter visie gelegd gedurende een periode van zes weken met ingang van 21 juni 2018. Gedurende deze periode kon een ieder zijn zienswijzen kenbaar maken tegen het plan. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

Het plan is vervolgens op 13 november 2018 ongewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad.

8.5 Beroep

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.