direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitbreiding hoogspanningstation Holtummerweg 5 te Susteren
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Enexis heeft het voornemen om het hoogspanningsstation (HS-station) aan de Holtummerweg in de gemeente Echt-Susteren uit te breiden met een transformator. De aanleiding hiervoor is de energietransitie. De energietransitie houdt in, de overgang van stroom uit fossiele brandstoffen, zoals gas, naar volledig groene energie. Duurzame (groene) energie wordt onder meer opgewekt vanuit zon, wind, biomassa en water. Het doel van de transitie is om een geheel duurzame energievoorziening te hebben in 2050 in Nederland, die dan voor 100% bestaat uit groene energie. Om de energietransitie mogelijk te maken, dient Enexis haar infrastructuur aan te passen en de capaciteit te vergroten. Het HS-station aan de Holtummerweg loopt tegen zijn capaciteitsgrenzen aan. Om de capaciteit van dit HS-station te vergroten, dient het station in twee fasen uitgebreid te worden. De eerste fase betreft de vervanging van twee bestaande transformatoren door 100 MVA transformatoren. In deze situatie staat één transformator stand-by, waarbij het maximaal gelijktijdig te schakelen transformatorvermogen 130 MVA bedraagt. De tweede fase betreft een (toekomstige) bijplaatsing van een extra 100 MVA transformator, drie modulaire blokken en een E-house. Het totale gelijktijdig te schakelen transformatorvermogen bedraagt dan 230 MVA.

Om de uitbreidingen van het station mogelijk te maken, zal Enexis grond aankopen van een naastgelegen perceel. Een uitbreiding van het HS-station is hier planologisch niet toegestaan. Om zowel de huidige als de toekomstige uitbreiding mogelijk te maken, dient een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld.

Een nieuw bestemmingsplan brengt bovendien een positieve bijkomstigheid met zich mee. Enexis is namelijk tevens voornemens om camerabeveiligingsmasten te plaatsen. Echter, omdat onder het huidige bestemmingsplan het gebruik van het HS-station niet positief bestemd is, is het plaatsen van deze masten planologisch evenmin toegestaan. Door een bestemmingsplan op te stellen om de uitbreiding mogelijk te maken, kan de bestemming weer kloppend gemaakt worden en kunnen ook de beveiligingsmasten planologisch mogelijk worden gemaakt.

1.2 Planlocatie

Het plangebied ligt aan de Holtummerweg in de gemeente Echt-Susteren, net buiten de bebouwde kom van de kern Holtum (gelegen in de gemeente Sittard-Geleen). De kadastrale aanduiding van het perceel van het hoogspanningsstation is gemeente Echt-Susteren, sectie G nummer 2001. Het naastgelegen perceel, dat Enexis aankoopt, is perceel sectie G nummer 1999.

Het plangebied en de omliggende locaties worden getoond in figuur 1. Het plangebied is omringd door open agrarische percelen, waarop enkele boerderijen liggen. Het uitbreidingsperceel, weergegeven met wit-gestreepte arcering, ligt direct ten oosten van het transformatorstation en omvat agrarische grond met enkele bomen en struweel. Ten westen ligt de A2 met daarnaast de kern Holtum. Op 200 meter ten zuiden van het plangebied ligt het kasteel Wolfrath. Daarachter ligt het VDL-Nedcar productieterrein, waar auto's worden geproduceerd. Aan de oostzijde van het plangebied ligt op 600 meter afstand een manege. De Holtummerweg bevindt zich aan de zuidgrens van het perceel. Aan de noord- en oostkant van het plangebied loopt de Geleenbeek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0001.png"

Figuur 1: Planlocatie van het HS-station, met de kern Holtum en de A2 ten westen, het kasteel Wolfrath en het Nedcar terrein ten zuiden, en een manege ten oosten. De Geleenbeek is in blauw aangegeven. Het uitbreidingsperceel (groen omkaderd) bevindt zich aan de oostzijde van het station.

1.3 Vigerende bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' is door de gemeentraad van Echt-Susteren vastgesteld op 14 december 2017 (figuur 2). Dit bestemmingsplan staat de uitbreiding van het HS-station niet toe.

Het huidige HS-station heeft als bestemming 'bedrijf'. Volgens het vigerende bestemmingsplan mogen op deze gronden alleen bedrijfsactiviteiten plaatsvinden die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten in het bestemmingsplan. Daaronder valt geen elektriciteitsdistributiebedrijf. Nutsvoorzieningen, waar een HS-station en bijbehorende transformators onder vallen, mogen planologisch alleen geplaatst worden op gronden met de aanduiding 'Nutsvoorziening'. Deze aanduiding is hier niet aanwezig. Dit betekent dat het gebruik van het HS-station niet positief bestemd is, waardoor uitbreiding niet toegestaan is.

Het perceel waarop Enexis wil uitbreiden, heeft de enkelbestemming 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden'. Hier geldt dat het plaatsen van een extra transformator planologisch niet mogelijk is, omdat de nutsvoorziening planologisch niet is toegestaan.

Tevens geldt voor het gehele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0002.png"

Figuur 2: huidige planologische situatie. Het rode symbool geeft de uitbreidingslocatie aan.

1.4 Planopzet en leeswijzer

1.4.1 Planopzet

Het bestemmingsplan bestaat formeel uit twee onderdelen:

  • een verbeelding (NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01) waarop de bestemmingen in het plangebied zijn weergegeven. Deze bestemmingen (met eventuele specifieke aanduidingen) zijn gerelateerd aan de in de planregels opgenomen juridische regeling.
  • de planregels waarin het gebruik van de binnen het plangebied aangegeven gronden en bouwwerken juridisch is geregeld. Deze regels zijn conform de "Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012" (SVBP2012) opgebouwd (o.a. volgorde, indeling, benaming, begripsbepalingen, overgangsbepalingen en de slotbepaling).

Deze twee onderdelen dienen in samenhang te worden bekeken en zijn juridisch bindend. Het bestemmingsplan gaat vergezeld van een toelichting waarin de aan het plan ten grondslag liggende gedachten en de verantwoording als bedoeld in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn opgenomen. Ook maken de uitkomsten van het overleg als bedoeld in artikel 3.1.1. Bro deel uit van de toelichting.

1.4.2 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 beschrijft het plangebied van het hoogspanningsstation en geeft een beschrijving van de toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 beschrijft in hoofdlijnen de beleidscontext op zowel rijks-, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau, die een relatie heeft met de voorgenomen uitbreiding. In hoofdstuk 4 wordt op diverse milieu- en omgevingsaspecten ingegaan. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische regeling van het bestemmingsplan en in hoofdstuk 6 worden zowel de economische als maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

In de huidige situatie ligt er in het plangebied een hoogspanningsstation met een spanning van 150 kV, in het beheer van Enexis. De leidingen die aangesloten zijn op het HS-station zijn in beheer van TenneT. Het hoogspanningsstation bestaat uit een hoofdgebouw voor drie transformators, waarvan één in reserve staat, en een bijgebouw, zoals zichtbaar in figuur 3. Elke transformator heeft een vermogen van 45 MVA. Het opgesteld vermogen bedraagt in de huidige situatie 90 MVA.

Het huidige stationsterrein, 6.910 m2 groot, is gedeeltelijk verhard en bevat twee toe- en uitritten, beide aan de Holtummerweg. Het station wordt omringd door een hekwerk en bomen. De omliggende gronden zijn hoofdzakelijk in gebruik als landbouw of veeteelt grond en bevatten geen woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0003.png"

Figuur 3: Het plangebied (wit omkaderd) inclusief het uitbreidingsgebied (groen omkaderd) in de huidige situatie gezien vanuit de lucht.

In de huidige situatie bestaat het uitbreidingsperceel, 2.120 m2 groot, uit akkergrond met struweel en enkele bomen aan de noord- en zuidkant van het perceel. Er bevindt zich geen bebouwing op dit perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0004.png"

Figuur 4: Impressie van het huidige HS-station, gezien vanaf de Holtummerweg.

2.2 Toekomstige situatie

In het kader van de energietransitie wenst Enexis de capaciteit van het bestaande HS-station uit te breiden. Deze uitbreiding zal voornamelijk plaatsvinden ten oosten van het bestaande station. De uitbreiding omvat in totaal het bij plaatsen van één transformator met een vermogen van 100 MVA, één E-house en drie modulaire blokken. Twee van de drie modulare blokken worden geplaatst op het huidige terrein van het HS-station (zie figuur 5). Het andere modulaire blok wordt met het E-house en de nieuwe transformator op het aan te kopen perceel voorzien (zie figuur 6). Daarnaast zal ook één van de bestaande transformatoren worden vervangen voor een nieuwe transformator met meer vermogen. Het totale vermogen van het HS-station blijft onder de 200 MVA.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0005.png"

Figuur 5: Globale weergave van de uitbreiding van het hoogsspanningsstation, de transformator (rood), e-house (oranje) en bijbehorende modulaire blokken (roze) .

