direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening Businesspark Midden-Limburg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1711.BP20170816-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Na vaststelling van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' op 4 april 2013 is gebleken dat de behoefte bestaat om het plan op een aantal punten in de regels aan te vullen en of te wijzigen. Deze behoefte is mede ontstaan door de ontwikkeling binnen bedrijven. Het betreft hierbij de volgende punten. Ten aanzien van de waterleiding binnen het plangebied wordt het tracé gewijzigd. Tuincentra en bouwmarkten worden binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' expliciet aangemerkt als strijdig gebruik. De voorgevelrooilijn wordt aan de noordzijde van de Fahrenheitweg gewijzigd van 12 naar 11 meter. Door de opkomst van e-commerce en e-fulfilment bestaat de behoefte om deze bedrijfsmatige vormen toe te voegen op delen van de gronden in het vigerende bestemmingsplan. E-commerce wordt rechtstreeks mogelijk gemaakt binnen delen van het plangebied middels een functieaanduiding en tevens middels een afwijkingsmogelijkheid voor de overige gronden, waarbij een beperkte baliefunctie mogelijk is. Dit geldt ook voor detailhandel volumineus en groothandel met showroom. In de begrippenlijst wordt e-commerce, e-fulfilment, groothandel met showroom en detailhandel volumineus toegevoegd. Tevens wordt een shop mogelijk gemaakt bij tankstations.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied wordt begrensd door de A2 en de A73 in het noordwesten, de N276 (voorheen: N295) en de spoorlijn in het (zuid)oosten en de Pascalweg in het zuiden. Direct ten zuiden van het plangebied ligt bedrijventerrein De Berk (I) en op circa 250 meter ten zuidoosten van het plangebied ligt de kern Sint Joost. De overige omringende gronden – naast de hiervoor genoemde infrastructurele voorzieningen – zijn hoofdzakelijk in gebruik voor agrarische doeleinden. Op onderstaande luchtfoto is het plangebied met een zwarte lijn omlijnd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170816-VG01_0001.png"

Plangebied bestemmingsplan 'Partiële herziening Businesspark Midden-Limburg'

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' is door de raad van de gemeente Echt-Susteren vastgesteld op 4 april 2013. De gronden binnen het plangebied beschikken over de bestemmingen 'Bedrijventerrein', 'Groen' en 'Water', de dubbelbestemmingen 'Leiding - Ondergronds' en 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en de functieaanduidingen 'ontsluiting', 'waterberging' en 'zend-/ontvangstinstallatie'. Tevens rust er op de gronden een gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk', 'vrijwaringszone - weg 50 - 100 meter', 'vrijwaringszone - weg 0 - 50 meter', 'vrijwaringszone - spoor', 'veiligheidszone - leiding' en 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen'.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk, worden in hoofdstuk 2 de planwijzigingen besproken. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie en de gemeente. In hoofdstuk 4 komen de milieu- en omgevingsaspecten en de wateraspecten aan bod. Hoofdstuk 5 bevat de toelichting op de juridische planopzet en op de planregels. Vervolgens wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op respectievelijk de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Ten slotte komt in hoofdstuk 7 de procedure aan bod.

Hoofdstuk 2 Planwijzigingen

2.1 Inleiding

Na vaststelling en inwerkingtreding van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' is de behoefte ontstaan om het plan op een aantal punten in de regels aan te vullen en of te wijzigen. In deze partiële herziening van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' worden de navolgende verbeteringen aangebracht.

2.2 Aanpassingen regels

2.2.1 Begrippen

Er wordt één begrip binnen de begrippenlijst in artikel 1 van het vigerende bestemmingsplan gewijzigd, namelijk:

Er worden vier begrippen toegevoegd aan de begrippenlijst in artikel 1 van het vigerende bestemmingsplan, namelijk:

Deze begrippen worden toegevoegd, omdat deze functies (als onderdeel) worden toegestaan binnen de bestemming 'Bedrijventerrein'. Ter verduidelijking van wat precies onder deze functies wordt verstaan, zijn deze nader gedefinieerd.

