direct naar inhoud van Artikel 9 Tuin
Plan: Bedrijventerrein Andelst-Zetten
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1734.0014ANDEbedrijfter-ONHE

Artikel 9 Tuin

9.1 bestemmingsomschrijving

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2 bouwregels
9.2.1

Uitsluitend uitbouwen bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen mogen worden gebouwd, mits:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1,5 meter bedraagt;
  • b. de (horizontale) diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2,5 meter bedraagt;
  • c. voor zover de uitbouw wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 60% van de breedte van die gevel bedraagt;
  • d. de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt;
  • e. de oppervlakte maximaal 6 m2 bedraagt.
9.2.2

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt:

  • a. vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw van de op aangrenzende gronden gelegen woningen maximaal 1 meter;
  • b. op de overige gronden maximaal 2 meter.
9.3 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, deze bestemming te wijzigen teneinde de bestemming Tuin te wijzigen naar de bestemming Bedrijventerrein, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de belangen van derden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. bij uitbreidingen van het verharde oppervlak, dienen compenserende maatregelen getroffen te worden om een hydrologisch neutrale situatie te behouden, conform de uitgangspunten hydrologisch neutraal bouwen;
  • c. een bouwvlak wordt opgenomen op de verbeelding;
  • d. aan de gronden een categorie van de bedrijven als opgenomen in de staat van bedrijfsactiviteiten wordt toegekend waarvan is aangetoond dat deze zich ruimtelijk en milieuhygiënisch verhoudt met de omliggende functies;
  • e. het gebruik waarbij voor de parkeersituatie geldt dat op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn, waarbij moet worden voldaan aan de maximale parkeernorm als opgenomen in bijlage 2 bij deze regels;
  • f. uit onderzoek dient te blijken dat geen beschermde flora- en fauna aanwezig zijn;
  • g. uit onderzoek dient te blijken dat de bodemkwaliteit geen belemmering opwerpt.