direct naar inhoud van Artikel 5: Wonen
Plan: Bovensmilde - Grietmanswijk en Witterweg 44A
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1731.Witt44aGrietmansBS-VST1

Artikel 5: Wonen

5.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met ruimten voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel mantelzorg;

met de daarbijbehorende:

  • b. woonhuizen;
  • c. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. bouwwerken geen gebouw zijnde.
5.2. Bouwregels
5.2.1. Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak zal ten hoogste één woonhuis worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 250 m² bedragen;
  • d. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • f. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
5.2.2. Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. vrijstaande bijgebouwen en overkappingen zullen volledig binnen een afstand van 25 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de aangebouwde bijgebouwen en de aangebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 75% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • e. de goothoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten minste 30° bedragen;
  • h. de dakhelling van een aan-, uit- of bijgebouw of overkapping zal ten hoogste 60° bedragen.
5.2.3. Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van kunstwerken, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - kunstwerk" zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
5.3. Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria, waarbij telkens het Beeldkwaliteitsplan, zoals opgenomen in Bijlage 1, toetsingskader zal zijn.

5.4. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met bedrijfsdoeleinden anders dan een aan-huis-verbonden beroep;
  • b. het gebruik van gedeelten van gebouwen voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, indien:
    • 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    • 2. de beroepsvloeroppervlakte in een hoofdgebouw, inclusief aan- en uitbouwen, meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw;
    • 3. de beroepsvloeroppervlakte in een bijgebouw meer dan 45 m² bedraagt;
    • 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
    • 5. detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
  • c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan de productiegebonden detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbij behorende bouwwerken;
  • h. het gebruik van de gronden ten behoeve van bedrijfsmatige stalling en opslag van goederen buiten gebouwen;
  • i. het gebruik van de gronden voor inritten, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding "ontsluiting".
5.5. Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 5.4 sub a in die zin dat een woonhuis in combinatie met een gastouderopvang wordt gebruikt, mits:
    • 1. het gaat om een bedrijfsvorm uit categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijven;
    • 2. het beroep of bedrijf wordt in ieder geval uitgeoefend door een van de bewoners van de woning die gelegen is op het perceel waar de activiteit plaatsvindt;
    • 3. het parkeren vindt op eigen erf plaats;
    • 4. er is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 5. er sprake is van een ligging aan een weg, die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
    • 6. er geen opslag plaatsvindt van goederen, behorende bij het andere gebruik, buiten de gebouwen;
    • 7. er is aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de ruimtelijke kwaliteit en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • b. het bepaalde in lid 5.4 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing, en zowel in een hoofdgebouw als in een bijgebouw gerealiseerd mag worden. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 2. in een bijgebouw uitsluitend slaapplaatsen met sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd. Hieraan gekoppeld moet in het bijbehorende hoofdgebouw een ontbijtruimte, en mag een eventuele woonkamer worden gerealiseerd;
    • 3. het bijgebouw in de directe nabijheid van het hoofdgebouw staat en een duidelijke relatie heeft met het hoofdgebouw;
    • 4. de uiterlijke kenmerken van het bijgebouw behouden blijven. Er mogen geen uiterlijke kenmerken van een woning worden toegevoegd;
    • 5. er maximaal drie bed- and breakfasteenheden gerealiseerd worden;
    • 6. er geen keukenblok in de bed- and breakfasteenheden wordt gemaakt;
    • 7. het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
    • 8. er geen extra inrit wordt aangelegd in verband met de vestiging;
    • 9. de vestiging alleen is toegestaan aan een verkeersontsluiting van voldoende omvang;
    • 10. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 11. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 5.4 sub g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbij behorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijdbakken uitsluitend binnen het bestemmingsvlak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik worden aangelegd;
    • 2. de paardrijdbakken zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg worden gesitueerd;
    • 3. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot een woonbestemmingsgrens);
    • 4. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    • 5. er geen bouwwerken ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak worden aangebracht.