2.2.2 Bestemming 'Bedrijventerrein'

Artikel 3.1 'Bestemmingsomschrijving' wordt aangevuld om de functies 'e-commerce', 'detailhandel volumineus' en 'groothandel met showroom' toe te staan. Door de ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven is de behoefte ontstaan om e-fulfilment toe te staan onder de bestemming 'Bedrijventerrein'. E-fulfilment is een vorm van bedrijfsvoering waarbij een bedrijf uitsluitend de bedrijfsmatige handelingen verricht, gericht op het in behandeling nemen van bestellingen, inslag en opslag, verzamelen, verpakken en verzenden van goederen naar de klant en daarmee geen ruimtelijke uitstraling heeft van een winkelpand en geen klanten ontvangt. Om misverstanden te voorkomen wordt deze term ook opgenomen in het begrip 'Bedrijf'.

Tevens worden drie aanduidingen toegevoegd aan de bestemming 'Bedrijventerrein' en aan de verbeelding, namelijk 'detailhandel volumineus', 'specifieke vorm van bedrijventerrein - groothandel met showroom' en 'specifieke vorm van bedrijventerrein - e-commerce'. De behoefte om de aanduiding en afwijkingsbevoegdheid 'detailhandel volumineus' toe te voegen bestaat om in het plangebied een autodealer te kunnen toestaan. De behoefte aan de aanduiding en afwijkingsbevoegdheid 'groothandel met showroom' bestaat om binnen het plangebied bijvoorbeeld een groothandel met showroom in sanitairartikelen te kunnen toestaan. De behoefte aan de 'specifieke aanduiding - e-commerce' bestaat, om de mogelijkheden binnen het plangebied te optimaliseren en in te spelen op de nieuwe behoeften binnen het bedrijfsleven aan e-commerce.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170816-VG01_0002.jpg"

Situering van de toegevoegde functieaanduidingen

2.2.3 Bouwregels

Artikel 3.2.1 sub c wordt gewijzigd. De afstand van de voorgevelrooilijn aan de noordzijde van de Fahrenheitweg wordt namelijk door de aanleg van een fietspad gewijzigd van minimaal 12 meter naar minimaal 11 meter. Hiervoor wordt in de bouwregels een uitzondering gemaakt. In de verbeelding is de figuur 'gevellijn' toegevoegd op de betreffende locatie.

2.2.4 Afwijkingsregels

Aan artikel 3.6 'Afwijken van de gebruiksregels' worden drie afwijkingsmogelijkheden toegevoegd. De eerste toevoeging is ten behoeve van 'detailhandel volumineus', zodat het naast de functieaanduiding tevens op de overige gronden binnen het plangebied mogelijk is om middels een omgevingsvergunning volumineuze detailhandel te realiseren. Hieraan zijn voorwaarden verbonden ten aanzien van parkeren en verkeersveiligheid.

De tweede toevoeging is ten behoeve van 'e-commerce', zodat ook hier naast de functieaanduiding, het op de overige gronden tevens mogelijk is om middels een omgevingsvergunning e-commerce te realiseren. Hieraan zijn voorwaarden verbonden ten aanzien van parkeren en verkeersveiligheid.

De derde toevoeging is ten behoeve van 'groothandel met showroom', om zodoende een groothandel met showroom in bijvoorbeeld bouwmaterialen, sanitair of auto-onderdelen toe te staan middels een afwijkingsmogelijkheid.

Tevens wordt het tracé ten behoeve van de inrichting van de waterleiding in het plangebied verschoven.

2.2.5 Strijdig gebruik

Artikel 3.5.1 'Strijdig gebruik' wordt aangevuld. Het realiseren van tuincentra en/of bouwmarkten. Dit zijn namelijk ongewenste ontwikkeling binnen het plangebied. Daarnaast worden detailhandel en broodjeszaken in samenhang met tankstations en/of wasstraten wel toegestaan met een maximum bruto-verkoopvloeroppervlak van 80 m2.

Hoofdstuk 3 Beleid en sectorale aspecten

3.1 Inleiding

Bij ieder plan vindt inkadering binnen het beleid van de overheid plaats. Door een toetsing aan rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid ontstaat een duidelijk beeld van de marges waarbinnen het bestemmingsplan wordt opgezet. De beleidsinkadering dient een compleet beeld te geven van de ruimtelijke overwegingen en het relevante planologisch beleid. In dit hoofdstuk wordt aangetoond dat onderhavige partiële herziening niet in strijd is met het rijks-, provinciaal, en gemeentelijk beleid.

