Plan: | Elst, Stationsstraat 14 |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1734.0132ELSTstations14-ONHE |
De bescherming van de natuur is in Europees verband vastgelegd in de Vogelrichtlijn (VR) en de Habitatrichtlijn (HR). Beide richtlijnen dragen zorg voor zowel gebiedsbescherming als soortenbescherming. Nederland heeft de richtlijnen geïmplementeerd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet van 1968, 1998 en 2005 (de gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (de soortenbescherming). De gebiedsbescherming heeft betrekking op:
Ruimtelijke ingrepen die in deze gebieden plaatsvinden dan wel in de nabijheid van beschermde natuurgebieden, moeten worden getoetst op hun effecten op deze gebieden. De planlocatie is echter niet gelegen in de nabijheid van een van deze beschermde gebieden.
Conclusie
Voor de beoogde ontwikkeling is een flora en fauna onderzoek uitgevoerd. In onderstaande alinea's worden de belangrijkste conclusies van dit onderzoek beschreven.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet in of in de omgeving van beschermde natuurgebieden. Een negatief effect op beschermde gebieden ten gevolge van het plan is uitgesloten.
Flora
Er zijn geen bedreigde of beschermde plantensoorten aangetroffen. Het voorkomen van bedreigde en strikter beschermde soorten is uit te sluiten.
Fauna
Uit het onderzoek komt naar voren dat het plan een negatief effect kan hebben op vleermuizen, broedvogels zonder vaste nestplaats en broedvogels met vaste nestplaats. Het is verboden om vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels onbruikbaar te maken. Daarnaast is het verboden verblijfplaatsen van vleermuizen en broedsels van vogels te verstoren.
Ten aanzien van broedvogels dienen de werkzaamheden (sloop en rooien van groen) buiten het broedseizoen plaats te vinden. De piek van het broedseizoen valt in de periode half maart – half juli. Latere en eerdere broedgevallen zijn mogelijk. In de periode november – februari is de kans op broedsels nihil. Betreffende vaste verblijfplaatsen van vleermuizen en vogels is aanvullend onderzoek noodzakelijk. Een vleermuisonderzoek bestaat uit meerdere bezoeken verspreid over de periode mei – september. Voor Huismus is een eenmalig bezoek in april – mei voldoende. Voor Gierzwaluw zijn de maanden mei en juni geschikt.
Aanvullend onderzoek
Het voorjaarsonderzoek is afgerond. Tijdens dit bezoek zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen, Gierzwaluw en Huismus gevonden. Vleermuizen (Gewone wergvleermuis en Ruige dwergvleermuis) en Gierzwaluwen waren wel foeragerend oop of boven het terrein aanwezig. De verblijfplaatsen bevinden zich echter elders in de omgeving.
Voor de vleermuizen zijn nog twee bezoeken gepland in het najaar. Eventuele kraamverblijven zijn in ieder geval uit te sluiten. In het geval dat in het najaar alsnog verblijfplaatsen worden gevonden, schrijft de wet voor dat mitigatie en compensatie onderdeel moeten zijn van het plan.
Compensatie
Compensatie wil zeggen dat de nieuwbouw geschikt moet zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. Vervangende verblijfplaatsen zijn zonder probleem in het ontwerp van een nieuwe woning in te passen.
Mitigatie
Mitigatie is te splitsen in twee onderdelen. Ten eerste moeten de gebouwen voorafgaand aan de sloop onbruikbaar worden gemaakt als verblijfplaats. Dit moet gebeuren in de minst kwetsbare perioden. De minst kwetsbare perioden zijn half september-eind oktober en half maart-april. Ten tweede verlangt de wet dat er tijdelijke verblijfplaatsen beschikbaar zijn in de periode tussen het onbruikbaar maken van de gebouwen en het beschikbaar zijn van verblijfplaatsen in de nieuwbouw. De tijdelijke alternatieven mogen ook bestaan uit reeds beschikbare ruimten in de omgeving. Er is voldoende tijd om eventuele verblijfplaatsen na afloop van het onderzoek onbruikbaar te maken. Verder staan in de directe omgeving van het plangebied verschillende woningen die geschikt zijn als tijdelijk alternatief. Er hoeven daarom geen tijdelijke verblijfplaatsen in de omgeving te worden gerealiseerd.
Samenvattend kan worden gesteld dat aan alle voorwaarden die de Flora- en faunawet voorschrijft in geval van verblijfplaatsen van vleermuizen, kan worden voldaan. Dit betekent dat eventuele verblijfplaatsen het plan en de planprocedure niet in de weg hoeven te staan. Wel dient bij de uitvoering dan rekening te worden gehouden met de minst kwetsbare perioden.