direct naar inhoud van Regels
Plan: Stedelijk gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1711.BP20150950-VG02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied' met identificatienummer NL.IMRO.1711.BP20150950-VG02 van de gemeente Echt-Susteren.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

bedrijfsmatige activiteit voorkomend in milieucategorie 1 of 2, dan wel een naar aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de eigenaar/gebruiker van de woning, zoals een kapsalon of schoonheidssalon; met uitzondering van een seksinrichting.

1.4 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de eigenaar/gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling of uitwerking heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is, zoals arts, notaris of advocaat; met uitzondering van een seksinrichting.

1.5 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 achtererfgebied:

erf aan de achterkant en niet naar het openbaar toegankelijke gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw.

1.8 achtergevelrooilijn:

de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, dan wel indien er geen sprake is van een bouwvlak, de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw, zonder bijbehorende bouwwerken.

1.9 afhankelijke woonruimte:

een onderdeel van het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.10 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, inclusief houtteelt, en/of het houden van dieren, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf of gebruiksgerichte paardenhouderij.

1.11 agrarisch nevenbedrijf:

een bedrijf waarbinnen arbeid wordt verricht door op- of overslag, vervoer of verhandeling van producten die in een agrarisch bedrijf zijn voortgebracht.

1.12 AMK-terrein:

een archeologisch terrein (monument) waaraan door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed een waardering is toegekend en dat als zodanig is aangeduid op de Archeologische Monumentenkaart (AMK).

1.13 antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.14 antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.15 archeologische verwachtingswaarde:

de kans (hoog, middelhoog of laag) op het aantreffen van archeologische waarden (vondsten en/of informatie) in een gebied, gebaseerd op onder andere bodemtypen, relatieve hoogtes en bekende archeologische vindplaatsen.

1.16 archeologische waarden:

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, dat als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigt.

1.17 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.18 bebouwingspercentage:

een percentage, dat de grootte van het bouwvlak en/of bouwperceel aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de planregels anders is bepaald.

1.19 bed & breakfast:

een kleinschalige overnachtings- en verblijfsaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid van kortdurend toeristisch verblijf inclusief het serveren van een ontbijt, niet zijnde een hotel, pension of ander bedrijf, waarbij het aanbod zich beperkt tot overnachtingsmogelijkheid voor maximaal 4 personen in stedelijk gebied (onderhavig plangebied). Een bed & breakfast-voorziening is ondergeschikt aan de woonfunctie (binnen een woonbestemming of een agrarische bedrijfsbestemming), is gevestigd in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaar(s) en tevens hoofdbewoner(s) van de betreffende woning. Onder een bed & breakfast-voorziening wordt niet verstaan het overnachten noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.

1.20 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.21 bedrijfs-/dienstwoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor het huishouden van een persoon, wiens huisvesting ter plaatse noodzakelijk is, gelet op het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming.

1.22 bedrijfsvloeroppervlak:

het totale vloeroppervlak van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.23 beeldbepalend pand:

gebouw of bouwwerk dat gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter plaatse van belang is.

1.24 beperkt kwetsbaar object:

een beperkt kwetsbaar object als bedoeld in art. 1 lid 1 Bevi.

1.25 bestaand:
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig ten tijde van de inwerkingtreding van het plan, voor zover op een legale wijze tot stand is gekomen.
1.26 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.27 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.28 bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (als hoofdregel is dit het college van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren).

1.29 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd, op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk met een dak, met uitzondering van overkappingen.

1.30 bijzondere woonruimte:

woonruimte waarin, al dan niet zelfstandige, woningen en gemeenschappelijke voorzieningen zijn opgenomen, zoals een bejaardenhuis, woonzorgcomplex of daarmee gelijk te stellen voorzieningen.

1.31 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.32 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.33 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van zolder en kelder.

1.34 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.35 bouwperceelsgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.36 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.37 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.38 cultuurhistorisch ensemble:

een ruimtelijk en inhoudelijk samenhangend geheel van cultuurhistorisch waardevolle objecten, structuren en/of zones.

1.39 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending, anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.40 dienstverlening:

het verlenen van economische, (para-)medische en maatschappelijke diensten aan derden, waarbij een rechtstreekse relatie bestaat met het publiek, zoals reisbureaus, bankinstellingen, postkantoren, verzekerings- en/of administratiekantoren, makelaarskantoren, advocaten- en/of notariskantoren, uitzendbureaus, apotheken, praktijkvestigingen voor tandtechniek, kapsalons, schoonheidssalons, nagelstudio's, schoenmakerijen, kleermakerijen en video-/dvd-verhuurbedrijven, fotostudio's en hondentrimsalons.

1.41 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.42 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.43 escortbedrijf:

het bedrijfsmatig, of in een omvang alsof die bedrijfsmatig is, prostitutie aanbieden door een natuurlijke persoon of rechtspersoon, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend, zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.

1.44 evenement:

periodieke en/of incidentele manifestaties, zoals concerten, bijeenkomsten, voorstellingen, tentoonstellingen en shows, waarbij sprake is van onversterkte muziek dan wel van mechanisch versterkte muziek met een versterkt geluidniveau van maximaal 70 dB(A) op de gevel van de dichtstbijzijnde woning van derden of van een ander geluidgevoelig gebouw.

1.45 functie:

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan, is toegestaan.

1.46 garage:

een gebouw ten behoeve van het overdekt stallen van (motor)voertuigen.

1.47 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.48 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone als bedoeld in die wet moet worden vastgesteld.

1.49 gestapelde woningen:

boven dan wel beneden (en eventueel ook naast) elkaar gesitueerde woningen waarbij per woning een zelfstandige toegang, al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau, gewaarborgd is.

1.50 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers danwel aan instellingen of personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit.

1.51 grootschalige detailhandel:

detailhandelsvestiging met een vloeroppervlak vanaf 1.000 m² b.v.o. die, vanwege de te verwachten verkeersaantrekkende werking, behoefte heeft aan ruime parkeerfaciliteiten en voldoende fysieke ruimte voor de logistieke afwikkeling.

1.52 hondenuitlaatplaats:

een begrensd en als zodanig aangeduid deel van een openbare groenvoorziening waar honden uitgelaten kunnen worden en waar de uitwerpselen van honden niet opgeruimd hoeven te worden door degene die de hond uitlaat.

1.53 hoofdgebouw:

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.54 horeca (bedrijf):

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.

1.55 horeca, categorie 1:

een horecabedrijf, dat qua exploitatievorm aansluit bij winkelvoorzieningen en waar overwegend niet ter plaatse bereide kleinere etenswaren en in hoofdzaak alcoholvrije drank worden verstrekt, alsmede een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden. Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood- en broodjeszaken/lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie en/of theeschenkerij, afhaalcentrum, eetwinkels.

1.56 horeca, categorie 2:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in sommige gevallen) die de gelegenheid biedt tot dansen. Daaronder worden begrepen: café, bar, grand-café, eetcafé, danscafé, pubs, juice- en healthbar, restaurant.

1.57 horeca, categorie 3:

een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking ven dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé en een zalencentrum (met nachtvergunning).

1.58 horeca, categorie 4:

een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers.

1.59 huishouden:

persoon of groep personen die een huishouding voert respectievelijk voeren, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan. Bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen.

