1.1 plan
het bestemmingsplan Natuurontwikkeling De Bennet Epen met identificatienummer NL.IMRO.1729.BPDeBennet-ON01 van de gemeente Gulpen-Wittem.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 AMK-terrein
een archeologisch terrein (monument) waaraan door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een waardering is toegekend en dat als zodanig is aangeduid op de Archeologische Monumentenkaart (AMK).
1.6 ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zoals bijvoorbeeld een erfafscheiding of zwembad.
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.8 bestaand
- bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp;
- bij gebruik: bestaande ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.11 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
1.12 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.13 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.14 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.15 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.16 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen of metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.17 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik van de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
1.18 dagrecreatie
verblijf buiten de woning voor recreatieve doeleinden zonder dat er een overnachting elders mee gepaard gaat.
1.19 ecologie
wetenschap die zich bezighoudt met de wisselwerking tussen planten en dieren en hun milieu.
1.20 ecologische structuur
netwerk van onderling via ecologische verbindingen samenhangende (nieuwe) natuurgebieden.
1.21 erosie
uitslijting en wegspoeling van bodemmateriaal door stromend water.
1.22 extensief recreatief medegebruik
vormen van recreatief medegebruik gericht op natuur- en landschapsbeleving.
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hemelwaterproblematiek
de problemen die ontstaan voor het afvoeren en bergen van hemelwater door de wijze van bodemgebruik in het algemeen en door de toename van het verharde grondoppervlak in het bijzonder.
1.25 kampeermiddel
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor als gevolg van artikel 40 van de Woningwet een bouwvergunning vereist is: een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.26 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.
1.27 meanderen
het slingeren van een rivier of geul waardoor aanwas plaatsvindt in de binnenbocht en afslag in de buitenbocht. De bochten kunnen hierdoor steeds groter worden of opschuiven.
1.28 monumentale waarde
waarden van zaken, welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.29 natuurlijke waarde
de aan een gebouw toegekende waarden gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
1.30 onderkomens
voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf.
1.31 (openbare) nutsvoorziening
een bouwwerk dat ten dienste staat van het openbaar energietransport dan wel de telecommunicatie, zoals een schakelkast, een elektriciteitshuisje en een verdeelstation.
1.32 peil
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst:
- 0,20 meter boven de gemiddelde hoogte van de kruin van de ontsluitingsweg ter plaatse van de hoofdtoegang;
in andere gevallen:
- de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de naar de ontsluitingsweg gekeerde gevelzijde, met dien verstande dat deze gemiddelde hoogte tussen 0,20 meter en 1,00 meter boven of beneden de kruin van de weg dien te zijn gelegen.
1.33 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Hieronder wordt ook verstaan thuisprostitutie.
1.34 recreatie
alle activiteiten die in de vrije tijd plaatsvinden en ontspanning als doel hebben.
1.35 recreatief medegebruik
het medegebruik van gronden en voor routegebonden recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, ruitersport en kanovaren en voor plaatsgebonden recreatieve activiteiten, zoals voor sportvisserij, alsmede voor route-ondersteunende voorzieningen en bestaande parkeergelegenheid, zoals picknick-, uitzicht-, rust- en informatieplaatsen, voor zover de overige functies van de gronden dit toelaten.
1.36 seksinrichting
een gelegenheid waarin beroepsmatig, bedrijfsmatig of in clubverband voorstellingen en/of vertoningen van hoofdzakelijk porno-erotische aard plaatsvinden, en/of verkoop en/of uitstalling van hoofdzakelijk goederen van porno-erotische aard plaatsheeft, en/of seksuele diensten/handelingen (van welke aard dan ook) worden verricht.
1.37 standplaats c.q. kampeerplaats
een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek, door middel van nummering, stroomvoorzieningen, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van maximaal één kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf.
ter verduidelijking:
een bijzettentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt niet gezien als apart kampeermiddel.
1.38 stedenbouwkundig beeld
ruimtelijke verschijningsvorm van de bestaande bebouwing, die wordt bepaald door de situering, de bouwmassa's, de gevelindeling en de dakvormen.
1.39 straatprostitutie
het zich in openbaar gebied of in openbare ruimten dan wel in een zich in het openbaar gebied of in openbare ruimten bevindend voertuig, beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander, tegen vergoeding.
