direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Achterste Groes 16 te Heesch
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doelstelling

Initiatiefnemer is voornemens op de locatie Achterste Groes 16 te Heesch de bestaande cultuurhistorische woning te splitsen in twee wooneenheden.

Het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze' biedt de mogelijkheid om het voornemen te realiseren door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.9.1 onder h, waarbinnen bestaande woningen/hoofdgebouwen met het functietype 'wonen' kunnen worden gesplitst in maximaal twee woningen onder voorwaarden. In dit wijzigingsplan is gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Deze toelichting vormt de toets aan de wijzigingsvoorwaarden en de nadere onderbouwing van het initiatief.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0001.png"

Langgevelboerderij Achterste Groes 16

1.2 Plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente Bernheze, ten westen van de kern Heesch en is kadastraal bekend als gemeente Heesch, sectie F, nummer 706 en 707. Ten noorden van het plangebied liggen het bedrijventerrein Cereslaan en de rijksweg A59.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0002.png"

Globale ligging planlocatie Achterste Groes 16 te Heesch

1.3 Vigerend bestemmingsplan

De planologische situatie op de planlocatie is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze' (onherroepelijk, 8 oktober 2014).

Het buitengebied Bernheze bestaat grotendeels uit een agrarische enkelbestemming, waarbinnen voor de verschillende functies functieaanduidingen zijn opgenomen. Voor de planlocatie geldt de bestemming 'Agrarisch' waarbinnen een bouwvlak met de functieaanduiding 'wonen' is opgenomen.

Op de planlocatie is de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone – extensiveringsgebied' opgenomen. Binnen het extensiveringsgebied wordt gestreefd naar een vermindering van overlast afkomstig van veehouderijbedrijven. De extensiveringsgebieden zijn binnen de gemeente Bernheze aangewezen rondom natuurgebieden en bebouwingsconcentraties. Binnen de gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' is een regeling opgenomen, zodat ontwikkelingen ten behoeve van intensieve veehouderijen niet zijn toegestaan.

Daarnaast is de gebiedsaanduiding 'wro-zone – woonwerkontwikkelingsgebied' opgenomen. Binnen de woon-werkontwikkelingsgebieden zijn woon- en werkfuncties de belangrijkste functies. Binnen deze gebieden zijn in het kader van kwaliteitswinst ontwikkelingen mogelijk als woningsplitsing, omschakeling naar niet-agrarische bedrijvigheid of omschakeling naar recreatie.

Tevens ligt over het grootste gedeelte van het bouwvlak de archeologische dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0003.png"

Uitsnede vigerend bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze' met ligging planlocatie

Verder gelden de paraplubestemmingsplannen 'Teeltondersteunende voorzieningen Bernheze' (vastgesteld, 13 december 2018) en ‘Vrijkomende Agrarische bebouwing Bernheze 2018’ (vastgesteld, 18 april 2019).

Het paraplubestemmingsplan 'Teeltondersteunende voorzieningen Bernheze' is een doorvertaling van het gemeentelijk beleidskader voor teeltondersteunende voorzieningen. Voor het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen zijn de regels van dit bestemmingsplan van toepassing.

Het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische bebouwing Bernheze 2018' is een doorvertaling van het gemeentlijk VAB-beleid. Dit beleid is opgesteld met als doel het tegengaan van verrommeling in het buitengebied door het herbestemmen of slopen van leegstaande stallen. Het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bernheze’ is met dit parapluplan op onderdelen herzien. De regels worden daarmee op onderdelen verruimd ten aanzien van planologische mogelijkheden bij herbestemming van voormalige agrarische locaties.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 het plangebied omschreven en het planvoornemen voorgelegd. In Hoofdstuk 3 wordt getoetst op de wijzigingsvoorwaarden. Daarna worden in Hoofdstuk 4 en Hoofdstuk 5 respectievelijk de beleidskaders en de milieu- en omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 vormt de juridische toelichting en in Hoofdstuk 7 worden de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het voornemen behandeld.

Hoofdstuk 2 Plangebied en planvoornemen

2.1 Ruimtelijke structuur

Het dorp Heesch is ontstaan langs de weg tussen 's-Hertogenbosch en Grave. Ten zuiden van het dorp zijn gronden ontgonnen, waardoor een grotendeels recht verkavelde agrarische structuur is ontstaan. Door het gebied stromen verder enkele gekanaliseerde waterlopen. In het buitengebied gebied zijn veel veehouderijen gevestigd, die in de afgelopen decennia enkele schaalvergrotingen zijn ondergaan en daardoor gezichtsbepalend zijn in het overwegend agrarisch landschap. Daarnaast is sprake van veel veehouderijen die de bedrijfsactiviteiten hebben beëindigd of gaan beëindigen. Dichter bij de kern van Heesch liggen meer bebouwingsconcentraties. Enkele van deze bebouwingconcentraties zijn de buurtschappen Munnekens-Vinkel, Lage Wijst, Hooge Wijst en Zoggel. Aan de Achterste Groes is ook sprake van een bebouwingsconcentratie, waarin woonfuncties en (voormalige) bedrijfsfuncties elkaar afwisselen.

2.2 Huidige situatie

De planlocatie bestaat uit een langgevel(woon)boerderij met een agrarische uitstraling van circa 1.320 m³. Het pand betreft een cultuurhistorisch waardevol pand. Aan de oostzijde van de woning staat een aangebouwd bijgebouw van circa 70 m². Daarnaast zijn enkele vrijstaande bijgebouwen aanwezig. De locatie heeft momenteel een woonfunctie; de gebouwen worden niet bedrijfsmatig gebruikt.

Aan de achterzijde van het cultuurhistorisch waardvol pand is sprake van 542 m² vrijstaande bijgebouwen. Het gaat om een bestaande situatie, waarbij de bebouwing in gebruik is voor statische opslag. Het grootste bijgebouw wordt gebruikt voor caravanopslag.

Concreet bestaat de locatie uit:

  • Een cultuurhistorische woning met een grondvlak van circa 263 m² met aangebouwd bijgebouw van circa 70 m²;
  • Een bijgebouw van circa 241 m²;
  • Een bijgebouw van circa 204 m²;
  • Een bijgebouw van circa 97 m².

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0004.png"

Ligging planlocatie Achterste Groes 16

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0005.png"

Huidige situatie bijgebouwen

2.3 Voornemen

Het voornemen bestaat uit de splitsing van de karakteristieke woonboerderij. Het pand heeft een volume van 1.320 m³. Er is geen behoefte aan een woning met een dergelijke inhoudsmaat. Bovendien is het onderhouden van een karakteristieke woonboerderij erg kostbaar. Om de woonboerderij te kunnen behouden bestaat de wens het pand te splitsen in één woning van 513 m³ (grondvlak circa 102 m²) en één woning van 807 m³ (grondvlak circa 161 m²) met aangebouwd bijgebouw. Deze splitsing is in de navolgende figuur schematisch weergegeven. De woningsplitsing heeft geen gevolgen voor de openbare inrichting aan de Achterste Groes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0006.png"

Schematische weergave woningsplitsing Achterste Groes 16

Na woningsplitsing wordt bij de oostelijke woning circa 121 m² aan bijgebouwen gesloopt. Het resterende bijgebouw van 82 m² wordt vergroot tot 100 m². Na de woningsplitsing wordt bij de westelijke woning circa 54 m² aan bijgebouwen gesloopt. Aan de achterzijde wordt een nieuw bijgebouw van circa 47 m² aangebouwd. Het totaal oppervlak aan bijgebouwen bedraagt in de nieuwe situatie 431,5 m². In de navolgende afbeelding is de nieuwe situatie weergegeven, inclusief de te slopen bijgebouwen in rood.

De sloop en vernieuwing van de bijgebouwen leidt tot een kwaliteitsverbetering en een zorgvuldige inrichting van het perceel. Voor het behoud van de bijgebouwen is aangesloten bij de voorwaarden zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018' (zie ook paragraaf 4.3.2). Voor het gebruik van één van de bijgebouwen als caravanstalling wordt na de bestemmingsplanwijziging in een separate procedure een omgevingsvergunning aangevraagd.

In de nieuwe situatie bestaan de bijgebouwen uit:

  • Woning 1 en aangebouwd bijgebouw met daarachter 100 m² bijgebouwen;
  • Woning 2 met daarachter 331,5 m² bijgebouwen achter de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0007.png"

Schematische weergave erfinrichting (met te slopen bebouwing in rood)

2.4 Afwijking vigerend bestemmingsplan

Binnen de functieaanduiding 'wonen' is één woning toegestaan. De gewenste situatie is daarom niet mogelijk binnen het vigerend bestemmingsplan. Wel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze' in artikel 3.9.1 onder h.

