direct naar inhoud van Regels
Plan: Donzel 60 te Nistelrode
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.WPDonzel60-ow01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

het wijzigingsplan 'Donzel 60 te Nistelrode' met identificatienummer NL.IMRO.1721.WPDonzel60-ow01 van de gemeente Bernheze.

1.2 Wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Agrarisch grondgebruik

de aanwending van open grond ten behoeve van het agrarisch bedrijf.

1.6 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.7 Bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat.
1.8 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.9 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.10 Bijgebouw

een gebouw, dat in bouwkundig en visueel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.11 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.12 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.14 Bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.15 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.16 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.17 Carport

een overdekte stallingsgelegenheid voor auto’s, met niet meer dan twee gesloten wanden.

1.18 Dak

de gesloten bovenbeëindiging van een gebouw.

1.19 Erker

een ondergeschikte toevoeging aan de voor- of zijgevel van een woning op de begane grond.

1.20 Extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve (dag)recreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.21 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.22 Hoofdgebouw

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.23 Huishouden

één persoon of een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die alleen of gezamenlijk een eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.24 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan maximaal een deel van één zijde een gesloten wand kent, waaronder begrepen een carport.

1.25 Peil
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met maximaal 20 cm;
  • b. in andere gevallen: de hoogte van de weg ter plaatse van de toegang tot het gebouw vermeerderd met 2 cm per meter afstand van het gebouw tot die weg (hemelsbreed gemeten);
  • c. deze bepaling geldt niet voor bouwwerken geen gebouw zijnde; hiervoor wordt de hoogte gemeten vanaf het aansluitende maaiveld;
1.26 Prostitutiebedrijf

een inrichting of instelling gericht op het tegen betaling doen plaatsvinden van seksuele omgang met prostituees op een naar buiten toe kenbare wijze, zoals een bordeel of escortservice.

1.27 Risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten

1.28 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.29 Voorgevel

de naar de weg en/of fiets- en voetpad gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt.

1.30 Voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.31 Voorzieningen voor de waterhuishouding

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.32 Werk

een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.33 Woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 De breedte, lengte, diepte van een bouwwerk

Afstand tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of het de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 De hoogte van een windturbine

Vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.7 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitings-, parkeer- en groenvoorzieningen, tuinen en erven.

3.1.2 Mede bestemd

De gronden zijn mede bestemd voor:

  • a. het gebruik van de gronden als tuin en erf bij de bestemming 'Wonen';
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
  • c. behoud van landschapselementen;
  • d. extensieve dagrecreatie;
  • e. wegen en paden.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen: 1 m;
  • b. schuilgelegenheden hebben een maximale oppervlakte van 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,5 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen, waaronder tevens caravans of woonunits ten behoeve van de bewoning door seizoensarbeiders of permanente bewoning;
  • b. het gebruik van gronden voor nevenactiviteiten;
  • c. het gebruik van de gronden voor de beoefening van lawaaisporten.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

met daaraan ondergeschikt:

  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bijgebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van voor de voor- en/of zijgevellijn van en aansluitend aan woningen gelegen:

  • a. erkers, serres en andere gebouwen op de begane grond;

tot een diepte van 1,5 meter, met dien verstande dat de totale oppervlakte van de overschrijding maximaal 5 m² bedraagt en de lengte maximaal 2/3 van de betreffende gevel is, een en ander voor zover de afstand tot de perceelsgrens niet kleiner wordt dan 3 meter.

4.2.2 Carports

Carports bij de hoofdgebouwen van de op het bouwperceel gelegen woningen mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • 1. per hoofdgebouw is maximaal 1 carport toegestaan voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' tezamen;
  • 2. de carport mag maximaal 1 m voor de (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
  • 3. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2;
  • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 m.

4.2.3 Ondergeschikte onderdelen van woningen

Ondergeschikte onderdelen van de op het bouwperceel gelegen woningen (erkers) mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
  • b. de breedte bedraagt maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
  • c. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1,5 m;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
  • e. het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:
    • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
    • 2. de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.

4.2.4 Overkappingen boven de voordeur

Overkappingen boven de voordeur van de hoofdgebouwen van de op het bouwperceel gelegen woningen zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de breedte bedraagt maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker en/of carport;
  • b. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
  • c. het betreft een open constructie, zonder tot de constructie behorende wanden.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woning bedraagt maximaal 1 m.
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woning bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf (het verlengde van) de voorgevel tot 4 m daarachter maximaal 1 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' uitsluitend vrijstaande woningen zijn toegestaan;
  • b. aan huis verbonden beroepen, met dien verstande dat per woning maximaal 40% van de vloeroppervlakte mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep tot een maximum van
    50 m2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. per bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mag maximaal één woning worden gebouwd;
  • c. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt bij woningen ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' aan twee zijden minimaal 5 m;
  • d. de afstand van de voorgevel van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens bedraagt maximaal 20 m;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de aangegeven goothoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte (m)’.
  • f. de bouwhoogte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal de aangegeven bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding ‘maximum bouwhoogte (m)’.