1.40 verblijfsrecreatie
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen om te recreëren op een bepaalde plaats waarbij een recreatief nachtverblijf centraal staat.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk
buitenwerks (tussen de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren) gemeten afstand.
2.2 de bouwhoogte/nokhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden;
- een vispassage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - vispassage';
- een overkluisde watergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - watergang overkluisd' (swa-wo);
met daaraan ondergeschikt:
- extensief recreatief medegebruik.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit
artikel 19 lid 2.
3.2.1 Algemeen
Op de tot 'Natuur' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draadafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte ten hoogste 1,50 meter mag bedragen.
3.3.1
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:
- de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing.
3.3.2
De onder
artikel 3 lid 3 genoemde nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
- indien dit noodzakelijk is voor een verantwoorde stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
- ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
- ter verbetering van de gebiedskwaliteit.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Aanleg van bouwwerken met het oog op natuurbeheer
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels ten behoeve van het oprichten van bouwwerken die noodzakelijk zijn met het oog op natuurbeheer, zoals een wildhut of observatiepost en andere bouwwerken ter ondersteuning van het extensief recreatief medegebruik, mits de te beschermen natuurlijke waarden en belangen niet onevenredig worden geschaad, met dien verstande dat de hoogte van dergelijke bouwwerken ten hoogste 4,00 meter mag bedragen.
3.4.2 Procedure afwijking
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in
artikel 18 lid 1 genoemde procedure.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Verboden gebruik van gronden
Onder verboden gebruik van de voor 'Natuur' aangewezen gronden wordt tenminste verstaan het gebruik van de gronden voor en/of als:
- standplaats of ligplaats voor onderkomens of kampeermiddelen;
- parkeren, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' (sv-p);
- sport- en wedstrijdterrein, ligplaats, speelweide, paardenbak, terras, tennisbaan en zwembad;
- het beproeven van voertuigen, de beoefening van motorsport, het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- het racen of crossen met motorrijtuigen, motoren of (brom)fietsen;
- staanplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
- het winnen van bosstrooisel en mos;
- militaire oefeningen, met uitzondering van marsoefeningen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van voertuigen en voorzover het bestaande openbare wegen en paden betreft;
- terrein voor het aanbrengen, het hebben van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclame-uitingen, behoudens het bepaalde in artikel 7 van de Grondwet;
- het scheuren van grasland;
- het opslaan van mest(stoffen);
- het opslaan van hooi- en strobalen;
- het oprichten van boogkassen, hagelnetten en teeltondersteunende voorzieningen;
- nieuwvestiging van een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf;
- opslag, anders dan inherent aan het toegelaten gebruik.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;
- het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen, afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het vellen of rooien van bomen en beplantingen, of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben.
3.6.2 Uitzonderingen
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, vrijstelling of anderszins mogen worden uitgevoerd.
3.6.3 Afwegingskader
De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 3 lid 6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan - hetzij direct, hetzij indirect - te verwachten gevolgen in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
3.6.4 Procedure
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de in
artikel 18 lid 3 vervatte procedure.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- bewegend en stilstaand wegverkeer en de daarbij behorende voorzieningen, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen;
- voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut;
- groenvoorzieningen, ter aankleding van niet direct voor rijdend en stilstaand verkeer noodzakelijke gronden, zoals (midden)bermen;
- straatmeubilair;
- infiltratie- en buffervoorzieningen, zoals hemelwaterbuffers en bergbezinkbassins;
- een overkluisde watergang, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - watergang overkluisd' (swa-wo).
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de plankaart aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit
artikel 19 lid 2.
4.2.1 Algemeen
Boven, op of onder de tot 'Verkeer' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen, geen woning zijnde, ten behoeve van het in artikel 4 lid 1 toegestane gebruik;
- andere bouwwerken, met het oog op de regeling van de veiligheid van het verkeer;
- andere bouwwerken ten behoeve van de verlichting van wegen, rijwiel- en voetpaden;
- andere bouwwerken ten behoeve van recreatieve voorzieningen;
- andere bouwwerken behorende tot het straatmeubilair;
- andere bouwwerken ten behoeve van onder- en bovengrondse voorzieningen voor de opvang en buffering van water;
- andere bouwwerken noodzakelijk voor de gescheiden boven- en ondergrondse inzameling van afvalstoffen;
- en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - watergang overkluisd' (swa-wo).