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0006.png"

Figuur 6: Ligging uitbreidingsperceel direct ten oosten van perceel Holthummerweg 5 te Susteren (bron: Enexis)

De nieuwe transformator neemt een oppervlak van 156 m2 in (zie tabel hieronder). De transformator komt niet tegen het bestaande box-gebouw aan, daarmee wordt de bestaande weg op het terrein gehandhaafd. De transportweg wordt daarnaast ten noorden van de transformator uitgebreid (met circa 180 m2) voor de bereikbaarheid van de transformator. In het verlengde van de transportroute naar het noorden toe, wordt een modulair blok voorzien. Een modulair blok is opgebouwd uit prefab muren en dak waarin de installatie staat. Ten zuiden van het huidige HS-station worden ook twee modulaire blokken bijgeplaatst. Ten zuiden van de nieuwe transformator zal nog een E-house worden bijgeplaatst. Een E-house is een 20kV middenspanningsstation, dat wordt aangesloten op de transformator. De opstelling staat op een installatie op ongeveer een meter boven het maaiveld. Een E-house is zo gebouwd dat het niet gebonden is aan een locatie, waardoor het later ook op andere plekken gebruikt zou kunnen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0007.png"

Tabel: Objecten en het verhard oppervlak

Dit plan maakt een een eventuele toekomstige uitbreiding van het station door de toevoeging van een tweede transformator mogelijk. Deze kan geplaatst worden tussen de bestaande en nieuwe transformators.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Voor het plangebied zijn diverse beleidsstukken relevant. Het gaat hierbij om beleid op nationaal, provinciaal, waterschap en gemeentelijk niveau. Dit hoofdstuk bespreekt op hoofdlijnen van de beleidskaders die specifiek gelden voor de uitbreiding van het HS-station aan de Holtummerweg in Echt-Susteren.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is de rijksvisie voor een duurzame fysieke leefomgeving en opvolger van de SVIR. Met de NOVI kan het Rijk inspelen op de grote uitdagingen die er voor Nederland liggen. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt ook om zorgvuldige keuzes, want de ruimte, zowel boven- als ondergronds, is een schaars goed.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationaal belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan het inrichten van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie richt zich daarbij op vier prioriteiten:

  • 1. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie.
  • 2. De economie van Nederland verduurzamen en ons groeipotentieel behouden.
  • 3. Onze steden en regio's sterker en leefbaarder maken.
  • 4. Het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen'

ad 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie

Nederland moet zich aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering, zoals zeespiegelstijging, hogere rivierafvoeren, wateroverlast en langere perioden van droogte. Nederland is in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust. Dit vraagt maatregelen in de leefomgeving, bijvoorbeeld voldoende groen en ruimte voor wateropslag in onze steden. Voordeel is dat daarmee tegelijk de leefomgevingskwaliteit verbeterd wordt en het kansen biedt voor natuur.

In 2050 heeft Nederland een duurzame energievoorziening. Dit vraagt ruimte, onder meer voor windturbines en zonnepanelen. Het Rijk zet zich daarnaast in voor het maken van ruimtelijke reserveringen voor het hoofdenergiesysteem op nationale schaal.

ad 2. Duurzaam economisch groeipotentieel

Nederland werkt toe naar een duurzame, circulaire, kennisintensieve en internationaal concurrerende economie in 2050. Daarmee kan Nederland zijn positie handhaven in de top vijf van meest concurrerende landen ter wereld. Dit vraagt goede verbindingen via weg, spoor, lucht, water en digitale netwerken en een nauwe samenwerking met internationale partners, Het Rijk zet in op een sterk en innovatief vestigingsklimaat met een goede quality of life: een leefomgeving die de inwoners volop voorzieningen biedt op het gebied van wonen, bewegen, recreëren, ontmoeten en ontspannen. Belangrijk is wel dat de Nederlandse economie toekomstbestendig wordt, oftewel concurrerend, duurzaam en circulair. Het Rijk zet daarbij in op het gebruik van duurzame energiebronnen en op verandering van productieprocessen, zodat Nederland niet langer afhankelijk is van eindige, fossiele bronnen.

Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:

  • 1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies.
  • 2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
  • 3. Afwentelen wordt voorkomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0008.png"

Afwegen met NOVI

De uitvoering van de NOVI vraagt om nieuwe manieren van samenwerken met blijvende brede, maatschappelijke betrokkenheid en inzet van overheden. Hierbij hanteert het NOVI vier uitgangspunten:

  • We werken als één overheid, samen met de samenleving.
  • We stellen de opgave(n) centraal.
  • We werken gebiedsgericht.
  • We werken permanent en adaptief aan de opgaven.

Relatie met het voorliggende bestemmingsplan

De ontwikkeling die met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past binnen het ruimtelijk beleid van het Rijk dat in de NOVI wordt beschreven. Het Rijk maakt een robuust, betrouwbaar en veilig netwerk mogelijk om de transitie naar een circulaire economie en CO2-arme energievoorziening te realiseren.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro 2018)

Een aantal kaderstellende ruimtelijke ordeningsaspecten op nationaal niveau wordt geborgd in het Barro. Die aspecten onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Barro bevestigt in juridische zin die kaderstellende randvoorwaarden. Voor de energievoorziening is er onder andere ruimte gereserveerd voor bestaande en nieuwe vestigingsplaatsen met een vermogen van 500 MW, globale trajecten van bestaande en nieuwe hoogspanningsverbindingen met een spanning vanaf 220 kV en locaties voor kernenergie.

Relatie met het voorliggende bestemmingsplan

In hoofdstuk 2 geeft het Barro in titel 2.8 voor de elektriciteitsvoorziening. Deze titel belemmert de realisatie van het HS-station niet. De aanvraag voor het schakelgebouw is dus in overeenstemming met het Barro.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie Limburg

De Omgevingsvisie Limburg (POVI Limburg, vastgesteld 1 oktober 2021) vervangt het in 2014 vastgestelde Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014) en is in een interactief proces met overheden, semi-overheden, belangenvertegenwoordigers, andere partnerorganisaties en inwoners opgesteld. Deze visie bouwt deels voort op eerder gemaakte beleidskeuzes, op andere onderdelen zijn nieuwe keuzes gemaakt door de Provincie Limburg.

De POVI Limburg is een integrale langetermijn visie die voor de periode 2021 tot 2030-2050 laat zien hoe de provincie richting wil geven aan toekomstbestendige ontwikkelingen. Daarvoor onderscheidt de visie drie hoofdopgaven:

  • 1. Een aantrekkelijke, sociale, gezonde en veilige leefomgeving
    • a. in stedelijk c.q. bebouwd gebied;
    • b. in landelijk gebied.
  • 2. Een toekomstbestendige, innovatieve en duurzame economie; inclusief landbouwtransitie.
  • 3. Klimaatadaptatie en energietransitie.

Toekomstige afwegingen dienen gemaakt te worden op basis van de vier Limburgse principes:

  • 1. Streven naar een inclusieve, gezonde en veilige samenleving.
  • 2. De kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal.
  • 3. Meer stad, meer land.
  • 4. Zorgvuldig omgaan met onze ruimte en voorraden; boven- én ondergronds.

Zonering

Het toekomstbeeld voor Limburg kan worden gevangen in een indicatieve zonering. Die zonering bouwt voort op de 'tijdloze' karakteristiek van de ondergrond; de geomorfologie en het watersysteem en de typering en ontwikkeling van het ruimte- gebruik in deelgebieden binnen Limburg in de afgelopen decennia. De begrenzingen van de zoneringen en andere werkingsgebieden die voortkomen uit de Limburgse principes en de uitwerkingen in de thema's in deze Omgevingsvisie, zullen verankerd worden in het kaartmateriaal behorende bij de omgevingsverordening Limburg.

Energie

In hoofdstuk 11 wordt in de visie ingegaan op het thema Energie. De provincie ziet een innovatieve energietransitie, die de economische structuur versterkt, ons minder afhankelijk maakt van fossiele energie, de gevolgen van uitstoot vermindert en rekening houdt met de biodiversiteit, van provinciaal belang. Er wordt verder aangegeven dat de energietransitie vraagt om aanpassingen aan onze boven- en ondergrondse infrastructuur. En dat het bestaande energienetwerk zal gaan veranderen, zowel op lokale, regionale, nationale én internationale schaal. Er zal volgens de provincie geïnvesteerd moeten worden in de vernieuwing en/of uitbreiding van het bestaande netwerk. De energietransitie vergt dus ruimte, zowel bovengronds als ondergronds, en die ruimte moet vrijgemaakt worden. De Provincie geeft aan zich sterk te maken voor ruimtelijke reserveringen en een goede aanhaking op (inter-)nationale energienetwerken. Om het mogelijke ruimtegebruik van de energietransitie goed af te stemmen met ontwikkelingen vanuit bijvoorbeeld industrie, landbouw, mobiliteit en klimaat voert de provincie samen met partners een systeemstudie energie-infrastructuur uit.

Relatie met het voorliggende bestemmingsplan

Het voornemen van de vervanging en uitbreiding van het hoogspanningsstation sluit aan bij de doelstellingen die worden gesteld met betrekking tot de energietransitie. De energietransitie vraagt om een toenemende productie van duurzame energie. De provincie Limburg geeft aan dat hiervoor een sterk elektriciteitsnetwerk noodzakelijk is. Het bestaande energienetwerk dient voor dit doel vervangen en vernieuwd te worden. Daarmee past de voorgenomen ontwikkeling binnen de kaders van de omgevingsvisie Limburg.