3.2 Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid

3.2.1 Inleiding

Het beleid van de diverse overheidsinstanties, zoals Rijk, provincie, regio en gemeente, is uitvoerig behandeld in de toelichting van het vigerende bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg'. Onderhavig bestemmingsplan is overwegend opgesteld om aan nieuwe behoeften binnen het bedrijfsleven te voldoen en op deze wijze het plangebied aantrekkelijk te maken voor ondernemers. De gebruiksmogelijkheden worden hiermee uitgebreid. In de volgende subparagrafen wordt het planvoornemen getoetst aan het Rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.2.2 Rijksbeleid

Ten aanzien van het rijksbeleid zijn er geen veranderingen opgetreden in de periode tussen de vaststelling van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' en onderhavige partiële herziening. Onderhavige bestemmingsplan past derhalve nog steeds binnen het rijksbeleid.

3.2.3 Provinciaal beleid

Na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg', d.d. 4 april 2013, zijn op 12 december 2014 door Provinciale Staten het POL 2014 en de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Zowel het POL 2014 als de Omgevingsverordening zijn op 16 januari 2015 in werking getreden. Het vigerende bestemmingsplan past binnen dit nieuwe POL. Binnen deze toelichting zijn enkel de nieuwe bedrijfsvormen getoetst.

In het POL komen alleen die zaken aan bod, die op provinciaal niveau van belang zijn en vragen om regionale oplossingen. Dit sluit aan bij de basisfilosofie en tevens bij de aanpak van de rijksoverheid die zich beperkt tot een 13-tal nationale ruimtelijke belangen. Zo veel mogelijk ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en andere partners die met hun lokale kennis prima maatwerk kunnen leveren.

In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, het versnellen van de energietransitie, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

De belangrijke principes in het Limburgs omgevingsbeleid zijn:

1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.

2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop we samen met onze partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat willen realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in dit POL zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden. In het bebouwd gebied gaat het om de zones “bedrijventerrein”, “stedelijk centrum” en “overig bebouwd gebied” en in het landelijk gebied gaat het om de “goudgroene natuurzone”, de “zilvergroene natuurzone”, de “bronsgroene landschapszone” en het “buitengebied”. De locatie van onderhavige ontwikkeling is gelegen in de zone 'Bedrijventerrein'. Dit is te zien in onderstaande afbeelding (het paarse gebied behelst de zone 'Bedrijventerrein').

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170816-VG01_0003.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170816-VG01_0004.png"

Uitsnede POL-kaart met bijbehorende legenda

Er verandert op dit gebied niets ten opzichte van het moederplan 'Businesspark Midden-Limburg'. De gronden van dit bestemmingsplan waren en zijn nog steeds gelegen in de zone 'Bedrijventerrein. De partiële herziening is overwegend opgesteld om nieuwe ontwikkelingen mogelijk te maken ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan. Dit betreffen enkel beperkte aanpassingen en toevoegingen aan het moederplan die van ondergeschikte aard zijn, zoals beschreven in voorgaande hoofdstukken. Op bedrijventerreinen is volgens het POL geen plaats voor detailhandel. In zeer uitzonderlijke gevallen kan hiervan afgeweken worden, als dit per saldo leidt tot meer kwaliteit (te motiveren in de regionale visies) en gepaard gaat met schrappen van areaal elders. Door middel van deze partiële herziening worden 'e-commerce', 'e-fulfilment', 'groothandel met showroom' en 'detailhandel volumineus' rechtstreeks en/of via een afwijkingsmogelijkheid binnen het plangebied mogelijk gemaakt. 'E-fulfilment' is een onderdeel van de bedrijfsfunctie en geen detailhandel. Bij de begripsbepalingen van 'e-commerce' en 'groothandel met showroom' wordt detailhandel expliciet uitgesloten. 'Detailhandel volumineus' is detailhandel van een zodanige aard en omvang dat dit niet binnen het centrum thuishoort.

