direct naar inhoud van 5.10 Ecologie
Plan: Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01

5.10 Ecologie

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving, waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. De soortenbescherming is in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming in de Natuurbeschermingswet 1998.

Soortenbescherming

Het doel van de Flora- en faunawet is het instandhouden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Flora- en faunawet kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Er bestaan drie beschermingsregimes voor drie verschillende groepen van beschermde soorten. Voor de algemeen beschermde soorten (tabel 1) geldt een algemene ontheffing voor ruimtelijke ingrepen. Ook voor de overige beschermde soorten (tabel 2) is ontheffing mogelijk, mits wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode. Voor strikt beschermde soorten (tabel 3) kan enkel afgeweken worden na een uitgebreide toetsing.

Gebiedsbescherming

Door middel van gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten. Een belangrijk onderdeel van de Natuurbeschermingswet is dat er geen vergunning gegeven mag worden voor handelingen of projecten die schadelijk kunnen zijn voor de kwaliteit van de habitats van soorten, waarvoor een gebied is aangewezen. Wanneer niet op voorhand uitgesloten kan worden dat er schadelijke effecten kunnen optreden, dan dient de initiatiefnemer een 'passende beoordeling' te maken. Dat betekent een onderzoek naar alle aspecten van het project en welke gevolgen die kunnen hebben voor datgene wat bescherming geniet.

Onderzoek (Natuuronderzoek Ontsluiting Heeswijk-Dinther, Van der Molen Groenconsult, 2010-2011)

In het kader van de Flora- en faunawet is de aanleg van de ontsluitingsweg te typeren als een ruimtelijke ingreep. Ter voorbereiding van het bestemmingsplan werd in de voorfase een afwegingenonderzoek verricht naar deze ingrepen richting Flora en Fauna.

Een aantal algemene zoogdiersoorten dat in het gebied te verwachten is en enkele daadwerkelijk aangetroffen amfibieën- en plantensoorten vallen onder categorie 1 van de Flora- en faunawet. Voor soorten uit deze categorie geldt een algehele vrijstelling voor werkzaamheden die te typeren zijn als ruimtelijke ingreep. Een aantal vleermuissoorten maakt gebruik van het plangebied. Vleermuizen zijn zwaar beschermd. In het plangebied liggen enkele foerageergebieden, zijn belangrijke vliegroutes waargenomen en zijn enkele verblijfplaatsen van gewone dwergvleermuis aanwezig. Voor het doorkruisen van een vliegroute en in het kader van onderhoud en beheer vervangen van de populieren langs het Laverdonk, dient een ontheffing te worden aangevraagd. Als door de aanleg en/of het gebruik van de nieuwe weg een verblijfplaats van gewone dwergvleermuis wordt verstoord of vernietigd, moet hiervoor ook een ontheffing worden aangevraagd. Bij ontheffingsaanvragen voor vleermuizen dient een plan gevoegd te worden waarin de te nemen mitigerende- en/of compenserende maatregelen beschreven zijn.

Met betrekking tot dit laatste is op te merken dat na afronding van bovengenoemd onderzoek een bijzonder hevige najaarsstorm langs grote delen van de Laverdonk de populieren heeft geveld of zodanig beschadigd dat vanwege acuut gevaar rooiing plaats vindt. Herstel/herplant is voorzien op moment dat tot aanleg van de ontsluitingsweg wordt overgegaan.

Alle vogels zijn beschermd. Nesten van vogels mogen niet verstoord of vernietigd worden. Om verstoring te voorkomen dienen kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Het broedseizoen loopt globaal van 15 maart tot en met 15 juli. Er zijn enkele jaarrond beschermde vogelsoorten waargenomen. Het vastgestelde tracé zorgt niet voor vernieling van de vaste verblijfplaatsen van deze soorten. Indien werkzaamheden in of nabij opgaande begroeiing buiten het broedseizoen worden uitgevoerd is een ontheffing niet nodig. Het kan daarom een aanbeveling zijn het kappen en/of rooien als zelfstandige werkzaamheid buiten de overige (aanleg)werkzaamheden te plannen. Deze aanbeveling is overigens gemeentelijke praktijk.

Vanuit het provinciale beleid uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening mag de aanleg van de ontsluitingsweg geen aantasting betekenen van de natuur- en landschapswaarden en dienen natuur-, bodem- en waterfuncties te worden behouden en verbeterd.