1.60 intensieve veehouderij:

het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. Waar in dit plan wordt gesproken over intensieve veehouderij wordt voornamelijk gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor de roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders. De melkveehouderij wordt niet als intensieve veehouderij beschouwd.

1.61 inwoning:

het bewonen van een woonruimte die deel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is, met dien verstande dat dit slechts toegestaan is in het hoofdgebouw, dan wel in met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken.

1.62 jongeren ontmoetingsplaats (JOP)

een door het bevoegd gezag als zodanig aangewezen of ingerichte voor jongeren bedoelde openbare locatie, al dan niet met voorzieningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.63 kamerbewoning:

het gebruik van een hoofdgebouw of met het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken door meer dan twee onzelfstandige huishoudens.

1.64 kantoor- / praktijkruimte:

een ruimte die door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, (para)medische en/of ontwerptechnische arbeid.

1.65 kwetsbaar object:

een kwetsbaar object als bedoeld in art. 1 lid 1 Bevi.

1.66 land- en tuinbouwcentrum:

verkoop van non-food, agro-georiënteerde en agrarisch getinte artikelen, waarin het hoofdaccent gericht is op:

  • a. doe-het-zelf-producten;
  • b. planten- en tuinartikelen;
  • c. diervoeders.
1.67 lichaamsverzorgende activiteit:

activiteit gericht op het op peil houden of verbeteren van de conditie van het lichaam, zoals deze onder meer plaatsvindt in sportscholen, fitnesscentra en beautysalons.

1.68 lichte bedrijvigheid:

het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de van deze planregels deel uitmakende categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.69 luidruchtig evenement:

evenement met een luidruchtig karakter door het gebruik maken van versterkte muziek.

1.70 maatschappelijke en culturele voorzieningen:

educatieve, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs-, kinderopvang, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.

1.71 mantelzorg:

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

1.72 nieuwvestiging van een intensieve veehouderij:

het vestigen van een intensieve veehouderij op een bestaand of een nieuw agrarisch bouwperceel waar nog geen intensieve veehouderij aanwezig is op de peildatum, zijnde het tijdstip van bekendmaking van het reconstructieplan: 1 juni 2004.

1.73 omgevingsvergunning:

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.74 ondergeschikte functie:

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie en daarvan ten dienste staat c.q. daar functioneel mee verbonden is.

1.75 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.76 openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b., van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.77 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport.

1.78 paardenhouderij:

een agrarisch bedrijf waarbij de activiteiten geheel of overwegend gericht zijn op het fokken en houden van paarden, eventueel met daaraan ondergeschikte manegeactiviteiten.

1.79 parkeervoorzieningen:

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.80 perceelgrens:

een grenslijn tussen bouwpercelen onderling.

1.81 perifere detailhandel:

detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen en detailhandel in ABC-goederen (auto's, boten en caravans), tuincentra, bouwmarkten, grove bouwmaterialen, keukens en sanitair alsmede woninginrichting waaronder meubels, die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling (en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden).

1.82 primaire woonruimte:

woonruimte die nodig is voor de huisvesting van één huishouden, zoals woonkamer, slaapkamer, badkamer, keuken en bijkeuken.

1.83 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.84 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.85 risicovolle inrichting:
  • a. een inrichting waarvoor ingevolge het besluit externe veiligheid een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij in het bestemmingsplan toegelaten kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten, of
  • b. een inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.
1.86 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang als zij het bedrijfsmatig, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische- of pornografische aard plaatsvinden. Hieronder wordt tevens verstaan een seksbioscoop, escortbedrijf, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, (raam)prostitutie(bedrijf) en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.87 seksuele dienstverlening:

een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen.

1.88 speelvoorziening:

een speelplek die met één of meerdere speeltoestellen is ingericht voor de leeftijdscategorie tot circa 12 jaar.

1.89 standplaats:

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.90 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen/constructies inclusief containervelden met als doel het gewas te forceren tot meer groei en/of de oogst te spreiden. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als het verlaten van de teelt ten opzichte van de normale open teelt en/of het beschermen van het gewas tegen weersinvloeden, ziekten en plagen hetgeen leidt tot een beter kwaliteit van het product. De teeltondersteunende voorzieningen dienen ter ondersteuning van de vollegrondsteelt.

1.91 terras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

1.92 tuincentrum:

detailhandel met een al dan niet geheel overdekt verkoopvloeroppervlak, waarop artikelen voor de aanleg, inrichting en onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen te koop worden aangeboden.

1.93 verkoopvloeroppervlak:

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke overdekte winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; dit is het netto vloeroppervlak.

1.94 voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.95 voorgevellijn:

de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.

1.96 voorgevelrooilijn:

de voorste grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd.

1.97 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.98 wabo:

de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.99 waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.

1.100 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., worden de regelingen bedoeld zoals deze luidden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.101 winkel:

een gebouw dat een ruimte omvat, die door zijn indeling kennelijk is bedoeld om te worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel.

1.102 winkelvloeroppervlak:

het totale vloeroppervlak van de overdekte verkoopruimten die bedoeld zijn voor het publiek en direct samenhangen met de verkoop.

1.103 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

1.104 woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

1.105 zolder:

ruimte onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.

1.106 zoneringsplichtige inrichtingen:

inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken als bedoeld in artikel 2.1, sub 3, van het Besluit omgevingsrecht.

1.107 zorgplaats:

niet-zelfstandige wooneenheid, voor verzorgd wonen, waarbij extramurale verzorging, verpleging, en/of begeleiding vanuit een professionele zorgverlenende organisatie wordt geboden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij het toepassen van deze regels wordt als volgt gemeten c.q. gerekend:

2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de loodrechte afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat perceel voorkomend bouwwerk.

2.2 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 het bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil loodrecht tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a. wordt de bouwhoogte van bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' gemeten vanaf de bovenkant van de spoorstaaf.
2.5 de breedte, diepte c.q. lengte van bouwwerken:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.6 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk:

loodrecht vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

loodrecht vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
  • a. voor bouwwerken met wanden: tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  • b. voor bouwwerken zonder wanden (open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken geen gebouwen zijnde): de overdekte grondoppervlakte (gemeten loodrecht onder het dakoppervlak).
2.11 peil:
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • c. voor een woonwagen, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van de bestaande verharding van de standplaats;
  • d. voor een bouwwerk ten behoeve van spoorwegdoeleinden: de bovenkant van de spoorstaaf.
2.12 ondergeschikte bouwdelen:

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,50 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening, met dien verstande, dat nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
    'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij'   het trekken en kweken van planten  
    'specifieke vorm van agrarisch - agrarisch nevenbedrijf'   een agrarisch nevenbedrijf  
    'paardenhouderij'   een paardenhouderij  
    'tuincentrum'   een tuincentrum  
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • e. alsmede voor de instandhouding en bescherming van beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • f. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

met daaraan ondergeschikt ten dienste van voornoemde voorzieningen:

  • g. detailhandel, met een maximaal verkoopvloeroppervlak van 200 m2, in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Onder agrarische producten worden tevens streekproducten en aanverwante artikelen, passend in het assortiment van boerderijwinkels, gerekend;

met de daarbij behorende:

  • h. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • i. tuinen en erven;
  • j. wegen en paden;
  • k. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van een landschappelijke inpassing van bedrijfsgebouwen;
  • l. parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bepaalde onder a. geldt niet voor de bestaande bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitair gebouw'.
  • c. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • d. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
3.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning (hoofdgebouw) gelden de volgende regels:

  • a. De bedrijfswoning is alleen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en binnen het bouwvlak, met dien verstande dat één gevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd in dan wel maximaal 3,00 meter uit de voorgevelrooilijn.
  • b. De goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • c. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • d. De zijgevel wordt minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
  • e. De inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 1.000 m³.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 40,00 meter.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Sleufsilo's, mestopslagplaatsen e.d. zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 6,00 meter.
  • b. Hooibergen, voedersilo's e.d. zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met een bouwhoogte van maximaal 15,00 meter.
  • c. Teeltondersteunende voorzieningen zoals regenkappen e.d. zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan, met uitzondering van hagelnetten die ook buiten het bouwvlak mogen worden opgericht.
  • d. Hagelnetten mogen niet doorlopen tot de grond en mogen dus alleen (of met name) de bovenzijde van bomen of gewassen afdekken, zodat de zijkanten open zijn.
  • e. De bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • f. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 3,30 meter bedraagt, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt.
  • g. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m².
  • h. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • g. ter voorkoming van onevenredige aantasting van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • h. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Uitbreiden van de bedrijfswoning voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het uitbreiden van de bedrijfswoning voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voorgevelrooilijn wordt met maximaal 3,00 meter overschreden.
  • b. De grootste breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
  • c. De oppervlakte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 10 m².
  • d. De goothoogte van de uitbreiding bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • e. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • f. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
3.4.2 Derde bouwlaag op de bedrijfswoning in plaats van een kap

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het realiseren van een derde bouwlaag op de bedrijfswoning in plaats van een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van de derde bouwlaag beslaat maximaal 2/3 van de oppervlakte van de onderliggende bouwlaag.
  • b. De voorgevel van de derde bouwlaag ligt minimaal 2,00 meter achter de voorgevel van de onderliggende bouwlaag.
  • c. De hoogte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag c.q. bouwlagen bedraagt maximaal 7 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • e. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • f. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
3.4.3 Verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • d. Voor zover niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van één meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
3.4.4 Oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.2.3 voor het oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Indien het een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel, behoudens zoals bedoeld in artikel 3.1;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen (inclusief lpg);
  • c. seksuele dienstverlening;
  • d. nieuwvestiging van intensieve veehouderij;
  • e. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in artikel 3.1;
  • f. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • g. inwoning.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.1 voor de uitoefening van een Bed & Breakfast onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bed & breakfast-voorziening dient binnen de woonbebouwing (al dan niet als onderdeel van een agrarisch bedrijf) inclusief bijbehorende bouwwerken te worden gerealiseerd. Er mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht om de bed & breakfast-voorziening te kunnen realiseren, mits deze bijbehorende bouwwerken passen binnen de in lid 3.2.3 maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
  • b. De stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven;
  • c. De activiteiten dienen ruimtelijk en bedrijfsmatig ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie; deze dienen kleinschalig van omvang te zijn en te passen in de directe omgeving.
  • d. Maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor de bed & breakfast-voorziening.
  • e. De bed & breakfast-voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Het hebben van een aparte kookgelegenheid is daarom niet toegestaan.
  • f. Permanente bewoning is niet toegestaan; ter voorkoming van permanente bewoning is de maximum verblijfsduur op 2 weken gesteld.
  • g. Het maximum aantal gasten dat tegelijkertijd van de bed & breakfast-voorziening gebruik mag maken bedraagt binnen het stedelijk gebied 4.
  • h. De activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • i. De bed & breakfast-activiteiten mogen uitsluitend door de hoofdbewoner(s) worden uitgeoefend; tijdens het nachtverblijf dienen(t) de hoofdbewoner(s) aanwezig te zijn. Bij bed & breakfast-activiteiten in huurwoningen is toestemming nodig van de verhuurder.
  • j. Er ontstaan geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
  • k. Het parkeren van vervoermiddelen dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij in de directe omgeving in openbaar gebied voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en dit niet leidt tot onevenredige hinder voor de woonomgeving. De parkeernorm bedraagt in beide gevallen 1 parkeerplaats per kamer.
3.6.2 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 3.5 voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in artikel 3.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand.
3.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 3.7.1 is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • b. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  • c. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • d. op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
3.7.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen en, wanneer mogelijk, een positieve bijdrage wordt geleverd aan de aanwezige cultuurhistorisch-landschappelijke waarden;

3.7.4 Advies

Het staat het bevoegd gezag vrij om advies in te winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld artikel 3.7.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.

3.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
3.8.1 Sloopverbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

3.8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 3.8.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

3.8.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.8.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de beeldbepalende waarde van de bebouwing.

3.8.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 3.8.1 advies in bij de gemeentelijke Monumentencommissie.

3.9 Wijzigingsbevoegdheid
3.9.1 wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. De gronden zijn aangeduid als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1'.
  • b. De agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd.
  • c. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • d. Het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • e. Het aantal woningen bedraagt na wijziging maximaal 1.
  • f. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • g. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • h. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt Artikel 25 Wonen in acht genomen.
  • i. De gevolgen voor de waterhuishouding worden in beeld gebracht en de principes van duurzaam waterbeheer worden toegepast.
3.9.2 wetgevingzone - wijzigingsgebied 7

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. De gronden zijn aangeduid als 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7'.
  • b. De agrarische bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd.
  • c. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • d. Het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • e. Het aantal woningen bedraagt na wijziging maximaal 2, inclusief de bestaande bedrijfswoning.
  • f. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • g. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • h. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt Artikel 25 Wonen in acht genomen.
  • i. De gevolgen voor de waterhuishouding worden in beeld gebracht en de principes van duurzaam waterbeheer worden toegepast.
3.9.3 Plattelandswoning

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het toestaan van wonen, anders dan ten behoeve van het agrarische bedrijf, in een voormalige agrarische bedrijfswoning, met dien verstande dat:

  • a. het aantal (bedrijfs)woningen op het desbetreffende perceel niet toeneemt;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 4 Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijfsuitoefening, met dien verstande dat nieuwvestiging van intensieve veehouderij niet is toegestaan;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • d. de instandhouding en bescherming van voorkomende natuur- en of landschapswaarden;
  • e. een begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • f. detailhandel, met een maximaal verkoopvloeroppervlak van 200 m2, in agrarische producten die op het eigen bedrijf of in de directe omgeving daarvan zijn geproduceerd en/of agrarische producten die op het eigen bedrijf en/of in de directe omgeving daarvan op een ander agrarisch bedrijf zijn bewerkt. Onder agrarische producten worden tevens streekproducten en aanverwante artikelen, passend in het assortiment van boerderijwinkels, verstaan;
  • g. ontsluiting van de aangrenzende gronden, ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';

met de daarbij behorende:

  • h. tuinen en erven;
  • i. wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van een landschappelijke inpassing van bedrijfsgebouwen;
  • k. parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.

4.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden op de in lid 4.1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 meter onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage;
  • c. het graven, dempen, danwel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
  • e. het verwijderen van half- en onverharde wegen of paden;
  • f. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
4.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 4.7.1 is niet van toepassing:

  • a. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
  • b. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
  • c. op werken of werkzaamheden welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • d. op gronden welke zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
4.7.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en/of cultuurhistorische waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen en, wanneer mogelijk, een positieve bijdrage wordt geleverd aan de aanwezige cultuurhistorisch-landschappelijke waarden;

4.7.4 Advies

Het staat het bevoegd gezag vrij om advies in te winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 4.7.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.

