direct naar inhoud van Regels
Plan: Elst, Groenoordstrip
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0156ELSTgroenoords-VSG1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Inleidende regel

Het bepaalde in:

  • artikel 1 Begripsbepalingen;
  • artikel 2 Wijze van meten;
  • artikel 3 Algemene bepalingen in verband met de bestemmingen;
  • artikel 21 Vrijstellingsbevoegdheid (artikel 15 WRO), lid I sub a tot en met f;
  • artikel 23 Algemene gebruiksbepaling;
  • artikel 24 Beheer- en procedureregeling;
  • artikel 26 Overgangsbepalingen;
  • artikel 27 Strafbaarstellingsbepaling;

van het bestemmingsplan Westeraam van de gemeente Overbetuwe blijft onverkort van toepassing op dit uitwerkingsplan. De betreffende artikelen zijn voor de volledigheid opgenomen in van de regels.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 aan- en/of uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan en te onderscheiden is van het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

2.2 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

2.3 aan-huis-gebonden beroep

het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten, door de gebruik(st)er(s) van de woning, op het terrein van juridische, therapeutische, administratieve, kunstzinnige, ontwerptechnische en medische dienstverlening of hiermee gelijk te stellen dienstverlening, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met overwegend behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

2.4 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

2.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

2.6 bebouwingsdiepte

de diepte van een gebouw, buitenwerks gemeten tussen de voorgevel en de achtergevel.

2.7 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

2.8 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

2.9 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

2.10 erfperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

2.11 erker

een grondgebonden uitbouw bestaande uit één bouwlaag, zonder gebouwen, waarbij een gedeelte van de breedte en hoogte van de voorgevel of zijgevel van een woning uitspringt.

2.12 geschakelde woning

een woning waarvan het hoofdgebouw via een aan- of uitbouw verbonden is (a) met het naastgelegen hoofdgebouw en waarvan het hoofdgebouw op de perceelsgrens is gebouwd, dan wel (b) met een aan- of uitbouw die verbonden is met het naastgelegen hoofdgebouw.

2.13 halfvrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw aan het hoofdgebouw van één andere woning is gebouwd.

2.14 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 45°.

2.15 ondergeschikte bouwdelen

Bouwdelen van beperkte afmetingen, die buiten het gebouw steken, zoals schoorstenen, windvanen, dakoverstekken, balkons en liftschachten.

2.16 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

2.17 vrijstaande woning

een woning die niet aan een andere woning is gebouwd.

2.18 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen met bijbehorende additionele voorzieningen, zoals straatmeubilair, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. gebouwen en bouwwerken ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen bouwwerken voor openbaar nut, zoals een abri al dan niet met fietsenstalling, speeltoestellen, (ondergrondse) afvalcontainers, verlichtingsarmaturen en bebording;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer': tevens ten behoeve van een keerlus;
  • d. nutsvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen, wateraanvoer en -afvoer, sierwater, waterberging en taluds.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

3.2.2 De toegelaten bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • van gebouwen: 3 m;
  • van geluidswerende voorzieningen: 6 m;
  • bebording: 6 m;
  • verlichtingsarmaturen: 8 m;
  • van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 3 m.

3.2.3 Gebouwen mogen een oppervlak van maximaal 30 m² hebben.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, waaronder inritten.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;
  • b. in uitzondering in op het bepaalde onder a mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' een vrijstaand bijgebouw met een maximum goot- en bouwhoogte van respectievelijk 3,5 en 6 m gebouwd worden;
  • c. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m, met dien verstande dat achter het verlengde van de voorgevel een voetmuur met hekwerk van ten hoogste 1,8 m is toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 5 Verkeer - Verblijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. wegen, voet- en fietspaden, straatmeubilair en parkeervoorzieningen;
  • c. gebouwen en bouwwerken ten dienste van de bestemming, waaronder begrepen kunstwerken en bouwwerken voor openbaar nut, zoals een abri al dan niet met fietsenstalling en (ondergrondse) afvalcontainers;
  • d. wateraanvoer en -afvoer en de waterberging, taluds en groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.2.1 Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

5.2.2 De toegelaten bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • van gebouwen: 3 m;
  • van geluidswerende voorzieningen: 6 m;
  • van kunstwerken, verlichtingsarmaturen en bebording: 8 m;
  • van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde: 3 m.