Hoofdstuk 3 Wijzigingsvoorwaarden

3.1 Wijzigingsvoorwaarden artikel 3.9.1

In artikel 3.9.1 onder h is opgenomen dat burgemeester en wethouders bevoegd zijn het plan te wijzigen en bestaande woningen c.q. hoofdgebouwen met het functietype 'wonen' te splitsen in maximaal 2 woningen, onder de voorwaarden dat:

  • 1. de splitsing uitsluitend is toegestaan in een cultuurhistorisch waardevol pand, zoals opgenomen in Bijlage 9, waarvan het bestaande (architectonische) karakter van het pand na de splitsing behouden blijft;

Er is sprake van een cultuurhistorisch waardevol pand, zoals bedoeld in bijlage 9 van de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze'. In bijlage 9 wordt de woning Achterste Groes 16 specifiek aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol pand.

  • 2. de splitsing is tevens toegestaan in woningen, niet zijnde een cultuurhistorisch waardevol pand, voor zover zij gelegen zijn in gebieden met de gebiedsaanduiding 'wro-zone - woonwerkontwikkelingsgebied';

Deze voorwaarde is komen te vervallen met de vaststelling van het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018'. Het vervallen van deze voorwaarde heeft geen gevolgen voor het voorliggende plan. Het voornemen voldoet aan de voorwaarde onder 1.

  • 3. na splitsing de woningen elk een minimale inhoud hebben van 450 m³;

De woning wordt gesplitst in twee wooneenheden met een inhoudsmaat van circa 513 m³ en 806 m³.

  • 4. bewoning aanvaardbaar is uit oogpunt van een gezond woon- en leefklimaat;

Ter plekke van de woningen kan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Zie hiervoor het hoofdstuk 'Milieu- en Omgevingsaspecten'.

  • 5. bijgebouwen bij de woning zijn toegestaan conform de maatvoering bij alle burgerwoningen zoals opgenomen in 3.2.7 ;

Er is gebruik gemaakt van de nieuwe regeling in het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018' zoals onderstaand beschreven onder voorwaarde 6.

  • 6. sprake is van sloop van overige niet cultuurhistorische waardevolle bebouwing als bedoeld in Bijlage 9 Monumentenlijst Bernheze;

De gemeente Bernheze heeft op 18 april 2019 het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018' vastgesteld. Hierin is de regeling voor de sloop van bestaande bebouwing in het buitengebied aangepast. De planlogische mogelijkheden voor bijgebouwen bij locaties in het buitengebied worden verruimd bij sloop van voormalige agrarische bebouwing; zie hiervoor ook paragraaf 4.3.2 .

Op basis van de regeling in het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018' kan 75% van de overtollige bebouwing worden behouden. In de huidige situatie is 542 m² aan vrijstaande bijgebouwen aanwezig. Bij twee woningen is standaard 100 m² aan bebouwing toegestaan. De resterende oppervlakte aan bijgebouwen (442 m²) kan worden aangemerkt als overtollige bebouwing. Ten behoeve van de bestaande (statische) opslag, is de initiatiefnemer voornemens een gedeelte van deze bebouwing te behouden. Er zal daarom minimaal 25% van 442 m² bebouwing moeten worden gesloopt. Met het voornemen wordt voldaan aan deze voorwaarde (zie ook paragraaf 2.3). Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarden uit het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018'.

  • 7. sprake is van een goede ruimtelijke uitstraling;

Het pand is een voormalige agrarische woonboerderij, die past in de bebouwingsconcentratie aan de Achterste Groes. Het pand geeft het bebouwingslint de karakteristieke voormalige agrarische uitstraling. Het cultuurhistorisch pand is beeldbepalend en accentueert de agrarische historie van het bebouwingslint. De sloop van één van de bijgebouwen draagt bij aan de uitstraling van het lint.

  • 8. een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente wordt aangegaan;

Er wordt een planschade verhaalovereenkomst met de gemeente aangegaan.

  • 9. op gronden gelegen ter plaatse van de aanduiding 'groenblauwe mantel' de wijziging uitsluitend is toegestaan, indien een positieve bijdrage wordt geleverd aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische, hydrologische en landschappelijke waarden en kenmerken;

De gronden in het plangebied zijn niet gelegen binnen de aanduiding 'groenblauwe mantel'. Daarmee vormt deze voorwaarde geen belemmering voor het voornemen.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen past binnen de wijzgingsvoorwaarden zoals gesteld in artikel 3.9.1 onder h van het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze'.

3.2 Wijzigingsvoorwaarden artikel 3.9.2

Van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.9.1 is daarnaast het aanvullend afwegingskader in artikel 3.9.2 van toepassing. De wijziging kan worden vastgesteld mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;

Er is geen sprake van een aanpassing van het straat- en bebouwingsbeeld. Er wordt geen eerstelijns bebouwing toegevoegd. Het voornemen leidt tevens niet tot aanpassing van de openbare ruimte in de bebouwingsconcentratie Achterste Groes;

  • b. de milieusituatie; er dient sprake te zijn van een goede milieuhygienische uitvoerbaarheid;

In Hoofdstuk 5 Milieu- en Omgevingsaspecten zijn de milieuhygiënische aspecten beschouwd; er is sprake van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;

  • c. de verkeersveiligheid;

In paragraaf 5.10 Verkeer en parkeren wordt aangetoond dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid.

  • d. het woon- en leefmilieu van de omgeving; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;

In paragraaf 5.1 Bedrijven en milieuzonering wordt aangetoond dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet wordt aangetast. Er is sprake van een goed woon- en leefmilieu in de omgeving.

  • e. de waterhuishoudkundige situatie.

De waterhuishoudkundige situatie wordt behandeld in paragraaf 5.15 Waterhuishouding. Er is geen sprake van een onevenredige aantasting. De waterschapsbelangen zijn geborgd.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen past binnen het aanvullend afwegingskader zoals gesteld in artikel 3.9.2 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze'.

Hoofdstuk 4 Beleidskaders

4.1 Nationaal beleid

4.1.1 Structuurivisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en in werking getreden. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving en vervangt enkele ruimtelijke doelen en uitspraken uit andere documenten. In deze visie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en de doelen, belangen en opgaven tot 2028. Daarmee moet Nederland concurrerend, bereikbaar en veilig worden.

Anders dan in de Nota Ruimte gaat de structuurvisie uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Het rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

Deze ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een nationaal belang heeft aangewezen. Daarom heeft de SVIR geen consequenties voor dit plan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.

Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Deze ontwikkeling is niet gelegen in of nabij een gebied waarin het Rijk een ander nationaal belang heeft aangewezen. Daarom heeft het Barro geen consequenties voor dit plan.

4.1.3 Bro; motivering duurzame verstedelijking

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is per 1 oktober 2012 op onderdelen gewijzigd. In artikel 3.1.6 van het Bro is de 'motivering duurzame verstedelijking' (voormalige ladder) opgenomen. Dit stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken.

De motivering duurzame verstedelijking richt zich op belangrijke veranderingen en bouwplannen, die qua aard en omvang zodanig zijn, dat voor mogelijke leegstand elders gevreesd zou kunnen worden. Het doel is om overbodige bouwplannen (kantoren, woningen) te voorkomen en hergebruik te stimuleren.

Per 1 juli 2017 zijn een aantal wijzigingen op de eerdere ladder van kracht geworden. Op basis van deze gewijzigde tekst geldt in het geval dat het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, dat de toelichting een beschrijving dient te bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling.

Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte tevens een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Daarbij kunnen de beschikbaarheid en geschiktheid van de ontwikkelingsmogelijkheden in bestaand stedelijk gebied een rol spelen.

In het voorliggend voornemen is sprake van de toevoeging van één woning in een bestaand woongebouw. Conform vaste jurisprudentie kan worden gesteld dat er met de toevoeging van één woning geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Een nadere motivering duurzame verstedelijking is daarom niet noodzakelijk.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Omgevingsvisie 'De Kwaliteit van Brabant'

Vooruitlopend en anticiperend op de inwerkingtreding van de nationale Omgevingswet in 2021 hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Noord-Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.

De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

De omgevingsvisie is verplicht, maar uitsluitend zelfbindend voor de provincie. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma's en een provinciale omgevingsverordening.

In delen van Brabant is sprake van een toenemende leegstand (met name agrarisch vastgoed). Dat leidt tot economische en sociaal-culturele schade. In die delen van het landelijk gebied is speciale aandacht nodig voor een steeds verder toenemende leegstand doordat boeren stoppen, de leegkomende gebouwen verpauperen of een bron voor criminaliteit zijn. De sociale cohesie komt in het gedrang. In de omgevingsvisie is oog voor een gemengde plattelandseconomie, waarin wonen, werken en recreëren gecombineerd kan worden.

De betreffende ontwikkeling bestaat uit de splitsing van een cultuurhistorisch pand, waarbij één woning wordt toegevoegd aan de woningvoorraad. Binnen het plangebied wordt ook een overtollig gedeelte van de bijgebouwen gesloopt en herbouwd ten behoeve van een kwaliteitsimpuls van de locatie. Het voorliggend plan leidt tot een verbeterde omgevingskwaliteit en past daarmee binnen de provinciale Omgevingsvisie 'De Kwaliteit van Brabant'.

