Plan: | Elkenraderweg 3/3a te Wijlre |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1729.WPelkenraderweg3-VG01 |
Het voornemen is om het voormalige horecapand aan de Elkenraderweg 3/3a te Wijlre te gaan gebruiken voor twee zelfstandige woningen.
Uitsnede topografische kaart met aanduiding plangebied
Ter plekke van onderhavige locatie was voorheen sprake van twee zelfstandige woningen. Het opnieuw in gebruik nemen als zodanig is gelet op de bestemming 'Horeca' niet toegestaan. De gemeente Gulpen-Wittem heeft kenbaar gemaakt in principe medewerking te willen verlenen aan het voornemen. Het is mogelijk om in dit verband gebruik te maken van de binnenplanse wijzigingsbevoegdheid ex artikel 13.6.1 van het bestemmingsplan 'Kern Wijlre'.
Voorliggend document voorziet in een toelichting op bijbehorende regels en verbeelding voor de bestemmingsplanwijziging.
In dit hoofdstuk worden het plangebied, de huidige situatie en het voornemen beschreven. Tevens wordt in dit hoofdstuk ingegaan op de ruimtelijke effecten van het project.
Onderhavig plangebied is gelegen aan de Elkenraderweg 3/3a te Wijlre, op de hoek met de Piet van Breemenstraat.
Luchtfoto met aanduiding plangebied
Kadastraal betreft onderhavig plangebied het perceel gemeente Wijlre - sectie D - nummer 3067.
Kadastrale kaart met aanduiding plangebied
De bebouwing ter plekke van het plangebied betreft karakterisitieke bebouwing. De bestaande situatie wordt weergegeven aan de hand van navolgende foto's (Bron: Google Streetview, mei 2019).
Foto's bestaande situatie
De eigenaren van onderhavige locatie hebben gepoogd ter plekke een horecabedrijf te exploiteren. Dit is niet levensvatbaar gebleken. Het voornemen is dan ook om de horecafunctie ter plekke duurzaam te beëindigen en een inpandige verbouwing door te voeren ten behoeve van een extra wooneenheid. Het totaal aantal woningen ter plekke van het plangebied bedraagt dan 2 stuks.
Bij onderhavig voornemen is primair sprake van een inpandige functiewijziging. Het plangebied betreft vanuit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle karakteristieke bebouwing, zoals planologisch vastgelegd. Vanwege het planvoornemen wordt een potentiële overlastgevende horecainrichting te midden van een overwegende woonomgeving duurzaam beëindigd.
Gelet op het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de ruimtelijke effecten overwegend positief zullen zijn en het planvoornemen voldoet aan het vereiste van een goede ruimtelijke ordening.
Ter plekke van onderhavig planngebied is momenteel het bestemmingsplan 'Kern Wijlre', vastgesteld door de gemeenteraad op 23 februari 2010 van kracht.
Uitsnede bestemmingsplankaart met aanduiding plangebied
De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor, horeca, bedrijfswoningen, met daaraan ondergeschikt wellness, en de daarbij behorende voorzieningen. Per bouwperceel is één bedrijfswoning toegestaan. Ter plekke is een bouwvlak opgenomen. Tevens is de gebiedsaanduiding 'wro-zone – rode contour van toepassing voor het gehele plangebied en voor het zuidelijke deel de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - straalpad'.
Het is verboden om de bebouwing te gebruiken voor wonen, behoudens in een bedrijfswoning. Het gebruiken van onderhavige locatie voor reguliere woondoeleinden met twee wooneenheden is niet toegestaan binnen de bestemming 'Horeca'.
Onderhavige bebouwing heeft op grond van het bestemmingsplan 'Kern Wijlre' tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' . Hierdoor is de locatie mede bestemd voor het behoud van ter plaatse bestaande cultuurhistorische en oudheidkundig waardevolle elementen (monumenten en beeldbepalende bebouwing) en patronen (beplantingspatronen, verkavelingen, wegenpatronen, het stedenbouwkundig beeld).
Voor de karakteristieke bebouwing ter plekke van het plangebied geldt specifiek dat de gevels in de aangegeven bouwgrenzen dienen te worden gebouwd en er geen wezenlijke veranderingen worden aangebracht in de aangegeven kapvorm, hoogtematen, gevel- en raamindeling.
Gelet op de regels behorende bij de bestemming 'Horeca' zijn burgemeester en wethouders bevoegd om de bestemming te wijzigen in 'Wonen - 1' onder specifieke voorwaarden. Op de voorwaarden wordt hierna ingegaan.
De horeca-activiteiten ter plekke van onderhavig plangebied zijn reeds meerdere jaren beëindigd.