4.2.2 Regels met betrekking tot het bouwen
Met betrekking tot het oprichten van bouwwerken gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van lichtmasten, verkeerstekens en andere palen en masten mag ten hoogste 10,00 meter bedragen;
- de hoogte van overige bouwwerken mag ten hoogste 4,00 meter bedragen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het ontvangen, vasthouden, (tijdelijk) bergen en afvoeren van water;
- eventueel gecombineerd met infiltratie van water in de bodem;
voor zover sprake is van niet permanent watervoerende watergangen, zijn de gronden op de momenten dat deze niet watervoerend zijn, mede bestemd voor:
- gebruik overeenkomstig de aangrenzende bestemmingen, waarbij de desbetreffende bepalingen, voor zover niet strijdig met de bestemming 'Water', van toepassing zijn.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de op de verbeelding aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtname van de voorrangsregels uit
artikel 19 lid 2.
5.2.1 Algemeen
Boven of op de tot 'Water' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
- bouwwerken van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang.
5.2.2 Regels met betrekking tot het bouwen
Met betrekking tot het oprichten van bouwwerken gelden de volgende regels:
- de hoogte van bouwwerken mag ten hoogste 3,50 meter bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
Op de tot 'Water' aangewezen gronden zijn de gebods- en verbodsregels van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van oudheidkundig waardevolle elementen en terreinen.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
6.2.1 Algemeen
Ter plaatse van wettelijk beschermde archeologische monumenten mag geen aantasting van de archeologische resten plaatsvinden.
6.2.2 Archeologisch onderzoek
Op de tot 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden dient archeologisch vooronderzoek uitgevoerd te worden als een bodemingreep dieper dan 0,30 meter beneden het maaiveld plaatsvindt, en;
- de grens van het verstoringsgebied binnen 50 meter van een archeologische vindplaats is gelegen, of;
- het verstoringsgebied groter is dan 100 m² en is gelegen binnen een historische kern, of;
- wanneer het verstoringsgebied is gelegen binnen een AMK-terrein;
- deze onderzoeksplicht geldt tevens voor overige bodemingrepen met een oppervlakte van 2.500 m² of meer, tenzij binnen een straal van 50 meter van de bodemverstoring een vindplaats is gelegen.
Als uit het archeologische vooronderzoek blijkt dat geen archeologische waarden in het geding zijn, dan wel nadat door nader archeologisch onderzoek de aanwezige archeologische resten veilig zijn gesteld, mag het planvoornemen in het kader van archeologie worden uitgevoerd.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Vergunningplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het bodemverlagen of afgraven van gronden waarvoor een ontgrondingsvergunning is vereist;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,30 meter, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
- het aanleggen van boomgaarden;
- het bebossen van gronden ten behoeve van de houtproductie;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
- het tot stand brengen van en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
- het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwaarden in de bodem.
6.3.2 Uitzonderingen
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
6.3.3 Afwegingskader
- De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- Voor de werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 6 lid 3.1 en voor zover betrekking hebbend op terreinen van hoge archeologische betekenis, waarbij de in de bedoelde gronden aanwezige oudheidkundige sporen meer dan in geringe mate worden aangetast, dient, indien de mogelijkheid bestaat, voorafgaand wetenschappelijk onderzoek uitgevoerd te worden of dienen oudheidkundige waarnemingen te worden gedaan. Omtrent het toelaatbaar zijn van betreffende werken of werkzaamheden wordt vooraf advies bij de Rijksdienst voor archeologie, cultuurlandschap en monumenten ingewonnen.
6.3.4 Procedure
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de in
artikel 18 lid 3 vervatte procedure.
Artikel 7 Waarde - Cultuurhistorie
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en versterking van de cultuurhistorisch waardevolle elementen (monumenten en karakteristieke bebouwing) en patronen (verkavelingen, wegenpatronen, beplantingspatronen, stedenbouwkundig beeld).
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
7.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.2.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het doorvoeren van veranderingen in de verkaveling of percelering van terreinen voor zover het geen gronden betreft die agrarisch in gebruik zijn;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
7.2.2 Uitzonderingen
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
7.2.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 7 lid 2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de eerstbedoelde waarden niet wezenlijk worden verkleind.
7.2.4 Procedure
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de in
artikel 18 lid 3 vervatte procedure.
