direct naar inhoud van Artikel 15 Recreatie-Verblijfsrecreatie
Plan: Kern Gulpen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1729.BPLKOM01000-VG01

Artikel 15 Recreatie-Verblijfsrecreatie

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatieve voorzieningen;
  • b. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van een groepsacommodatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie';
  • c. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van zomerhuisjes ter plaatse van de aanduidng 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuisjes';
  • d. instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige, natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden'.
  • e. horeca, ondergeschikt en inherent aan de verblijfsrecreatieve functie;
  • f. wonen in bedrijfswoningen,

en de daarbij behorende voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit artikel 35.2.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen

Op de tot 'Recreatie-Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden mogen worden gebouwd:

  • a. één recreatiewoning per bouwperceel, uitgezonderd:
    • 1. daar waar op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan meerdere recreatiewoningen aanwezig zijn. Ter plaatse is het bestaande aantal recreatiewoningen toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de bestemming 'Waarde-Cultuurhistorie' waar meer recreatiewoningen zijn toegestaan onder de voorwaarden dat:
      • de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische, karakteristieke en/of architectonische waarden van de (aangrenzende) gronden en gebouwen in het geding komen;
      • een onevenredig negatief effect op de omgeving ontstaat;
      • er een verkeersoverlast ontstaat, waardoor het treffen van infrastructurele maatregelen noodzakelijk wordt;
      • de parkeernomen zoals opgenomen in de 'Nota Parkeernormen en Parkeerfonds' (d.d. 16-12-2008) in het geding komen;
      • er negatieve effecten ontstaan op de waterhuishouding.
  • b. bed & breakfast;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' een groepsaccmmodatie;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuisjes' recreatiewoningen in de vorm van zomerhuisjes en gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het gebruik en onderhoud van de zomerhuisjes;
  • e. één bedrijfswoning uitgezonderd ter plaaste van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' waar geen bedrijfswoning is toegestaan;
  • f. bijgebouwen;
  • g. bouwwerken geen gebouwen zijnde, welke qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen.

met dien verstande dat voldaan wordt aan het bepaalde in 15.2.2 tot en met 15.2.4.

15.2.2 Regeling bouwvlak

Ter plaatse van het 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw mag uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag geheel worden bebouwd, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuisjes';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuisjes' mogen een bedrijfswoning en maximaal 10 zomerhuisjes zonder bijgebouwen worden;
  • d. de voorgevel van hoofdgebouwen zal in of evenwijdig aan de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens worden gebouwd;
  • e. er mag ten hoogste in 2 bouwlagen worden gebouwd uitgezonderd zomerhuisjes welke maximaal in 1 bouwlaag gebouwd mogen worden;
  • f. iedere afzonderlijke bouwlaag mag ten hoogste 3.50 m bedragen;
  • g. het gebouw zal met kap van ten hoogste 60° worden afgedekt;
  • h. de maximale oppervlakte van een zomerhuisje bedraagt 100 m2;
  • i. de oppervlakte van gebouwen in gebruik voor horeca dient ondergeschikt te zijn aan de oppervlakte van gebouwen met een verblijfsrecreatieve functie;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuisjes' mag maximaal 70 m2 aan bijgebouwen ten dienste van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuisjes' mag de goothoogte van bijgebouwen en gebouwen, geen woning zijnde, ten hoogste 3,50 m bedragen;
  • l. een bedrijfswoning voldoet aan het bepaalde in artikel 18.2.2.
15.2.3 Regeling bijgebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen uitsluitend bijgebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde gebouwd worden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in ten hoogste 1 bouwlaag worden gebouwd waarvan de goothoogte lager of gelijk is aan de hoogte van de 1e bouwlaag van het hoofdgebouw;
  • c. bijgebouwen mogen plat of met een kap van ten hoogste dezelfde dakhelling als het hoofdgebouw worden afgedekt;
  • d. het oppervlakte van bijgebouwen mag per bouwperceel ten hoogste 70 m² bedragen, met dien verstande dat ten hoogste 50% van het bij de woning behorende bouwperceel bebouwd mag worden.
15.2.4 Overige regels

Voor het overige geldt de volgende regels:

  • a. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag ten hoogste 4.00 m bedragen. met uitzondering van:
    • 1. de hoogte van erfafscheidingen, welke voor zover aanwezig voor de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 1.00 m en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens ten hoogste 2.00 m mag bedragen;
    • 2. de hoogte van palen, masten en verlichting, welke ten hoogste 8.00 m mag bedragen.
  • b. er dient in voldoende mate op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte overeenkomstig de geldende parkeernorm zoals bepaald in artikel 35.3.
15.3 Nadere eisen
15.3.1

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte, de (goot)hoogte van bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. voorzieningen ter voorkoming van de hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
15.3.2

De onder 15.3.1 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:

  • a. indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • b. ter voorkoming van onevenredige nadelige gevolgen voor de milieusituatie, verkeersveiligheid, sociale veiligheid en gebruiksmogelijkheden en/of privacy van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • c. ter voorkoming van parkeerhinder indien op eigen terrein niet voldaan wordt aan de parkeernorm zoals bepaald in artikel 35.3;
  • d. ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
15.4 Specifieke gebruiksregels
15.4.1 Gebruik van de gronden

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan gebruik van de grond anders dan voor en/of als:

  • a. parkeren;
  • b. groen en/of tuin;
  • c. opslag, overeenkomstig het toegelaten gebruik.
15.4.2 Gebruik van de bebouwing

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt tenminste verstaan het gebruik van bebouwing voor en/of als:

  • a. ambachtelijke en/of industriële doeleinden;
  • b. detail- en/of groothandel;
  • c. groepsaccommodatie uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuisjes';
  • d. zomerhuisjes uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - zomerhuisjes';
  • e. camping of bungalowpark;
  • f. horeca, anders dan van ondergeschikte betekenis;
  • g. permanente bewoning, behoudens in een bedrijfswoning;
  • h. opslagdoeleinden, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
15.5 Wijzigingsbevoegdheid
15.5.1 Wijziging in de bestemming Wonen –1 of Wonen-2

Burgemeester en Wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Wonen – 1' of 'Wonen – 2', mits:

  • a. de toegestane activiteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • b. de woningbouw past binnen het gemeentelijke woningbouwprogramma;
  • c. de woningen inpasbaar zijn vanuit het stedenbouwkundig beeld;
  • d. de effecten op de omgeving, het aantal verkeersbewegingen per saldo niet zullen toenemen;
  • e. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • f. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • g. voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 18.2 respectievelijk 19.2, met dien verstande dat, het wijzigingsplan duidelijkheid geeft over (nieuwe) bouwvlakken en de bouwaanduiding 'bijgebouwen', alsmede het aantal en de aard van de woningen.
15.5.2 Procedure wijziging

Burgemeester en Wethouders volgen bij het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid de procedure zoals vervat in artikel 3.9a Wro.