4.2.2 Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening

Per 19 maart 2014 is de Structuurvisie ruimtelijke ordening 2014 in werking getreden. Deze structuurvisie is een actualisatie van de visie die in 2010 werd vastgesteld. Belangrijke beleidswijzigingen gaan over de realisatie van natuur en de transitie naar zorgvuldige veehouderij in Noord-Brabant. De Structuurvisie Ruimtelijke Ordening geeft de hoofdlijnen van het provinciale ruimtelijke beleid tot 2025 weer, met een doorkijk tot het jaar 2040.

In de structuurvisie zijn ruimtelijke keuzes geformuleerd die van provinciaal belang zijn:

  • Het versterken van regionale contrasten tussen klei, zand en veenontginningen;
  • De ontwikkeling van een vitaal en divers platteland;
  • Het creëren en behouden van een robuust water en natuursysteem;
  • Het realiseren van een betere waterveiligheid door preventie;
  • De koppeling van waterberging en droogtebestrijding;
  • Duurzaam gebruik van de ondergrond;
  • Het geven van ruimte voor duurzame energie;
  • De concentratie van verstedelijking;
  • Het ontwikkelen van een sterk stedelijk netwerk:
  • Het creëren van groene geledingszones tussen steden;
  • Gedifferentieerd aanbod goed bereikbare vrijetijdvoorzieningen;
  • Het ontwikkelingen van economische kennisclusters;
  • Internationale bereikbaarheid;
  • De beleefbaarheid van stad en land vanaf de hoofdinfrastructuur.

In de structuurvisie zijn de kwaliteiten met een provinciaal belang aangegeven en op basis hiervan zijn keuzes gemaakt voor het provinciale beleid. De belangrijkste keuzes zijn geordend in vier ruimtelijke structuren:

  • de groenblauwe structuur
  • de agrarische structuur
  • de stedelijke structuur
  • de infrastructuur

Deze zonering is bepalend voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de diverse functies in het buitengebied, zoals landbouw, natuur en recreatie en wonen voor zover deze het provinciaal belang aangaan. De zonering is het resultaat van een afweging op hoofdlijnen van de aanwezige kwaliteiten en belangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0008.png"

Uitsnede structurenkaart Structuurvisie Ruimtelijke Ordening met ligging planlocatie

Gemengd landelijk gebied: De planlocatie is gelegen in het gemengd landelijk gebied. De provincie beschouwt dit gebied als een gebied waarbinnen een menging van functies aanwezig is. De mate van menging varieert daarbij van de gebieden waarbinnen meerdere functies in evenwicht naast elkaar bestaan tot gebieden waar de land- en tuinbouw de dominante functie is. In het buurtschap aan de Achterste Groes is reeds sprake van een gemengd functiegebruik. Aan de Achterste Groes is sprake van woonfuncties en enkele bestaande en voormalige (agrarische) bedrijfsfuncties, waaronder een caravanstalling en een elektrotechnisch installatie bedrijf. Een extra woning past binnen deze gemengde omgeving en vormt geen belemmering voor de bestaande bedrijvigheid (zie hiervoor ook paragraaf 5.1 Bedrijven en milieuzonering).

Gebiedspaspoort 'Meijerij': Een ander onderdeel van de Structuurvisie zijn de zogenaamde 'gebiedspaspoorten'. Deze gebiedspaspoorten bevatten de landschapskenmerken die bepalend zijn voor de kwaliteit van een gebied of een landschapstype en laten zien hoe ruimtelijke ontwikkelingen kunnen bijdragen aan het behoud en versterking daarvan. Het onderhavig plangebied is gelegen binnen het gebiedspaspoort 'Meijerij'. Het planvoornemen heeft geen fysieke ingrepen tot gevolg en past binnen de ambities die worden gesteld voor het landschap.

Uit het bovenstaande kan worden gesteld dat het voornemen past binnen de Provinciale Structuurvisie Ruimtelijke Ordening van de provincie Noord-Brabant.

4.2.3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 25 oktober 2019 heeft Provinciale Staten de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. In deze planologische verordening zijn regels opgenomen voor verschillende ruimtelijke en planologische onderwerpen, waar de gemeenten rekening mee moeten houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De voor de ontwikkeling relevante onderwerpen, die worden geregeld zijn:

  • Ontwikkelingsmogelijkheden van land- en tuinbouw;
  • Bescherming van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • Bescherming van cultuurhistorische en aardkundige waarden;
  • Waterbeleid;
  • Nieuwe economische dragers in het buitengebied;
  • Zorgplicht en ruimtelijke kwaliteitsverbetering.

De Interim Omgevingsverordening betreft een samenvoeging van verschillende regelingen op provinciaal niveau met betrekking tot de fysieke leefomgeving. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een definitieve omgevingsverordening, die op grond van de Omgevingswet wordt vastgesteld en die verplicht is voor provincies.

Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt in de Interim Omgevingsverordening. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit door bijvoorbeeld sanering van leegstaand vastgoed elders. De nadruk op omgevingskwaliteit komt ook tot uitdrukking bij de kwalitatieve benadering voor hergebruik van leegstaand vastgoed in het landelijk gebied en duurzame verstedelijking.

De Interim omgevingsverordening wil goede initiatieven ondersteunen. Daarvoor sluit de Interim omgevingsverordening aan bij de nieuwe manier van werken uit de Brabantse omgevingsvisie en worden meer mogelijkheden geboden voor maatwerk. Hiertoe zijn in de omgevingsverordening in plaats van middelvoorschriften doelvoorschriften opgenomen en wordt uitgegaan van een 'ja, mits - benadering'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0009.png"

Uitsnede structurenkaart Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant met ligging planlocatie

Het plangebied is gelegen binnen het gemengd landelijk gebied en het zoekgebied voor stedelijke ontwikkeling van Heesch. Binnen het gemengd landelijk gebied biedt de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant mogelijkheden voor de ontwikkeling van een gemengde plattelandseconomie. De toevoeging van een woning binnen een bestaand cultuurhistorisch woongebouw past binnen deze gemengde economie. In artikel 3.69 'Afwijkende regels voor (burger)woningen' onder b wordt de vestiging van of de splitsing in meerdere woonfuncties in cultuurhistorisch waardevolle bebouwing mogelijk gemaakt, indien dit is gericht op het behoud of herstel van deze bebouwing. Hiermee past de de voorliggende ontwikkeling binnen de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.2.4 Ruimtelijk kwaliteitskader en landschappelijke inrichting

In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn de principes van zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit en kwaliteitsverbetering van het landschap verwoord. De uitgangspunten zijn verder uitgewerkt in de 'Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap, de rood-met-groen koppeling' van de provincie Noord-Brabant. Dit bestemmingsplan dient te voldoen aan de zorgplicht en de eisen voor kwaliteitsverbetering. Hiertoe is hieronder getoetst aan het afsprakenkader van de provincie.

Beleidsuitgangspunten ruimtelijke kwaliteitsverbetering: De notitie 'toepassingsbereik' vormt het basisdocument voor het afsprakenkader van de provincie met de gemeenten in de regio Noordoost, waaronder ook de gemeente Bernheze. Deze notitie bevat de categorie-indeling voor de niet-planmatige ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied en de bijbehorende tegenprestatie. Deze notitie geeft de minimale inspanning aan die regionaal is afgesproken. Gemeenten moeten zelf beoordelen of een ontwikkeling ruimtelijk gewenst is. Vervolgens kan aan de hand van het afsprakenkader beoordeeld worden waar de kwaliteitsverbetering minimaal aan moet voldoen. Binnen de regio is geen unaniem beeld over de toepassing van de landschappelijke tegenprestatie die geleverd moet worden. Er wordt ingezet op keuzevrijheid voor de afzonderlijke gemeenten. Bij niet-planmatige ontwikkelingen zijn gemeenten zelf verantwoordelijk voor de toepassing: in natura (op of nabij de projectlocatie), financiële bijdrage in landschapsfonds of een combinatie van beide. Bij kwaliteitsverbetering in natura (op of nabij de projectlocatie) bevat het ruimtelijk plan de verantwoording van de kwaliteitsverbetering. De regio vindt het belangrijk dat er ruimte is voor lokaal maatwerk. Uitgangspunt is een methodiek die uitgaat van een forfaitair bedrag op basis van grondwaardevermeerdering (bestemmingswinst).

Op basis van het regionaal afsprakenkader notitie 'toepassingsbereik' dient de vestiging van of de splitsing in meerdere wooneenheden in monumentale, karakteristieke of cultuurhistorisch waardevolle bebouwing te worden gezien als een categorie 1 ontwikkeling. Voor categorie 1 ontwikkelingen is geen inpassing of tegenprestatie noodzakelijk. Een kwaliteitsberekening in het kader van landschapsverbetering kan achterwege blijven.