Ter plekke van onderhavig plangebied is in het verleden een vergunning verleend waaruit blijkt dat er op deze locatie twee woningen zijn toegestaan. De gemeente heeft kenbaar gemaakt dat het opnieuw in gebruik nemen van de tweede woning gezien de verleende vergunning geen bezwaar is.
Sprake is van een primair inpandige functiewijziging binnen karakteristieke bebouwing. De woningen zijn vanuit die optiek stedenbouwkundig inpasbaar.
In paragraaf 5.2.3van voorliggende toelichting wordt nader ingegaan op het aspect verkeer en parkeren. Hieruit blijkt dat het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zal toenemen.
In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op diverse milieutechnische aspecten op grond waarvan wordt geconcludeerd dat de gronden geschikt zijn voor het voorgenomen gebruik voor reguliere woondoeleinden.
In paragraaf 5.2.4 wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding.
Bij voorliggende planontwikkeling wordt de bestemming 'Horeca' gewijzigd in 'Wonen - 1'. Op de bijbehorende verbeelding is het bouwvlak en de bouwaanduiding 'bijgebouwen' inzichtelijk gemaakt, alsook het toegestane aantal woningen aangeduid. De regels behorende bij de bestemming 'Wonen - 1' worden van toepassing verklaard op onderhavige locatie.
De gemeente Gulpen-Wittem heeft middels brief d.d. 28 november 2019 (kenmerk: U.19.03117) kenbaar gemaakt in te kunnen stemmen met het gebruik van onderhavige locatie voor reguliere woondoeleinden ten behoeve van twee wooneenheden, met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het Rijks-, provinciale en gemeentelijke beleid. Het Rijksbeleid wordt besproken aan de hand van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Voor de beschrijving van het provinciale beleid is gebruik gemaakt van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) en de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014). Het gemeentelijke beleid is ontleend aan de Strategische Visie Gulpen-Wittem 2009-2020 en de 'Lokale Woonvisie 2018-2025'.
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is op 13 maart 2012 vastgesteld, waarin de toekomstvisie wordt gegeven van het kabinet met betrekking tot onder andere de ruimtelijke ordening. Deze structuurvisie vervangt (onder andere) de Nota Ruimte. Hiernavolgend wordt ingegaan op deze structuurvisie.
De structuurvisie beschrijft de principes voor de ruimtelijke inrichting in Nederland. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de beoogde ambities tot en met 2040. In de structuurvisie worden de hoofdlijnen van het beleid aangegeven, waarbij de nationale ruimtelijke hoofdstructuur van Nederland een grote rol speelt.
In deze structuurvisie wordt benadrukt dat het van het grootste belang is dat de concurrentiepositie van Nederland verbetert. Hiertoe is het van belang dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd, te weten:
Om de regeldruk te verlagen heeft het kabinet besloten dat de ruimtelijke afwegingen zo dicht mogelijk bij de burger plaats moet vinden. Daarom zal er op basis van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte naar gestreefd worden om zoveel mogelijk verantwoordelijkheden bij de gemeenten en provincies onder te brengen. Het Rijk zal zeer terughoudend, en met name achteraf, bij het toezicht betrokken zijn.
Er zijn echter wel enkele ontwikkelingen waarbij het Rijk bij voorbaat al aangeeft dat er een rijksverantwoordelijkheid aan de orde kan zijn. Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien een onderwerp nationale baten/lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Voorbeelden hiervan zijn ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports. Maar ook onderwerpen waarover internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed. Daarnaast kunnen ook onderwerpen die provincie- of landgrensoverschrijdend of een hoog afwentelingsrisico kennen een rijksverantwoordelijkheid zijn.
Ontwikkelingen die niet onder het bovenstaande vallen zullen in principe alleen achteraf gecontroleerd worden door het Rijk. Rijkswaterstaat en de ministeries van Defensie en EL&I zullen als direct belanghebbenden wel de plannen vooraf blijven beoordelen.
De structuurvisie streeft een zorgvuldige en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke plannen na. Hiertoe is in de structuurvisie een ladder voor duurzame verstedelijking ontwikkeld. De invulling van deze ladder wordt overgelaten aan de gemeenten en provincies. Zolang de ontwikkeling de rijksbeleidsdoeleinden niet frustreert, is er een grote mate van vrijheid voor de decentrale overheden. In paragraaf 4.2.3 wordt nader ingegaan op deze ladder voor duurzame verstedelijking.
Het Rijk streeft met het opstellen van de structuurvisie een goed werkende woningmarkt in Nederland na. Dit wil zeggen dat er qua omvang, kwaliteit en differentiatie een goede balans dient te zijn. Bovendien dient er ruimte te zijn voor het in stand houden van de bereikbaarheid van Nederland en dient er rekening gehouden te worden met het behoud van de natuur.