3.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

De Omgevingsverordening Limburg is een samenvoeging van de Provinciale milieuverordening, de Wegenverordening, de Waterverordening en de Ontgrondingenverordening. De Omgevingsverordening Limburg is op 1 januari 2011 in werking getreden. In 2014 is de Omgevingsverordening gewijzigd, vanwege de vaststelling van het POL 2014, waarin is bepaald dat er een nieuw hoofdstuk Ruimte aan de Omgevingsverordening wordt toegevoegd. Het hoofdstuk Ruimte is gericht op de doorwerking van het ruimtelijke beleid van het POL 2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen.

Met de Omgevingsverordening Limburg 2014 wordt beoogd om de doorwerking van het provinciaal beleid naar gemeenten en andere partners te borgen. De ruimteverordening richt zich tot de gemeenten. De instructies die in de ruimteverordening staan, moeten door de gemeenten in acht worden genomen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Hierbij gaat het onder meer om het toepassen van de ladder voor duurzame verstedelijking en het geven van een toelichting wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling plaatsvindt. Daarnaast wordt in artikel 2.4 gesteld dat er niet zonder meer nieuwe woningen, kantoren, detailhandel, bedrijventerrein en recreatieve voorzieningen mogen worden toegevoegd aan de bestaande voorraad. Wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet hiervoor de behoefte worden aangetoond. Dit is onder meer het geval wanneer de voorgenomen ontwikkeling meer dan 500 m2 bedraagt. Indien de geplande ontwikkeling niet binnen bestaand stedelijk gebied plaatsvindt, dient dit ook te worden onderbouwd.

Relatie met het voorliggende bestemmingsplan

Omdat de uitbreiding van het hoogspanningsstation 505 m2 bedraagt, is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Met de uitbreiding van het hoogspanningsstation wordt invulling gegeven aan de landelijke energietransitie doelstelling om een geheel duurzame energievoorziening te hebben in 2050, waarvoor de uitbreiding van de capaciteit van het energienetwerk noodzakelijk is. Daarmee is de behoefte aan de uitbreiding van het HS-station aangetoond. De ontwikkeling vindt plaats buiten het bestaand stedelijk gebied, omdat het noodzakelijk is om aan te sluiten op het reeds bestaande HS-station aan de Holtummerweg. De voorgenomen uitbreiding omvat circa 30% van de bestaande situatie.

3.3 Beleid Waterschap Limburg

3.3.1 Waterbeheerprogramma 2022 - 2027

Het Waterbeheerprogramma 2022 - 2027 is vastgesteld op 8 december 2021, en vervangt het Waterbeheerplan 2016 - 2021. Met het oog op het veranderende klimaat, zijn de toekomstige opgaven steeds belangrijker geworden. De toekomstige opgaven zijn echter zo groot en complex geworden dat ze alleen met gezamenlijke inspanning aangepakt kunnen worden. Daarom heeft het Waterschap Limburg samen met collega-overheden, inwoners, bedrijven en belangenorganisaties invulling gegeven aan het huidige programma.

Het Waterbeheerprogramma biedt kaders voor het strategische grondwaterbeheer, de regionale normering wateroverlast, de functietoekenning voor de oppervlaktewateren en waterkwaliteitsdoelen voor zowel de KRW-waterlichamen als de overige wateren. Aan de hand van vier overkoepelende thema's zijn er doelen opgesteld voor aankomende planperiode:

  • Hoogwaterbescherming Maasvallei: de Maas beschermen tegen overstromingen.
  • Klimaatadaptatie: een goede balans realiseren tussen water afvoeren én water vasthouden.
  • Waterkwaliteit en ecologie: wateren natuurlijk inrichten waarbij het water schoon blijft.
  • Zuiveren en waterketen: rioolwater zuiveren en grondstoffen terugwinnen en gebruiken. Regionaal beleid.

Een onderliggend speerpunt van het Waterschap Limburg is het verduurzamen van de huidige processen. Waterschap Limburg heeft zich verbonden aan landelijke doelen rondom klimaat en energie, waarbij het Waterschap het streven heeft om in 2025 energieneutraal te zijn.

Relatie met het voorliggende bestemmingsplan

Met de uitbreiding van het hoogspanningsstation wordt geen inbreuk gedaan op het beleid uit het waterbeheerplan. Deze ontwikkeling is gezien het bovenstaande niet strijdig met het waterbeheerplan van het Waterschap Limburg. In het kader van het bestemmingsplan is er een watertoets uitgevoerd (zie paragraaf 4.4).

3.4 Regionaal beleid

3.4.1 Regionale Energiestrategie (RES) Noord- en Midden Limburg

Nederland heeft te maken met een groeiende bevolking, klimaatverandering, milieuvervuiling en het opraken van fossiele brand- en grondstoffen. Voor het huidige energieverbruik brengt dit grote uitdagingen met zich mee, nu er een grote noodzaak is om fossiele energiebronnen te vervangen voor hernieuwbare. De ambitie van de regio Noord- en Midden Limburg is:

“Samen met deelregio's en gemeenten naar vermogen bijdragen aan de energietransitie én de regie in eigen handen houden. Er wordt gestreefd om het maximale uit bestaande en toekomstige technologieën te halen, binnen de grenzen van wat er ruimtelijk en maatschappelijk aanvaardbaar is.”

Nederland heeft de landelijke doelstelling om in 2030 35 TWh aan duurzame elektriciteit op land op te wekken, waarbij iedere RES-regio op dit moment onderzoekt hoeveel zij daaraan kan bijdragen. Op dit moment wordt 0,056 TWh duurzame energie opgewekt binnen de regio Noord- en Midden Limburg. In de toekomst heeft Zuid-Limburg de intentie om dit aandeel nog meer te vergroten. Noord- en Midden Limburg heeft daarom het voornemen om nog meer in te zetten op energie efficiency, de toepassing van duurzame energie en restwarmte en het inzetten van innovatieve CO2-arme productieprocessen.

Op basis van de 'Trias Energetica' zullen verschillende maatregelen genomen worden. De 'Trias Energetica' wordt gezien als de meest toegepaste manier om op het gebied van energievoorziening verschillende, elkaar versterkende, maatregelen te nemen. De 'Trias Energetica' bestaat uit drie onderdelen die samen de basis vormen:

  • Verminderen: een vermindering in het energiegebruik door verspilling tegen te gaan.
  • Vergroenen: de energie komt zoveel mogelijk uit duurzame bronnen.
  • Verschonen: de resterende energie, die niet met duurzame bronnen kan worden ingevuld, wordt zo efficiënt en schoon mogelijk ingezet.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0009.png"

Trias Energetica

Relatie met voorliggend bestemmingsplan

Met het voornemen voor de vervanging en uitbreiding van het HS-station wordt er ook in Midden-Limburg invulling gegeven aan de energietransitie en draagt de ontwikkeling bij aan het behalen van de gestelde doelstellingen. De vervanging en uitbreiding kan in de verdere toekomst bijdragen aan het vergroten van de duurzame energieopwekking. Daarom wordt de voorgenomen activiteit als noodzakelijk geacht in relatie tot de Regionale Energiestratie van Noord- en Midden Limburg.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Structuurvisie Echt-Susteren 2025. Ontwikkelen met kwaliteit

De 'Structuurvisie Echt-Susteren 2025 Ontwikkelen met kwaliteit' is opgesteld met het doel een duidelijke en actuele visie te formuleren op het gehele gemeentelijke grondgebied. De structuurvisie heeft een globaal karakter. De structuurvisie geeft richtingen aan op hoofdlijnen en laat daarbij ruimte voor de 'onbekende' toekomst.

In de structuurvisie staan de volgende kwaliteitscriteria centraal:

  • meer aandacht voor de duurzame ondergrond (lagenbenadering);
  • zorgvuldig ruimtegebruik met aandacht voor (beeld)kwaliteit;
  • grensoverschrijdend denken en handelen;
  • tegengaan van verstening in het buitengebied;
  • kwaliteit belangrijker dan kwantiteit;
  • bereikbaarheid is belangrijker dan aanwezigheid/nabijheid.


De structuurvisie besteedt op basis van trends en ontwikkelingen uitgebreid aandacht aan het buitengebied. In de structuurvisie staat vermeld dat het buitengebied veel verschillende functies kent zoals natuur, water, land- en tuinbouw, recreatie, toerisme en kleinschalige bedrijfsfuncties.

Voor het buitengebied heeft de gemeente een aantal ambities geformuleerd. Het realiseren van deze ambities draagt bij aan het halen van onze algemene doelstelling om ook in 2025 en lang daarna een aantrekkelijke gemeente te zijn waar het prettig wonen, werken en recreëren is.

Het betreft de volgende ambities:

  • de rust en ruimte in het buitengebied behouden en waar mogelijk versterken;
  • verdere verstening tegengaan;
  • vergroting van de contrasten tussen de aanwezige landschappen;
  • komen tot een groen-blauwe ecologische ladder;
  • behoud van een economisch gezonde, duurzame agrarische sector met het juiste bedrijf op de juiste plek;
  • ruimte bieden aan een breed georiënteerde plattelandseconomie;
  • het zijn van een toeristisch-recreatieve schakel in de Euregio.