5.2.3 Gebouwen mogen een oppervlak van maximaal 30 m² hebben.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Verkooppunten van motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen daaronder begrepen aan-huis-gebonden beroeps- en bedrijfsactiviteiten;
  • b. ten minste twee parkeerplaatsen per vrijstaande woning;
  • c. ten minste één parkeerplaats per halfvrijstaande woning;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, tuinen en ontsluitingspaden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen;
  • b. bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Op deze gronden gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen
  • a. het bebouwingspercentage per bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen.

6.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het aantal bouwlagen bedraagt ten hoogste 2,5;
  • b. hoofdgebouwen worden afgedekt met een kap, zoals bedoeld in artikel 2.14, met een dakoverstek van tenminste 0,4 m;
  • c. ten aanzien van het woningtype geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen worden gebouwd;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mogen de woningen zowel vrijstaand als halfvrijstaand en/of geschakeld worden gebouwd;
  • d. ten aanzien van het aantal woningen geldt het volgende:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'aantal wooneenheden' bedraagt het aantal woningen het aantal aangegeven wooneenheden binnen het desbetreffende aanduidingsvlak;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' het aantal woningen ten minste 5 en ten hoogste 8 bedraagt;
  • e. de oriëntatie van hoofdgebouwen dient evenwijdig te zijn aan de figuur 'gevellijn';
  • f. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. voor vrijstaande woningen ten minste 3 m;
    • 2. voor geschakelde woningen ten minste 3 m wanneer het hoofdgebouw niet op de perceelsgrens is gebouwd;
    • 3. voor twee-aaneen gebouwde woningen aan de zijde waar hoofdgebouwen niet aaneen gebouwd zijn, ten minste 3 m;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw tot de achterste perceelsgrens bedraagt ten minste 6 m;
  • h. de hoogte van een verticaal element in de vorm van een trappenhuis of ventilatiekolom, bedraagt ten hoogste 12 m;
  • i. dakkapellen op het voordakvlak en het zijdakvlak, voor zover het zijdakvlak naar de openbare weg of het openbaar groen is gekeerd, zijn toegestaan op minimaal 1 m onder de nok en 0,75 m boven de goot.

6.2.3 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen zijn toegestaan op of tot minimaal 1 m uit de zijdelingse en achterste perceelsgrens;
  • b. de maximum goothoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m;
  • c. de maximum bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • d. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel met een kap als plat afgedekt worden;

6.2.4 Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De toegelaten bouwhoogte van overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. van lichtmasten: 8 m;
  • b. van schotelantennes, gemeten vanaf de voet van de antennedrager: 3 m;
  • c. van erfafscheidingen: 2 m;
  • d. van draaihekken: 1 m;
  • e. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

6.3 Specifieke gebruiksregels

6.3.1 Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning (begane grond + verdiepingen) met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met een maximum van 45 m² mag worden gebruikt voor aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluitings- en parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

6.3.2 Het gebruik van bijgebouwen voor woonruimte is niet toegestaan.

6.4 Afwijken van de gebruiksregels

6.4.1 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.1 onder a tot een maximum vloeroppervlak van 75 m², indien en voor zover:

  • a. de beroeps- en bedrijfsuitoefening geschiedt door de bewoner;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de omgeving;
  • c. het niet betreft een zodanige verkeersaantrekkende activiteit, ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen in het openbaar gebied, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden.

6.4.2 Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.3.2, en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. duidelijk is wie de zorgbehoevende(n) is of zijn;
  • c. gebruik wordt gemaakt van één in-/uitrit door zowel verzorger als zorgbehoevende(n);
  • d. de bereikbaarheid voor (aanleg van) algemene voorzieningen en nutsvoorzieningen en voor hulpdiensten gewaarborgd blijft;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • f. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer mag bedragen dan 75 m²;
  • g. er geen zelfstandige woning ontstaat.

6.4.3 Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 6.4.2 intrekken, indien de bij het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. het afwijken van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het oprichten van kunstobjecten dan wel kleine gebouwtjes en andere bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, schakelhuisjes, wachthuisjes voor verkeersdiensten en telefooncellen -  met uitzondering van motorbrandstoffenstations - zulks met een maximum inhoud van 75 m³ voor kunstobjecten en 50 m³ voor bouwwerken van openbaar nut;
  • c. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m voor antennes voor privégebruik en maximaal 35 m voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, onder voorwaarde dat:
    • 1. een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing plaatsvindt en de stedenbouwkundige kwaliteit wordt gewaarborgd;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Slotregel

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het uitwerkingsplan Elst, Groenoordstrip.