Meer specifiek heeft het Rijk in de provincie Limburg enkele belangrijke gebieden aangewezen. Het Rijk kent de Greenport Venlo en Brainport Zuidoost Nederland een belangrijke waarde toe voor de concurrentiepositie van Nederland. Het verstedelijkte gebied rondom Sittard-Geleen en Maastricht is zodoende dan ook aangewezen als een voor de concurrentiepositie essentieel gebied. Met name de bereikbaarheid van deze gebieden verdient derhalve extra aandacht.
Het Barro voorziet in de juridische borging van het nationale ruimtelijke beleid. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Navolgende onderwerpen met nationaal belang zijn opgenomen in het Barro en de eerste aanvulling (Stb. 2012, nr. 388):
Naast het Barro is ook de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) in werking getreden. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen, gebieden, objecten en zones worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In de Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven.
De beoogde planontwikkeling levert geen strijd op met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, het Barro en de Rarro. Het Rijksbeleid is niet aan de orde, omdat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling en er geen onderwerpen vanuit de SVIR en Barro op het plangebied van toepassing zijn. Ook gelden er vanuit de Rarro geen beperkingen ten aanzien van het planvoornemen.
Provinciale Staten van Limburg hebben op 12 december 2014 het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) vastgesteld. In het POL2014 is de provincie opgedeeld in zoneringen.
Onderhavig plangebied is gelegen binnen de zonering 'overig bebouwd gebied'.
Uitsnede kaart 'zoneringen' POL2014 met ligging plangebied
Overig bebouwd gebied
Het 'overig bebouwd gebied' betreft gemengde woon-/werkgebieden met voorzieningen, deels met een stedelijk karakter, deels met een dorps karakter. De provinciale beleidsaccenten binnen deze zone zijn gericht op de transformatie van de regionale woningvoorraad, bereikbaarheid, een balans in voorzieningen en detailhandel, stedelijk groen en water en de kwaliteit van de leefomgeving.
Naast de indeling in zoneringen is tevens sprake van diverse provinciale beschermingsgebieden, waartoe op grond van de Omgevingsverordening Limburg 2014 specifieke regelgeving geldt.
Uitsnede kaart 'milieubeschermingsgebieden' Omgevingsverordening Limburg 2014 met ligging plangebied
Onderhavig plangebied is blijkens de kaart 'milieubeschermingsgebieden' niet gelegen in een beschermingsgebied.
In de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt in paragraaf 2.4.2 Wonen ingegaan op woningbouwplannen. Ten aanzien van nieuwe woningen is daarbij het navolgende opgenomen:
De gemeenteraad van Gulpen-Wittem heeft de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg vastgesteld op 20 oktober 2016. Onderhavig project voldoet aan het bepaalde in die structuurvisie. In paragraaf 4.3 van voorliggende toelichting wordt daarop ingegaan.
De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid, Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
De ladder voor duurzame verstedelijking is door de provincie verankerd in de Omgevingsverordening Limburg 2014 (OvL2014) in artikel 2.2.2, lid 1. Aanvullend op deze ladder heeft de provincie daarin bepaald dat tevens de mogelijkheden van herbenutting van leegstaande monumentale en beeldbepalende gebouwen moet worden onderzocht.
Uitgangspunt voor toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking is dat sprake dient te zijn van een stedelijke ontwikkeling. Conform artikel 2.2.1 van de OvL2014 is de definitie van een stedelijke ontwikkeling een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Onderhavig voornemen betreft per saldo het toevoegen van één extra wooneenheid. Op basis van jurisprudentie (o.a. uitspraak Raad van State d.d. 28 juni 2017, 201608869/1/R3) is gebleken dat het realiseren van één of enkele woningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, Bro. Voorliggend voornemen wordt derhalve niet aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in deze bepaling van het Bro, zodat artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro niet van toepassing is.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting van het vigerende provinciale beleid, bestaan er geen onoverkomelijke belemmeringen met betrekking tot voorliggende planontwikkeling.
De ter plekke van onderhavig projectgebied van toepassing zijnde provinciale zonering 'Overig bebouwd gebied' impliceert geen belemmeringen vanuit beleidsoogpunt. Ook voldoet onderhavige planontwikkeling aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
Door de ligging binnen de rode contour is het Limburgs Kwaliteitsmenu niet van toepassing.
Op 20 oktober 2016 heeft de gemeenteraad van Gulpen-Wittem ingestemd met de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg (SVWZL). De SVWZL is een gezamenlijke, Zuid-Limburgse ruimtelijke visie op de woningmarkt, opgesteld door de 16 Zuid-Limburgse gemeenten Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul en Voerendaal.