In de structuurvisie is de gemeente opgedeeld in een aantal landschapstypen. Insteek van deze landschapstypen is dat een nieuwe ontwikkeling te allen tijde bijdraagt aan de versterking van de 'kwaliteit' ofwel de kenmerken van het landschap waarin de locatie is gelegen. Het plangebied ligt in het landschapstype 'Beekdalen', zoals getoond in figuur 8. Voor bestaande niet-agrarische grootschalige en milieubelastende bedrijven geldt dat deze niet mogen gebouwd of uitgebreid worden wanneer ze liggen in het landschapstype Beekdalen. Er wordt in de visie echter niet gesproken over nutsvoorzieningen zoals een hoogspanningsstation. Verder geldt dat het plangebied grenst aan een gebied dat aangemerkt is als 'Wensen groene waarden'. In deze gebieden is nieuwvestiging niet toegestaan en uitbreiding enkel als er een zwaarwegende reden voor is, als alternatieven ontbreken en er een hoge kwaliteitsbijdrage aan het landschap wordt geleverd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0010.png"

Figuur 8: Functionele zonering Buitengebied. De rode arcering geeft het plangebied aan. Deze ligt in het landschapstype Beekdalen, waarbij de geel-groene vlakken het gebied Wensen groene waarden aangeeft.

Relatie met het voorliggende bestemmingsplan

De uitbreiding van het HS-station is niet in strijd met de gemeentelijke structuurvisie, aangezien er geen sprake is van een nieuwe ontwikkeling en de uitbreiding niet plaatsvind in het gebied Wensen groene waarden. Daarnaast dient de levering van elektriciteit en de betrouwbaarheid van het netwerk een (nationaal) maatschappelijk belang.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de feiten en belangenafweging inzake de relevante milieuhygiënische aspecten (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht). Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Alle onderzoeken zijn gedaan voorafgaand aan de realisatie van de uitbreiding. Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken in de bijlagen.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Archeologie

Bij de uitvoering van de voorgenomen ontwikkelingen kunnen mogelijk archeologische waarden worden verstoord. Daarom heeft Arcadis Nederland bv in opdracht van Enexis Netbeheer een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in juli 2020 (zie Bijlage 1). Het bureauonderzoek heeft als doel inzicht te verschaffen in de archeologische waarden die zich in het plangebied kunnen bevinden.

Het plangebied bevindt zich in het stroomdal van de Maas. Naast vlakke, oude rivierterrassen en dekzand kenmerkt het Maasdalgebied zich, geomorfologisch gezien, door de lagergelegen Maas in zijn huidige bedding en de hoger gelegen rivierduinen.

Landschappelijk gezien ligt het plangebied op het overgangsgebied van het zuidelijkere lössgebied naar het rivierengebied dat onder invloed van de Maas gevormd is. Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied op een dalvlakteterras. Voor het plangebied geldt een grondwatertrap VII. Dit betekent dat het grondwaterpeil erg diep is en dat archeologische resten niet goed geconserveerd zijn.

In de 19de en eerste helft 20ste eeuw bevond het plangebied zich in een akker. Eind jaren '70 is op het oostelijke perceel een trafostation gebouwd, vanwege de hoogspanningstracés ten westen van het plangebied.

Volgens de archeologische verwachtingskaarten voor het Maasdal (AVM) geldt voor alle perioden een kans op het voorkomen van vindplaatsen gerelateerd aan bewoning, begraving, economische en rituele activiteiten. Daarnaast zijn in het onderzoeksgebied een aantal vondsten uit verschillende perioden aangetroffen, zoals Prehistorisch aardewerk en houtskool uit de Ijzertijd.

De verwachting is dat tijdens de aanleg van het hoogspanningsstation het terrein niet is opgehoogd of afgegraven. Dit betekent dat onder de bestrating op het huidige terrein en het perceel ten oosten van het huidige station de bodem intact is. Mogelijk kunnen archeologische vindplaatsen door de geplande ontwikkeling worden bedreigd.

Conclusie

Vanwege de landschappelijke setting en eerdere vondsten in het plangebied is er een kans voor het aantreffen van vindplaatsen gerelateerd aan bewoning, begraving, economische en rituele activiteiten. Mogelijk kunnen archeologische vindplaatsen door de geplande ingrepen worden bedreigd. Er wordt geadviseerd om een verkennend booronderzoek uit te voeren. Het bevoegd gezag, de gemeente Echt-Susteren, kan echter van dit advies afwijken.

Cultuurhistorie

De gemeente Echt-Susteren heeft de Cultuurhistorische en Aardkundige Waardenkaart opgesteld (oktober 2012), zie figuur 9, omdat het Bro gemeenten verplicht cultuurhistorische belangen mee te wegen in hun ruimtelijke ordening en de toekenning van bestemmingen. Tevens geeft de 'Structuurvisie Echt-Susteren 2025 Ontwikkelen met kwaliteit' aan dat landschap en cultuurhistorie bij nieuwe ontwikkelingen als inspiratiebron gebruikt moeten worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0011.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0012.png"

Figuur 9: Cultuurhistorie en Aardkundige Waardenkaart. Het plangebied is met een rode rechthoek aangegeven.

Voor een aantal gebieden en elementen geldt de eis dat cultuurhistorisch-landschappelijke waarden zo vroeg mogelijk in het planproces in beeld moeten komen, óók voor initiatieven die wél binnen het vigerende bestemmingsplan passen of waarvoor enkel een omgevingsvergunning nodig is. Het gaat hierbij om:

  • gebieden met hoge en zeer hoge landschapswaarden;
  • gebieden die zijn aangeduid als cultuurhistorisch waardevol ensemble;
  • beeldbepalende panden;
  • beeldbepalend (historisch) groen cq. landschapselementen.

Volgens de Cultuurhistorische en Aardkundige Waardenkaart behoort het plangebied niet tot een van de hierboven benoemde vier punten. Het wordt slechts gekenmerkt door een laag gemiddelde landschappelijke waarde.

Conclusie

Het plangebied bevindt zich niet in een cultuurhistorisch waardevol gebied. Een cultuurhistorisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

4.3 Ecologie

4.3.1 Quickscan

Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met ecologie. Derhalve is het belang om na te gaan of de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling een negatief effect heeft op de beschermde natuurwaarden. Door de voorgenomen ingreep is mogelijk sprake van negatieve effecten op beschermde soorten of beschermde waarden van Natura 2000-gebieden in het kader van de Wet natuurbescherming (hierna Wnb) of effecten op wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van de goudgroene natuurzone (= Natuurnetwerk Nederland), zilvergroene natuurzone of bronsgroene landschapszone. Effecten op deze gebieden zijn dan ook uitgesloten. Daarnaast is het plangebied ook geen onderdeel van een Natura 2000 gebied. Het dichtsbijzijnde Natura 2000 gebied, Grensmaas, ligt op 2.6 kilometer afstand. Het ondernemen van projecten of activiteiten in en/of in de omgeving van een Natura 2000-gebied kan mogelijkerwijs leiden tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen. Negatieve effecten van verstoring door geluid, licht, trillingen etc. zijn op voorhand uit te sluiten door de afstand tot het Natura 2000-gebied. De werkzaamheden leiden echter mogelijk wel tot een tijdelijke emissie van stikstof. Een Aerius-berekening (zie Bijlage 2) is uitgevoerd om uit te wijzen of er sprake is van stikstofdepositie op de Grensmaas.

Soortenbescherming

Om de aanwezigheid en mogelijke effecten op beschermde soorten inzichtelijk te maken, is een quickscan ecologie uitgevoerd op 16 december 2020 (zie Bijlage 3).

Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat het voorkomen van algemeen beschermde broedvogels en grondgebonden zoogdieren niet is uit te sluiten. Daarnaast zijn er mogelijke (negatieve) effecten van de werkzaamheden op de hazelworm.

Omdat bij uitvoering van de werkzaamheden sprake kan zijn van overtreding van verbodsbepalingen van de Wnb, moeten maatregelen genomen worden. De Wnb kent een algemene zorgplicht (Artikel 1.11 Wnb). Dit betekent dat zorgvuldig met alle aanwezige dieren moet worden omgegaan. Hiervoor moeten de volgende maatregelen worden genomen:

  • Voer de werkzaamheden rustig uit en op een dusdanige manier dat dieren niet ingesloten raken.
  • Het materieel moet zorgvuldig en deskundig worden gebruikt, zodat geen onnodige schade wordt veroorzaakt of onnodige verstoring van flora en fauna optreedt.
  • Maai en/of snoei voorafgaand aan de werkzaamheden de nog aanwezige vegetatie in het werkgebied kort en houd deze kort totdat de werkzaamheden zijn afgerond.

Daarnaast geldt dat voor de bescherming van de broedvogels de werkzaamheden buiten het broedseizoen (ongeveer van 15 maart tot 15 juli) moeten plaatsvinden. Voor de hazelworm geldt dat wanneer de algemene maatregelen worden getroffen en er buiten de gevoelige periodes (1 juli tot 1 oktober) wordt gewerkt, negatieve effecten op deze soort worden voorkomen.