4.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

4.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsacitiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 en bedrijfsmatige activiteiten die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving daaraan gelijkwaardig zijn, met uitzondering van zoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen, en met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf van categorie 1' uitsluitend bedrijven zijn toegestaan van categorie 1 van de Lijst van bedrijfsacitiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 en bedrijfsmatige activiteiten die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving daaraan gelijkwaardig zijn;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - categorie A' uitsluitend bedrijfsmatige activiteiten zijn toegestaan die staan vermeld in de Lijst van bedrijven, functiemenging zoals opgenomen in Bijlage 2 en bedrijfsmatige activiteiten die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving daaraan gelijkwaardig zijn;
  • b. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende bedrijfsactiviteiten toegestaan:   van categorie:  
    'nutsvoorziening'   uitsluitend nutsvoorzieningen    
    'specifieke vorm van bedrijf - gasdrukmeet- en regelstation'   een gasdrukmeet- en regelstation    
    'specifieke vorm van bedrijf - autosloperij 3.2'   een autosloperij   3.2  
    'specifieke vorm van bedrijf - autospuitinrichting 3.1'   een autospuitinrichting   3.1  
    'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf 3.1'   een bouw- en aannemersbedrijf met werkplaats   3.1  
    'specifieke vorm van bedrijf - dierenpraktijk'   een dierenpraktijk    
    'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf'   een garagebedrijf    
    'specifieke vorm van bedrijf - goederenwegvervoerbedrijf 3.2'   een goederenwegvervoerbedrijf (zonder schoonmaken tanks)   3.2  
    'specifieke vorm van bedrijf - houtbewerking'   een houtbewerkings- c.q. timmerbedrijf    
    'specifieke vorm van bedrijf - installatiebedrijf'   reparatie- en installatiewerkzaamheden aan koolzuurtanks of daarmee te vergelijken producten    
    'specifieke vorm van bedrijf - machineverhuur 3.1'   een verhuurbedrijf voor machines en werktuigen   3.1  
    'specifieke vorm van bedrijf - meubelfabriek 3.2'   een meubelfabriek   3.2  
    'specifieke vorm van bedrijf - meubelstoffeerderij 3.1'   een meubelstoffeerderij   3.1  
    'specifieke vorm van bedrijf - natuursteenbewerking 3.2'   een natuursteenbewerkingsbedrijf   3.2  
    'specifieke vorm van bedrijf - siervishandel'   1. een bedrijf dat is gericht op de particuliere verkoop en het kweken van siervissen, met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 600 m2;
    2. de uitoefening van detailhandel in niet-dagelijkse non-food consumptiegoederen, met een maximale verkoopvloeroppervlakte van 125 m2;
    3. opslagdoeleinden, uitsluitend voor zover deze verband houden met de onder 1 en 2 opgenomen activiteiten.  
     
    'specifieke vorm van bedrijf - slachterij'   een slachterij    
    'specifieke vorm van bedrijf - smederij 3.2'   een smederij, lasinrichting, bankwerkerij e.d.   3.2  
    'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek 3.1'   een timmerwerkfabriek   3.1  
    'specifieke vorm van bedrijf - timmerwerkfabriek 3.2'   een timmerwerkfabriek   3.2  
    'specifieke vorm van bedrijf - touringcarbedrijf'   een touringcarbedrijf    
    'specifieke vorm van bedrijf - vervaardiging van goederen 3.1'   vervaardiging van overige goederen n.e.g.   3.1  
    'brandweerkazerne'   een brandweerkazerne    
    'specifieke vorm van detailhandel - kunst en antiek'   detailhandel in kunst en antiek    
    'specifieke vorm van detailhandel - productiegebonden'   productiegebonden detailhandel tot maximaal 10% van het bedrijfsvloeroppervlak, maar nooit meer dan 60 m2    
    'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg'   een verkooppunt voor motorbrandstoffen exclusief lpg    
    'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg'   een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg    
  • c. alsmede voor de instandhouding en bescherming van beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;

met de daarbij behorende:

  • d. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. parkeervoorzieningen,
  • g. groenvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van een landschappelijke inpassing van bedrijfsgebouwen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • i. wegen en paden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
5.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van een bedrijfswoning (hoofdgebouw) gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal 1 bedrijfswoning toegestaan.
  • b. Een bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het bouwvlak maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage wordt bebouwd.
  • c. De bedrijfswoning mag zowel inpandig als (half)vrijstaand gebouwd worden.
  • d. Eén gevel van de bedrijfswoning wordt in dan wel maximaal 3,00 meter uit de voorgevelrooilijn gebouwd.
  • e. De goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven maximale goothoogte.
  • f. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven maximale bouwhoogte.
  • g. De inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.
  • h. De zijgevel wordt minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 40,00 meter.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt.
  • d. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • h. ter voorkoming van onevenredige aantasting van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’.
5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Uitbreiden van de bedrijfswoning voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het uitbreiden van de bedrijfswoning voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voorgevelrooilijn wordt met maximaal 3,00 meter overschreden.
  • b. De grootste breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
  • c. De oppervlakte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 10 m².
  • d. De goothoogte van de uitbreiding bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • e. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • f. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
5.4.2 Derde bouwlaag op de bedrijfswoning in plaats van een kap

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het realiseren van een derde bouwlaag op de bedrijfswoning in plaats van een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van de derde bouwlaag beslaat maximaal 2/3 van de oppervlakte van de onderliggende bouwlaag.
  • b. De voorgevel van de derde bouwlaag ligt minimaal 2,00 meter achter de voorgevel van de onderliggende bouwlaag.
  • c. De hoogte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag c.q. bouwlagen bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • e. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • f. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
5.4.3 Verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.2 voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • d. Voor zover niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van 1,00 meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
5.4.4 Oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.3 voor het oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Indien het een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
5.4.5 Oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.4 voor het oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. zoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in artikel 5.1;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  • d. detailhandel, behoudens als bedoeld in artikel 5.1 en met uitzondering van productiegebonden detailhandel, niet zijnde handel in voedings- en genotmiddelen;
  • e. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG), behoudens als bedoeld in artikel 5.1;
  • f. seksuele dienstverlening;
  • g. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • h. inwoning.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in een naast-hogere categorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.1 ten behoeve van:

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitstoot en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

5.6.2 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.5 voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
5.6.3 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 6'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 5.1 voor het toestaan van een bedrijfswoning bij bedrijven niet voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 6', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Maximaal één bedrijfswoning per bedrijf is toegestaan.
  • b. De gebruiker/bewoner van de bedrijfswoning is tevens exploitant van het bedrijf.
  • c. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij dient getoetst te worden aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • d. De gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig aangetast worden.
  • e. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet wordt aangetast.
  • f. Wat betreft de bouwregels artikel 5.2.2 in acht wordt genomen.
  • g. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
  • h. Vanuit het aspect geluid moet een aanvaardbaar woonmilieu aangetoond worden.
  • i. Bij toepassing wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

5.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

5.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd.
  • b. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • c. Het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • d. Het aantal woningen bedraagt na wijziging maximaal 1;
  • e. In afwijking van het bepaalde onder d, bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone wijzigingsgebied 2' het aantal woningen (inclusief de voormalige bedrijfswoning indien deze niet wordt gesloopt) maximaal 2, met dien verstande dat de bedrijfsbebouwing volledig wordt gesloopt.
  • f. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • g. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • h. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 25 (Wonen) in acht genomen.