4.3 Gemeentelijk beleid

4.3.1 Structuurvisie Bernheze

Op 11 februari 2010 heeft de gemeente Bernheze de Structuurvisie Bernheze vastgesteld. In deze structuurvisie geeft de gemeente aan op welke wijze zij haar ruimtelijk beleid tot uitvoering wil brengen. De structuurvisie bestaat uit een richtinggevend Ruimtelijk Casco (deel A) en een Uitvoeringsprogramma met daarin de ruimtelijke opgaven voor de korte en middellange termijn (deel B).

Ruimtelijk casco: De ruimtelijke beleidskaart bundelt het bestaande beleid en de visie op hoofdlijnen en biedt het casco voor concrete projecten en plannen. Het is een afwegingskader, maar tegelijkertijd ook een inspiratiekader voor ruimtelijke ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0010.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0011.png"

Uitsnede Ruimtelijk Casco Structuurvisie Bernheze

De planlocatie is in het Ruimtelijk Casco aangeduid als bebouwingscluster in het halfopen landschap. Het halfopen landschap wordt voor het grootste deel gebruikt als landbouwgrond. Door de variatie in dit halfopen landschap is er een landschap ontstaan met oude bouwlanden, boscomplexen en kronkelende wegen.

In de voorliggende ontwikkeling is geen sprake van aanpassing in kavelstructuren en landschapsvormen. Het overwegend (grondgebonden) agrarisch gebruik van het landschap rondom de planlocatie wordt niet belemmerd. Het voornemen betreft het toevoegen van één wooneenheid binnen bestaande bebouwing in een bebouwingsconcentratie die is aangegeven op de visiekaart. Het voornemen past daarmee binnen het het Ruimtelijk Casco van de Structuurvisie Bernheze.

4.3.2 Beleidsnotitie aanpak VAB Bernheze en paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018'

Door de gemeenteraad van Bernheze is op 14 december 2017 de ‘Beleidsnotitie aanpak VAB Bernheze, Toe te passen beleidsregels’ vastgesteld. Hoofduitgangspunt voor de beleidsnotitie is het tegengaan van verrommeling van voormalige agrarische bedrijfslocaties in het buitengebied. In de gemeentelijke beleidsvisie wordt een drieledige aanpak voorgesteld:

  • 1. Het opzetten van een sloopbonusregeling om sloop te stimuleren
  • 2. Ruimere herbestemmingsmogelijkheden
  • 3. Toepassen van tijdelijke vergunningen om uiteindelijk sloop te financieren.

Om het gemeentelijk VAB-beleid juridisch te verankeren in de bestemmingsplanregels heeft de gemeenteraad van Bernheze op 18 april 2019 het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing 2018' vastgesteld. Het paraplubestemmingsplan is een herziening op het bestemmingsplan ‘Buitengebied Bernheze’, waarbij de regels op enkele onderdelen zijn gewijzigd dan wel aangevuld.

Een aantal van de beleidswijzigingen zijn van toepassing op het voornemen tot woningsplitsing aan de Achterste Groes 16. De sloopbonusregeling is verruimd, in die zin dat, daar waar de regeling van toepassing is, tot 75% van de te slopen oppervlakte mag worden vervangen in plaats van 25%, tot een maximum oppervlakte van 500 m² in plaats van 200 m². De locatie is in de huidige situatie al bestemd met de functieaanduiding 'wonen' terwijl nog wel voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is. De functiewijziging van agrarisch naar wonen heeft plaatsgevonden in een eerdere herziening, zonder dat daarbij gebruik is gemaakt van een sloopregeling.

Op basis van de regeling in het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018' kan 75% van de overtollige bebouwing worden behouden. In de huidige situatie is 542 m² aan vrijstaande bijgebouwen aanwezig. Bij één woning is standaard 100 m² aan bebouwing toegestaan. De resterende oppervlakte aan bijgebouwen (442 m²) kan worden aangemerkt als overtollige bebouwing. Ten behoeve van de bestaande opslag, is de initiatiefnemer voornemens een gedeelte van deze bebouwing te behouden. Er mag 75% van de bestaande overtollige bebouwing van 442 m² (= 331,5 m²) bebouwing worden behouden. Het totaal oppervlak aan bijgebouwen wordt teruggebracht van 542 m² naar 431,5 m². Zie ook de afbeelding in paragraaf 2.3. Daarmee wordt voldaan aan de voorwaarden uit het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018'. Er is geen sprake van overtollige bebouwing.

Daarnaast wordt in het paraplubestemmingsplan 'Vrijkomende Agrarische Bebouwing Bernheze 2018' de splitsingsmogelijkheid van niet-cultuurhistorisch waardevolle woningen uit de regels verwijderd. In de Verordening ruimte Noord-Brabant wordt gesteld dat woningsplitsing slechts is toegestaan binnen cultuurhistorisch waardevolle panden. In dit geval gaat het om een aangeduid cultuurhistorisch waardevol pand op de Monumentenlijst in Bijlage 9 bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze'. Daarmee vormt deze beleidswijziging geen belemmering voor het planvoornemen.

Hoofdstuk 5 Milieu- en Omgevingsaspecten

5.1 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinder veroorzakende (o.a. bedrijven) en hinder gevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder.

Op de planlocatie is al sprake van een functieaanduiding 'wonen' binnen de algemene agrarische gebiedsbestemming, waarmee de woning in de huidige situatie al moet worden beoordeeld als burgerwoning in het buitengebied. De woningsplitsing leidt niet tot de vergroting van de functieaanduiding 'wonen', waarmee de ontwikkeling ook niet leidt tot belemmeringen voor omliggende bedrijven. Wel dient aangetoond te worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Adres   Bedrijf   Richtafstand   Afstand tot plangebied  
Achterste Groes 11   elektrotechnisch installatiebedrijf en caravanstalling   30 m   27 m  
Achterste Groes 15   agrarisch bedrijf   30 m   37 m  
Achterste Groes 9A   loonbedrijf en caravanstalling   30 m   95 m  

Tabel: richtafstanden

De planlocatie is gelegen binnen de richtafstand van de nabijgelegen bedrijfslocatie Achterste Groes 11. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt het bedrijf niet belemmerd; er is immers al sprake van een woonfunctie aan de Achterste Groes 16 en andere nabijgelegen woningen. Wel moet een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de te splitsen woning worden aangetoond. De bedrijfswoning van het elektrotechnisch installatiebedrijf en caravanstalling bevindt zich aan de wegzijde. De bedrijfsactiviteiten vinden plaats achter de bedrijfswoning in het bedrijfsgebouw. De bedrijfsactiviteiten vinden daarmee plaats op een afstand van meer dan 30 meter van de te splitsen woning. Er kan worden gesteld dat het woon- en leefklimaat in deze woning aanvaardbaar is.

Op basis van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.2 Spuitzones gewasbeschermingsmiddelen

Contact met chemische gewasbeschermingsmiddelen is slecht voor de gezondheid van de mens. Dit contact kan plaatsvinden via opname door de huid dan wel inademing. Om te voorkomen dat een dergelijk contact kan plaatsvinden, is het wenselijk om een zekere afstand in acht te nemen tussen (fruit)boomgaarden en verblijfsgebieden. Op basis van jurisprudentie zijn gevoelige functies zonder aanvullende motivering inpasbaar indien een afstand van 50 meter gerespecteerd wordt tussen de gevoelige functie en de betreffende agrarische percelen.

Op de direct omliggende gronden is geen sprake van fruit- of boomkwekerijen waar intensief gebruik wordt gemaakt van chemische gewasbeschermingsmiddelen. De agrarische gronden zijn in gebruik als agrarische grond bij veehouderijen of akkerbouwbedrijven (in de afgelopen jaren met name maïs, gerst, cichorei en graslanden). De planregels van het geldend bestemmingsplan sluiten het telen van bomen, fruit of andere gewassen waarbij bestrijdingsmiddelen worden gebruikt niet uit. Er bestaan, ondanks de planlogische mogelijkheid voor het gebruik van de gronden als boom- of fruitkwekerij, voor de planperiode geen kenbare gemaakte plannen om de agrarische bedrijfsvoering op de omliggende percelen ingrijpend te wijzigen. Een wijziging van de agrarische gronden naar boom- of fruitteelt is binnen de planperiode niet aannemelijk, waarmee met de vaststelling van het voorliggend bestemmingsplan voor woningsplitsing geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones ten opzichte van omliggende agrarische percelen (zie ook ECLI:NL:RVS:2017:3524). Aangezien er in de huidige situatie reeds sprake is van een bestaande woning, zijn er bovendien geen bedrijven die worden belemmerd in de bedrijfsvoering bij vaststelling van het voorliggend plan.

Het aspect spuiten met gewasbeschermingsmiddelen vormt daarmee geen belemmering voor de voorgenomen woningsplitsing.

5.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.

Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het "Besluit externe veiligheid inrichtingen” (Bevi), het "Besluit externe veiligheid transportroutes" (Bevt) en het "Besluit externe veiligheid buisleidingen" (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.