Conclusie

Binnen het plangebied komen mogelijk beschermde soorten voor zoals algemeen beschermde broedvogels en de hazelworm. Als gevolg van de werkzaamheden zijn mogelijke negatieve effecten op beschermde soorten niet uitgesloten en worden mogelijk verbodsbepalingen van de Wnb overtreden. Door de voorgeschreven mitigerende maatregelen in acht te nemen kunnen de werkzaamheden uitgevoerd worden zonder overtreding van verbodsbepalingen.

4.3.2 Aerius-berekening

De voorgenomen ontwikkeling kan effect hebben op de stikstofdepositie in de omliggende Natura 2000-gebieden. Negatieve effecten in de gebruiksfase zijn op voorhand uitgesloten, omdat het initiatief geen extra uitstoot van stikstof tot gevolg heeft en niet zorgt voor een verkeersaantrekkende werking.

Methode

De belasting van de Natura 2000-gebieden rondom de emissiebronnen is berekend met behulp van een verspreidingsmodel. De verspreidingsberekeningen zijn in 2019 uitgevoerd met behulp van de online-applicatie Aerius-Calculator (versie 2023.0.1). De Aerius-Calculator is een rekenprogramma om de verspreiding van stoffen in de lucht te simuleren. Daarnaast berekent het model hoeveel van die stoffen per hectare terechtkomt (depositie). In de realisatiefase wordt de stikstofdepositie bepaald door inzet van dieselmaterieel (graafmachines, kranen e.d.) en aan- en afrijdend bouwverkeer. Aan de hand van gehanteerde uitgangspunten is de stikstofdepositieberekening voor de realisatiefase uitgevoerd, zie Bijlage 2.

In de realisatiefase is geen toename berekend boven de 0,00 mol/ha/jaar. Een verdere beoordeling van de resultaten is niet noodzakelijk. Voor dit project is geen vergunning volgens de Wet natuurbescherming nodig voor het aspect stikstofdepositie.

4.4 Water

Sinds november 2003 is de watertoets een verplicht onderdeel van een ruimtelijke ordeningsprocedure en opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dat met ingang van 1 juli 2008 is herzien, gelijktijdig met de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het watertoetsproces is wettelijk verplicht bij onder meer het opstellen van een bestemmingsplan.

De Watertoets is een procesinstrument om wateraspecten vroegtijdig een plaats te kunnen geven in de planvorming. Waterbeheerders worden in een vroeg stadium betrokken bij de planvorming om zo een duurzame omgang met hemel-, grond- en oppervlaktewater te waarborgen en “water” mee te laten wegen in het planproces.

In opdracht van Enexis heeft Arcadis in juni 2020 een watertoets uitgevoerd voor de uitbreiding van het hoogspanningsstation (zie Bijlage 4).

Huidige situatie

De bodem ter plaatste van het plangebied bestaat hoofdzakelijk uit fijn zand tot grind en lokaal kan er klei worden aangetroffen. Vanwege deze bodemsamenstelling kan de bodem als zeer goed doorlatend worden geclassificeerd, waardoor de mogelijkheid tot infiltratie aanwezig is.

Met het maaiveld van de uitbreidinglocatie tussen de NAP+ 31,7 m en 32,1 m, ligt de GHG relatief diep (2,5 m tot 3,7 m onder het maaiveld), waardoor waterberging en infiltratie op de locatie mogelijk is.

Aan de zuidzijde (Holtummerweg) zijn sloten/greppels aanwezig, waarop hemelwater mogelijk afgewaterd kan worden. Wel moet onderzocht worden of deze sloten/greppels een afvoerende functie hebben en wat de capaciteit van de sloten/greppels is.

Toekomstige situatie

In de voorgenomen ontwikkeling zal de toename in verharding in totaal 1.112 m2 bedragen. Dit leidt tot versnelde afvoer van hemelwater naar watergangen. Daarom dient de toename in verharding gecompenseerd te worden. De volgende eisen uit de Keur van waterschap Limburg zijn relevant voor het bepalen van de bergingsopgave en de inpassing daarvan:

  • Bergingsopgave: T=100: 100 mm in 24 uur, landelijke afvoer 2l/s/ha.
  • Drooglegging hemelwatervoorziening: T=100: 0,25 m eis, 0,50 m geadviseerd.

Voor 0,25 m en de opgave van111m3 is een globaal ruimtebeslag van 49,3m2 meter nodig. Deze bergingsopgave kan op twee manieren worden gerealiseerd:

  • 1. door binnen het plangebied bovengrondse voorziening realiseren
  • 2. of door ondergrondse voorzieningen realiseren (kratjes, infiltratiekoffers, etc.).

Daarnaast geldt dat bij het HS-station geen riolering wordt aangelegd, hierdoor hoeft niet te worden aangesloten op het gemeentelijke riool.

De voorkeur van Enexis is gebruik te maken van milieuvriendelijke bouwmaterialen en het achterwege laten van uitlogende bouwmaterialen zoals lood, koper, zink en zacht PVC.

Veelal is voor werkzaamheden die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer een vergunning van het waterschap benodigd. In sommige gevallen kan een werkzaamheid onder een Algemene regel vallen, waardoor er onder voorwaarden sprake kan zijn van een vrijstelling van de vergunningplicht.

Conclusie

Voor de uitbreiding van het HS-station zijn waterbergingsmaatregelen nodig met een oppervlakte van 49,3m2. Dat kan door de aanleg van bovengrondse of ondergrondse voorzieningen. Er is in het plangebied voldoende ruimte aanwezig om de waterbergingsmaatregelen te realiseren. Er dient echter wel onderzocht te worden of de greppels/sloten een afvoerende functie hebben en of de doorlatendheid in het veld voldoende is voor de afvoer via infiltratie. Daarbij dient er mogelijk een vergunning van het waterschap te worden aangevraagd.

4.5 Verkeer

De huidige functie van het hoogspanningsstation zal in het voorgenomen plan niet veranderen, het station wordt in beperkte mate uitgebreid. Deze uitbreiding heeft geen gevolgen voor de verkeerssituatie, omdat het niet zal leiden tot een toename in verkeersdruk.

4.6 Bodemkwaliteit

De kwaliteit van zowel de bodem als het (grond)water, zijn van invloed op de kwaliteit van het woon- en leefklimaat. Wanneer er sprake is van verontreiniging kan dit de volksgezondheid negatief beïnvloeden. Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder d van het Besluit ruimtelijke ordening is een beoordeling van de haalbaarheid verplicht. Het bodemonderzoek, en dan met name onderzoek naar de bodemkwaliteit, maakt onderdeel uit van deze afweging.

In het kader van de voorgenomen uitbreiding is in opdracht van Enexis Netbeheer B.V. door Antea Group in de periode maart-april 2020 een verkennend bodemonderzoek (zie Bijlage 5) uitgevoerd ter plaatse van het uitbreidingsperceel gelegen direct ten oosten van de Holthummerweg 5 te Susteren. In het kader van het verkennend bodemonderzoek zijn een vooronderzoek, veldonderzoek en bijbehorend laboratoriumonderzoek uitgevoerd.

Voor het veldonderzoek zijn 11 boringen verricht, bestaande uit 9 boringen tot 0,5 m -mv, 2 boringen tot 2,0 m -mv, en 1 peilbuis. De locaties van deze boringen zijn getoond in figuur 9. Deze boringen zijn geanalyseerd in het laboratorium en de resultaten zijn getoetst aan de wet bodembescherming (Wbb) en het besluit bodemkwaliteit (Bbk).

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0013.jpg"

Figuur 10: locaties grondboringen op het onderzochte perceel.

Uit de profielbeschrijvingen blijkt dat de bodem tot 1,5 m -mv. uit sterk zandige leem bestaat. Vervolgens bestaat de bodem tot de maximaal geboorde diepte van 2,35 m -mv. hoofdzakelijk uit zwak tot sterk grindig, sterk zandige leem met plaatselijk een laag matig grindig zand.

Bij het uitvoeren van het veldonderzoek zijn geen waarnemingen gedaan die mogelijk duiden op bodemverontreiniging. Er is alleen een lichte overschrijding van het gehalte aan kobalt gevonden in de ondergrond, onder andere op boorlocatie 7, de plek waar de transformatorcel dient te worden geplaatst. In de zintuiglijk schone bovengrond zijn geen verhoogde gehalten aan de onderzochte parameters aangetoond.

Voor het onderzoek naar het grondwater geldt dat de zuurgraad (pH) en elektrische-geleidingsvermogen (EC) niet afwijken van een natuurlijke situatie. Wel zijn er in het grondwater lichte overschrijdingen van Nikkel en Zink gevonden.

De analyseresultaten van de onderzochte grondmengmonsters zijn indicatief getoetst aan de normen uit het Besluit bodemkwaliteit. Hieruit blijkt dat zowel de boven- als de ondergrond indicatief voldoen aan de kwaliteitsklasse ‘Altijd toepasbaar’.

Conclusie

De licht verhoogde gehalten/concentraties aan zware metalen betreffen waarschijnlijk van nature verhoogde achtergrondgehalten, aangezien deze stoffen veelvuldig in de bodem worden aangetroffen in de omgeving, zonder direct aanwijsbare oorzaak. De locatie wordt daardoor aangemerkt als 'onverdachte locatie'.

