1.1 plan:
het bestemmingsplan “Buitengebied Bernheze, wijziging Kantje 37 Nistelrode” met
identificatienummer NL.IMRO.1721.WPKantje37-vg01 van de gemeente Bernheze.
1.2 wijzigingsplan:
het geometrisch bepaald planobject als bepaald in het GML-bestand NL.IMRO.1721.WPKantje37-vg01
met bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aangebouwde bijgebouwen:
een uitbreiding van het hoofdgebouw, die wat afmetingen betreft ondergeschikt is aan het
hoofdgebouw.
1.7 agrarisch bedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen
(houtteelt daaronder begrepen) en/of het houden van dieren, met inbegrip van andere activiteiten van
ondergeschikte betekenis. Met dien verstande dat een gebruiksgerichte paardenhouderij (manege)
niet als agrarisch bedrijf wordt aangemerkt.
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.9 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bestemming of het toegelaten
gebruik van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
1.10 bestaand:
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.11 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel
gelegen hoofdgebouw;
1.14 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats.
1.15 bouwgrens:
grens van een bouwvlak.
1.16 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij
indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.18 duurzame locatie intensieve veehouderij:
een bestaand agrarisch bouwvlak met een zodanige ligging dat het zowel vanuit milieuoogpunt
(ammoniak, stank en dergelijke), gezondheid, als vanuit ruimtelijk oogpunt (natuur, landschap en
dergelijke) verantwoord is om ter plaatse uit te breiden.
1.19 erf:
het perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is
ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en blijkens de bestemming die aan de gronden
is gegeven voor deze inrichting in aanmerking komt.
1.20 extensiveringsgebied
een gebied waar wonen of natuur het primaat heeft, waar uitbreiding, hervestiging, of nieuwvestiging
van in ieder geval een intensief veehouderijbedrijf niet is toegestaan ingevolge de Reconstructiewet.
1.21 functietype:
verzamelnaam voor het soort bebouwing en gebruik zoals die op grond van bijlage 1 en 2 op een
bepaalde locatie van toepassing is.
1.22 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
1.23 gebruik:
het gebruiken, doen en laten gebruiken.
veehouderij met uitzondering nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.25 hoofdgebouw:een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk
valt aan te merken.
1.26 intensief veehouderijbedrijf:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt
en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-,
pelsdier-, geiten-, of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, almede naar de
aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van grondgebonden
(melk)rundveehouderij.
1.27 milieucategorie:
milieucategorie zoals omschreven in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering Den Haag, 2009.
1.28 milieuhygiënische uitvoerbaarheid
overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe
veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere
zodat omliggende bedrijven niet onnodig in hun bedrijfsvoering worden belemmerd.
1.29 nevenactiviteit:
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht
duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op
een bouwperceel. De nevengeschiktheid volgt in dit kader uit de afhankelijkheid van de hoofdfunctie.
1.30 peil:
- voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm;
- in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
- deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld;
1.31 perceelsgrens:
de kadastrale grens van een perceel.
1.32 ruimtelijke uitstraling:
de waarneembare invloed van landschappelijke, stedenbouwkundige, waterhuishoudkundige en
cultuurhistorische aard op de omgeving.
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere
leegstand te voorkomen.
1.34 verhard:
een verharding bestaande uit baksteen, tegels, beton en/of asfalt, alsmede daarmede vergelijkbare
vaste/gesloten materialen.
1.35 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf met ten minste de arbeidsomvang van een volwaardige arbeidskracht en een
zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op langere termijn in voldoende mate is
gewaarborgd, getoetst door een agrarisch deskundige.
1.36 voorgevelrooilijn:
de virtuele lijn die samenvalt met de bestaande voorgevel van een woning of hoofdgebouw en het
bouwvlak waarop de woning of het hoofdgebouw zich bevindt.
1.37 vormverandering:
wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de
totale oppervlakte.
1.38 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige
kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d.,
voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waterafvoer, waterinfiltratie en waterberging,
vijvers en poelen; bijbehorende voorzieningen zoals bermen, paden, beschoeiingen.