Onderzoek (Natuurtoets, 16 oktober 2012, Royal Haskoning)

Natuurbeschermingswet 1998

In het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 zijn er geen wijzigingen opgetreden ten opzichte van de bevindingen in het natuuronderzoek van Van der Molen Groenconsult (2010). De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden zijn Vlijmens ven, Moerputten & Bossche Broek op 14 kilometer noordelijk van het plangebied en Kampina & Oisterwijkse vennen op ongeveer 15 km westelijk van het plangebied. Op circa 13,5 kilometer zuidwestelijk van het plangebied ligt het beschermd Natuurmonument De Kavelen van circa 2 hectare groot.

Het gebruik van de nieuwe ontsluitingsweg gaat lokaal gepaard met toename van geluid en stikstofdepositie. De reikwijdte van deze verstoring is beperkt tot de nabije omgeving van het tracé. Gezien de grote afstand liggen de Natura 2000-gebieden en het beschermd natuurmonument ver buiten de invloedsfeer van het tracé. De nieuwe ontsluitingsweg tussen Heeswijk-Dinther en de N279 betekent een wijziging in lokale verkeersstromen. Het tracé veroorzaakt geen verkeersaantrekkende werking ter hoogte van Heeswijk-Dinther en/of op regionaal niveau. In dat opzicht treedt er ten opzichte van de huidige en autonome situatie geen verandering op in stikstofdepositie. Negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zijn uitgesloten. Een nadere toetsing of vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet is daarom zeker niet nodig.

Flora en Faunawet

Het door Van der Molen Groenconsult uitgevoerde natuuronderzoek is gebaseerd op literatuurgegevens aangevuld met veldinventarisaties uit 2009 en 2010 volgens gebruikelijke methodes. Hiermee voldoet het in ieder geval tot 2013 aan de daarvoor geldende normen dat gegevens maximaal 3 - 5 jaar oud mogen zijn. Vanuit andere studies zijn aanvullende veldgegevens beschikbaar gekomen (Planstudie N279, Royal Haskoning en Natuurtoets Inrichting van Dinther Aa, Witteveen+Bos). Met deze gegevens is de beoordeling aan de Flora- en faunawet geactualiseerd. De resultaten van dit soortenonderzoek zijn opgenomen in Bijlage 8 Natuuronderzoek Ontsluiting Heeswijk-Dinther Zuid.

Structuurvisie Ruimtelijke ordening en Verordening Ruimte

Zoals reeds in hoofdstuk 3 van deze toelichting is beschreven geeft de structuurvisie ruimtelijke ordening Noord-Brabant de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) weer. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op het aspect Natuur uit de structuurvisie en verordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0021.png"

Afbeelding 5.7 Ligging ontsluitingsweg Heeswijk-Dinther en N279 (indicatief ingetekend) in relatie tot Groenblauwe structuur met kerngebieden (EHS) en mantelgebieden (bron: Verordening Ruimte)

EHS

De planologische bescherming van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) is vastgelegd in de Verordening ruimte 2012. Inhoudelijk is de EHS door de provincie nader uitgewerkt in het Natuurbeheerplan Noord-Brabant met een beheertypenkaart en de ambitiekaart. De beheertypen kaart geeft de aanwezige natuurbeheertypen weer, de ambitiekaart geeft de gewenste eindsituatie. Deze kaarten geven de wezenlijke kenmerken en waarden weer die aanwezig zijn of potentieel ontwikkeld worden. In afbeelding 5.8 zijn de natuurbeheertypen (ambitie) in relatie tot de ontsluitingsweg aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0022.png"

Afbeelding 5.8 Ligging ontsluitingsweg ten opzichte van de EHS met natuurbeheertypen zoals aangeduid op de ambitiekaart

Bijzondere waterafhankelijke natuurwaarden binnen de EHS worden in Noord-Brabant aangeduid als natte natuurparels. Rondom deze gebieden geldt een attentiezone welke in de provinciale verordening ruimte is aangeduid als attentiezone EHS. Dit betekent dat binnen dit gebied geen negatieve effecten mogen zijn op de waterhuishouding met doorwerking in de natte natuurparel.

Voor de EHS geldt op basis van het rijksbeleid de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Hiertoe geldt het zogenaamde 'nee, tenzij'-regime. Dit betekent dat ingrepen die significant de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS aantasten niet zijn toegestaan, tenzij:

  • er sprake is van redenen van groot openbaar belang;
  • er geen reële alternatieven zijn (bij individuele ingrepen);
  • of als een combinatie van plannen, projecten of handelingen per saldo tot een (kwantitatieve en kwalitatieve) versterking van de EHS leidt.