Artikel 6 Bedrijf - Brandweerkazerne

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een brandweerkazerne;
  • b. een oefenterrein voor de brandweer;

met de daarbij behorende:

  • c. erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c bedraagt, ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - erfafscheiding’, de bouwhoogte van erfafscheidingen aan de perceelsgrens maximaal 3,50 meter.
  • e. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

6.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. zoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. wonen;
  • c. detailhandel;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief lpg);
  • e. seksuele dienstverlening;
  • f. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

6.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

6.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

6.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 7 Bedrijf - Perifere detailhandel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Perifere detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse reeds bestaande bedrijven;
  • b. ter plaatse reeds bestaande grootschalige detailhandelsvoorzieningen;
  • c. perifere detailhandelsvoorzieningen;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen inclusief lpg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg';
  • e. een supermarkt, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • j. wegen en paden.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. De afstand van gebouwen tot de perceelsgrenzen bedraagt minimaal 5,00 meter.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn uitsluitend binnen een bouwvlak toegelaten, met uitzondering van:
    • 1. terreinafscheidingen, die binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegelaten;
    • 2. reclame-uitingen, die uitsluitend op een afstand van minimaal 3,00 meter van de bestemmingsgrens zijn toegelaten.
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 15,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
    • 2. reclame-uitingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 5,00 meter bedraagt.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing en het aantal parkeerplaatsen:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid, bijvoorbeeld ten aanzien van de oriëntatie van gebouwen, toegang en vluchtwegen, de bereikbaarheid van het perceel en bouwkundige maatregelen ter beperking van de effecten van bijvoorbeeld een ongeval met gevaarlijke stoffen, alsmede ter voorkoming van hoge personendichtheden.
7.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

7.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. andere vormen van detailhandel dan genoemd in artikel 7.1, zoals detailhandel in de modische branche, in de foodsector, warenhuizen en supermarkten, uitgezonderd:
    • 1. detailhandel bij verkooppunten van motorbrandstoffen tot een maximum bruto-verkoopvloeroppervlak van 75 m² uitsluitend in samenhang met de verkoop van motorbrandstoffen;
    • 2. een supermarkt ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
  • b. horeca;
  • c. wonen;
  • d. recreatie;
  • e. zoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • f. seksuele dienstverlening;
  • g. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Risicovolle inrichtingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 7.1 en 7.5 onder e. voor het gebruik van gronden en/of bouwwerken voor de opslag van gevaarlijke stoffen, onder de voorwaarden dat:

  • a. de 10-6-contour van het plaatsgebonden risico de perceelsgrens van de inrichting niet overschrijdt;
  • b. het groepsrisico wordt verantwoord;
  • c. het groepsrisico veroorzaakt door de inrichting de oriënterende waarde niet overschrijdt.
7.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

7.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

7.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 8 Bos

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het bos en bosgroeiplaats;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en natuurwaarden;
  • c. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik.
8.2 Bouwregels

Op of in de voor 'Bos' aangewezen gronden mogen geen gebouwen en/of bouwwerken worden gebouwd.

8.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

8.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het verlagen van de (grond) waterstand door aanleg van drainage of door bemaling en/of bronnering.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

8.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden
8.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het omzetten van grond of uitvoeren van bodemingrepen dieper dan 0,50 meter onder maaiveld, met uitzondering van de vervanging van ondergrondse leidingen;
  • b. het aanleggen, dempen of wijzigen van oppervlaktewateren;
  • c. het verwijderen of rooien (vellen) van bos en /of andere grote houtopstanden;
  • d. het verwijderen of rooien (vellen) van natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
  • e. het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, waterlopen en het verwijderen van paden en onverharde wegen;
  • f. het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen van meer dan 100 m².
8.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 8.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
8.7.3 Toelaatbaarheid

De in lid 8.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de in de bestemmingsomschrijving genoemde waarden.

8.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

8.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 9 Centrum - Echt

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Echt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij deze regels is gevoegd, uitsluitend op de begane grond;
  • b. cultuur en ontspanning, uitsluitend op de begane grond;
  • c. detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
  • d. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
  • e. kantoor, uitsluitend op de begane grond;
  • f. maatschappelijk, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bibliotheek' tevens een bibliotheek op de verdieping is toegestaan;
  • g. wonen uitsluitend op de verdieping(en), uitgezonderd legaal bestaande woningen op de begane grond;
  • h. horeca, categorie 1;
  • i. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
    'horeca van categorie 2'   horeca, categorie 2. Indien deze functie gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar niet meer ter plaatse is uitgeoefend, is uitoefening van deze functie niet meer is toegestaan.  
    'horeca van categorie 3'   horeca, categorie 3, met dien verstande dat een discotheek uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'discotheek'. Indien deze functie gedurende een aaneengesloten periode van drie jaar niet meer ter plaatse is uitgeoefend, is uitoefening van deze functie niet meer is toegestaan.  
    'bed & breakfast'   een bed & breakfast onder de voorwaarden uit artikel 9.6.3  
    'sportschool'   een sportschool  
  • j. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

met de daarbij horende:

  • k. wegen en paden;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. tuinen;
  • n. parkeervoorzieningen.
  • o. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • p. bergingen;
  • q. voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
  • r. openbare nutsvoorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. De legaal bestaande woningen mogen met inachtneming van de onderstaande planregels worden gehandhaafd, hersteld, vervangen, veranderd en uitgebreid. Splitsing van bestaande woningen in twee of meer afzonderlijke woningen is niet toegestaan.
9.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bij panden die geheel in gebruik zijn als woning gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van de woning bedraagt maximaal 40,00 meter.
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen bedraagt per bouwperceel maximaal 70 m², met dien verstande dat het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage niet overschreden wordt.
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1,00 meter bedraagt.
  • d. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat per bouwperceel slechts één overkapping is toegelaten, tot maximaal 30 m².
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • f. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • g. De bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • h. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.2.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte per bouwwerk bedraagt maximaal 20 m².
  • b. De gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 20 m² per bouwperceel.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4,50 meter.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. seksuele dienstverlening;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Wonen op de verdieping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 ten behoeve van wonen op de verdieping niet ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • b. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • d. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
  • e. De economische uitvoerbaarheid is verzekerd.
  • f. De brandveiligheid is verzekerd.
  • g. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
  • h. Bij toepassing wordt de meest recent vastgesteld Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
9.6.2 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.1 voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.
  • b. De woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening.
  • c. Degene die eigenaar/gebruiker is van de woning is ook degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent.
  • d. Maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met een maximum van 50 m² in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken.
  • e. Het gebruik levert geen ernstige hinder op voor het woonmilieu c.q. doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de woning of de buurt.
  • f. Er wordt geen medewerking verleend aan bedrijven, anders dan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten, dan wel naar aard, omvang en invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen bedrijven.
  • g. Uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op de begane grond.
  • h. Er vindt geen detailhandel plaats, behoudens van ondergeschikte aard in ter plaatse vervaardigde of aan het bedrijf of beroep gelieerde producten.
  • i. Er mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeerplaatsen, noodzakelijk worden.
9.6.3 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.1 voor de uitoefening van een Bed & Breakfast onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bed & breakfast-voorziening dient binnen de woonbebouwing (al dan niet als onderdeel van een agrarisch bedrijf) inclusief bijbehorende bouwwerken te worden gerealiseerd. Er mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht om de bed & breakfast-voorziening te kunnen realiseren, mits deze bijbehorende bouwwerken passen binnen de in lid 9.2.2 maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
  • b. De stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven;
  • c. De activiteiten dienen ruimtelijk en bedrijfsmatig ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie; deze dienen kleinschalig van omvang te zijn en te passen in de directe omgeving.
  • d. Maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor de bed & breakfast-voorziening.
  • e. De bed & breakfast-voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Het hebben van een aparte kookgelegenheid is daarom niet toegestaan.
  • f. Permanente bewoning is niet toegestaan; ter voorkoming van permanente bewoning is de maximum verblijfsduur op 2 weken gesteld.
  • g. Het maximum aantal gasten dat tegelijkertijd van de bed & breakfast-voorziening gebruik mag maken bedraagt binnen het stedelijk gebied 4.
  • h. De activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • i. De bed & breakfast-activiteiten mogen uitsluitend door de hoofdbewoner(s) worden uitgeoefend; tijdens het nachtverblijf dienen(t) de hoofdbewoner(s) aanwezig te zijn. Bij bed & breakfast-activiteiten in huurwoningen is toestemming nodig van de verhuurder.
  • j. Er ontstaan geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
  • k. Het parkeren van vervoermiddelen dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij in de directe omgeving in openbaar gebied voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en dit niet leidt tot onevenredige hinder voor de woonomgeving. De parkeernorm bedraagt in beide gevallen 1 parkeerplaats per kamer.
9.6.4 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 9.5 voor het gebruik van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
9.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

9.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
9.8.1 Sloopverbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

9.8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 9.8.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

9.8.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.8.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de beeldbepalende waarde van de bebouwing.

9.8.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 9.8.1 advies in bij de gemeentelijke Monumentencommissie.

9.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

 

Artikel 10 Centrum - Susteren

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Susteren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten die als Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij deze regels is gevoegd, uitsluitend op de begane grond;
  • b. cultuur en ontspanning;
  • c. dienstverlening;
  • d. detailhandel, uitsluitend op de begane grond, met dien verstande dat supermarkten niet zijn toegestaan;
  • e. kantoor;
  • f. maatschappelijk, met dien verstande dat kinderopvang uitsluitend is toegestaan op de begane grond;
  • g. wonen, uitsluitend voor zover aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' nieuwe woningen op de verdieping(en) zijn toegestaan tot het aangegeven aantal;
  • h. horeca van categorie 1 t/m 2, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2' en voor zover reeds aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
  • i. alsmede voor de instandhouding en bescherming van beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • j. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

met de daarbij horende:

  • k. wegen en paden;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. tuinen;
  • n. parkeervoorzieningen;
  • o. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • p. bergingen;
  • q. speelvoorzieningen;
  • r. voorzieningen voor de inzameling van huishoudelijke afvalstoffen;
  • s. openbare nutsvoorzieningen.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Nieuwe woningen mogen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, uitsluitend worden opgericht:
    • 1. op de verdiepingen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', met dien verstande dat maximaal het aangegeven aantal nieuwe woningen mag worden gebouwd; of
    • 2. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – nieuwe woning', met dien verstande dat:
      • I. maximaal het vermelde aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' wordt gebouwd;
      • II. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' vrijstaande woningen worden gebouwd;
      • III. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' gestapelde woningen worden gebouwd.
  • c. De legaal bestaande woningen mogen met inachtneming van de onderstaande planregels worden gehandhaafd, hersteld, vervangen, veranderd en uitgebreid. Splitsing van bestaande woningen in twee of meer afzonderlijke woningen is niet toegestaan.
  • d. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • e. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak bij panden die geheel in gebruik zijn als woning gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van de woning bedraagt maximaal 40,00 meter.
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen bedraagt per bouwperceel maximaal 70 m², met dien verstande dat het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage niet overschreden wordt.
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel maximaal 1,00 meter bedraagt.
  • d. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat per bouwperceel slechts één overkapping is toegelaten, tot maximaal 30 m².
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • f. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • g. De bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • h. ter voorkoming van onevenredige aantasting van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • i. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
10.4 Afwijken van de bouwregels
10.4.1 Bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte per bouwwerk bedraagt maximaal 20 m².
  • b. De gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 20 m² per bouwperceel.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4,50 meter.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. seksuele dienstverlening;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen geen woningen zijnde of van bijbehorende bouwwerken;
  • c. kamerbewoning;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • e. perifere detailhandel.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels
10.6.1 Wonen op de verdieping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.1 ten behoeve van wonen op de verdieping niet ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • b. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • d. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
  • e. De economische uitvoerbaarheid is verzekerd.
  • f. De brandveiligheid is verzekerd.
  • g. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
  • h. Bij toepassing wordt de meest recent vastgesteld Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
10.6.2 Wonen in geval van langdurige leegstand van het gebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.5 ten behoeve van het gebruik van gebouwen, geen woningen zijnde, voor wonen in geval van langdurige leegstand van het gebouw, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebouw, geen woning zijnde, is of kan langer dan een jaar niet als bedrijfspand in gebruik worden genomen.
  • b. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • c. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • d. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • e. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
  • f. De economische uitvoerbaarheid is verzekerd.
  • g. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
  • h. Bij toepassing wordt de meest recent vastgesteld Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
10.6.3 Horeca van categorie 1 en 2

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in

artikel 10.1 ten behoeve van het toestaan van horeca buiten de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Uitsluitend horeca in categorie 1 en 2 is toegestaan.
  • b. Het bedrijfsvloeroppervlak per vestiging bedraagt maximaal 300 m2.
10.6.4 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.
  • b. De woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening.
  • c. Degene die eigenaar/gebruiker is van de woning is ook degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent.
  • d. Maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met een maximum van 50 m² in de woning en/of de bijbehorende bouwwerken.
  • e. Het gebruik levert geen ernstige hinder op voor het woonmilieu c.q. doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de woning of de buurt.
  • f. Er wordt geen medewerking verleend aan bedrijven, anders dan vermeld in de categorieën 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, dan wel naar aard, omvang en invloed op de omgeving daaraan gelijk te stellen bedrijven.
  • g. Uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op de begane grond.
  • h. Er vindt geen detailhandel plaats, behoudens van ondergeschikte aard in ter plaatse vervaardigde of aan het bedrijf of beroep gelieerde producten.
  • i. Er mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeerplaatsen, noodzakelijk worden.
10.6.5 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 voor de uitoefening van een Bed & Breakfast onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bed & breakfast-voorziening dient binnen de woonbebouwing (al dan niet als onderdeel van een agrarisch bedrijf) inclusief bijbehorende bouwwerken te worden gerealiseerd. Er mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht om de bed & breakfast-voorziening te kunnen realiseren, mits deze bijbehorende bouwwerken passen binnen de in lid 10.2.2 maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
  • b. De stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven;
  • c. De activiteiten dienen ruimtelijk en bedrijfsmatig ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie; deze dienen kleinschalig van omvang te zijn en te passen in de directe omgeving.
  • d. Maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor de bed & breakfast-voorziening.
  • e. De bed & breakfast-voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Het hebben van een aparte kookgelegenheid is daarom niet toegestaan.
  • f. Permanente bewoning is niet toegestaan; ter voorkoming van permanente bewoning is de maximum verblijfsduur op 2 weken gesteld.
  • g. Het maximum aantal gasten dat tegelijkertijd van de bed & breakfast-voorziening gebruik mag maken bedraagt binnen het stedelijk gebied 4.
  • h. De activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • i. De bed & breakfast-activiteiten mogen uitsluitend door de hoofdbewoner(s) worden uitgeoefend; tijdens het nachtverblijf dienen(t) de hoofdbewoner(s) aanwezig te zijn. Bij bed & breakfast-activiteiten in huurwoningen is toestemming nodig van de verhuurder.
  • j. Er ontstaan geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
  • k. Het parkeren van vervoermiddelen dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij in de directe omgeving in openbaar gebied voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en dit niet leidt tot onevenredige hinder voor de woonomgeving. De parkeernorm bedraagt in beide gevallen 1 parkeerplaats per kamer.
10.6.6 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 10.5 voor het gebruik van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
10.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