Artikel 8 Waarde - Ecologie
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding, versterking en ontwikkeling van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische waarden.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de betreffende regels, voor over niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
8.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.2.1 Vergunningplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Ecologie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
- het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
- het bebossen van gronden ten behoeve van de houtproductie;
- het aanbrengen en/of aanleggen van oeverbeschoeiingen en het graven en/of aanleggen van waterlopen;
- het aanleggen van voorzieningen voor de opvang van hemelwater en de afvoeren van hemelwater vanaf een dergelijke voorziening.
8.2.2 Uitzonderingen
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
8.2.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 8 lid 2.1 zijn slechts toelaatbaar:
- indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden verkleind;
- voor zover de werken of werkzaamheden de ecologie van de aanwezige natuurwaarden en/of soorten niet aantasten.
8.2.4 Procedure
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de in
artikel 18 lid 3 vervatte procedure.
Artikel 9 Waarde - Landschapselement
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en herstel van de in het buitengebied aanwezige kleinschalige landschapselementen en de daarmee samenhangende landschappelijke en natuurlijke waarden, alsmede het daarmee samenhangende waterbergend vermogen van de grond.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de desbetreffende regels, voor zover niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.2.1 Vergunningplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Waarde - Landschapselement' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het vellen, rooien, slopen, dempen en egaliseren van kleine landschapselementen, dan wel het verrichten van werkzaamheden die ernstige beschadiging of de dood of verdwijning van kleinschalige landschapselementen tot gevolg hebben.
9.2.2 Uitzonderingen
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
9.2.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld in
artikel 9 lid 2.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden verkleind.
9.2.4 Procedure
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de in
artikel 18 lid 3 vervatte procedure.
Artikel 10 Waterstaat - Erosie
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor maatregelen en voorzieningen voor het bestrijden en voorkomen van:
- bodemerosie en wateroverlast;
- het verloren gaan van het voortbrengende vermogen van de bodem;
- de aantasting van het grondwaterpakket.
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de betreffende regels, voor over niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
10.2 Specifieke gebruiksregels
10.2.1 Gebruik van de gronden
Onder verboden gebruik wordt tenminste verstaan gebruik van de grond voor en/of als:
- het geheel of gedeeltelijk egaliseren of slechten van aanwezige graften;
- voor het belemmeren of aantasten van aanwezige grasbanen en regenwaterbuffers (incl. aan- en afvoervoorzieningen).
10.3 Afwijken van de gebruiksregels
10.3.1 Afwijken gebruik percelen
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in
artikel 10 lid 2 en
artikel 10 lid 4 ten behoeve van het uitoefenen van het gebruik, zoals beschreven in
artikel 10 lid 2.1 en het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zoals beschreven in
artikel 10 lid 4.1 , mits de betreffende percelen voldoen aan de regelgeving omtrent erosie.
10.3.2 Procedure afwijking
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid de in
artikel 18 lid 1 gegeven procedure.
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.4.1 Vergunningsplichtige werken of werkzaamheden
Het is verboden op of in de tot 'Waterstaat - Erosie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
- het ophogen of egaliseren van de in het landschap aanwezige laagten;
- het afgraven van de grond, indien door de afgraving de kans op bodemerosie en/of wateroverlast toeneemt;
- de aanleg van een waterbuffer groter dan 100 m²;
- het aanbrengen van verhardingen.
10.4.2 Uitzonderingen
- werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde;
- werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
- werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
- werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
10.4.3 Afwegingskader
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder
artikel 10 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in de aanhef van dit artikel genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden verkleind.
10.4.4 Procedure
Burgemeester en wethouders volgen bij het toepassen van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de in
artikel 18 lid 3 vervatte procedure.
Artikel 11 Waterstaat - Inundatiegebied
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Inundatiegebied' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de functie indundatiegebied (overstromingsgebieden).
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de betreffende regels, voor over niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
11.2.1 Algemeen
Op de tot 'Waterstaat - Inundatiegebied' aangewezen gronden zijn geen aanvullende bouwregels van toepassing.
11.3 Specifieke gebruiksregels
11.3.1 Gebruik van de gronden
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Inundatiegebied' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.
Artikel 12 Waterstaat - Meanderzone
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor water dat door natuurlijke verplaatsing zijn bedding kan verleggen (meandering).
Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse bestemmingen zijn de betreffende regels, voor over niet strijdig met dit artikel, van toepassing.
12.2.1 Algemeen
Op de tot 'Waterstaat - Meanderzone' aangewezen gronden zijn geen aanvullende bouwregels van toepassing.