De onderzoeksresultaten geven vanuit de Wet bodembescherming geen aanleiding tot het uitvoeren van vervolgonderzoek. Er is geen milieuhygiënische belemmering voor de voorgenomen aankoop van het perceel en de toekomstige uitbreiding van een transformatorcel.

Indien bij de realisatie van het project afvoer van grond plaatsvindt, dient men rekening te houden met het gestelde in het Besluit bodemkwaliteit en het tijdelijk handelingskader voor hergebruik van PFAS-houdende grond en baggerspecie. In dat geval is mogelijk aanvullend onderzoek nodig.

4.7 Geluidhinder

Wegverkeerslawaai 
Op basis van artikel 77 van de Wet Geluidhinder (Wgh) dient bij de vaststelling of herziening van een bestemmingsplan, waarbinnen nieuwe geluidsgevoelige ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt, een akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. De Wet Geluidhinder maakt voor de normering en de te volgen procedure onderscheid in nieuwe en bestaande situaties. In principe hebben alle voor het openbaar rijverkeer toegankelijke wegen een onderzoekszone. Deze zone is een gebied aan weerzijden van de weg waar onderzoek naar eventuele geluidshinder moet plaatsvinden. De ontwikkeling van het uit te breiden transformatorstation is op zichzelf geen geluidgevoelige ontwikkeling en geeft geen substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen. Een onderzoek naar wegverkeerslawaai wordt daarom niet nodig geacht en is niet uitgevoerd.

Industrielawaai 
In opdracht van Enexis Netbeheer B.V. is een akoestisch onderzoek door Peutz uitgevoerd in verband met geprojecteerde wijzigingen en uitbreidingen bij het 150 kV/10 station Born, gesitueerd aan de Holtummerweg 5 te Susteren.

Aanleiding

In de huidige situatie zijn er drie transformatoren op het station aanwezig. Van deze drie zijn er steeds twee in bedrijf. In de 'representatieve bedrijfssituatie' staat transformator Tr2 standby (uit bedrijf ) en komt alleen in bedrijf in geval van storing of onderhoud aan één van de andere transformatoren.

In eerste instantie zullen de bestaande transformatoren Tr1 en Tr2 worden vervangen door transformatoren met een vermogen van elk 100 MVA (fase 1). De bestaande transformator Tr3 blijft ongewijzigd (30 MVA). In 'fase 1' zal het totale, gelijktijdig in te schakelen, elektrische vermogen van de transformatoren maximaal 130 MVA bedragen. Deze waarde is lager dan 200 MVA. Het station is daarom in fase 1 nog steeds aan te merken als 'type A of B inrichting' waarvoor de standaardvoorschriften uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn.

In de verdere toekomst zal nog een extra 100 MVA transformator (Tr4) worden bijgeplaatst (fase 2). In 'fase 2' zal het totale, gelijktijdig in te schakelen, elektrische vermogen van de transformatoren hoger worden dan 200 MVA. Het station wordt dan milieuvergunningplichtig en bovendien dient er een geluidzone ex artikel 40 van de Wet geluidhinder te worden vastgesteld. De resultaten uit het onderhavige onderzoek kunnen hiervoor als basisdienen.

Resultaten

Op basis van door Enexis verstrekte gegevens met betrekking tot de transformatoren zijn akoestische rekenmodellen opgesteld voor de verschillende situaties. Met behulp van de rekenmodellen is de vanwege het 150 kV station in de omgeving optredende geluidbelasting (langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT) ter plaatse van de meest nabij gesitueerde woningen (de pde posities 01 t/m 07) berekend (zie figuur 11). Voor verdere uitgangspunten van de berekening wordt verwezen naar het akoestisch onderzoek (Bijlage 6).

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0014.png"

Figuur 11:Situering rekenposities 01 t/m 07 bij woningen in de omgeving

Fase 1

In tabel 1 zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT weergegeven, inclusief toeslag voor het tonale karakter van het geluid (K1), voor de 'representatieve bedrijfssituatie' van de inrichting van Enexis, na het vervangen van trafo Tr1 en Tr2. De representatieve bedrijfssituatie (RBS) is de situatie waarbij trafo Tr2 stand-by staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0015.png"

Tabel 1: Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus LAr,LT en etmaalwaarden Letmaal , inclusief toeslag voor tonaal geluid, representatieve bedrijfssituatie, 'fase 1'

Bij storing of onderhoud aan één van de andere transformatoren staat transformator Tr2 bij. Dit kan worden gezien als 'incidentele bedrijfssituatie' (IBS). Hiervoor zijn meerdere bedrijfssituaties mogelijk, afhankelijk van de transformator die uit bedrijf is. In de navolgende tabel 2 zijn per positie, steeds de hoogste berekende geluidniveaus weergegeven van alle mogelijke bedrijfssituaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0016.png"

Tabel 2: Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus LAr,LT en etmaalwaarden Letmaal , inclusief toeslag voor tonaal geluid, incidentele bedrijfssituaties, 'fase 1'

Fase 2

In tabel 3 zijn de berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus LAr,LT weergegeven, inclusief toeslag voor het tonale karakter van het geluid (K1), voor de 'representatieve bedrijfssituatie' van de inrichting van Enexis, na realisatie van de toekomstige uitbreiding met de 4de transformator, de modulaire blokken het E-house. De representatieve bedrijfssituatie is de situatie waarbij trafo Tr2 stand-by staat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0017.png"

Tabel 3: Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus LAr,LT en etmaalwaarden Letmaal , inclusief toeslag voor tonaal geluid, toekomstige representatieve bedrijfssituatie, 'fase 2'

Bij storing of onderhoud aan één van de andere transformatoren staat transformator Tr2 bij. Dit kan worden gezien als 'incidentele bedrijfssituatie' (IBS). Hiervoor zijn meerdere bedrijfssituaties mogelijk, afhankelijk van de transformator die uit bedrijf is. In de navolgende tabel zijn per positie, steeds de hoogste berekende geluidniveausweergegeven van alle mogelijke bedrijfssituaties.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0018.png"

Tabel 4: Langtijdgemiddeld beoordelingsniveaus LAr,LT en etmaalwaarden Letmaal , inclusief toeslag voor tonaal geluid, incidentele bedrijfssituaties, 'fase 2'

Conclusie

Uit het onderzoek blijkt dat zowel in bedrijfssituatie fase 1 (vervangen Tr1 en Tr2) als in de toekomstige situatie (fase 2: met uitbreiding Tr4) de geluidbelasting bij 'gevoelige gebouwen' (woningen) in de omgeving in alle situaties lager zal zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde, inclusief toeslag voor het tonale karakter van het geluid.

Fase 1

Uit de berekeningen voor fase 1 blijkt dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter plaatse van de meest nabij gesitueerde (bedrijfs)woning (Poolmolen 2) maximaal 44, 42 en 35 dB(A) bedraagt in respectievelijk de dag-, de avond- en de nachtperiode, inclusief de toeslag (K 1) voor tonaal geluid. Bij de overige woningen is de geluidbelasting minimaal 6 dB lager. Vastgesteld wordt dat bij alle woningen ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden op basis van het Activiteitenbesluit, te weten 50 dB(A) overdag, 45 dB(A) in de avond en 40 dB(A) 's nachts.

Fase 2

Na realisatie van de uitbreiding met een 4e transformator zal het totale, gelijktijdig in te schakelen, elektrische vermogen van de transformatoren hoger worden dan 200 MVA. De inrichting van Enexis moet dan worden aangemerkt als een inrichting als bedoeld in artikel 2.1, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Het huidige bestemmingsplan staat een dergelijke inrichting niet toe. Om de uitbreiding mogelijk te maken zal derhalve het bestemmingsplan moeten worden aangepast. Het terrein van het HS-station wordt daarom voorzien van een geluidzone, middels voorliggend plan, in het kader van de Wet geluidhinder.

Voor een dergelijke planherziening dient het stappenplan te worden doorlopen zoals omschreven in de VNG-richtlijn 'Bedrijven en milieuzonering'. In paragraaf 2.4.1 is gebleken dat voor één woning niet aan de voorwaarde in 'stap 1' wordt voldaan (afstand minimaal 200 meter voor 'gemengd gebied'. NB. Bij de overige woningen wordt overigens wel aan deze voorwaarde voldaan). Daarom is ook 'stap 2' uitgevoerd. In stap 2 worden de optredende geluidniveaus op de gevel van de woningen getoetst aan de grenswaarden die van toepassing zijn voor een 'gemengd gebied', te weten 50 dB(A) etmaalwaarde (50 dB(A) in de dagperiode, 45 dB(A) in de avond en 40 dB(A) in de nacht).

Uit de rekenresultaten voor fase 2 is gebleken dat de geluidbelasting bij alle woningen in de omgeving beperkt zal blijven tot maximaal 49 dB(A) etmaalwaarde, inclusief toeslag voor het tonale karakter van het geluid. Hierbij kan nog worden opgemerkt dat bij de berekeningen geen rekening is gehouden met de afschermende werking van de (bedrijfs)gebouwen buiten het terrein van Enexis. Deze benadering kan daarom worden gezien als een 'worst case' benadering.