10.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
10.8.1 Sloopverbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

10.8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 10.8.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

10.8.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 10.8.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de beeldbepalende waarde van de bebouwing.

10.8.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 10.8.1 advies in bij de gemeentelijke Monumentencommissie.

10.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. uitsluitend een kinderboerderij met bijbehorende voorzieningen, zoals beheerdersruimte, dierenverblijven, schuilgelegenheden en vijvers, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'kinderboerderij', met daaraan ondergeschikt:
    • 1. horecavoorzieningen ten dienste van de kinderboerderij;
  • b. uitsluitend een creativiteitscentrum, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'creativiteitscentrum';

met de daarbij behorende:

  • c. parkeervoorzieningen,
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • f. wegen en paden.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter.
  • b. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,00 meter;
  • c. De oppervlakte van een overkapping bedraagt maximaal 30 m2.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • e. De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid.
11.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

11.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. wonen;
  • b. seksuele dienstverlening;
  • c. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • d. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

11.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

11.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

11.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 12 Detailhandel

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. dienstverlening;
  • c. wonen, niet zijnde in een bedrijfswoning, uitsluitend op de verdieping en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen niet is toegestaan;
  • d. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
'specifieke vorm van detailhandel - land- en tuinbouwcentrum'   uitsluitend een land- en tuinbouwcentrum  
‘specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf’   een garagebedrijf  
'specifieke vorm van detailhandel - groothandel in sportprijzen'   uitsluitend detailhandel in handboogartikelen en groothandel in sportprijzen en een opslag- en inpakruimte uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - opslag en inpakruimte'  
'tuincentrum'   uitsluitend detailhandel ten behoeve van een tuincentrum  

met de daarbij behorende:

  • e. bedrijfswoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of 'specifieke vorm van detailhandel - land- en tuinbouwcentrum';
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. De legaal bestaande woningen mogen met inachtneming van de onderstaande planregels worden gehandhaafd, hersteld, vervangen, veranderd en uitgebreid. Splitsing van bestaande woningen in twee of meer afzonderlijke woningen is niet toegestaan.
12.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal één per detailhandelsvestiging, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' of 'specifieke vorm van detailhandel - land- en tuinbouwcentrum' geen bedrijfswoning mag worden gevestigd.
  • b. De bedrijfswoning mag zowel inpandig als (half)vrijstaand gebouwd worden.
  • c. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het bouwvlak voor niet meer bebouwd wordt dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage.
  • d. Eén gevel van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3,00 meter uit de voorgevelrooilijn en de diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 15,00 meter.
  • e. De goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven maximale goothoogte.
  • f. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven maximale bouwhoogte.
  • g. De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.
  • h. De zijgevel wordt tenminste 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel niet meer dan:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - opslag en inpakruimte' de goothoogte maximaal 3,00 meter bedraagt.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - opslag en inpakruimte' de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 40,00 meter.
12.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat er slechts één overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m².
  • d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter.
  • e. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • g. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid.
12.4 Afwijken van de bouwregels
12.4.1 Uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.2 voor het uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voorgevelrooilijn wordt met maximaal 3,00 meter overschreden.
  • b. De grootste breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
  • c. De oppervlakte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 10 m².
  • d. De goothoogte van de uitbreiding bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • e. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • f. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
12.4.2 Derde bouwlaag op de bedrijfswoning in plaats van een kap

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.2 voor het realiseren van een derde bouwlaag in plaats van een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van de derde bouwlaag beslaat maximaal 2/3 van de oppervlakte van de onderliggende bouwlaag.
  • b. De voorgevel van de derde bouwlaag ligt minimaal 2,00 meter achter de voorgevel van de onderliggende bouwlaag.
  • c. De hoogte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag c.q. bouwlagen bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • e. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • f. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
12.4.3 Verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.2 voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • d. Voor zover niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van 1,00 meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
12.4.4 Oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.3 voor het oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Indien het een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
12.4.5 Oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.2.4 voor het oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
12.5 Specifieke gebruiksregels
12.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. perifere detailhandel;
  • b. wonen, behoudens op de verdieping of in een bedrijfswoning als bedoeld in artikel 12.1 en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen niet is toegestaan;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • f. inwoning.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
12.6.1 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 12.5 voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
12.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

12.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

12.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Detailhandel' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • b. Het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • c. Het aantal woningen bedraagt na wijziging maximaal één.
  • d. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • e. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • f. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 25 (Wonen) in acht genomen.

Artikel 13 Dienstverlening

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. ondergeschikte detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • c. wonen, niet zijnde in een bedrijfswoning, uitsluitend op de verdieping en ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • d. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

met de daarbij behorende:

  • e. bedrijfswoning;
  • f. tuinen;
  • g. wegen en paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen.
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'wonen' is het aantal legaal bestaande woningen toegestaan.
13.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal één per vestiging.
  • b. De bedrijfswoning mag zowel inpandig als (half)vrijstaand gebouwd worden.
  • c. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het bouwvlak voor niet meer bebouwd wordt dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage.
  • d. Eén gevel van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3,00 meter uit de voorgevelrooilijn en de diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 15,00 meter.
  • e. De goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven maximale goothoogte.
  • f. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven maximale bouwhoogte.
  • g. De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.
  • h. De zijgevel wordt tenminste 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel niet meer dan:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 40,00 meter.
13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat er slechts één overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m².
  • d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter.
  • e. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • g. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • h. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Uitbreiden van de bedrijfswoning voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.2 voor het uitbreiden van de bedrijfswoning voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voorgevelrooilijn wordt met maximaal 3,00 meter overschreden.
  • b. De grootste breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
  • c. De oppervlakte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 10 m².
  • d. De goothoogte van de uitbreiding bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • e. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • f. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
13.4.2 Derde bouwlaag op de bedrijfswoning in plaats van een kap

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.2 voor het realiseren van een derde bouwlaag in plaats van een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van de derde bouwlaag beslaat maximaal 2/3 van de oppervlakte van de onderliggende bouwlaag.
  • b. De voorgevel van de derde bouwlaag ligt minimaal 2,00 meter achter de voorgevel van de onderliggende bouwlaag.
  • c. De hoogte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag c.q. bouwlagen bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • e. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • f. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
13.4.3 Verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.2 voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • d. Voor zover niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van 1,00 meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
13.4.4 Oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.3 voor het oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Indien het een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
13.4.5 Oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.2.4 voor het oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. perifere detailhandel;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning of ter plaatse van de aanduiding 'wonen' als bedoeld in artikel 13.1;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  • d. verkooppunten voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • f. inwoning.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
13.6.1 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 13.5 voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
13.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

13.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

13.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Dienstverlening' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • b. Het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • c. Het aantal woningen bedraagt na wijziging maximaal één.
  • d. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • e. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • f. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 25 (Wonen) in acht genomen.