Conform de spelregels EHS Beleidskader voor compensatiebeginsel, EHS-saldobenadering en herbegrenzen EHS, 20 augustus 2007 (2007) welke in de provinciale verordening is uitgewerkt dienen negatieve effecten ten eerste zoveel mogelijk voorkomen worden door mitigerende maatregelen. Overblijvende negatieve effecten moeten gecompenseerd worden.

Actuele en potentiële waarden EHS

De ontsluitingsweg Heeswijk-Dinther doorsnijdt ter hoogte van het beekdal van de Aa de EHS. Het bosperceel aan de Boterweg met natuurbeheertype droog bos met productie is conform verordening ruimte 2012 (zie afbeelding 5.9) en ambitiekaart EHS vervallen.

De beek de Aa zelf is aangeduid als natuurbeheertype bron en beek en heeft daarnaast de functie als ecologische verbinding. De Aa is van oorsprong een langzaam stromende beek waar onder meer beekprik, zeeprik, gaffellibel en drijvende waterweegbree, waterranonkels of teer vederkruid voor kunnen komen. Door kanalisatie van de Aa en ruilverkaveling heeft de beek het karakter van een natuurlijke beek met bijbehorende natuurwaarden verloren. Oostelijk van de nieuwe ontsluitingsweg ligt EHS-gebied langs de Aa met moeras, fauna- en kruidenrijke vegetatie en vochtig loofbos dat als een belangrijke stapsteen langs de ecologische verbinding functioneert. De ambitie is om het fauna- en kruidenrijke vegetatie op den duur te ontwikkelen naar vochtig hooilandtype. Westelijk van de ontsluitingsweg ligt een stapsteen met een oude meander van de Aa met beekbegeleidend bos en oud hakhoutbos. Het hakhoutbos zal mogelijk omgevormd worden naar eindbeeld beekbegeleidend bos.

Waterschap Aa en Maas werkt volop aan beekherstel- en waterbergingsprojecten bij de Aa waarbij eveneens een ecologische verbindingszone wordt gerealiseerd. Zo is ter hoogte van landgoed Zwanenburg en Kilsdonkse molen in Heeswijk-Dinther oostelijk van het plangebied in 2008 een vispassage aangelegd zodat de stuw geen obstakel voor vissen vormt en is gemiddeld 25 meter brede ecologische verbindingszone (EVZ) met poelen ingericht voor onder andere de weidebeekjuffer, kamsalamander, blauwborst, ijsvogel, grote- en kleine modderkruiper, en drijvende waterweegbree. Voor het deeltraject van het beekdal van de Aa tussen de Kilsdonkse Molen en Kasteel Heeswijk is onlangs een inrichtingsvisie opgesteld waarin onder meer aansluiting van een aantal oude zijtakken van de Aa op de beek zijn voorzien. (Inrichtingsvisie beekherstel Aa Heeswijk-Dinther, Witteveen+Bos 2012).

Op vrij grote afstand van de ontsluitingsweg ligt de natte natuurparel het Wijboschbroek ten westen van de N279 en Zuid-Willemsvaart.

Effectbeoordeling

Directe vernietiging van de EHS als gevolg van de ontsluitingsweg treedt door het wegvallen van het bosje aan de Boterweg uit de EHS niet meer op. Wel valt het te kappen bos onder de boswet en dient deze één op één gecompenseerd te worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0023.png"

Afbeelding 5.9 Bosje aan de Boterweg, valt buiten de EHS

Verder kruist de weg de Aa, beek en bron en ecologische verbindingszone en veroorzaakt mogelijk barrièrewerking van de EVZ dat hier gerealiseerd moet worden. De ecologische waarde van dit gebied ter hoogte van de doorsnijding is nu marginaal vanuit zowel het beheertype als vanuit de functie EVZ. Het ontwerp van de brug omvat een kruising van de Aa met een ruime overspanning van 42 meter zodat voldoende ruimte is voor de 22,5 meter brede Aa en aan weerszijden 10 meter brede doorlopende oevers (zie afbeelding 5.10). Deze eisen zijn in nauw overleg met het Waterschap Aa en Maas bepaald waarbij rekening is gehouden met eisen vanuit beekherstel, EVZ en (hoog)waterafvoer. (Watertoets Ontsluitingsweg Heeswijk-Dinther Zuid, Witteveen+Bos, 13 juni 2012). Het ontwerp is zodanig dat de toekomstige functies vanuit natuurbeheertype en EVZ ongehinderd gerealiseerd kunnen worden. Het project staat daarmee het behalen van deze doelen niet in de weg.