Het kader voor de SVWZL is het in samenwerking met de provincie en andere direct betrokken partijen tot stand gekomen en in december 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL), dat eveneens een visie bevat op Zuid-Limburg. In de SVWZL staat de transformatieopgave centraal, dat wil zeggen de totale woningbehoefte op basis van het aantal huishoudens, rekening houdend met de huidige woningvoorraad en de leegstand.
De SVWZL bevat een driedelige opgave voor gemeenten, namelijk:
Om invulling te geven aan deze opgave hebben de 16 Zuid-Limburgse gemeenten in totaal dertien beleidsafspraken met elkaar gemaakt. Eén van de afspraken luidt als volgt:
'Op een uniforme wijze dient een afweging te worden gemaakt om kwalitatief goede nieuwe woningbouwinitiatieven aan de woningmarktprogrammering toe te voegen. Nieuwe woningbouwinitiatieven moeten worden gecompenseerd. Hierbij kan in volgorde gebruik gemaakt worden van:
Bij voorliggende planontwikkeling worden ten opzichte van de in het verleden vergunde situatie, op grond waarvan 2 wooneenheden ter plekke aanwezig mogen zijn, per saldo geen woningen toegevoegd.
In de Strategische Visie benoemt de gemeente expliciet dat de inwoners zelf de regie over hun eigen leven houden en hun eigen gekozen levens- en woonwijze kunnen voortzetten. Dit betekent onder andere dat mensen zolang mogelijk in hun eigen omgeving moeten kunnen blijven wonen, zowel ouderen als jongeren. De beperkte groei van het aantal huishoudens zal dan ook zoveel mogelijk in de kernen zelf opgevangen moeten worden. Dit vergt een actieve en creatieve aanpak. Daarbij wordt allereerst, ook met het oog op de daling van het aantal huishoudens na 2025, uitgegaan van een flexibele inrichting van woningen, vernieuwbouw van bestaande woningen en vrijkomende gebouwen. Door in te zetten op de realisatie van levensloopbestendige woningen en zorgwoningen, wordt de doorstroming op de lokale markt bevorderd, zodat jongeren binnen hun eigen kern hun wooncarrière kunnen doorlopen. Daarnaast wordt ingezet op de realisering van in het bijzonder starterswoningen. Voor zowel de starterswoningen en de levensloopbestendige woningen ligt een nadrukkelijke rol weggelegd voor de gemeente.
Bij voorliggend project is sprake van het mogelijk maken van twee woningen binnen karakteristieke bebouwing. Het voornemen past binnen de Strategische Visie.
De Lokale Woonvisie 2018-2025 is vastgesteld door de raad op 25 oktober 2018. In de visie wordt geconstateerd dat binnen de woningmarkt discrepantie is ontstaan omdat de bestaande woningen vaak te groot zijn voor de woningzoekenden, vaak starters op de woningmarkt of eenpersoonshuishoudens. Er is in de huidige markt meer behoefte aan kwaliteit, bijvoorbeeld aan levensloopbestendige en/of duurzame woningen. Tevens stijgt de behoefte aan betaalbare huurwoningen.
Het voornemen impliceert het mogelijk maken van twee wooneenheden binnen bestaande karakteristieke bebouwing. Voldaan wordt aan het beleid van de Lokale Woonvisie 2018-2025.
Gelet op het vorenstaande uiteenzetting van het gemeentelijke beleid wordt geconcludeerd dat onderhavige planontwikkeling niet strijdig is met dit beleid.
Bij de realisering van een project moet rekening worden gehouden met diverse aspecten uit de omgeving die een negatieve invloed kunnen hebben op het plangebied. Dit geldt omgekeerd ook voor de uitwerking die het project heeft op zijn omgeving.
Indien sprake is van een planologische functiewijziging en/of het toevoegen van nieuwe verblijfsruimten, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik.
Voorliggend voornemen voorziet in het mogelijk maken van twee wooneenheden ter plekke van onderhavig plangebied. Primair is sprake van een inpandige functiewijziging, waarbij géén nieuwe verblijfsruimtes worden toegevoegd. Er is derhalve geen bodemonderzoek aan de orde.
Conclusie bodem
Gelet op vorenstaande vormt het aspect bodem geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
Met betrekking tot het aspect geluid kan sprake zijn van geluidbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai, industrielawaai en spoorweglawaai. Het projectgebied is gelegen binnen de wettelijke geluidzones van omliggende wegen. Sprake is van een inpandige verbouwing waarbij nieuwe geluidgevoelige ruimten worden toegevoegd.
Voor het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen of het vergroten van een bouwwerk biedt artikel 3.5 Bouwbesluit 2012 een voorschrift die ertoe strekt dat de karakteristieke geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie niet beter hoeft te zijn dan het rechtens verkregen niveau. Dit voorschrift is ook van toepassing bij een functieverandering, bijvoorbeeld bij de transformeren van een horecapand in woningen.