Daarnaast volgt uit het POL dat Limburg over voldoende bedrijventerreinen beschikt en dat de kwalitatieve opgave nu des te belangrijker is. Door middel van een verruiming van de toegestane functies op onderhavig bedrijventerrein worden de mogelijkheden groter en is er geen sprake van een toename van bedrijventerrein. Tevens volgt uit het POL dat waar de behoefte aan kwantitatieve groei weggevallen is, stilstand geen optie is. Blijvende vernieuwing en innovatie mag niet in gevaar komen. Dynamiek is nodig om de omslag naar gewenste kwaliteit te maken. Door het creëren van schaarste krijgt de markt prikkels om de benodigde kwaliteit te realiseren. Met ruimte voor maatwerk om in te spelen op ontwikkelingen in de markt (zoals trends om functies meer te combineren) en innovatief en maatschappelijk verantwoord ondernemerschap te belonen. Door tegemoet te komen aan de behoeften binnen het bedrijfsleven aan bepaalde bedrijfsvormen (zoals e-commerce), neemt de kwaliteit op onderhavig bedrijventerrein toe. Het gaat nu namelijk deels om uitgeefbaar terrein dat door het mogelijk maken van meer bedrijfsvormen, beter aansluit bij de marktvraag. Op deze wijze ontstaat er een dermate differentiatie op het bedrijventerrein dat de bedrijven zich onderling zullen versterken.

Kansen voor functiemenging op grootschalige logistieke terreinen moeten volgens het POL waar mogelijk benut worden, maar er is wel terughoudendheid geboden met vestiging van functies die bij uitstek in de stad thuis horen. Hieraan wordt in casu voldaan nu detailhandel nog steeds wordt uitgesloten op het bedrijventerrein. Maar daarnaast wel meerdere functies gecombineerd worden door een toevoeging van volumineuze detailhandel en e-commerce. Dit levert een functie menging op die de kwaliteit van het bedrijventerrein ten goede komt maar de functies die bij uitstek in de stad thuishoren, zoals gewone detailhandel, worden uitgesloten. Gelet op het voorgaande hebben de aanpassingen geen ruimtelijke invloed op de omgeving. Tevens blijkt uit de berekeningen van het verkeersonderzoek, dat als 1 is toegevoegd aan deze toelichting, dat het aantal verkeersbewegingen toe zal nemen maar dat de gewenste kruispuntvormgeving het verkeer in zowel de ochtend-als de avondspits goed kan verwerken. Gelet op het voorgaande past onderhavige herziening van het bestemmingsplan binnen het provinciaal beleidskader.

3.2.4 Gemeentelijk beleid

Getoetst dient te worden aan de gemeentelijke Structuurvisie 2012-2025 'Ontwikkelen met kwaliteit' (SV). Hieruit volgt dat nabij het centrum van Echt een locatie (dat voorheen deel uitmaakte van De Loop) is aangewezen voor perifere en grootschalige detailhandel. Elders in de gemeente worden geen aparte pdv-/gdv-locaties aangewezen. In casu wordt volumineuze detailhandel en een groothandel met showroom toegestaan op BML. Dit past derhalve niet volledig binnen de SV. Echter, behoort volgens de SV conform de A2-visie en afspraken met OML BV op Businesspark M-L, ‘opschaling in karakter en functie' tot de mogelijkheden, mits het de entree van Midden-Limburg versterkt en het geen negatieve invloed heeft op het centrum van Echt. Gedacht wordt aan een representatieve zone direct langs de A2 met één of meerdere eyecatchers. Middels onderhavig plan wordt een opschaling in karakter en functie bewerkstelligd. Er worden meerdere functies mogelijk gemaakt, namelijk e-commerce, e-fulfilment, en groothandel met showroom en volumineuze detailhandel. In de zone langs de A2/A73 wordt volumineuze detailhandel (in de vorm van o.a. een autodealer) toegestaan. Een dergelijke toevoeging is te zien als een eyecatcher binnen het huidige bedrijventerrein. Tevens wordt aangegeven dat de gemeente door middel van een gericht uitgiftebeleid wil toewerken naar een duidelijkere segmentatie van de bedrijventerreinen. Doel van een dergelijke segmentatie is te komen tot een zo efficiënt mogelijke inrichting van de terreinen, waarbij de milieumogelijkheden zo goed mogelijk worden benut. Tevens draagt het bij aan een scherpere profilering van elk terrein en kan het op die manier bijdragen aan het aantrekken van nieuwe bedrijven. Concreet betekent dit voor Businesspark Midden-Limburg het segment: groot/zwaar/transport/logistiek/modern gemengd (>1.500m2, t/m cat 4.1).