In het voornemen is sprake van het realiseren van een extra woning binnen een bestaand woongebouw. De locatie is nu al aangemerkt als kwetsbaar object. Met de toevoeging van een woning is echter wel sprake van een hogere personendichtheid. Vanuit een goede ruimtelijke ordening zijn risicobronnen in de omgeving beschouwd. Voor ontwikkelingen binnen de gemeente Bernheze dient te worden getoetst aan de Beleidsvisie Externe veiligheid, gemeenten Lith, Maasdonk, Bernheze en Landerd.

5.3.1 Risiconormering

In het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico:

Plaatsgebonden risico (PR): Het plaatsgebonden risico geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6 contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6 contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR): Het groepsrisico is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang (10 personen of meer). Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit en kent geen vaste norm, maar een oriëntatiewaarde (= '1'). Voor het groepsrisico geldt een verantwoordingsplicht. Dit houdt in dat iedere wijziging met betrekking tot planologische keuzes moet worden onderbouwd én verantwoord door het bevoegd gezag.

Verantwoordingsplicht groepsrisico: Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente). Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. In de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0012.png"

Indien de verantwoordingsplicht niet juist is uitgewerkt terwijl dit wel verplicht is, kan dit tot vernietiging van het ruimtelijk besluit door de Raad van State leiden. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.

Tot slot wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening ' (art. 3.1 Wro) getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit en effectafstanden uit de 'Circulaire effectafstanden LPG-tankstations'.

5.3.2 Risicobronnen

Het planvoornemen betreft het oprichten van één extra woning binnen een bestaand pand. Daarmee wordt een nieuw kwetsbaar object opgericht. Daarom moet worden getoetst aan de in voorgaande paragraaf 5.3.1 genoemde risiconormen en veiligheidsafstanden en is de risicokaart beschouwd.

 afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0013.png"

Uitsnede risicokaart met ligging planlocatie

Uit de risicokaart blijkt dat in de ruime omgeving van het plangebied (blauw omkaderd) een aantal risicobronnen aanwezig zijn. Het gaat om de volgende risicobronnen, die hierna stapsgewijs behandeld zijn.

  • LPG station, Rijksweg 40, Geffen
  • Hoge druk aardgasleidingen (A-643 en A-527)
  • Rijksweg A59 (Hintham-Paalgraven)
  • Spoorlijn Den Bosch-Nijmegen

Risicovolle inrichtingen (Bevi): LPG station Rijksweg 40 te Geffen: De straal van het invloedsgebied van een LPG-tankstation is vastgesteld op 150 meter. Het plangebied ligt op een afstand van 480 meter van het LPG-tankstation. Hieruit kan worden opgemaakt dat de aanwezigheid van dit LPG-tankstation geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

Risicovolle buisleidingen (Bevb): Op ca. 1,2 kilometer ten zuiden van het plangebied bevinden zich twee hoge druk aardgasleidingen (A-527 en A-643). Gelet op de afstand tot de buisleiding wordt voldaan aan de grens- en richtwaarde van het plaatsgebonden risico. Voor de verantwoording van het groepsrisico zijn de letatliteitszones van belang, die onder andere afhankelijk zijn van de diameter en druk in de leidingen; zie onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0014.png"

Kenmerken buisleidingen

De (indicatieve) 100% en 1% letaliteitszones geven aan dat het plangebied buiten het invloedsgebied van een calamiteit met de leidingen ligt. Conform het Besluit externe veiligheid buisleidingen kan voor de beoogde ontwikkeling een verantwoording van het groepsrisico achterwege blijven.

Risicovolle transportroutes: 

Rijksweg A59: Ten noorden van het plangebied op circa 380 m afstand ligt de rijksweg A59. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van de Rijksweg. Het plan voorziet in een beperkte personentoename ten opzichte van de huidige situatie. Als gevolg van de planontwikkeling neemt het groepsrisico licht toe. Hiertoe is een verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd (zie Bijlage 1).

Spoorlijn Den Bosch-Nijmegen: Op ruim 2,4 km ten noorden van de planlocatie ligt de spoorlijn Den Bosch-Nijmegen. Het plan voorziet in een beperkte personentoename ten opzichte van de huidige situatie. Als gevolg van de planontwikkeling neemt het groepsrisico licht toe. Hiertoe is een verantwoording van het groepsrisico uitgevoerd (zie Bijlage 1).

5.3.3 Verantwoording groepsrisico

Om de risico's in beeld te brengen en oordeel te kunnen vormen aangaande het groepsrisico inzake de risicovolle transportroutes (Rijksweg A59 en spoorlijn Den Bosch-Nijmegen), is door Windmill Milieu Management en Advies een verantwoording groeprisico uitgevoerd (rapportnr. POU014-NOT-VGR 1.0, d.d. 30 maart 2020). Het rapport is bijgevoegd als Bijlage 1 bij deze toelichting.

In de notitie 'Verantwoording groepsrisico' zijn elementen aangedragen die de gemeenteraad kan gebruiken bij de oordeelsvorming inzake de verantwoording van het groepsrisico.

5.3.4 Advies Veiligheidsregio

Op basis van het plan heeft de Veiligheidsregio Brabant-Noord een advies afgegeven. Het advies is toegevoegd als Bijlage 2 bij de toelichting.

Het advies luidt als volgt: "Verplicht de initiatiefnemer om potentiele bewoners te informeren over het aanwezig risico en handelingsperspectief. Zij kunnen deze informatie meewegen in het besluit om zich hier te vestigen. Hiermee wordt in optimale vorm invulling gegeven aan het risicobewustzijn van- en het nemen van een eigen verantwoordelijkheid door de burger. De bewoners weten dan ook hoe zij moeten handelen bij een dreiging."

Het advies vormt geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging. Met het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid voldoende in beeld is gebracht om een zorgvuldig besluit te nemen.

5.3.5 Conclusie

Met het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect externe veiligheid voldoende in beeld is gebracht. Op basis van de verantwoording van het groepsrisico en het advies van de Veiligheidsregio kan de gemeente Bernheze een zorgvuldig besluit nemen.

5.4 Geluid

Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient op basis van de Wet geluidhinder te worden onderzocht of sprake is van geluidsoverlast, in het bijzonder in verband met bedrijven (industrielawaai) verkeer of spoor (wegverkeerslawaai). In de Wet geluidhinder is bepaald dat ten aanzien van zogenaamde 'geluidgevoelige objecten' wettelijke eisen gelden ten aanzien van de maximale belasting.

5.4.1 Industrielawaai

Een woning dient te worden aangemerkt als geluidgevoelig. Uit paragraaf 5.1 Bedrijven en milieuzonering blijkt dat geen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden op korte afstand van de planlocatie. De ontwikkeling vormt geen belemmering voor omliggende bedrijven.

Voor de locatie Achterste Groes 9A is een bestemmingsplan in voorbereiding ten behoeve van de vestiging van een loonbedrijf en caravanstalling. Voor deze locatie is een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd. Er is sprake van een acceptabel geluidniveau voor alle omliggende woningen.

5.4.2 Wegverkeerslawaai

Daarnaast dienen (spoor-)wegen te worden beschouwd. De Achterste Groes is een doodlopende weg, waarover een beperkte hoeveelheid verkeer rijdt. Ten noorden van het plangebied ligt de Rijksweg A59. Een Rijksweg met 4 banen heeft op basis van de Wet geluidhinder een geluidzone van 400 meter. De geluidzone wordt aan weerszijden van de weg gemeten vanaf de buitenste begrenzing van de buitenste rijstrook. De te splitsen woning ligt op circa 395 meter van de buitenste rijstrook van de A59. De woning ligt daarmee net binnen de geluidzone van de Rijksweg. Voor het oprichten van een nieuwe woning binnen het bestaande pand, is het geluidniveau op de gevel bepaald door middel van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai. Door Aelmans Ruimte, Omgeving & Milieu is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd (rapportnr. M185118.001.001/GGO, d.d. 21 april 2020). Het rapport is toegevoegd als Bijlage 3 bij de toelichting.

Wet geluidhinder: De geluidbelasting als gevolg van wegverkeer op de A59 overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevels van het bouwplan met maximaal 3 dB. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB in buitenstedelijk gebied wordt echter nergens overschreden, zie onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0015.png"

Tabel: conclusies Wet geluidhinder

Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) of het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) om de geluidbelasting terug te brengen tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, landschappelijke, civieltechnische, verkeerskundige en financiële aard. Derhalve wordt onderbouwd verzocht hogere waarde te verlenen conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder.

Cumulatie

Wet geluidhinder: Ter bepaling van de gecumuleerde waarde dient de totale geluidbelasting (exclusief aftrek artikel 110g Wet geluidhinder) te worden berekend van alle zoneplichtige (spoor)wegen, industrie en luchtvaart met een geluidbelasting boven de voorkeursgrenswaarde. In het onderhavige geval is dit niet aan de orde.