Ter plekke van de Elkenraderweg 3/3a is sprake van een inpandige verbouwing met als doel het realiseren van twee wooneenheden. Gelet op artikel 3.5 Bouwbesluit 2012 behoeft in dit verband een akoestisch onderzoek niet te worden verricht, en mag de karakteristieke geluidwering zoals momenteel aanwezig gehandhaafd te blijven conform rechtens verkregen niveau.
Conclusie geluid
Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmeringen voor de beoogde planontwikkeling.
Milieuzonering zorgt ervoor dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen en dat (andersom) nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden. Het waar mogelijk scheiden van bedrijven en woningen bij nieuwe ontwikkelingen dient twee doelen:
De gemeente beslist zelf of zij op een bepaalde locatie bedrijven of woningen wil mogelijk maken. Dit besluit dient echter wel zorgvuldig te worden afgewogen en te worden verantwoord.
Bij voorliggend project is sprake van het realiseren van (extra) nieuwe milieugevoelige ruimten. In de nabijheid van het plangebied is echter geen sprake van bedrijvigheid die van invloed is. Van (nieuwe) belemmeringen over en weer tussen eventuele aanwezige bedrijvigheid en het plangebied is geen sprake.
Conclusie milieuzonering
Gelet op vorenstaande vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de voorgenomen planontwikkeling.
De Algemene maatregel van Bestuur (AmvB) legt vast wanneer een project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de toename van concentraties van bepaalde stoffen in de lucht. Een project is NIBM wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. Het NSL is vanaf augustus 2009 van kracht, zodat de 3% grens aangehouden dient te worden.
In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht. Voorliggend project valt ruimschoots binnen dit genoemd aantal.
Conclusie luchtkwaliteit
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmeringen.
Ten behoeve van de beoordeling van de voor onderhavige kwetsbare objecten mogelijke externe veiligheidsrisico's, is de Risicokaart Limburg geraadpleegd. Op de risicokaart is informatie opgenomen over risicovolle bedrijven, transportroutes en buisleidingen.
Uitsnede Risicokaart met aanduiding plangebied
Risicovolle inrichtingen
Op ongeveer 200 meter zuid(weste)elijk van het plangebied is de inrichting 'Brand Bierbrouwerij B.V.' gevestigd. Ter plekke is een ammoniakinstallatie met een inhoud van 7.350 kg aanwezig. Het mogelijke risico wordt gemeten naar de groepsrisico gemiddelde bevolkingsdichtheid. De bevolkingsdichtheid van 52 valt ruim binnen het toegestane bevolkingsdichtheid binnen gebied R 10-6 en invloedgebied van 250 pers/ha. Vanuit oogpunt van externe veiligheid vormt de inrichting 'Brand Bierbrouwerij B.V.' geen belemmeringen op ten aanzien van voorliggende planontwikkeling.
Transportroutes
De gemeente Gulpen-Wittem kent geen routing gevaarlijke stoffen. Alle provinciale wegen zijn echter wel vrij gegeven voor vervoer gevaarlijke stoffen, waardoor deze wegen op de Risicokaart Limburg wel als zodanig zijn aangeduid.
Binnen de gemeente Gulpen-Wittem zijn geen transportroutes gevaarlijke stoffen vastgesteld. Wel vindt over de N595 transport plaats van gevaarlijke stoffen. Formeel ligt rondom deze weg een invloedsgebied van 131,16 meter. Het transport op deze weg echter dermate gering, dat dit vanuit het oogpunt van externe veiligheid geen belemmering oplevert voor ruimtelijke ontwikkelingen.
Buisleidingen
Binnen een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen (ondergrondse) buisleidingen aanwezig.
Conclusie externe veiligheid
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het planvoornemen.
Voorliggend project voorziet in een inpandige verbouwing. Vanwege dit project vindt geen bodemverstoring plaats, waardoor van verstoring van eventueel in de bodem aanwezige archeologische waarden geen sprake is.
De bebouwing aan de Elkenraderweg 3/3a betreft karakteristieke bebouwing. Het gewenste gebruik van de bebouwing voorziet in een duurzame invulling van deze karakteristieke bebouwing, waarmee mogelijke leegstand (en op termijn verloedering) kan worden tegengegaan.
Conclusie archeologie en cultuurhistorie
Het aspect archeologie en cultuurhistorie vormt geen belemmeringen voor onderhavig voornemen.
Door het plangebied lopen geen boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende (planologische) beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt.
De aanwezigheid van kabels en leidingen met betrekking tot de nutsvoorzieningen in de omgeving is evident. Bij het eventueel nader uitwerken van de aansluitingen, dient met de verschillende netwerkbeheerders contact te worden opgenomen.