De vestiging van e-commerce, e-fulfilment, groothandelsbedrijven met showroom en volumineuze detailhandel (autodealer) zullen een bijdrage leveren aan de verdere profilering van het Businesspark Midden-Limburg. Bedrijven die zich richten op deze activiteiten sluiten aan bij de reeds gevestigde bedrijven op het gebied van logistiek en warehousing en passen ook binnen de categorie "modern gemengd". Gelet op het bovenstaande komt het planvoornemen niet met het gemeentelijk beleid in het geding.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

4.1 Inleiding

Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. In dit hoofdstuk komen de belangrijke milieuaspecten aan bod. De aspecten externe veiligheid en geluid spelen in onderhavige herziening geen rol. Er worden namelijk geen geluidsproducerende bedrijven toegestaan middels onderhavige herziening, die meer geluid zullen produceren dan de reeds toegestane bedrijven. Voor het aspect externe veiligheid geldt hetzelfde, hierbij veranderd er ook niets gelet op de reeds toegestane bedrijven.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Ten aanzien van het vigerende bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' zijn diverse milieu-aspecten reeds onderzocht. In het vigerende bestemmingsplan zijn binnen het plangebied bedrijven toegestaan in de segmenten transport, distributie en/of logistiek en modern gemengd die qua aard, omvang en omgevingseffecten daarmee gelijk te stellen zijn in milieucategorie 2, 3 en 4.1 als bedoeld in de VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’ (2009). Uitgaande van de hoogst toelaatbare categorie (4.1) geldt afhankelijk van het omgevingstype een richtafstand tot gevoelige bestemmingen van 100 tot 200 meter. De aanpassingen binnen onderhavige partiële voorziening hebben betrekking op de nieuwe behoeften die zijn ontstaan binnen het bedrijfsleven om onder andere e-commerce, volumineuze detailhandel, e-fulfilment, een groothandel met showroom en één tankshop toe te staan binnen het bedrijventerrein. Door middel van deze aanpassingen en toevoegingen worden functies mogelijk gemaakt die vergelijkbaar of gelijk te stellen zijn met de reeds toegestane milieucategorieën. De toegestane milieucategorieën blijven immers ongewijzigd. Gelet hierop zullen deze toevoegingen geen milieuhygiënische consequenties hebben.

4.3 Bodem

Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Dit betekent dat het aspect bodemkwaliteit voor vrijwel alle nieuwe ontwikkelingen, die met ruimtelijke plannen mogelijk worden gemaakt, onderzocht moet worden. Ook bij herbestemming van nog niet gerealiseerde bestemmingen is inzicht in de bodemkwaliteit noodzakelijk. Ten behoeve van het geldende bestemmingsplan zijn in het verleden reeds diverse bodemonderzoeken uitgevoerd:

  • Verkennend bodemonderzoek bedrijventerrein St Joost Noordelijk deel, Tauw, 8 februari 2005, nr 4359551;
  • Vooronderzoek Bedrijventerrein De Berk II te St. Joost, Tauw, 8 mei 2007, nr 4514195;
  • Verkennend bodemonderzoek Bedrijventerrein St. Joost, Tauw, 4 september 2007, nr 4514195;
  • Verkennend bodemonderzoek asbest 3 locaties, Tauw, 4 september 2007, nr 4534457;
  • Nader bodemonderzoek Kleine Heiweg 15, Tauw, 14 september 2007, nr 4528462;
  • Nader bodemonderzoek Vonderen 4, Tauw, 14 september 2007, nr 4528469;
  • Verkennend bodemonderzoek Esso Tankstation, Tauw, 25 april, nr 4514292;
  • Plan van aanpak bodemsanering Esso Tankstation, Tauw, 25 april, nr 4514292;
  • Evaluatie grondsanering Esso Tankstation, Tauw, 11 oktober 2007, nr 4528760;
  • Mileutechnisch onderzoek Kleine Heiweg/Heidestraat/Echterweg te Echt, BKK, 16 december 2011, nr 11425.BKK.