Het plan is een struinpad onder de brug aan te leggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0024.png"

Afbeelding 5.10 principe overbrugging Aa

De nieuwe ontsluitingsweg zorgt mogelijk voor een toename van geluidsverstoring ter hoogte van de EHS. Dit heeft mogelijk negatieve effecten heeft op vogels die bij de natuurbeheertypen horen. Als drempelwaarde waarbij er aangetoond kwaliteitsverlies optreedt van broedbiotoop wordt de 45 dB(A) of 52 Lden contour gehanteerd wat aansluit op de methodiek gehanteerd door de provincie Noord-Brabant.

In afbeelding 5.11 zijn de berekende 45 dB(A)-geluidscontouren (rood) als gevolg van de nieuwe ontsluitingsweg inclusief een deel van de verbrede N279 weergegeven ten opzichte van de EHS. In de berekening is uitgegaan van toepassing van tweelaags ZOAB en een verbrede N279 met 2 x 2 rijstroken met ongelijkvloerse kruisingen en met bij openstelling een maximum snelheid van 80 km/u, later te verhogen naar 100 km/h. Uit de analyse volgt dat er ter hoogte van 3,5 hectare EHS de geluidbelasting hoger dan 45 dB(A) wordt. Het betreft twee natuurbeheertypen namelijk vochtig bos met productie (2,87 hectare) en beek en bron (0,66 ha). Bij kwaliteitsverlies wordt een compensatiefactor van 1/3 gehanteerd. Bij een areaal van 3,5 hectare EHS is dat een extra taakstelling van 1,2 hectare.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0025.png"

Afbeelding 5.11 Ligging van de berekende 45 dB(A) geluidscontouren ten opzichte van de EHS

Als plangebied is de ontsluitingsweg Heeswijk-Dinther en het deel van de N279 weergegeven. De rode contour is berekend op basis van de nieuwe ontsluitingsweg inclusief de verbreding van de N279.

Het berekende geluidverstoord areaal ligt in de autonome situatie (2025) echter geheel binnen reeds geluidverstoord gebied als gevolg van de geluidbelasting van een ongewijzigde N279. In afbeelding 5.11 is dit aangegeven als blauw gearceerd gebied. In vergelijking met de autonome situatie neemt de geluidverstoring vanwege de ontsluitingsweg en gewijzigde N279 niet toe maar neemt deze ter hoogte van het vochtig loofbos, (potentieel) vochtige hooilanden en bij de Aa juist af. Deze verbetering komt door de geluidreducerende maatregelen bij de N279. De aanleg van de ontsluitingsweg betekent in wezen dat er ter hoogte van circa 3,5 hectare EHS gebied geen verbetering en ook geen verslechtering plaats vindt ten opzichte van de autonome situatie.

De ontsluitingsweg gaat gepaard met zeer lokale wegverlichting ter hoogte van de brug en aansluitingen en lichthinder van koplampen. De wegverlichting is zodanig dat lichtverstoring van de EHS en ecologische verbinding zoveel mogelijk wordt voorkomen. Ter hoogte van de brug is alleen geleideverlichting aanwezig en veroorzaakt naar verwachting geen lichthinder in het lager gelegen beekdal. Bij de rotonde bij Laverdonk komen enkele lichtmasten. Het loofbos ligt op enige afstand van de rotonde waardoor lichtinval hier niet meer optreedt. Daarnaast wordt tussen het loofbos en de nieuwe weg een extra bosstrook aangelegd waardoor extra afscherming plaats vindt. De verstoring als gevolg van koplampen is beperkt tot de weg en de berm en reikt niet in de EHS. Bij de rotonde bij Laverdonk treedt mogelijk meer lichthinder op; de nieuwe aanplant van een bosstrook zorgt hier ook voor afscherming. De flora en fauna behorend tot de natuurbeheertypen zullen naar verwachting weinig tot geen hinder ondervinden. De meeste dieren zijn niet zo gevoelig voor lichtverstoring en/of bevinden zich tussen de vegetatie waardoor volledige afscherming plaatsvindt. De nieuwe ontsluitingsweg en gebruik veroorzaken een geringe lichtverstoring op de EHS. Deze is lokaal en beperkt tot de rand en heeft op de wezenlijke kenmerken en waarden geen negatieve effecten.