Goede ruimtelijke ordening: In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de cumulatie bepaald inclusief alle gemodelleerde geluidbronnen. Ter bepaling van de milieukwaliteit in de omgeving is deze gecumuleerde waarde getoetst aan de 'methode Miedema'. De maximale gecumuleerde waarde, welke wordt bepaald door de A59, bedraagt 53 dB, waarmee gesteld kan worden dat er sprake is van de kwalificatie 'redelijk' en daarmee van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Karakteristieke geluidwering van de gevel: Aangezien de cumulatieve geluidbelasting kleiner of gelijk is aan 53 dB, is een nader onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevel niet nodig (zie onderstaande tabel). Bij toepassing van standaard bouwmaterialen is een binnenniveau van 33 dB gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0016.png"

Tabel: Conclusies karakteristieke geluidwering van de gevel

5.4.3 Conclusie

Op basis van het bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect geluid geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.5 Bodem

Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient te worden bezien of de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Er is geen sprake van een planologische functiewijziging. Zowel in de huidige als de nieuwe situatie is sprake van een woonfunctie. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.6 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.

De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting. Ter plaatse van geurgevoelige objecten dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Er is sprake van de toevoeging van één woning in een bestaand woongebouw. Aangezien het om een bestaand woongebouw gaat, is geen sprake van een belemmering van omliggende veehouderijbedrijven. Wel dient bij de toevoeging van één woning aangetoond te worden dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Achtergrondbelasting geur uit stallen van omliggende veehouderijen: Om aan te tonen dat op de planlocatie sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is een indicatieve geurberekening voor de achtergrondbelasting uitgevoerd. In onderstaande kaart is de cumulatieve geurbelasting uit stallen van veehouderijen, gelegen in de omgeving van het plangebied, weergegeven. Ook hierbij is er gebruik gemaakt van de gegevens over de vergunde rechten van veehouderijen (BVB-bestand Noord-Brabant). De geurberekening is uitgevoerd op basis van de nieuwe Rav-factoren die gelden per 20 juli 2018. Op onderstaande kaart is deze indicatieve berekening weergegeven. Deze kaart is bijgevoerd als kaart 1 van Bijlage 4 bij dit wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0017.png"

Uitsnede geurberekening indicatieve achtergrondbelasting

In de beleidsregel "ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Bernheze 2013" is voor het woon-werkontwikkelingsgebied een cumulatieve grenswaarde van 13 ouE/m³ als "voldoende" aangemerkt. De achtergrondbelasting in het plangebied is lager dan 13 ouE/m³. Deze vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

Bovendien is voor het bedrijf aan de Achterste Groes 9 een bestemmingsplan in voorbereiding ten behoeve van de vestiging van een loonbedrijf en caravanstalling. Bij vaststelling van dit plan kan de milieuvergunning op de betreffende locatie niet meer worden ingevuld. Daarom is een aanvullende berekening uitgevoerd, waarbij de milieuvergunning van de Achterste Groes 9 niet is meegenomen. Op onderstaande kaart is deze aanvullende indicatieve berekening weergegeven. Deze kaart is bijgevoerd als kaart 2 van Bijlage 4 bij dit wijzigingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0018.png"

Uitsnede geurberekening indicatieve achtergrondbelasting zonder Achterste Groes 9

De cumulatieve geurhinder op de planlocatie is lager dan de grenswaarde van 13 ouE/m³ die wordt gesteld in de gemeentelijke beleidsregel. Bovendien laat de aanvullende berekening zien dat de cumulatieve geurhinder op de planlocatie in de nabije toekomst aanzienlijk zal afnemen. Daarmee kan een goed woon- en leefklimaat op de planlocatie worden gegarandeerd.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect geur geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.7 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (hierna ook: Wm), zijn de belangrijkste bepalingen inzake de luchtkwaliteit opgenomen. Dit hoofdstuk staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Het doel van titel 5.2 Wm is om de mensen te beschermen tegen de negatieve gevolgen van luchtverontreiniging op hun gezondheid. In de wet- en regelgeving zijn de richtlijnen uit de Europese regelgeving opgenomen, waaraan voorgenomen ontwikkelingen dienen te voldoen.

Indien een project aangeduid kan worden als Niet in betekende mate (NIBM) vormen de luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid van een bestuursorgaan ex artikel 5.16 Wm.

In het besluit NIBM (niet in betekenende mate) wordt gesteld dat een project NIBM is wanneer het aannemelijk is dat het een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. In de regeling NIBM is (onder andere) aangegeven dat een plan tot 1.500 woningen niet in betekenende mate bijdraagt aan de toename van de concentratie fijn stof en stikstofdioxide in de lucht.

Onderhavige planontwikkeling is aan te merken als NIBM. Uitgaande van de achtergrondconcentraties die gelden binnen de gemeente kan gesteld worden dat de luchtkwaliteit voldoet aan de normen die gesteld zijn in de Wm. Uit de Grootschalige Concentratiekaart Nederland (GCN-kaart) van het RIVM volgt dat de huidige achtergrondconcentratie op de locatie Achterste Groes 16 circa 20-22 microgram/m3 PM10 bedraagt, 10-12 microgram/m3 PM2,5 en 15-20 microgram/m3 NO2. De GCN-kaarten zijn weergegeven op de onderstaande afbeeldingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0019.png"

Grootschalige Concentratiekaart Nederland (PM10) met globale ligging planlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0020.png"

Grootschalige Concentratiekaart Nederland (PM2,5) met globale ligging planlocatie

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0021.png"

Grootschalige Concentratiekaart Nederland (NO2) met globale ligging planlocatie

Uit de huidige achtergrondconcentraties volgt dat geen sprake is van overschrijding van de grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties PM10, PM2,5 en NO2. De situatie voldoet ruim aan de Wet milieubeheer en de EU-richtlijn luchtkwaliteit, maar ook de grenswaarde voor jaargemiddelde concentratie fijnstof die de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant stelt.

Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavige ontwikkeling.

5.8 Volksgezondheid in relatie tot veehouderijen

Naast gezondheidsbescherming via milieubeleid en risicobeheersing is aandacht nodig voor gezondheidsbevordering via ruimtelijke planvorming en duurzame inrichting van steden, dorpen en het landelijk gebied. Gezien de aanwezigheid van veel intensieve veehouderijen geeft de gemeente Bernheze volksgezondheid een hoge prioriteit. Om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen, is de volksgezondheid ter plekke in relatie tot omliggende veehouderijen beoordeeld.

Varkens- en pluimveehouderijen: Op basis van de 'Notitie endotoxine toetsingskader 1.0' kan worden beoordeeld of sprake is van een verhoogd volksgezondheidsrisico ten aanzien van varkenshouderijen en pluimveehouderijen. Het plangebied ligt buiten de richtafstanden die aangehouden moeten worden rondom de varkens- en pluimveehouderijen in de omgeving. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

Geitenhouderijen: Uit het VGO-2 onderzoek is gebleken dat zich in een straal van circa 2,0 km rond geitenbedrijven een verhoogd aantal gevallen van longontsteking voordoet. Binnen 2,0 km van het plangebied zijn geen geitenhouderijen gelegen. Er is geen sprake van een verhoogd volksgezondheidsrisico.

Handreiking veehouderij en volksgezondheid: De Handreiking bevat een praktisch stappenplan waarin de afweging wordt gemaakt of de gemeente zelf de beoordeling uitvoert, of dat een GGD-advies noodzakelijk wordt geacht. Uit toetsing aan het stappenplan volgt dat geen advies van de GGD nodig is voor dit plan. Er wordt voldaan aan de normen voor geur, fijn stof en de bewoners zijn – voor zover bekend – niet ongerust over de volksgezondheid. Daarnaast worden geen bijzondere gevoelige personen gehuisvest.

Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect volksgezondheid geen belemmering vormt voor het plan.

5.9 Natuur

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. De Wet natuurbescherming maakt onderscheid tussen beschermde gebieden en beschermde soorten. Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, zijn hieronder de beschermde gebieden en beschermde soorten beschouwd.

5.9.1 Beschermde gebieden

Er dient aannemelijk te worden gemaakt dat het plan geen negatieve effecten heeft op de instandhoudingsdoelstellingen van Europees beschermde Natura2000-gebieden en het Natuurnetwerk Brabant (NNB).

Bij het vaststellen van een besluit moet de gemeente beoordelen of het besluit significante gevolgen kan hebben voor een of meerdere Natura 2000-gebieden. Als er significante gevolgen kunnen zijn, moet een passende beoordeling plaatsvinden. De gemeente stelt het plan uitsluitend vast als met zekerheid kan worden gesteld dat het plan de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Voor kleine woningbouwplannen op grote afstand is in de gemeente Bernheze geen AERIUS-berekening noodzakelijk.

Het plangebied ligt op circa 11,9 km van Natura2000-gebied 'Rijntakken' en op 13,9 km van Natura2000-gebied 'Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek'. Gelet op de schaal en aard van het voornemen en de grote afstand tot stikstofgevoelige habitats kan worden gesteld dat geen sprake is van significant negatieve gevolgen op Natura2000-gebieden.