Conclusie kabels en leidingen
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmeringen voor onderhavig voornemen.
De gemeente Gulpen-Wittem beschikt over de beleidsnota 'Parkeernormen en Parkeerfonds Gulpen-Wittem (d.d. 16 december 2008)'. Uitgaande van de beleidsnota Parkeernormen en Parkeerfonds Gulpen-Wittem, dient voor een 'café, discotheek, cafetaria' per 100 m² BVO een parkeernorm van 5,0 parkeerplaatsen te worden aangehouden. Voor een eengezinswoning vanaf 80 m² geldt een norm van (afgerond) 2 parkeerplaatsen per woning.
In de bestaande situatie wordt de parkeerbehoefte bepaald door het oppervlak aan BVO horeca en de (bedrijfswoning). Het oppervlak BVO bedraagt circa 260 m2; de woning is meer dan 80 m². Deze oppervlakten impliceren een parkeerbehoefte voor 15 voertuigen. In de nieuwe situatie bedraagt de parkeerbehoefte 4 parkeerplaatsen, te weten 2 per wooneenheid.
Gelet op vorenstaande neemt de parkeerbehoefte af met circa 11 voertuigen. Zowel in de bestaande situatie als de nieuwe situatie is geen ruimte beschikbaar op eigen terrein voor het kunnen stallen van voertuigen. De afname van de parkeerbehoefte betekent een positieve invloed op de heersende parkeerbalans in het openbare gebied.
Conclusief verkeer en parkeren
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmeringen.
Voorliggend voornemen voorziet primair in een inpandige functiewijziging. Dientengevolge is geen sprake van een waterschapsbelang. Ten aanzien van de afvoer van afval- en hemelwater vinden geen veranderingen plaats ten opzichte van de bestaande situatie.
Conclusie waterhuishouding
Het aspect waterhuishouding vormt geen belemmering voor voorliggend voornemen.
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet.
Blijkens de kaart 'Natuur' van het POL2014 is onderhavig plangebied niet gelegen binnen het Nationaal Natuur Netwerk en een Natura2000 gebied. Omdat onderhavig project inpandig wordt gerealiseerd, zal geen sprake zijn van negatieve effecten op beschermde flora en fauna in de omgeving.
Uitsnede kaart 'Natuur' met aanduiding plangebied
Natura2000
Omdat stikstofemissie mogelijk een effect kan veroorzaken op Natura-2000 gebieden, dient beoordeeld te worden of het inpandig realiseren van een extra woning en het gebruik hiervan, mogelijk vergunningsplichtig is in het kader van de Wet natuurbescherming.
Effecten kunnen in beginsel alleen optreden door zogenaamde externe werking, waarbij veranderingen en activiteiten binnen het plangebied kunnen leiden tot veranderingen van de milieusituatie in de natuurgebieden; in onderhavig plan betreft dit de uitstoot van stikstof als gevolg van het plan. Voor projecten, zoals onderhavig plan, betekent dit dat moet worden beoordeeld of een natuurvergunning is vereist als gevolg van de uitstoot van stikstof tijdens de gehele realisatie- en gebruiksfase.
Blijkt uit bovenstaande beoordeling dat geen natuurvergunning is vereist, dan kan volstaan worden met de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het aspect natuur vormt dan geen belemmering voor de uitvoering van het project.
In het kader van voorliggende planontwikkeling is sprake van ene Inpandige verbouwing. Deze verbouwing wordt met de hand utigevoerd met behulp van elektrische apparatuur en elektrisch gereedschap. De stikstofemissie hiervan bedraagt 0. De ontwikkeling is ook dusdanig kleinschalig dat geen sprake zal zijn van van invloed zijnd bouwverkeer.
Zo is voorliggend plangebied gelegen op minder dan 50 meter een N-weg (N595). De NOX-emissie van het bouwverkeer vanwege voorliggende planontwikkeling is nihil, omdat dit verkeer heel snel opgaat in het gangbare / overige verkeer.
Indien een Aerius berekening zou worden uitgevoerd vanwege voorliggende planontwikkeling, dient de invloed van verkeer te worden doorgerekend tot N- of A-wegen. Bij het invoeren van (bijvoorbeeld) per etmaal 5 busjes/auto's (= 10 voertuigbewegingen), 1 kleinere vrachtwagen (= 2 voertuigbewegingen), en 1 oplegger (= 2 voertuigbewegingen), bedraagt de NOX-emissie respectievelijk 0,01, 0,01 en 0,0,2 kg/jaar. Dit veroorzaakt géén depositie op Natura2000-gebieden boven de 0,00 mol.
Noemenswaardig in dit verband is dat de berekeningen worden uitgevoerd op jaarbasis; de (inpandige) verbouwing ter plekke van voorliggend plangebied zal geen 365 dagen (gaan) duren, waarbij al zeker niet iedere dag vracht zal worden geleverd.
