Plan: | Buitengebied Ferwerderadiel |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1722.131602-VA01 |
Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het verordeningsgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.
Voor de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.
De bestaande rechten worden in de beheersverordening overgenomen. Dit houdt in dat globaal dezelfde functies toegestaan zijn, als ook al mogelijk zijn op grond van de geldende bestemmingsplannen. Door de vaststelling van deze verordening wordt daarom geen grotere hinder op de omgeving verwacht.
De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, luchtvaart, spoorwegverkeer en industrie. Van luchtvaart-, spoorweg- en industrielawaai is in dit verordeningsgebied geen sprake. In en in de omgeving van het verordeningsgebied zijn geen spoorwegen, (gezoneerde) bedrijven(terreinen) en vliegvelden aanwezig die invloed hebben op de gebieden.
In het buitengebied zijn reguliere woningen, recreatiewoningen en bedrijfswoningen aanwezig. De recreatiewoningen zijn volgens de Wet geluidhinder niet geluidgevoelig, de reguliere en bedrijfswoningen vallen wel onder de geluidgevoelige objecten van de Wet geluidhinder. Deze woningen kunnen hinder ondervinden van wegverkeerslawaai.
Wegverkeerslawaai
Voor wegverkeerslawaai is in de Wgh bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waarbij aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Op het grootste deel van de wegen in en in de directe omgeving van het verordeningsgebied geldt een maximumsnelheid van 60 of 80 km/uur. Deze hebben een wettelijke geluidzone. De beheersverordening maakt de ontwikkeling van nieuwe geluidgevoelige objecten niet mogelijk. Bestaande geluidsgevoelige objecten zijn op hun huidige plaats vastgelegd, waardoor ze ook niet dichter naar een zoneringsplichtige weg gebouwd kunnen worden. Dit aspect geeft geen uitgangspunten en belemmeringen voor deze verordening.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds).
Uit de Risicokaart blijkt dat binnen en in de directe nabijheid van het plangebied risicobronnen zijn gelegen waarvan de risicocontouren of het invloedsgebied zich binnen het verordeningsgebied bevinden. In navolgend figuur is een overzicht van de risicobronnen weergegeven.
Figuur: Risicobronnen in plangebied
Vervoer gevaarlijke stoffen
Door het verordeningsgebied loopt de provinciale weg N357. Volgens de conceptversie van de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) heeft een weg buiten de bebouwde kom geen 10-6 contour wanneer het aantal GF3 transporten (LPG) per jaar lager is dan 500. In het kader van het Fries Uitvoeringsprogramma Externe Veiligheid 2006-2010 is in 2006 en 2010 een onderzoek uitgevoerd naar het vervoer van gevaarlijke stoffen door de provincie Fryslân. Dit onderzoek was gebaseerd op feitelijke tellingen. In 2010 zijn 176 transporten GF3 per jaar geteld voor de N357. Het aantal GF3 transporten is dus lager dan 500 en is er geen sprake van een 10-6 contour.
De drempelwaarde GF3 vervoer voor overschrijding van 10% van de oriëntatiewaarde bij eenzijdige bebouwing ligt bij 2400 transporten. Dit betekent dat 2400 transporten GF3 nodig zijn om 10% van de oriëntatiewaarde te overschrijden en 24.000 transporten om de oriëntatiewaarde te overschrijden. Zoals gezegd zijn in 2010 176 transporten per jaar geteld. Het aantal GF3 transporten is minder is dan de drempelwaarde uit HART. De 10% van de oriëntatiewaarde wordt niet overschreden.
Voor tweezijdige bebouwing geldt dat 540 transporten GF3 nodig zijn om tot een overschrijding van 10% van de oriëntatiewaarde te komen en 5.400 transporten om de oriëntatiewaarde te overschrijden. In Het aantal GF3 transporten is ook minder dan de drempelwaarde voor tweezijdige bebouwing van de HART. De 10% van de oriëntatiewaarde wordt niet overschreden.
Buisleidingen
In het verordeningsgebied lopen meerdere hogedruk aardgasleidingen. In de geldende bestemmingsplannen zijn gasleidingen opgenomen. Aangezien er verschillen kunnen zijn tussen de ligging in de geldende bestemmingsplannen en de nieuwste digitale bestanden is er een aanvullende regeling opgenomen (zie Artikel 3 Gasleiding). Om de leiding te beschermen mogen binnen dit besluitvlak bepaalde werken en werkzaamheden niet plaatsvinden zonder een omgevingsvergunning.
