9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf-Toegesneden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. bestaande ter plaatse reeds gevestigde bedrijven, overeenkomstig de aanduiding op de plankaart/kaartuitsnede;
-
b. bedrijven, opgenomen in categorie 1 en 2 van de toegesneden lijst van bedrijfstypen, zoals opgenomen in bijlage 2 bij de regels; en/of daarmee naar het oordeel van Burgemeester en wethouders qua aard en milieueffecten vergelijkbare bedrijven;
-
c. wonen in bedrijfswoningen,
en de daarbij behorende voorzieningen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 45.2.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Op de tot 'Bedrijf-Toegensneden' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
-
a. gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in de aanhef toegestane gebruik;
-
b. één bedrijfswoning per bouwperceel, tenzij anders is aangeduid op de plankaart;
-
c. bijgebouwen;
en de daarbij behorende andere bouwwerken, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen,
9.2.2 Regels met betrekking tot het bouwvlak
Met betrekking tot het bouwvlak gelden de volgende regels:
-
a. gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
-
b. het bouwvlak mag geheel worden gebouwd, tenzij op de plankaart een bebouwingspercentage is aangegeven en onder de voorwaarde dat in de parkeerbehoefte in voldoende mate wordt voorzien op eigen terrein, overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 45.3;
-
c. de goothoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 4.50 m bedragen tenzij op de plankaart een andere goothoogte is aangeven;
-
d. de bouwhoogte van gebouwen, geen woning zijnde, mag ten hoogste 10.00 m bedragen, tenzij op de plankaart een andere bouwhoogte is aangegeven;
-
e. gebouwen zullen met een kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
-
f. een bedrijfswoning voor het overige voldoet aan de regels in artikel 24.2.2.
9.2.3 Overige regels
Voor het overige geldt de volgende regel:
-
a. de hoogte van andere bouwwerken mag ten hoogste 4.00 m bedragen, met uitzondering van:
-
1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen en
-
2. de hoogte van palen, masten en plastische kunstwerken welke ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
9.5 Ontheffing van de gebruiksregels
9.5.1 Ontheffing categorie 3 bedrijven
Burgemeester en Wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 9.1 ten behoeve van de uitoefening van bedrijven, opgenomen in categorie 3. van de toegesneden lijst van bedrijfstypen (bijlage 2. bij de regels), alsmede bedrijven die naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders, gehoord de daartoe door de provincie Limburg aangewezen dienst, qua aard en omvang daarmee gelijk te stellen zijn, zulks met uitzondering van geluidhinder veroorzakende inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Milieubeheer, mits:
-
a. aangrenzende waarden en belangen niet onevenredig worden aangetast;
-
b. de effecten op de omgeving, zoals de belasting van het milieu, per saldo niet zullen toenemen.
9.5.2 Procedure ontheffing
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de ontheffingsbevoegdheid de in artikel 44.1 gegeven procedure.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
9.6.1 Wijziging in de bestemming Wonen - Cultuur en ontspanning
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen - Cultuur en ontspanning', ten behoeve van de realisering woningen voor bewoning in combinatie met verblijfsrecreatie, mits:
-
a. de bedrijfsfunctie geheel is komen te vervallen;
-
b. het betreft karakteristieke bebouwing en er een duidelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering tot stand gebracht wordt conform de POL-uitwerking BOM+. In dat laatste geval dient de initiatiefnemer tot wijziging aan te tonen welke bedrijfsgebouwen noodzakelijk zijn voor de woonfunctie. De overige bedrijfsgebouwen dienen te worden gesloopt;
-
c. de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het complex behouden blijven;
-
d. aangrenzende landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden en belangen, dan wel functies niet onevenredig worden aangetast of in hun mogelijkheden beperkt;
-
e. er sprake is van inpandig bouwen, i.c. de woningen en bijgebouwen zijn gelegen binnen de bestaande hoofdbebouwing (de voormalige bedrijfswoning met aangebouwde of inpandige bedrijfsruimte);
-
f. de totstandkoming van een aanvaardbaar woonmilieu in de te realiseren woningen gegarandeerd kan worden;
-
g. de effecten op de omgeving, het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zullen toenemen;
-
h. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
i. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
met dien verstande, dat:
-
1. de bouwmassa niet mag toenemen, wat tot uitdrukking zal worden gebracht door een op de functie afgestemd bouwvlak;
-
2. per bedrijfscomplex binnen de hoofdbebouwing, zijnde dat deel van de bebouwing waarin ook reeds de bestaande bedrijfswoning is gelegen, meerdere woningen mogen worden gerealiseerd;
-
3. de inhoud van een woning ten minste 300 m3 zal bedragen;
-
4. indien meerdere woningen worden gerealiseerd, voorafgaand aan de realisatie, het oppervlak aan bijgebouwen teruggebracht is tot ten hoogste 70 m² per woning, met uitzondering van bijgebouwen met landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden met een groter oppervlak, welke geheel behouden mogen worden;
-
5. bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 25 van deze regels.
9.6.2 Wijziging in de bestemming Agrarisch of Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden
Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden – Natuur- en landschapswaarden', ten behoeve van:
-
a. de afbouw van niet aan het buitengebied gebonden bedrijfsfuncties,
mits:
-
1. de bedrijfsfunctie geheel is komen te vervallen;
-
2. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
-
3. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets).
met dien verstande, dat:
- bij wijziging voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 3, respectievelijk 6 van deze regels.
9.6.3 Procedure wijziging
Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de in artikel 44.2 gegeven procedure.