Gelet op vorenstaande uiteenzetting kunnen negatieve effecten op instandhoudingsdoelen van N2000 gebieden ten gevolge van stikstof met zekerheid worden uitgesloten.
Conclusie natuurbescherming
Het aspect natuurbescherming vormt geen belemmeringen.
De uitvoerbaarheid van de planontwikkeling dient in relatie tot de gemeentelijke financiën te zijn gewaarborgd. Daarbij dient ook te worden onderzocht of en in hoeverre de voorgenomen afwijkingen ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan aanleiding kunnen geven tot aanspraken om planschade als bedoeld in artikel 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening.
Afdeling 6.2 van de Wet ruimtelijke ordening draagt de titel 'Grondexploitatie'. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de mogelijkheden voor gemeenten (en ook provincie en Rijk indien deze als planwetgever optreden) om langs publiekrechtelijke weg eisen te stellen aan het in exploitatie brengen van gronden. Het gaat dan onder andere om eisen op het gebied van kostenverhaal, sociale woningbouw, particulier opdrachtgeverschap en fasering van de invulling van den openbare ruimte. Ook zijn in afdeling 6.2 Wro twee bepalingen opgenomen over de wijze waarop langs privaatrechtelijke weg eisen gesteld kunnen worden aan het in exploitatie brengen van gronden.
Afdeling 6.4 Wro beschrijft een publiekrechtelijk stelsel waarbinnen door gemeenten (en in voorkomend geval provincie of Rijk) eisen gesteld kunnen worden aan de grondexploitatie. Dit publiekrechtelijk instrumentarium is aanvullend van aard. Het primaat ligt bij vrijwillige civielrechtelijke afspraken. Deze civielrechtelijke afspraken worden gemaakt in hetzij een anterieure overeenkomst (er is nog geen exploitatieplan vastgesteld) hetzij een posterieure overeenkomst (er is al een exploitatieplan vastgesteld).
Artikel 6.12, lid 1 Wro bepaalt dat de gemeenteraad wordt verplicht om de gronden, waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, een exploitatieplan op te stellen. Artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening geeft aan om welke bouwplannen het gaat.
Hoofdregel is dat er een plicht bestaat voor het opstellen van een exploitatieplan. Onder artikel 6.12, lid 2 Wro wordt hierop echter een aantal uitzonderingsmogelijkheden geboden:
De gemeente Gulpen-Wittem sluit een anterieure (exploitatie)overeenkomst met de initiatiefnemer. Het verhaal van kosten is hierdoor anderszins verzekerd
Artikel 6.1 Wet ruimtelijke ordening biedt de grondslag voor de vergoeding van zogenoemde planschade. Deze schadevergoeding wordt (in beginsel) door het college van burgemeester en wethouders van de betreffende gemeente toegekend aan degene die als gevolg van een planontwikkeling schade lijdt.
Artikel 6.4a Wro bepaalt dat de gemeente de mogelijkheid heeft om met een initiatiefnemer van een planontwikkeling een overeenkomst te sluiten. De strekking van dergelijke planschadeovereenkomst is dat de door derden geleden schade geheel (of gedeeltelijk) voor rekening komt van de initiatiefnemer, omdat de schade voortvloeit uit het op zijn of haar verzoek ten behoeve van een planontwikkeling wijzigen van het bestemmingsplan of verlenen van een omgevingsvergunning.
In de met de gemeente Gulpen-Wittem te sluiten anterieure (exploitatie)overeenkomst worden tevens afspraken aangaande planschade vastgelegd.
Het wijzigingsplan 'Elkenraderweg 3/3a te Wijlre' van de gemeente Gulpen-Wittem bestaat uit voorliggende toelichting, regels en een verbeelding schaal.
Op 1 juli 2008 is de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in werking getreden. Behalve een vernieuwd stelsel voor processen voor de ruimtelijke ordening in Nederland, worden met de inwerkingtreding van de Wro ook de resultaten van DURP (Digitale Uitwisseling in Ruimtelijke Processen) wettelijk verankerd. Dit houdt in dat nagenoeg alle instrumenten uit de Wro door bronhouders digitaal beschikbaar zijn, waardoor de bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar worden. Hiervoor is het pakket 'RO Standaarden 2008' ontwikkeld, dat wettelijk is vastgelegd in de bij de Wro behorende 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening'.