Binnen 300 m van het plangebied liggen geen gronden die deel uitmaken van het NNB. De voorgenomen plannen leiden niet tot significant negatieve effecten op de kernkwaliteiten van het Natuurnetwerk Brabant.

5.9.2 Beschermde soorten

Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, is door Staro B.V. een soortentoets flora en fauna uitgevoerd (rapportnr. 20-0236), d.d. 7 juli 2020). Hieronder zijn de conclusies van dit rapport weergegeven. Het rapport is tevens bijgevoegd als Bijlage 5 bij de toelichting.

Uit het veld- en literatuuronderzoek is gebleken dat in het plangebied de aanwezigheid van beschermde soorten planten, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, weekdieren en kevers kan worden uitgesloten.

  • Bruine kikker, gewone pad, algemene spits-, woel- en ware muizensoorten en egel kunnen het plangebied gebruiken als land- en overwinteringshabitat. Deze soorten kunnen zich verschuilen tussen de vegetatie in de tuin, de opgeslagen materialen in de overkapping van gebouw 2 en ingegraven in de grond.
  • Vogels kunnen het plangebied gebruiken als foerageergebied. Mogelijk broeden nesten in de hagen, struiken en bomen in het plangebied en op de perceelgrenzen. De werkzaamheden hebben hierop geen negatief effect. In de twee bijgebouwen zijn geen vogelnesten aanwezig. De voorgenomen plannen hebben geen overtreding van de Wet natuurbescherming tot gevolg ten aanzien van vogels met een jaarrond beschermd nest.
  • Vleermuizen kunnen het plangebied gebruiken als foerageergebied. De werkzaamheden hebben hierop geen negatief effect. In de twee bijgebouwen zijn geen verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. De voorgenomen plannen hebben geen overtreding van de Wet natuurbescherming tot gevolg ten aanzien van vleermuizen.

Advies en aanbevelingen: De volgende maatregel dient te worden genomen om overtreding van de Wet natuurbescherming te voorkomen:

  • Bij het verwijderen van vegetatie en opgeslagen materialen in één richting werken, zodat eventueel verscholen dieren kunnen vluchten.
5.9.3 Conclusie

Op basis van bovenstaande kan worden gesteld dat het aspect natuur geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.10 Verkeer en parkeren

5.10.1 Verkeer

Per saldo is sprake van de toevoeging van één woning. De ontwikkeling leidt niet tot een onevenredige toename van verkeersbewegingen op de Achterste Groes. Bovendien zijn negatieve effecten op de verkeersveiligheid uit te sluiten. De twee woningen worden ontsloten via de bestaande uitritten op de Achterste Groes. Er vindt daarom geen wijziging plaats van de verkeerssituatie ter plaatse.

5.10.2 Parkeren

Voor parkeren is voldoende ruimte op eigen terrein. Op basis van de Parkeernormennota gemeente Bernheze (2015) moet een parkeernorm worden aangehouden van 2,0 parkeerplaatsen per woning, uitgaande van een meerpersoonswoning in het buitengebied. Op onderstaande afbeelding is weergeven op welke wijze hieraan wordt voldaan. Beide inritten zijn 3,0 meter breed en per woning wordt voorzien in 2 parkeerplaatsen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0022.png"

Parkeervoorzieningen en inritten Achterste Groes 16 (nieuwe situatie)

Hiermee kan worden geconcludeerd dat het aspect verkeer en parkeren geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.11 Archeologie

In Europees verband is als wettelijk toetsingskader het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.

In de Erfgoedwet is vastgelegd dat Rijk, provincies en gemeenten in ruimtelijke plannen rekening houden met het aspect 'archeologie'. De wet beoogt het archeologische erfgoed in hoofdzaak in situ te beschermen.

Om de bescherming op gemeentelijk niveau te borgen heeft de gemeente een archeologische waardenkaart opgesteld. Op deze kaart wordt aangegeven dat op de planlocatie sprake is van een middelhoge verwachtingswaarde. Het plan leidt echter niet tot fysieke ingrepen. Eventueel aanwezige archeologische waarden worden met het voornemen niet verstoord. Wel geldt e allen tijde een meldplicht bij het aantreffen van archeologische toevalsvondsten op basis van artikel 5.10 van de Erfgoedwet.

Hiermee kan worden gesteld dat het aspect archeologie geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.12 Cultuurhistorie

Per 1 september 2017 is de Erfgoedwet in werking getreden. In een bestemmingsplan dient op grond van het Bro artikel 3.1.6 een beschrijving te worden opgenomen hoe met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, rekening is gehouden. Ook de facetten historische bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging. Hierbij gaat het om zowel beschermde als niet formeel beschermde objecten en structuren.

De gemeente Bernheze heeft ter bescherming van de cultuurhistorische waarden in de gemeente een cultuurhistorische waardenkaart opgesteld. Op deze kaart zijn de cultuurhistorische geografie en historische elementen aangeduid. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0023.png"

Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart Bernheze

De woning Achterste Groes 16 is op de cultuurhistorische waardenkaart aangeduid als 'overige historische bouwkunst'. Het pand wordt in bijlage 9 bij de regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze' aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Een dergelijk pand wordt beschouwd als een onroerende beeldbepalende zaak, die qua schoonheid van algemeen belang is vanwege het historisch, stedenbouwkundig, architectonisch en/of landschappelijk beeld. Het voornemen deze woning te splitsten draagt bij aan het behoud van het pand en daarmee aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwingsconcentratie aan de Achterste Groes.

De woning is geen (gemeentelijk) monument; de interne verbouwing hoeft daarom niet voor te liggen bij de monumentencommissie. Wel is het bealngrijk dat bij de verbouwing de specifieke cultuurhistorische kenmerken behouden blijven en/of worden versterkt. De historische bijgebouwen achter de boerderij blijven grotendeels behouden en de cultuurhistorisch minder waardevolle bebouwing wordt gesloopt. Bij de splitsing blijft de oorspronkelijke aard van de langgevelboerdij zichtbaar.

Uit het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het voornemen leidt tot versterking van cultuurhistorische waarden.

5.13 Leidingen

Door het plangebied lopen geen planologisch beschermde boven- en/of ondergrondse leidingen. Er is op dat gebied derhalve geen sprake van bijbehorende beschermingszones en/of belangen van derden op dit punt. Het aspect leidingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

5.14 Hoogspanningslijnen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt de aanwezigheid van hoogspanningsleidingen meegenomen bij de afweging voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. De aanwezigheid van hoogspanningsleidingen kan gezondheidsrisico’s met zich mee brengen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0024.png"

Netkaart hoogspanningslijnen (bron: RIVM)

Ten noorden van Geffen en ten oosten van Heesch liggen 150 kV hoogspanningslijnen. De afstand tot de hoogspanningslijn is minimaal 3,7 kilometer. De aanwezigheid van hoogspanningsleidingen vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

5.15 Waterhuishouding

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het ruimtelijk plan voor de waterhuishouding. Het plan leidt niet tot fysieke veranderingen. Er is geen sprake van een toename van bebouwing of verharding. De nieuwe woning wordt aangesloten op de bestaande droogweerafvoer (DWA) aan de Achterste Groes.

Voor het planvoornemen is de digitale watertoets ingevuld. De rapportage van de watertoets is bijgevoegd als Bijlage 6 bij dit bestemmingsplan. Er zijn geen waterschapsbelangen gemoeid met het planvoornemen.

Geconcludeerd wordt dat het aspect waterhuishouding geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

5.16 Bedrijventerrein Heesch-West

Ten westen van de planlocatie wordt door de gemeenten 's-Hertogenbosch, Bernheze en Oss het Regionaal Bedrijventerrein (RBT) Heesch-West ontwikkeld. Het plangebied is gelegen op het grondgebied van de gemeente 's-Hertogenbosch en de gemeente Bernheze en omvat 76 hectare netto bedrijventerrein, waarvan in de eerste fase 50 hectare tot ontwikkeling komt. Deze ontwikkeling vindt plaats op circa 400 meter van de planlocatie Achterste Groes 16. Om de effecten van deze ontwikkeling in beeld te brengen zijn de reeds uitgevoerde onderzoeken voor dit bedrijventerrein in deze paragraaf samengevat.

Op 27 mei 2019 is door de gemeente Bernheze een voorontwerpbestemmingsplan gepubliceerd voor de gronden die binnen de gemeente liggen (IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPBedrHeeschwest-VO01). In dit voorontwerpbestemmingsplan staat beschreven op welke wijze de ontwikkeling van het bedrijventerrein rekening houdt met effecten op omliggende functies.

5.16.1 Milieuzonering

Op het bedrijventerrein zullen activiteiten tot en met milieucategorie 4.2 rechtstreeks mogelijk worden gemaakt. Het gebied wordt echter zodanig intern gezoneerd, dat de omliggende gevoelige functies niet binnen de richtafstand van deze bedrijven komen te liggen. Hiertoe zijn alle omliggende gevoelige functies geanalyseerd en in kaart gebracht en is bepaald op welke locaties binnen het bedrijventerrein bepaalde milieucategorieën toelaatbaar zijn.