In november 2012 is door Tritium onderzocht of de betreffende onderzoeken nog representatief zijn voor de actuele bodemkwaliteit (d.d. 21 november 2012, nr 1203/087/MV-01). Aanvullende op dit eerder uitgevoerde bodemonderzoek is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Doel van dit onderzoek is een actualisatie van de voorgaande onderzoeken. Met uitzondering van de voorwaarden genoemd in paragraaf 7.2.2 van de Nota Bodembeheer Maas & Roer dient namelijk voor een bestemmingswijziging of een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen altijd een vooronderzoek conform NEN5725 uitgevoerd te worden. Indien uit dit vooronderzoek blijkt dat de locatie onverdacht is voor bodemverontreiniging kan de bodemkwaliteitskaart in combinatie met het vooronderzoek als bewijsmiddel dienen. Hieromtrent zijn enkele uitzonderingen. De bodemkwaliteitskaart in combinatie met een vooronderzoek is géén geldig bewijsmiddel in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen of bestemmingsplanprocedure wanneer uit het vooronderzoek conform NEN5725 blijkt dat de locatie of een gedeelte van de locatie verdacht is. Dan dient altijd minimaal een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 uitgevoerd te worden. Uit het verrichte onderzoek (d.d. 22 augustus 2017, nr 1706/014/DZ-01) blijkt dat bij de ontwikkeling dient rekening dient te worden gehouden met het terreindeel waar zich op 30 september 2013 een calamiteit heeft voorgedaan ter plaatse van de ondergrondse naftaleiding. Door deze calamiteit is de bodem (grond en grondwater) ter plaatse verontreinigd geraakt met minerale olie en vluchtige aromatische koolwaterstoffen. De aard en omvang van deze verontreiniging is reeds afdoende vastgelegd tijdens voorgaande onderzoeken. Ter plaatse van de calamiteit is een bodemsanering uitgevoerd welke bijna is afgerond. In mei 2017 is de bodemkwaliteit ter plaatse van de calamiteit met betrekking tot minerale olie en vluchtige aromatische koolwaterstoffen geactualiseerd. Na afronding van de sanering wordt de bodemkwaliteit met betrekking tot deze parameters vastgelegd in het evaluatierapport. Uit onderhavig onderzoek blijkt dat het betreffende terreindeel niet verdacht is op de overige parameters van het NEN pakket. Aanvullend onderzoek ter plaatse van de calamiteit is in het kader van de geplande herontwikkeling niet noodzakelijk. De overige resultaten van onderhavig historisch onderzoek geven geen aanleiding een bodemverontreiniging in het plangebied te verwachten. Derhalve kan worden aangesloten bij de conclusie van het eerder uitgevoerde historische onderzoek. Op basis hiervan kan worden gesteld dat de onderzoeksresultaten geen beperkingen opleveren ten aanzien van het huidige en voorgenomen gebruik van de locatie als bedrijventerrein. Derhalve is er geen noodzaak voor het uitvoeren van een (verkennend) bodemonderzoek. Het historisch bodemonderzoek is als bijlage 2 bij deze toelichting bijgevoegd.

4.4 Waterhuishouding

De aanpassingen en toevoegingen van onderhavige partiële herziening hebben geen consequenties voor de waterhuishouding. De aanpassingen hebben betrekking op recente ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven, waardoor de behoefte is ontstaan om onder andere e-commerce, volumineuze detailhandel, een groothandel met showroom en één tankshop toe te staan binnen het bedrijventerrein. Deze wijzigingen leiden niet tot nieuwe situaties ten opzichte van de bestaande situatie. Echter, wordt de huidige waterleiding in het plangebied verplaatst. Hierdoor wijzigt per saldo niets. De consequenties voor de waterhuishouding zijn reeds beoordeeld in het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg'.

4.5 Archeologische, cultuurhistorische, landschappelijke en natuurlijke waarden

De aanpassingen en toevoegingen van onderhavige partiële herziening hebben geen consequenties voor de aanwezige waarden van het plangebied 'Businesspark Midden-Limburg'. Onderhavig plangebied is al getoetst aan de archeologische, cultuurhistorische, landschappelijk en natuurlijke waarden gedurende de bestemmingsplanprocedure. Daarbij is geconstateerd dat ten behoeve van het bestemmingsplan “De Berk II” een archeologisch vooronderzoek heeft plaatsgevonden voor een deel van het plangebied in de vorm van een bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek (RAAP, d.d. 7 mei 2007, nr. 1534). Op basis van dat onderzoek is het daarbij onderzochte gebied vrijgegeven en gelden geen restricties in geval van bodemingrepen. Dit kan tevens worden opgemaakt in de hieronder opgenomen verwachtings- en beleidsadvieskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.1711.BP20170816-VG01_0005.png"

