direct naar inhoud van Artikel 19 Waarde - Natuur
Plan: Kom Galder 2008
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1723.BP00017-0001

Artikel 19 Waarde - Natuur

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Natuur' aangewezen gronden zijn primair bestemd voor het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Voorrangsregeling

Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de natuurwetenschappelijke waarde en/of ecologische waarde als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 16prevaleert de bestemming 'Waarde – Natuur'.

19.2.2 Bouwen

Op de gronden als bedoeld in 19.1 gelden geen beperkingen ten aanzien van bouwen.

19.3 Aanlegvergunning
19.3.1 Aanlegvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Natuur' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 meter onder maaiveld een en ander voorzover geen vergunning is vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk.

19.3.2 Verbod

Het verbod als bedoeld in 19.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. plaatsvinden in een bouwvlak.

19.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en werkzaamheden als bedoeld in 19.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de waterhuishoudkundige situatie.