Heesch-West is een gemengd gebied. In de bestaande situatie is er sprake van een groot aantal agrarische bedrijven, anderssoortige bedrijven, bedrijfswoningen en burgerwoningen, vaak dicht op elkaar gelegen. In de nabijheid van het plangebied is op meerdere locaties lintbebouwing aanwezig. Bovendien is het gehele plangebied gelegen in de directe invloedssfeer van Rijksweg A59.

Met de effecten van de toekomstige bedrijven op Heesch-West op de omgeving is zoveel mogelijk al vooraf rekening gehouden: voor het bedrijventerrein is een inwaartse zonering toegepast. De richtafstanden rondom de bestaande en te behouden gevoelige bestemmingen (zoals woningen) zijn bepalend voor de milieucategorie die in het bestemmingsplan wordt toegelaten. Hierdoor is het niet mogelijk dat zware bedrijvigheid nabij woningen kan worden gerealiseerd.

Voor Heesch-West zijn gezien het bovenstaande de richtafstanden voor een gemengd gebied aangehouden: ten opzichte van de omliggende gevoelige functies is 10 meter aangehouden voor milieucategorie 2, 30 meter voor milieucategorie 3.1., 50 meter voor milieucategorie 3.2. enz. Op onderstaande afbeelding zijn deze milieuzones inzichtelijk gemaakt. Deze zones zijn doorvertaald in het voorontwerp-bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0025.png"

Interne zonering bedrijventerrein Heesch-West met ligging Achterste Groes ten noordoosten (bron: Notitie Reikwijdte en Detailniveau m.e.r. Regionaal Bedrijventerrein Heesch-West, Antea Group, d.d. 21 juni 2017)

Tussen de woning Achterste Groes 16 en het toekomstig bedrijventerrein liggen meerdere woningen, waaronder de Achterste Groes 15 en 18. Voor de interne zonering van het bedrijventerrein zijn deze woningen maatgevend. Ter plekke van deze woningen wordt met de ontwikkeling van bedrijventerrein Heesch-West een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd. Daarmee is ook voor de woning Achterste Groes 16 een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd.

5.16.2 Verkeer

Het bedrijventerrein zal worden ontsloten via een parallelweg ten zuiden van de A59 die aansluit op de bestaande aansluitingen op de Rijksweg middels rotondes bij Nuland en Heesch. Het onderliggende wegennet wordt op deze manier zo min mogelijk belast met verkeer van en naar het bedrijventerrein. Het bedrijventerrein krijgt op deze manier een vloeiende en functionele ontsluiting. Ruimtelijk gezien staat het lokale karakter van Heesch, Vinkel en Nuland los van het bovenregionale karakter van het bedrijventerrein. Het bedrijventerrein wordt alleen aangesloten op de parallelweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0026.png"

Ontsluitingsstructuur bedrijventerrein Heesch-West (bron: Notitie Reikwijdte en Detailniveau m.e.r. Regionaal Bedrijventerrein Heesch-West, Antea Group, d.d. 21 juni 2017)

Er komen geen aansluitingen voor auto- en vrachtverkeer vanuit het bedrijventerrein naar lokale wegen. De Achterste Groes blijft een doodlopende weg. De verkeersintensiteit op de Achterste Groes zal niet toenemen met de ontwikkeling van het bedrijventerrein.

5.16.3 Zonnepark Heesch-West

Tussen het nieuwe bedrijventerrein en de planlocatie in wordt het zonnepark Heesch-West gerealiseerd. De omgevingsvergunning afwijken bestemmingsplan heeft inmiddels ter inzage gelegen.

In de omgeving van het zonnepark bevinden zich verspreid woningen, aan de Achterste Groes, de Zoggelsestraat en de Raktstraat. Het zonnepark zal op deze woningen geen rechtstreeks effect hebben. Het zonnepark zal niet open zijn voor publiek, dus het zal ook geen plaats worden waar omwonenden naartoe gaan en elkaar zullen ontmoeten. Wel kunnen mensen deelnemen aan het project van energieopwekking. Ruimtelijk zal dit geen merkbare effecten hebben. Wel is de locatie landschappelijk ingepast om aan het zicht te zijn onttrokken. Hiermee is tevens het bedrijventerrein ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0027.png"

Impressie van het zonnepark aan het doodlopend einde van de Achterste Groes met de planlocatie rood omlijnd

5.16.4 Conclusie

Met de ontwikkeling van het bedrijventerrein Heesch-West zal een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plekke van de woning Achterste Groes 16 gegarandeerd worden. De ontwikkeling van het bedrijventerrein leidt niet tot een belemmering van het planvoornemen. Anderzijds leidt het plan niet tot een belemmering van de ontwikkeling van het regionaal bedrijventerrein.

5.17 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

De milieueffectrapportage is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Milieueffectrapportage (m.e.r.) is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 Wet milieubeheer (Wm). Naast de Wet milieubeheer is het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Op 21 februari 2011 heeft de wetgever het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd.

Er is geen sprake van de toename van verhard oppervlak. Het planvoornemen bestaat uit het toevoegen van één woning binnen een bestaand gebouw en ligt daarmee ver onder de drempel van de D-lijst uit het Besluit milieueffectrapportage (D11.2; drempel 2.000 woningen). Een m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk. Op basis van de voorgaande paragrafen kan geconcludeerd worden dat het milieubelang van de onderhavige ontwikkeling in voldoende mate is afgewogen en dat geen nadelige effecten zijn te verwachten. Het aspect m.e.r.-beoordeling vormt geen belemmering voor het project.

Hoofdstuk 6 Juridische toelichting

6.1 Algemeen

Voorliggend plan bestaat uit een toelichting, verbeelding en planregels. De verbeelding en de regels vormen de juridische basis van het plan. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor toepassing van de regels alsook de functie van visualisering van de bestemmingen. Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven, met de daarbij horende aanduidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.WPAchtersteGroes16-ow01_0028.png"

Kaartuitsnede uit de verbeelding

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

Deze toelichting heeft geen juridische status, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan alsmede bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en intrepretatie van de regels.

6.2 Planvorm

Het wijzigingsplan maakt formeel onderdeel uit van het moederplan; ten behoeve van de raadpleegbaarheid echter is qua vormgeving en juridische opzet gekozen voor een volledige planopzet, waarin alle relevante aspecten van het moederplan zijn overgenomen in het wijzigingsplan.

6.3 Bestemmingswijziging

In dit plan is de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.9.1 onder h van het bestemmingsplan 'Buitengebied Bernheze' (onherroepelijk, 8 oktober 2014) toegepast; hierin is geregeld dat ter plekke van de functieaanduiding 'wonen' bestaande woningen c.q. hoofdgebouwen kunnen worden gesplitst in maximaal 2 woningen.

Voorliggend wijzigingsplan kent derhalve de bestemming 'Agrarisch'. Deze bestemming reguleert niet alleen de agrarische gronden, maar ook bouwvlakken met agrarische en niet-agrarische 'functietypen'.

Doel van de wijziging is om binnen het functietype 'wonen' twee wooneenheden binnen het bestaande cultuurhistorisch waardevolle pand mogelijk te maken.

In het onderhavig wijzigingsplan is binnen de gebiedsbestemming 'Agrarisch' een bouwvlak aangeduid met daarbinnen de aanduiding 'wonen'. Er is een maatvoering aangegeven voor maximaal 2 woningen.

De wijzigingsbevoegdheden die in het bestemmingsplan buitengebied zijn op genomen, zijn voor onderhavig bouwvlak niet relevant en daarom niet overgenomen in het plan.

Naast de bestemmingen bevat het plan enkele algemene regels ten aanzien van onder andere begrippen, de wijze van meten, algemene regels en overgangsrecht. Het betreft hier algemene (standaard) aanvullingen op de bestemmingsregels.

Sloop van bijbehorende gebouwen op het achtererf zal worden geborgd door middel van een voorwaardelijke bepaling in dit wijzigingsplan.

Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Economische haalbaarheid

Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet onderzocht worden of het plan economisch uitvoerbaar is. In een aantal gevallen moet een exploitatieplan worden vastgesteld.

De kosten voor het opstellen van dit bestemmingsplan komen voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor een eventuele rioolaansluiting worden door middel van leges verhaald op de initiatiefnemer. Met de initiatiefnemer wordt een planschadeverhaalovereenkomst afgesloten. Eventuele planschade wordt daarmee afgewend op de initiatiefnemer. Het plan is hiermee economisch uitvoerbaar. Het opstellen van een exploitatieplan is daarom niet nodig. Het plan heeft geen consequenties voor de gemeentelijke kas.

7.2 Maatschappelijke aanvaardbaarheid

Na het in procedure brengen van het ontwerpbestemmingsplan heeft een ieder vervolgens de mogelijkheid om te reageren op dit plan. Op grond van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken ter inzage, waarin een ieder een zienswijze naar voren kan brengen.