Een deel van gronden in het westelijk deel van onderhavig plangebied heeft op de gemeentelijke verwachtings- en beleidsadvieskaart een hoge verwachtingswaarde. Ingevolge deze kaart en het daaraan verbonden beleid (normentabel), zou gezien de oppervlakte van het gebied en de noodzakelijke bodemingrepen, voor de betreffende gronden archeologisch onderzoek moeten plaatsvinden. Echter, heeft reeds in het verleden voor deze gronden in het kader van de aanleg van de Rijksweg A73-Zuid archeologisch onderzoek plaatsgevonden (Rijksweg 73-Zuid wegvak G en wegvak H, een aanvullende Archeologische Inventarisatie, Demey, D en A.J. Borsboom, d.d. 2003, RAAP-rapport 689). Op basis van dit onderzoek zijn de betreffende gronden ook vrijgegeven, waardoor verder archeologisch onderzoek voor deze gronden niet noodzakelijk is.

Gezien het voorgaande is voor onderhavig planvoornemen geen aanvullend archeologisch onderzoek noodzakelijk en vormt het aspect archeologie geen belemmering voor onderhavige partiële herziening.

4.6 Verkeer

In verband met het toestaan van de functies 'e-commerce', 'detailhandel volumineus' en 'groothandel met showroom' binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' neemt als gevolg van deze functies de verkeersaantrekkende werking toe. In dat kader is een verkeersonderzoek uitgevoerd door Royal Haskoning DHV, d.d. 10 augustus 2017. Uit dit onderzoek is gebleken dat uitgaande van de nieuwe ontwikkelingen (en het uitgangspunt dat ook in de toekomst 90% van de verkeersbewegingen van en naar het Businesspark richting het noorden gaan), voor de toekomstige situatie uit wordt gegaan van 4.400 motorvoertuigen (huidige intensiteit, inclusief gebruik huidige randweg) plus 90% van 8.872 motorvoertuigen(ofwel afgerond 8.000 motorvoertuigen per etmaal) is 12.400 motorvoertuigen per etmaal. Uit de berekeningen blijkt dat de gewenste kruispuntvormgeving het verkeer in zowel de ochtend-als de avondspits goed kan verwerken. Het verkeersonderzoek is als bijlage 1 bij deze toelichting bijgevoegd.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

5.1 Herziene onderdelen

Zoals uit voorgaande hoofdstukken moge blijken, bestaan geen overwegende bezwaren tegen de genoemde wijzigingen en aanpassingen. Het vigerende bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' wordt dan ook conform de genoemde wijze in hoofdstuk 2 aangepast.

Qua regels worden de aanpassingen en toevoegingen ten opzichte van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' vastgelegd. De regels van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' worden integraal van toepassing verklaard, met dien verstande dat daarop een aantal wijzigingen van toepassing zijn. Deze worden vervolgens opgesomd. Hiervoor is gekozen, omdat het om aanpassingen en toevoegingen gaat, waarbij het grootste deel van het vigerende bestemmingsplan behouden blijft en tevens niet nogmaals in procedure hoeft te worden gebracht. Ter verduidelijking van de exacte wijzigingen en toevoegingen, worden deze enkel opgesomd.

Met betrekking tot de verbeelding wordt het gehele plangebied aangepast op basis van de planwijzigingen in de regels van onderhavige partiële herziening. Tevens worden de volgende specifieke zaken op de verbeelding verwerkt: de figuur 'gevellijn' en de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leiding' wordt verplaatst.

De planwijzigingen worden tevens na onherroepelijk worden van deze partiële herziening integraal verwerkt in de bestaande regels van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg'. Door middel van markeringen wordt duidelijk gemaakt wat de aanpassingen zijn. Voordeel van deze werkwijze is dat direct een 'geconsolideerde versie' van de regels van het bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' beschikbaar is, met daarin de actueel geldende regels. Zo ontstaat er een optimaal raadpleegbaar bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Haalbaarheid

6.1 Economische haalbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomst met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld.