5.2.2 Bijgebouwen

Vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel van vrijstaande en niet-vrijstaande bijgebouwen voor zover gebouwd buiten het bouwvlak per hoofdgebouw bedraagt voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' tezamen maximaal:
    • 1. 60 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 500 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 70% is;
    • 2. 70 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 600 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 3. 80 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 700 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 4. 90 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte tot 800 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
    • 5. 100 m2 voor bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 800 m2, mits het bebouwingspercentage van het bouwperceel maximaal 50% is;
  • b. onverminderd het bepaalde onder a bedraagt de oppervlakte van een bijgebouw maximaal 50 m2; dit is niet van toepassing op vrijstaande bijgebouwen op bouwpercelen met een oppervlakte groter dan 1.000 m2;
  • c. per hoofdgebouw zijn maximaal drie vrijstaande bijgebouwen toegestaan voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' tezamen;
  • d. de afstand van bijgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt bij vrijstaande woningen aan één zijde van de woning minimaal 3 m, voor zover gelegen binnen, naast en binnen een zone van 5 m achter het bouwvlak;
  • e. bijgebouwen worden minimaal 4 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw gesitueerd;
  • f. de goothoogte van niet-vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 3,25 m;
  • g. de goothoogte en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen bedragen maximaal 3,25 m respectievelijk 5,5 m;
  • h. de dakhelling van niet-vrijstaande bijgebouwen mag niet steiler zijn dan de kap van het hoofdgebouw.

5.2.3 Carports

Carports mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • 1. per hoofdgebouw is maximaal 1 carport toegestaan voor de bestemmingen 'Tuin' en 'Wonen' tezamen;
  • 2. de carport mag maximaal 1 m voor de (het verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw worden gesitueerd;
  • 3. de oppervlakte bedraagt maximaal 20 m2.
  • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,25 m.

5.2.4 Ondergeschikte onderdelen van woningen

Ondergeschikte onderdelen van de op het bouwperceel gelegen woningen (erkers) mogen worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
  • b. de breedte bedraagt maximaal 60% van de breedte van de totale voorgevel (exclusief overkapping boven de voordeur);
  • c. de afstand tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 1,5 m;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 0,25 m boven de bovenzijde van de verdiepingsvloer van het hoofdgebouw;
  • e. het doortrekken van een erker aan de voorgevel tot voorbij en aan één zijgevel is toegestaan mits:
  • 1. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 2 m bedraagt;
  • 2. de breedte aan de zijgevel niet meer dan 1,5 m uit de zijgevel van het hoofdgebouw bedraagt;
  • 3. de diepte aan de zijgevel maximaal gelijk is aan de diepte van het hoofdgebouw.

5.2.5 Overkappingen boven de voordeur

Overkappingen boven de voordeur zijn toegestaan en voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de breedte bedraagt maximaal 120% van de breedte van de entreepartij, tenzij de overkapping één constructie vormt met een erker;
  • b. de horizontale diepte bedraagt maximaal 1,5 m;
  • c. het betreft een open constructie, zonder tot de constructie behorende wanden.

5.2.6 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woning bedraagt maximaal 1 m.
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de op het bouwperceel gelegen woning bedraagt maximaal 2 m, met dien verstande dat in hoeksituaties (de zijgevel van de woning grenst aan een straat, openbaar groen of water) de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf (het verlengde van) de voorgevel tot 4 m daarachter maximaal 1 m bedraagt.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3 m.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Ondergronds bouwen

Ten aanzien van het oprichten van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • a. ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend binnen de contouren van de bovengrondse bebouwing worden opgericht;
  • b. de maximale bouwdiepte, inclusief de fundering, bedraagt 3 m onder peil.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik in strijd met dit wijzigingsplan wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

 

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2 (Donzel-Doolhof Nistelrode)

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding ‘wetgevingzone - wijzigingsgebied - 2 (Donzel-Doolhof Nistelrode)’, de bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen 'Bedrijf', 'Groen', 'Tuin', 'Verkeer', 'Water' en 'Wonen', met dien verstande dat:

  • a. de ontwikkelingsvisie Donzel-Doolhof Nistelrode in acht wordt genomen;
  • b. voor zover het een wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ betreft, het aantal te realiseren woningen in overeenstemming is met het gemeentelijk volkshuisvestingsbeleid;
  • c. voor zover het een wijziging naar de bestemming ‘Wonen’ betreft, uitsluitend grondgebonden woningen worden gerealiseerd;
  • d. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan die zijn genoemd in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen als bijlage bij het bestemmingsplan 'De Kommen van Bernheze' of voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die worden veroorzaakt gelijk kunnen worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
  • e. de uitvoerbaarheid van de bestemming wordt aangetoond;
  • f. de belangen van derden niet onevenredig mogen worden geschaad;
  • g. er geen onevenredig nadelige gevolgen mogen ontstaan voor het woonmilieu;
  • h. het parkeren in overeenstemming is met het gemeentelijk parkeerbeleid en de daarbij horende parkeernormen;
  • i. er een planschadeverhaalsovereenkomst is gesloten;
  • j. er geen afbreuk mag worden gedaan aan het stedenbouwkundig beeld en de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse;
  • k. geen sprake is van aantasting van cultuurhistorische waarden;
  • l. aansluiting wordt gezocht bij de regels van de bestemmingen zoals opgenomen in dit wijzigingsplan, danwel het bestemmingsplan 'De Kommen van Bernheze'.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%;
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

10.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan 'Donzel 60 te Nistelrode'.