Risicovolle inrichtingen
De volgende risicovolle inrichtingen of risicocontouren van risicovolle inrichtingen liggen in het plangebied:
Naam inrichting | Type inrichting | Plaatsgebonden risico | Groepsrisico | |
LPG-tankstation (Ljouwerterdyk 9 te Hallum) |
Vergunning: LPG doorzet van < 1000 m³ per jaar | afleverzuil, 15 m reservoir: 25 m vulpunt 45 m. |
150 m | |
LPG-tankstation (Ljouwerterdyk 3 te Ferwert ) |
Vergunning: LPG doorzet van < 500 m³ per jaar | risicocontouren buiten plangebied | 150 m | |
PK Koopmans lakfabrieken (Nieuweweg 5 te Marrum) | Opslag van gevaarlijke stoffen > 10 ton | Nog onbekend | Nog onbekend | |
Fouragehandel Hoogland B.V. (Hegebeintumerdyk 33 te Ferwert ) | kunstmeststoffen en gewasbeschermings- middelen in een hoeveelheid tot 10.000 kg |
0 m (Activiteitenbesluit: 20 m tot dichtst- bijzijnde woning) |
nvt | |
Marrum Mechanisatie B.V. (Botniaweg 6 te Marrum) | twee biogasopslagen: inhoud gashouders 400 m3 | 30 m | 70 m | |
Maatschap Van Valkenhoef (Bongaloane 4 te Ferwert) | biogasinstallatie: inhoud gashouder 400 m3 | 30 m | 70 m | |
Maatschap Wierda (Iedyk 8 te Burdaard) | biogasinstallatie: inhoud gashouder 400 m3 | 30 m | 70 m | |
Melkveebedrijf Kelstein V.O.F. (Kelnersweg 8 te Hallum) | biogasinstallatie: inhoud gashouder 400 m3 | 30 m | 70 m | |
Mijnbouwlocatie Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (Unemaloane 3 te Blije) | gasbehandelings- installatie |
zie verbeelding | nihil |
Er is een aanvullende regeling opgenomen voor de plaatsgebonden risicocontouren die buiten de risicovolle inrichtingen vallen en binnen het verordeningsgebied (zie Artikel 4 Veiligheidszone). Binnen deze contouren mogen geen (beperkt) kwetsbare objecten gerealiseerd worden (bijvoorbeeld uitbreidingen van woningen).
Groepsrisico
Er is sprake van het vastleggen van de bestaande situatie. Binnen het invloedsgebied kunnen daarom niet in grote mate nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden gerealiseerd. Een aanvullende regeling is daarom niet nodig.
De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
De luchtkwaliteit levert in de huidige situatie van het verordeningsgebied geen negatieve effecten op. Voor de bestaande situatie was dit al zo. Deze beheersverordening laat geen nieuwe ontwikkelingen toe die de luchtkwaliteit in betekenende mate verslechteren. Een nader onderzoek is daarom niet nodig.
Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. Vooral bij nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd.
Door het langdurige gebruik van het verordeningsgebied als landbouwgebied is enige verontreiniging van de bodem niet geheel uit te sluiten. Nieuwe gevoelige functies (waaronder (bedrijfs)woningen) worden in het verordeningsgebied echter niet toegestaan. Belemmeringen worden voor de bestaande situatie niet verwacht en een bodemonderzoek is voor deze beheersverordening niet nodig.
Het verordeningsgebied valt onder het beheer van het Wetterskip Fryslân. Dat waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het verordeningsgebied.
Met deze beheersverordening wordt de bestaande situatie vastgelegd. Andere ontwikkelingen dan mogelijk gemaakt in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen worden niet voorzien. Aan de noordkant ligt een primaire waterkering. Deze beschermt het land tegen het water uit de Waddenzee. In het geldende bestemmingsplan is deze dijk voorzien van een beschermende regeling.
In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.
Archeologie
De provincie Fryslân heeft via de FAMKE-kaart de archeologische verwachtingswaarden en monumenten in de hele provincie in beeld gebracht. Daarbij zijn twee perioden gehanteerd; steentijd-bronstijd en ijzertijd-middeleeuwen. Er geldt een onderzoeksplicht voor de periode steentijd-bronstijd voor dat deel van het verordeningsgebied dat in deze tijd bebouwd was een onderzoeksplicht. Voor de periode ijzertijd-middeleeuwen geldt een onderzoeksplicht. Voor alle ingrepen in de bodem moet een archeologisch onderzoek uitgevoerd worden. In het geldende bestemmingsplan zijn de archeologische monumenten opgenomen. Een aanvullende regeling is daarom niet opgenomen.
Cultuurhistorie
In het verordeningsgebied komen diverse gebouwde rijks- en gemeentelijke monumenten voor. Rijksmonumenten zijn beschermd via de Monumentenwet en behoeven geen aanvullende regeling in de beheersverordening. In het geldende bestemmingsplan zijn waardevolle hoofdvormen van karakteristieke boerderijpanden beschermd. Een aanvullende regeling is daarom niet nodig. Bovendien gaat de beheersverordening uit van het behoud van de bestaande situatie van de bebouwing en maakt het alleen ontwikkelingen mogelijk wanneer deze in de (voorheen) geldende bestemmingsplannen waren opgenomen. Wanneer wijzigingen aan hoofdvorm en/of gevel plaatsvinden is een toetsing van de omgevingsvergunningaanvraag aan de verordening nodig.
In het geldende bestemmingsplan zijn vele cultuurhistorische waarden beschermd door aanduidingen en dubbelbestemmingen zoals waardevolle verkaveling en beschermde dorpsgezichten. Een aanvullende regeling is daarom niet opgenomen.
Het verordeningsgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).
Gebiedsbescherming
De bestaande situatie in het verordeningsgebied wijzigt niet. Een nader onderzoek naar beschermde gebieden is bij deze beheersverordening niet nodig.
Soortenbescherming
Het verordeningsgebied biedt mogelijk verblijfs-, doorvlieg- en foerageergebied voor beschermde soorten, bijvoorbeeld voor vleermuizen, door de aanwezigheid van de (oudere bakstenen) gebouwen en het groen. Echter, de bestaande situatie in het verordeningsgebied verandert niet, waardoor mogelijke verblijfs-, doorvlieg en foerageergebied van beschermde soorten niet aangetast wordt. Een nader onderzoek naar beschermde soorten is bij deze verordening niet nodig.
In het verordeningsgebied komen diverse kabels en leidingen voor. Deze zijn in de (nu) geldende bestemmingsplannen, die als basis dienen voor deze verordening, al voorzien van een beschermende regeling. Het is dan ook niet nodig om in de verordening nog een aparte regeling op te nemen.