Vergelijkbaarheid van bestemmings- en inpassingsplannen wordt door de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012) op drie manieren gerealiseerd:
Vanaf 1 januari 2010 dient een bestemmingsplan digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar te zijn. Voorliggend wijzig ingsplan voldoet aan deze digitaliseringverplichting
Een wijzigingsplan bestaat uit een toelichting, regels en een verbeelding. De regels en verbeelding vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderling verband te worden bezien. De regels en de verbeelding zijn namelijk onlosmakelijk met elkaar verbonden, aangezien op de verbeelding de bestemmingen visueel zijn weergegeven en de regels onder andere het gebruik en de bouwmogelijkheden bij deze bestemmingen geven.
De toelichting van het wijzigingplan heeft geen rechtskracht, maar is wel een belangrijk onderdeel van het totale plan. De toelichting geeft namelijk een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten zoals deze aan het wijzigingspla ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting een belangrijk hulpmiddel bij de interpretatie van het plan.
Conform de SVBP2012 dienen de regels van een ruimtelijke plan volgens een bepaalde opbouw te worden opgesteld, waarbij opgemerkt dient te worden dat niet elk bestemmingsplan alle elementen van navolgende opbouw bevat:
o Begrippen
o Wijze van meten
o Bestemmingen
o Voorlopige bestemmingen
o Uit te werken bestemmingen
o Dubbelbestemmingen
o Anti-dubbeltelregel
o Algemene bouwregels
o Algemene gebruiksregels
o Algemene aanduidingsregels
o Algemene afwijkingssregels
o Algemene wijzigingsregels
o Verwezelijking in de naaste toekomst
o Algemene procedureregels
o Overige regels
o Overgangsrecht
o Slotregel
De regels van de verschillende bestemmingen worden als volgt opgebouwd, waarbij eveneens geldt dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten:
Omdat sprake is van een wijzigingsplan dienen voor voorliggende planontwikkeling de regels van het 'moederplan', het bestemmingsplan 'Kern Wijlre', één op één van toepassing te worden verklaard.
De 'vroegere' plankaart wordt in het kader van het huidige planologische regime aangeduid als 'verbeelding'. Op een verbeelding wordt de grens van het plangebied weergegeven waarbinnen onder meer de verschillende (dubbel)bestemmingen, bouwvlakken en bouw-/functie-/maatvoeringsaanduidingen (en de ligging daarvan) visueel zijn weergegeven.
De verbeelding met betrekking tot voorliggend bestemmingsplan is digitaal raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl.
Verder voorziet bijbehorende verbeelding in de naam van voorliggend bestemmingsplan en een tekeningnummer. Dit zijn verplichtingen in het kader van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
De verbeelding is direct (juridisch) verbonden met de bijbehorende regels. In deze regels worden de condities en voorwaarden gesteld behorende bij de verschillende bestemmingen.
De procedure voor vaststelling van een wijzigingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerp wijzigingsplan ter visie kan worden gelegd. Bovendien is het noodzakelijk dat belanghebbenden de gelegenheid hebben om hun visie omtrent het plan te kunnen geven. Pas daarna kan de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het wijzigingsplan van start gaan.
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan, waar nodig, overleg plegen andere betrokken overheden en overheidsdiensten (wettelijke adviseurs). Daarbij moet worden gedacht aan naburige gemeenten, het waterschap, en de diensten van het Rijk en de provincie. Overleg met het waterschap is altijd verplicht, terwijl het tot de verantwoordelijkheid van de gemeente behoort om te beoordelen of overleg met de desbetreffende diensten van het Rijk en de provincie nodig is. Artikel 3:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van overeenkomstige toepassing.
De bedoeling van dit vooroverleg is voornamelijk om de opstellers van het plan tijdig de mogelijkheid te geven het plan desgewenst aan opmerkingen van andere overheden aan te passen.
Ingevolge artikel 1.3.1 Besluit ruimtelijke ordening dienen burgemeester en wethouders te besluiten en te publiceren of er terinzagelegging van het bestemmingsplan plaatsvindt, of er zienswijzen kunnen worden ingediend en of een onafhankelijke adviesinstantie advies uitbrengt. Ook is in voornoemd artikel bepaald dat het voornemen tot het voorbereiden van een bestemmingsplan, waarbij geen MER wordt opgesteld, dient te worden gepubliceerd conform artikel 3:12, lid 1 en 2 van de Algemene wet bestuursrecht en langs elektronische weg.
Op grond van de inspraakverordening van de gemeente behoeft voor voorliggende planontwikkeling geen inspraak te worden gehouden en is direct overgegaan worden tot de formele wijzigingsplanprocedure (vanaf ontwerp plan).
De wettelijke (formele) wijzigingsplanprocedure, die circa 20 weken in beslag neemt, bestaat uit de volgende stappen:
Het ontwerp van voorliggend wijzigingsplan heeft vanaf 30 mei 2020 tot en met 11 juli 2020 voor zienswijzen ter visie gelegen. Gedurende deze termijn zijn geen zienswijzen ingekomen.