De economische haalbaarheid voor onderhavig plangebied is reeds in het vigerende bestemmingsplan 'Businesspark Midden-Limburg' aangetoond. Het bedrijventerrein is door de gemeente Echt-Susteren overgedragen aan Ontwikkelingsmaatschappij Midden-Limburg BV (OML). De aan het planvoornemen verbonden kosten worden gedragen door OML c.q. worden door de gemeente Echt-Susteren op basis van een anterieure overeenkomst verhaald op OML, waarmee het verhaal van kosten anderszins is verzekerd. Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.

6.2 Maatschappelijke haalbaarheid

Tegen de planwijzigingen bestaan naar verwachting geen maatschappelijke bezwaren aangezien het hier ondergeschikte wijzigingen betreft die betrekking hebben op de bestaande planologische-juridische situatie. De aanpassingen hebben betrekking op recente ontwikkelingen binnen het bedrijfsleven, waardoor de behoefte is ontstaan om onder andere e-commerce, volumineuze detailhandel, een groothandel met showroom en één tankshop toe te staan binnen het bedrijventerrein. Er worden geen extra bouwvlakken of dergelijke mogelijk gemaakt, waardoor het aantal bedrijven binnen het bestaande bedrijventerrein zou toenemen. Het betreft enkel een verruiming van de mogelijke invulling van de reeds toegestane bedrijven. Zodoende mag worden aangenomen dat tegen het planvoornemen geen overwegende bezwaren bestaan.

Het bestemmingsplan wordt conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende dit termijn kan een ieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.

Hoofdstuk 7 Procedure

7.1 De te volgen procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de volgende procedure:

a. Voorbereiding:

Vooroverleg met overheidsinstanties: betrokken diensten van rijk en provincie, waterschap (watertoets), eventueel buurgemeenten gelijktijdig met inspraak voor burgers.

b. Ontwerp:

publicatie en terinzagelegging overeenkomstig afdeling 3.4 Awb en Wro. Een ieder kan gedurende deze terinzagelegging een zienswijze indienen bij de gemeenteraad.

c. Vaststelling:

Vaststelling door de Raad.

Mogelijkheid reactieve aanwijzing.

Publicatie en terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan gedurende de beroepstermijn.

d. Inwerkingtreding:

Na afloop van de beroepstermijn (tenzij binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening wordt gedaan).

e. Beroep:

Beroep bij Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

In het kader van deze procedure is het voor eenieder mogelijk om zijn/haar zienswijze (bij de gemeenteraad) kenbaar te maken. In publicaties met betrekking tot de diverse stappen die het plan moet doorlopen, wordt daarvan steeds melding gemaakt. Wanneer beroep wordt ingesteld, beslist uiteindelijk c.q. in hoogste instantie, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State over het bestemmingsplan.

De watertoets heeft reeds plaatsgevonden voor het vigerende bestemmingsplan. Enkel de waterleiding zal worden verplaatst. Dit heeft verder geen consequenties.

7.2 Vooroverleg provincie Limburg

Volgens artikel 3.1.1 van het Bro dient de gemeente bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met een aantal instanties. Gezien de relatief beperkte impact van de bestemmingsplanherziening heeft er geen afzonderlijk vooroverleg plaatsgevonden, maar is de provincie Limburg via een e-mailbericht op de hoogte gesteld van de inzage van het ontwerp. De provincie heeft een reactie gegeven op onderhavig bestemmingsplan per mail, d.d. 12 december 2017. De provincie is akkoord met onderhavig plan, met uitzondering van de begripsomschrijving van het begrip 'detailhandel volumineus' in artikel 1.5. De opmerking hieromtrent richt zich op het gedeelte: "daarmee vergelijkbare goederen". Dit gedeelte van de begripsomschrijving is vervolgens aangepast, door de daarmee vergelijkbare goederen op te nemen (campers, motoren en landbouwwerktuigen).

7.3 Vaststelling

Het ontwerp-bestemmingsplan 'Partiële herziening Businesspark Midden-Limburg' heeft met ingang van 22 december 2017 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen voornoemde termijn zijn geen zienswijzen ingekomen. Overigens zijn wel enkele ambtshalve wijzigingen aangebracht. De betreffende aanpassingen zijn beschreven in het raadsbesluit van de gemeenteraad van gemeente Echt-Susteren, d.d. 25-04-2018, nr. 562955. Onderhavig bestemmingsplan 'Partiële herziening Businesspark Midden-Limburg' is op 25 april 2018 gewijzigd vastgesteld door de gemeenteraad van gemeente Echt-Susteren.