Verder kan worden opgemerkt dat het perceel waarop de woning met de hoogste geluidbelasting (Poolmolen 2) is gesitueerd, de bestemming 'bedrijf' heeft en feitelijk een bedrijfswoning is. Bij de overige woningen wordt zelfs voldaan aan de richtwaarde voor een 'rustige woonwijk' (45 dB(A) etmaalwaarde).

Vastgesteld is dat ruimschoots wordt voldaan aan deze grenswaarden, dus ook aan de voorwaarde volgens 'stap 2' wordt voldaan. Een buitenplanse inpassing is mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0019.png"

4.8 Luchtkwaliteit

Vanaf 15 november 2007 is de wetgeving op het gebied van luchtkwaliteit gewijzigd. Deze wetswijziging is sindsdien opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (luchtkwaliteitseisen). Deze wijziging wordt ook wel kortweg de Wet Luchtkwaliteit 2007 genoemd. In artikel 5.16 van de gewijzigde Wet milieubeheer is vastgelegd onder welke voorwaarden bestuursorganen de bevoegdheden uit lid 2 mogen uitoefenen. Als aan één van de volgende voorwaarden is voldaan, vormen de luchtkwaliteitseisen
geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde (grenswaarde zoals vastgelegd in titel 5.2 en bijlage 2 Wet milieubeheer);
  • een project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt "niet in betekenende mate" bij aan een verslechtering van de luchtkwaliteit, wat inhoudt dat door het project de luchtkwaliteit met minder dan 1% verslechtert;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

In de Regeling NIBM (niet in betekende mate bijdragen) is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, kantoor- en woningbouwlocaties) opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Dit betekent dat ontwikkelingen op dit gebied zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Ook als het bevoegd gezag op een andere wijze, bijvoorbeeld door berekeningen, aannemelijk kan maken dat het geplande project NIBM bijdraagt, kan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit achterwege blijven.

Conclusie

De uitbreiding van het hoogspanningsstation draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging omdat er geen sprake is van een substantiële toename van het aantal verkeersbewegingen of toename van relevante emissies vanuit het station. De luchtkwaliteitsaspecten vormen daarmee geen belemmering voor het project.

4.9 Externe veiligheid

Bij Externe Veiligheid gaat het om de risico's voor de directe omgeving in het geval dat er iets mis gaat tijdens de productie, het behandelen of het vervoer van gevaarlijke stoffen. De verbonden risico's moeten binnen de perken blijven. Hiervoor worden twee soorten risico's gehanteerd:

  • Het plaatsgebonden risico (PR) is vooral gericht op de te realiseren basisveiligheid voor burgers;
  • Het groepsrisico (GR) stelt beperkingen aan de maatschappelijke ontwrichting als gevolg van calamiteiten met gevaarlijke stoffen. In het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is vastgelegd dat voor iedere toename in het groepsrisico een verantwoordingsplicht geldt, ongeacht of er door dewijziging een norm wordt overschreden.

Voor het plaatsgebonden risico PR zijn risicocontouren(10-6) vastgesteld waarbinnen kwetsbare of beperkt kwetsbare bebouwing niet is toegestaan. Deze contouren liggen:

  • rond inrichtingen waarin opslag/verwerking van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • langs transportroutes (weg, spoor, water, buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.

Gevaarlijke stoffen die worden vervoerd over de weg, het spoor, het water of per buisleiding leiden tot knelpunten voor het plaatsgebonden risico indien er langs de transportassen een 10-6 contour ligt.

Analyse

Op 200 meter van het plangebied ligt een PRB-leiding. De leiding heeft een 10-6 plaatsgebonden risicocontour van 11 m. Dit betekent dat er geen kwetsbare objecten binnen deze contour aanwezig mogen zijn. Het risicocontour ligt ver buiten de contour van het HS-station. Naast de PRB-leiding zijn er geen transportroutes voor gevaarlijke stoffen waar rekening mee dient te worden gehouden. Evenmin vinden er in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle bedrijfsacitiviteiten plaats.

Conclusie

Het hoogspanningsstation met bijbehorende uitbreiding betreft geen gevaarlijke inrichting waarop het Bevi van toepassing is. Daarnaast is er geen risico voor de externe veiligheid, omdat het hoogspanningsstation en de voorgenomen uitbreiding op meer dan 200 meter afstand van de buisleidingen liggen. Verder zijn er op of rondom het plangebied geen gevaarlijke inrichtingen of transportroutes aanwezig welke een belemmering vormen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.10 Elektromagnetische straling

Hoogspanningsleidingen moeten zo zijn geplaatst dat ze niet bereikbaar zijn vanwege het risico op elektrocutie. Voor de diverse bovengrondse hoogspanningsleidingen heeft het RIVM afstanden bepaald in relatie tot gezondheidsrisico's. Bij een verdeelstation moet het gebouw dan ook deugdelijk zijn afgesloten. Ook moet de installatie goed worden onderhouden waardoor kans op kortsluiting minimaal is.


Voor bovengrondse hoogspanningslijnen heeft het Ministerie van VROM in 2015 (nader verduidelijkt in 2008) een voorzorgbeleid geformuleerd met als norm 0,4 µT (microtesla) voor gevoelige bestemmingen (kinderdagverblijven, woningen). Dit beleid wordt door TenneT tevens toegepast op ondergrondse kabelverbindngen en hoogspanningsstations. Voor publiekstoegankelijke locaties geldt een norm van 100 µT en voor werknemers binnen locaties geldt een norm van 500 µT.

Conclusie

Voor het nieuwe HS-station zijn geen berekeningen uitgevoerd. Op basis van expert judgement wordt verwacht dat de 0,4 µT contour zich rondom het nieuwe station zal bevinden, gezien het feit dat het om de ontwikkeling van een HS-station gaat. Binnen deze contour liggen geen gevoelige bestemmingen. De verwachting is dat de norm voor publiekstoegankelijke locaties van 100 µT niet wordt overschreden evenals de norm voor werknemers.

4.11 Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Om te komen tot een verantwoorde, ruimtelijk relevante toetsing in milieuhygiënisch opzicht van bedrijfsvestigingen, wordt gebruik gemaakt van de zogenaamde milieuzonering. Hieronder wordt verstaan het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies als wonen en recreëren. Daarnaast is de milieuwetgeving van toepassing. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten. Hierin wordt per bedrijfssoort aangegeven welke milieu-invloed (in de vorm van geur, stof, geluid en gevaar) hiervan kan uitgaan en welke afstand hierbij (minimaal) in acht genomen moet worden. Hierbij onderscheidt de VNG diverse omgevingstypen. Het achterliggende idee is dat de gevoeligheid van een gebied voor bepaalde hinder afhankelijk is van het omgevingstype. De door de VNG aangegeven afstanden hebben betrekking op een rustige woonwijk. De mate van milieuhinder bepaalt in welke van de zes milieucategorieën een bedrijfssoort is ingedeeld. Daarbij omvat categorie 1 de lichtste en categorie 6 de zwaarste vormen van bedrijvigheid. In principe is bedrijvigheid behorende tot de categorie 1 goed te mengen met de functie wonen, dit geldt in de meeste gevallen ook voor de categorie 2-bedrijven. Het is wenselijk om de bedrijvigheid in de categorie 3 te clusteren en een zonering in acht te nemen. Vanaf categorie 4 is menging met milieugevoelige functies niet mogelijk.

Voor een transformatorstation van 10 MVA - 200 MVA geldt volgens de VNG-lijst een milieucategorie van 4.2. Voor een milieucategorie 4.2 geldt een richtafstand van 300 meter uitgaande van een rustige omgeving. Omdat de omgeving getypeerd kan worden als gemengd gebied mag de richtafstand met één milieustap verlaagd worden naar 200 meter. Binnen deze richtafstand is de woning aan de Poolmolen 2 gelegen. Daarnaast bevindt het kasteel Wolfrath zich op meer dan 200 meter afstand. Ten oosten van het HS-station ligt een manege op circa 600 meter afstand.

Conclusie

Er wordt wat betreft de richtafstanden voor het aspect geluid en veiligheid niet voldaan aan de VNG voorschriften. De aspecten geluid en veiligheid zijn daarom apart getoetst (zie paragraaf 4.7 en 4.10).

4.12 Landschappelijke inpassing

Voor de uitbreiding van het HS-station aan de Holtummerweg is een landschappelijk inpassingsplan - beplantingsplan opgesteld (zie Bijlage 7). De kern van het landschappelijke inpassing is het creëren van een oase voor flora en fauna, door het toepassen verschillende soorten inheemse hagen, heesters en bomen die bovendien een hoge biodiversiteitswaarde hebben.