12.3 Specifieke gebruiksregels
12.3.1 gebruik van de gronden
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Meanderzone' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het Waterschap Limburg van toepassing.
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 14 Algemene gebruiksregels
14.1 Gebruiksverbod
Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).
14.2 Gebruik van gronden en bebouwing
Onder verboden gebruik, als bedoeld in
artikel 14 lid 1 wordt in ieder geval verstaan het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:
- het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
- een seksinrichting, escortbedrif en raam- en straatprostitutie.
Artikel 15 Algemene aanduidingsregels
15.1 milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg
15.1.1 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermingsgebied Nationaal Landschap Zuid-Limburg' is duurzaam behoud van kwetsbare functies en waarden als bijzondere bescherming van de bodem noodzakelijk. Het streven is naar een kwaliteit van bodem, grondwater en landschap die voldoet aan de eisen die de aanwezige bijzonder biotische, abiotische en cultuurhistorische waarden stellen. Daarbij dient rekening gehouden te worden met dan wel afstemming te worden gezocht met het beleid ter zake van de Omgevingsverordening Limburg en de Provinciale Omgevingsvisie Limburg.
15.2 milieuzone - Natura2000
15.2.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - Natura2000' zijn de gronden bestemd voor de waarborging van de verschillende natuurwaarden zoals omschreven in het aanwijzingsbesluit LNV dienaangaande. Bestaand agrarisch gebruik mag worden voortgezet, met inachtneming van de bedoelde natuurwaarden.
Artikel 16 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen middels het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van deze regels:
- voor het overschrijden van de in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud, etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken;
- voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
- het bruto vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
- het gebouw uit maximaal één bouwlaag bestaat;
- de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 meter;
- ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen bouwwerken zijnde, tot een hoogte van maximaal 20,00 meter;
- ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of telecommunicatiemasten tot maximaal 40,00 meter.
Artikel 17 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen bij het in geringe mate overschrijden van de bestemmingsgrenzen, mits dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, voor zover daarmee wordt beoogd een zo goed mogelijke overeenstemming tussen het plan en de werkelijke toestand te bereiken, mits daardoor geen belangen van derden onevenredig worden geschaad.
Artikel 18 Algemene procedureregels
18.1 Procedure afwijking
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
18.2 Procedure wijziging
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging van het bestemmingsplan is de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
18.3 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
Artikel 19 Overige regels
19.1 Wettelijke regelingen
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan.
19.2.1 Strijdigheid belang
In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, met name aan de orde bij wijzigingsbevoegdheden, blijft het belang van de dubbelbestemming overeind. De dubbelbestemming vormt het toegevoegde na te streven nieuwe beleid en levert als zodanig extra criteria op voor de uit te voeren toetsing bij de wijzigingsbevoegdheid. Kan bij wijziging niet aan deze criteria voldaan worden en/of wordt op enig vlak onevenredige schade aangebracht, dan kan geen gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid.
19.2.2 Realisatie nieuw beleid door dubbelbestemmingen
De realisatie van nieuw beleid door middel van dubbelbestemmingen hoeft niet gebiedsbreed (binnen de gehele dubbelbestemming) te zijn, wil de doelstelling gehaald worden. Als er echter afbreuk gedaan wordt aan de gegeven gebiedsbreedte c.q. niet de gehele dubbelbestemming wordt benut, moet voor het resterende gedeelte aangetoond worden dat dit voldoende is om het beoogde beleid voor dat gebied te realiseren. Dat wil zeggen dat de omvang van de opgenomen dubbelbestemmingen zo ruim is dat, om het nagestreefde beleid te doen slagen, niet altijd de gehele dubbelbestemming hoeft te worden benut.
19.2.3 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen dubbelbestemmingen geldt dat, gelet op het totaalbeleid voor het buitengebied, dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing, in concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:
- Waarde - Landschapselement;
- Waarde - Ecologie;
- Waarde - Archeologie;
- Waarde - Cultuurhistorie.
Uitzondering hierop, in de vorm van nevenschikking, is mogelijk, wanneer compensatie van eventueel verlies aan kwaliteit is gegarandeerd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 20 Overgangsrecht
20.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan;
- Het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van het eerste lid, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- Het eerste lid is van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
20.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 21 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Natuurontwikkeling De Bennet Epen van de gemeente Gulpen-Wittem.