De ontsluitingsweg wordt zodanig aangelegd dat deze geen negatieve effecten heeft op de grond- en oppervlaktewaterhuishouding in de EHS en van de Aa. De weg, welke voor een deel binnen het attentiegebied rond de natte natuurparel Wijboschbroek ligt, heeft eveneens geen negatieve effecten op de natte natuurparel Wijboschbroek.

Van verontreiniging van de EHS is eveneens geen sprake. Verontreiniging wordt eerst opgevangen in de berm en vervolgens in de bermsloot. Deze sloten staan niet in open verbinding met de Aa. De nieuwe ontsluitingsweg heeft ten aanzien van vermesting en verzuring geen negatieve effecten op omliggende natuurwaarden. De natuurbeheertypen behoren bij beekdalen die van nature voedselrijk zijn en waar voldoende buffering plaats vindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1721.BPHeeswDinthZuid-vg01_0026.png"

Afbeelding 5.12 Locaties van nieuw bestemd natuur met uitzondering van het perceel aan de Boterweg (1.138 m2) dat al als natuur bestemd is

Vanuit de planologische bescherming is natuurcompensatie niet verplicht wanneer er geen kwaliteitsverlies optreedt binnen de EHS. Binnen dit bestemmingsplan wordt circa 2,8 hectare agrarisch gebied langs de Aa als natuur bestemd en als zodanig ingericht voor onder meer beekherstel en ecologische verbinding (zie afbeelding 5.12).

Groenblauwe mantel

Aanvullend op het kerngebied groenblauw, dat uit de EHS en ecologische verbindingszone bestaat, is de groenblauwe mantel begrensd. Deze groenblauwe mantel heeft als doel een bijdrage te leveren aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. Het bestaat uit overwegend uit multifunctioneel landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor (de ontwikkeling van) natuur, water en landschap in verwevenheid met grondgebonden landbouw.

Bij het bepalen van de begrenzing is gekeken naar de belangrijkste doelen van de groenblauwe mantel:

  • 1. robuust maken en versterken van natuur en water;
  • 2. natuur en water verbinden;
  • 3. klimaatbestendig maken van het natuur- en waterbeheer;
  • 4. het versterken van de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap.

De provincie werkt een gecombineerde ja-mits en nee-benadering uit voor de groenblauwe mantel. Dat betekent dat er ontwikkelingen mogelijk zijn als de natuur-, bodem- en waterfuncties worden behouden én er een kwaliteitsverbetering voor deze functies en het (cultuurhistorisch waardevolle) landschap optreedt. De versterking van de binnen deze mantel aanwezige leefgebieden voor plant- en diersoorten vraagt specifieke aandacht. Een (verdere) ontwikkeling van kapitaalintensieve functies, zoals verstedelijking, (bezoekers)intensieve recreatie en concentratiegebieden voor intensieve landbouwfuncties wordt met instructieregels in de verordening uitgesloten.

Op het gebied van infrastructuur wil de provincie een betere verknoping van infrastructuur en ruimtelijke ontwikkelingen en wil ze de bereikbaarheid bevorderen. De provincie wil dat het landschap meer aandacht krijgt bij uitbreiding en aanleg van infrastructuur. Nieuwe doorsnijdingen van het buitengebied door infrastructuur wil de provincie zoveel mogelijk voorkomen. De provincie vindt het van groot belang dat bij de trajectkeuze en vormgeving van wegen een goede relatie gelegd wordt met de omliggende stedelijke gebieden en het landschap. Het doel is dat elke nieuwe ingreep bijdraagt aan het behoud of de versterking van de kenmerken van het gebied. Naast het routeontwerp gaat het om het herkenbaar en beleefbaar maken van het landschap en het accentueren van kwaliteiten.

Het plangebied ligt zuidelijk van de Boterweg geheel in de Groenblauwe mantel (zie afbeelding 5.8). Het tracé is zodanig in het landschap ingepast waarbij de belangrijkste natuur en landschappelijke waarden worden vermeden. Het tracé ligt tussen de Groenblauwe kerngebieden/EHS zonder deze te doorsnijden, met uitzondering van de Aa wat onvermijdelijk is. De kruisingen bij de Boterweg en Laverdonk zijn zoveel mogelijk aangesloten op de bestaande gebiedskenmerken.