Door de uitbreiding van het station dient een klein perceel met bosplantsoen te worden verwijderd. Dit wordt deels gecompenseerd door langs de achterzijde van het station een aantal bomen van verschillende soorten en groottes aan te planten. Deze bomen komen veelal in het Limburgse landschap voor. Als onderlaag wordt een middelhoge heester/struweellaag met voornamelijk besdragende soorten zoals meidoorn en sleedoorn voorgesteld (zie afbeelding hieronder). In het struweel kunnen zich allerlei kleine zoogdieren en vogels schuilen en foerageren. Om uit te sluiten dat wortels van de bomen en de struwelen de kabels raken wordt voorgesteld om langs de bestrating een wortelscherm aan te brengen, zodat de wortels de kabels niet beschadigen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.UitbreidingHoogspa-ON01_0020.png"

Wegens de beperkte ruimte aan de zuid-, west-, oost en noordwestzijde wordt een haag van haagbeuk (zuidzijde, langs de Holtummerweg) en veldesdoorn (west-, oost en noordwestzijde) voorgesteld. Hier komt een haag, zodat het station wordt afgeschermd en daardoor vanuit de omgeving minder zichtbaar wordt. Bomen en een brede struweelrand zijn op deze plekken niet mogelijk, wegens de kabeltracés en de onderhoudswegen. Naast dat hagen het verdeelstation afschermen, zorgen de hagen ook voor schuilmogelijkheden voor vogels en kleine zoogdieren.

Langs de perceelsgrens is een strook van 1 meter vrijgehouden van beplanting, zodat vanaf deze strook het struweel en de haag beheerd kan worden en het hekwerk zo nu en dan gecontroleerd kan worden. Op plekken waar geen opgaande beplanting mogelijk is, bijvoorbeeld op kabeltracés en rondom de gebouwen wordt na de werkzaamheden een bloemrijk grasmengsel ingezaaid. Mengsel G1 van Cruydthoeck is een voorbeeld van mengsel wat voor deze plek geschikt kan zijn, want dit mengsel heeft een ingetogen karakter en is zeer aantrekkelijk voor bijen, vlinders en vogels. Door goed beheer kan er zich een duurzame natuurlijke middelhoge vegetatie ontwikkelen. Een bloemrijk resultaat kan vanaf het tweede of derde jaar verwacht worden. Jaarlijks 1 à 2 keer maaien. Hiermee wordt het HS-station landschappelijk ingepast in de omgeving.

Conclusie

Het HS-station wordt landschappelijk ingepast in zijn omgeving, waarmee het de ruimtelijke kwaliteit borgt of verbetert.

4.13 M.e.r.-plichtig

Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen is het van belang dat beargumenteerd wordt in hoeverre de voorgenomen ontwikkeling m.e.r.-plichtig is. Met een m.e.r (milieueffectrapportage) worden mogelijke nadelige gevolgen voor het milieu inzichtelijk gemaakt. Door een toetsing aan de activiteitomschrijving van het Besluit m.e.r. wordt er getoetst in hoeverre een voorgenomen ontwikkeling m.e.r.-plichtig is. Binnen deze toetsing dient inzichtelijk gemaakt te worden of de voorgenomen ontwikkeling opgenomen is in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. Deze onderdelen wijzen activiteiten en gevallen aan waarvoor direct een m.e.r.-plicht geldt.

Analyse  

Een uitbreiding van een HS-station is niet als activiteit of geval opgenomen in onderdeel C of D. Enkel in geval er een aanleg of wijziging van een bovense- of ondergrondse hoogspanningsleiding bestaat er een directe m.e.r.-plicht. Dit is opgenomen in activiteitenomschrijving D24.1 en D24.2.

Conclusie 

De doorlopen toetsing wijst uit dat de voorgenomen ontwikkeling niet m.e.r-plichtig bevonden is.

Hoofdstuk 5 Planopzet

5.1 Feitelijke planopzet

5.1.1 Algemeen

In een bestemmingsplan zijn de bouw- en gebruiksmogelijkheden voor een bepaald gebied opgenomen. Het onderhavige bestemmingsplan regelt de inrichting van het projectgebied door voor de grond bestemmingen aan te wijzen. Het juridische deel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding (kaart) in samenhang met de regels. In deze paragraaf wordt het juridische deel van het bestemmingsplan nader toegelicht.

5.1.2 Wettelijk kader

Het wettelijk kader wordt sinds 1 juli 2008 gevormd door de Wet ruimtelijke ordening (Wro). De wettelijke regeling voor bestemmingsplannen is vervolgens verder ingevuld door het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Het bestemmingsplan dient te voldoen aan de als bijlage bij de voornoemde Regeling opgenomen Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Dit betekent dat bestemmingsplannen kwalitatief gelijkwaardig zijn en uniform in aanpak, uitvoering, uitwisseling van gegevens en raadpleging daarvan.

5.1.3 Planonderdelen

Het bestemmingsplan ‘Uitbreiding hoogspanningstation Holtummerweg 5 te Susteren' bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels tezamen vormen het juridisch bindende deel van het plan. Verbeelding en regels dienen te allen tijde in onderlinge samenhang te worden opgenomen en toegepast.

Op de verbeelding krijgen alle gronden binnen het plangebied een bestemming. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen zijn terug te vinden in de regels.

De regels bepalen de gebruiksmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied en geven tevens de bouw- en gebruiksmogelijkheden met betrekking tot bouwwerken aan. De regels van het bestemmingsplan ‘Uitbreiding hoogspanningstation Holtummerweg 5 te Susteren’ zijn opgebouwd conform de door het SVBP2012 voorgeschreven systematiek en omvatten inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels, en ten slotte de overgangs- en slotregels.

5.2 Juridische planopzet

5.2.1 Inleidende regels

In de begripsbepalingen worden omschrijvingen gegeven van de in het bestemmingsplan gebruikte begrippen. Deze zijn opgenomen om onduidelijkheid door interpretatieverschillen te voorkomen. Er zijn alleen begripsbepalingen opgenomen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn. Een gedeelte van de begrippen is omschreven in de SVBP2012 en dient letterlijk daaruit te worden overgenomen. Deze begrippen en de voorgeschreven omschrijvingen zijn overgenomen.

5.2.2 Bestemmingsplanregels

In het bestemmingsplan is één enkelbestemming (Bedrijf - Nutsbedrijf) en één dubbelbestemming (Waarde - Archeologie 3) opgenomen. Binnen de bestemming Bedrijf - Nutsbedrijf is het bestaande hoogspanningsstation met de beoogde uitbreiding geregeld. Hiervoor zijn bouwregels opgenomen.

Met de archeologische dubbelbestemming worden de potentieel aanwezige waarden beschermd door middel van een omgevingsvergunning.

5.2.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel

Overeenkomstig het Besluit ruimtelijke ordening is de anti-dubbeltelregel opgenomen. Deze regel wordt opgenomen om bijvoorbeeld te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde bouwwerken niet meer dan een bepaald deel of een bepaalde oppervlakte van een bouwperceel mogen beslaan, het resterende onbebouwde terrein ook nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Algemene bouwregels

Voor het hele plangebied, en dus alle bestemmingen, gelden een aantal algemene bouwregels, conform de Bro. Deze hoeven dus niet opgenomen te worden in het bestemmingsplan.

Algemene gebruiksregels

Hierin is een aantal gebruiksverboden opgenomen.

Algemene afwijkingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn om af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. Hierbij gaat het om, tenzij anders vermeld, afwijkingsregels die gelden voor alle bestemmingen in het plan.

Algemeen aanduidingsregels

Het plangebied bevindt zich binnen een bestaande geluidzone. Hierbinnen zijn geen geluidgevoelige functies toegelaten. Het hoogspanningsstation is niet-geluidgevoelig.

Algemene wijzigingsregels

In deze regels wordt aangegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders bevoegd zijn het bestemmingsplan te wijzigen. De voorwaarden, die bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn daarbij aangegeven.

Algemene procedureregels

In deze bepaling wordt aangegeven welke procedure moeten worden doorlopen bij het stellen van nadere eisen. De procedure voor het wijzigen of het afwijken van het bestemmingsplan is al bij wet geregeld.

Overige regels

In dit artikel is aangegeven dat de dubbelbestemming voorgaat op de enkelbestemming.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht

In deze regels wordt het overgangsrecht, zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening, overgenomen.

Slotregel

Als laatste wordt de slotregel opgenomen, ook zoals voorgeschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Deze regel schrijft voor hoe het plan kan worden aangehaald

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 onder 1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in het kader van de bestemmingsplanprocedure de economische uitvoerbaarheid van het plan te worden onderzocht.

Enexis Netbeheer B.V. zal de benodigde grond voor de bovengrondse assets van de gemeente aankopen.

Er is bij dit plan sprake van een bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. De gemeenteraad moet hiervoor op basis van artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening in principe een exploitatieplan vaststellen. Er hoeft geen exploitatieplan vastgesteld te worden als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins verzekerd is.

Er zal een anterieure overeenkomst worden gesloten met de initiatiefnemers. Tevens komen de kosten voor het opstellen van het bestemmingsplan, de bijbehorende onderzoeken en planschade voor rekening van de initiatiefnemer. Het kostenverhaal is hiermee anderszins verzekerd. Hiermee is de economische uitvoerbaarheid van voorliggend plan voldoende aangetoond.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

In het kader van het overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro is het bestemmingsplan voorgelegd aan de besturen van de instanties die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het bestemmingsplan is op 17 augustus 2021 aan de volgende instanties en overheden voorgelegd met het verzoek om binnen 2 weken hun reactie te geven:

  • gemeente Echt-Susteren
  • servicecentrum MER

6.2.2 Zienswijzen

Het bestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.8 Wro conform afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht vanaf 22 december 2023 gedurende zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode werden burgers en maatschappelijke organisaties in de gelegenheid gesteld om een zienswijze aangaande het plan in te dienen.