Het plangebied bevindt zich op twee dekzandruggen, met daartussen het beekdal van de Aa. In en rondom het beekdal komen beekeerdgronden en lage enkeerdgronden voor. Op de hoger gelegen dekzandruggen komen hoge zwarte enkeerdgronden ('esdekken') en podzolbodems voor. De natuurfuncties van het plangebied met overwegend open agrarisch gebied in het beekdal en kleinschaliger agrarisch gebied met bosschages en de impact van de ontsluitingsweg hierop is via de toetsing aan de beschermde soorten van de Flora- en faunawet en aan de EHS beoordeeld. Hieruit volgt dat de natuurfuncties minimaal behouden blijven en dat deze uitgebreid worden door landschappelijke versterking met beplantingsstructuren (zie Landschappelijke inpassingsplan, Arcadis 2009/2011) en nieuwe natuurbestemming langs de Aa. Dit laatste biedt ruimte voor beekherstel, extra uitbreiding van de bestaande natuur en versterking van de ecologische verbindingsfunctie van de Aa. Voor diverse planten en dieren betekent dit uitbreiding van leefgebied en trekroutes. Met name vleermuizen en struweelvogels zullen baat hebben bij de nieuwe boomsingels en bosjes. Moerasvogels, amfibieën en diverse insecten en overige beekdalsoorten vinden een versterking van hun leefgebied.

De realisatie van de weg heeft verder geen of nauwelijks invloed op de bodem en de waterhuishouding. Voor de aanleg van de weg wordt voor de fundering van het weglichaam de lokale toplaag mogelijk verwijderd waar bovenop een zandlichaam wordt aangebracht waar de weg op wordt gelegd. De weg belemmerd ter plaatse van de verharding infiltratie wat in de bermen en bermsloten gaat plaatsvinden. De verandering in bodem en waterhuishouding speelt alleen direct ter plaatse van de weg en heeft verder zeker geen invloed op de omgeving. De ontsluitingsweg heeft zoals ook uit de watertoets en beoordeling van de EHS en EVZ blijkt geen negatieve effecten op de waterfuncties van het gebied. De weg vormt door de ruime overspanning van de Aa geen barrière in de EVZ en waterafvoer van de Aa en veroorzaakt geen wijziging in de waterhuishouding.

De landschappelijke inpassing (Inrichtingsplan Arcadis, 2009/2011) van de ontsluitingsweg is gebaseerd op het versterken van drie karakteristieke aanwezige (cultuur)landschappelijke kenmerken van het plangebied waar de weg doorheen loopt. Deze zijn versterking van het dorpsrandbeeld van Heeswijk-Dinther, het beleefbaar maken van het Aa-dal en versterking van het coulisselandschap. Noordelijk van de Boterweg, ook buiten de Groenblauwe mantel, worden nieuwe houtwal- en laanstructuren gerealiseerd wat de bestaande dorpsstructuur versterkt en beter leesbaar maakt. Beleefbaar maken van het Aa-dal betekent met name nadruk op open ruimte voor water, natuurlijke beekloop en morfologie, accentueren van hoogteverschillen (onder meer steilranden) en leefgebied voor typische beekdal planten en dieren. Het coulisselandschap wordt door toevoeging van houtwal- of bosstructuren versterkt buiten het beekdal. De nieuwe groenstructuren langs de weg wordt zo veel mogelijk gerelateerd aan de bestaande groenstructuren en laanbeplanting. Daardoor blijft de kenmerkende intimiteit van het coulisselandschap behouden.

Met deze landschappelijke elementen en openheid in het beekdal wordt voor weggebruikers van de ontsluitingsweg en ook de opgenomen fiets- en wandelpaden in het plan de omgeving leesbaarder en versterkt de beleefbaardheid van het gebied. Ter hoogte van het beekdal is er zicht op het beekdal en het dorp met de kerktoren van Heeswijk. Voor omwonenden vindt met groenstroken, als onderdeel van het coulisselandschap, afscherming van de nieuwe weg plaats.

Boswet

Vanuit de boswet, dat als doel heeft om vermindering van het bosareaal in Nederland te voorkomen, geldt voor het kappen van bosopstanden en bomen de herplantplicht. De compensatietaakstelling is één op één. Aanvullend kan vanuit de gemeentelijke verordening extra eisen gelden.

Voor de aanleg van de ontsluitingsweg dient bosareaal langs de Boterweg en plaatselijk een houtsingel en laanbomen geveld te worden. Het betreft circa 0,2 hectare bosopstand. De te kappen houtopstand wordt volledig gecompenseerd met bosstroken langs het tracé en laanbeplanting bij rotondes en wegen. De locaties zijn in het Landschappelijke inpassingsplan (Arcadis, 2009/2011) weergegeven. De nieuwe aanplant is groter dan hetgeen moet worden gekapt of – ten gevolge van een eerdere, zware storm - inmiddels is verdwenen.