Artikel 14 Gemengd

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
    'specifieke vorm van gemengd - 1'   - bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond;
    - cultuur en ontspanning;
    - detailhandel uitsluitend op de begane grond, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten';
    - dienstverlening;
    - horeca van categorie 1 t/m 3, uitsluitend voor zover legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
    - kantoor;
    - maatschappelijk;
    - wonen.  
    'specifieke vorm van gemengd - 2'   - educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs-, religieuze voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening;
    - wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld'.  
    'specifieke vorm van gemengd - 3'   - aan-huis-verbonden beroepen;
    - aan-huis-verbonden bedrijven, uitsluitend op de begane grond;
    - bedrijven, voor zover genoemd in de milieucategorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend op de begane grond;
    - detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
    - dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
    - kantoor en praktijkruimte, uitsluitend op de begane grond;
    - maatschappelijke en culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
    - wonen.  
    'specifieke vorm van gemengd - 4'   - detailhandel, uitsluitend op de begane grond;
    - dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;
    - horeca van categorie 1, en 2, uitsluitend op de begane grond;
    - kantoor/praktijkruimte, uitsluitend op de begane grond;
    - maatschappelijke en culturele voorzieningen, uitsluitend op de begane grond;
    - wonen, uitsluitend op de verdiepingen.  
    'specifieke vorm van gemengd - 5'   - kantoor;
    - maatschappelijk;
    - wonen, uitsluitend voor zover legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.  
    'specifieke vorm van gemengd - 6'   - horeca van categorie 1;
    - wonen.  
    'specifieke vorm van gemengd - 7'   - kantoor;
    - maatschappelijk;
    - wonen, waarbij het aantal woningen maximaal 6 bedraagt.  
  • b. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

met de daarbij horende:

  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. algemene nutsvoorzieningen;
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Nieuwe (bedrijfs-)woningen mogen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, niet worden gebouwd. De legaal bestaande woningen mogen met inachtneming van de onderstaande planregels worden gehandhaafd, hersteld, vervangen, veranderd en uitgebreid. Splitsing van bestaande woningen in twee of meer afzonderlijke woningen is niet toegestaan.
  • b. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • c. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • d. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 3. 70 m² ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - 5', 'specifieke vorm van gemengd - 6' en 'specifieke vorm van gemengd - 7', met dien verstande dat het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage niet overschreden wordt.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van de woning bedraagt maximaal 40,00 meter.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat er slechts één overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m².
  • d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter.
  • e. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • g. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • h. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.2.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte per bouwwerk bedraagt maximaal 20 m².
  • b. De gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 20 m² per bouwperceel.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4,50 meter.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. seksuele dienstverlening;
  • b. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel uitgesloten';
  • c. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  • d. kamerbewoning;
  • e. inwoning;
  • f. verkooppunten voor motorbrandstoffen;
  • g. perifere detailhandel.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels
14.6.1 Uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in een naast-hogere categorie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 3', ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn opgenomen in een naast-hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 14.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 14.1.
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die, hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 14.1, niet in de Lijst van bedrijven worden genoemd.

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen in elk geval de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitstoot en gevaar, waarbij tevens wordt gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

14.6.2 Wonen op de begane grond en/of verdieping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - 2', ten behoeve van wonen op de begane grond en/of verdieping niet ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • b. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • d. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
  • e. De economische uitvoerbaarheid is verzekerd.
  • f. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
  • g. Bij toepassing wordt de meest recent vastgesteld Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
14.6.3 Wonen op de verdieping

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van gemengd - 5' of 'specifieke vorm van gemengd - 6', ten behoeve van wonen op de verdieping, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • b. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • d. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
  • e. De economische uitvoerbaarheid is verzekerd.
  • f. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
  • g. Bij toepassing wordt de meest recent vastgesteld Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
14.6.4 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 14.5 voor het gebruik van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
14.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

14.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

14.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 15 Gemengd - Leisurepark

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Leisurepark' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. leisure in de categorieën 1 tot en met 3.2, zoals vermeld in Bijlage 5 Lijst van leisurefuncties, almede leisure in de vorm van paintball;
  • b. wellness;
  • c. tevens voor evenementen en leisure in de categorieën 1 tot en met 4.2, zoals vermeld in Bijlage 5 Lijst van leisurefuncties, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - evenementen’;
  • d. uitsluitend een paintballterrein, uitsluitend ter plaats van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paintballterrein';
  • e. horeca ondergeschikt aan en ten behoeve van de functies genoemd onder a en b;
  • f. detailhandel ondergeschikt aan en ten behoeve van de functies genoemd onder a en b;
  • g. kinderopvang ondergeschikt aan en ten behoeve van de functies genoemd onder a en b;

met de daarbij horende:

  • h. wegen en paden;
  • i. terrassen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a en c mag een oppervlak van maximaal 15 m2 buiten het bouwvlak worden bebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter.
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat er slechts één overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 60 m².
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter.
  • d. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • f. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid.
15.4 Afwijken van de bouwregels
15.4.1 Bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15.2.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte per bouwwerk bedraagt maximaal 35 m².
  • b. De gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 35 m² per bouwperceel.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4,50 meter.
15.4.2 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1'

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 1' een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 15.2.1 voor het oprichten van een speelvoorziening met een bouwhoogte van maximaal 15,00 meter, mits de open structuur van de omgeving wordt gehandhaafd.

15.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:
    • 1. seksuele dienstverlening;
    • 2. detailhandel, behoudens als bedoeld in artikel 15.1;
    • 3. wonen;
    • 4. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken;
    • 5. kamerbewoning;
    • 6. het stallen van en verblijven in pak- en salonwagens, woonwagens, campers en caravans, met uitzondering van incidenteel verblijven in tentenkampen door de scouting, militairen, kindervakantiewerk en dergelijke en met dien verstande dat dit ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - evenementen' wel is toegestaan vanaf 3 dagen voor tot en met 3 dagen na de kermisperiode.
  • b. De plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 en het invloedsgebied van het groepsrisico in geval van toepassing van een ammoniakkoelinstallatie mogen niet buiten de inrichting komen te liggen.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van gemengd - evenementen’ is het houden van evenementen toegestaan, met dien verstande dat er op maximaal 12 dagen per jaar luidruchtige evenementen zijn toegestaan, waarbij het aantal bezoekers per luidruchtig evenement niet meer dan 2.000 mag bedragen.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels
15.6.1 Leisurefunctie die niet voorkomt in de Lijst van leisurefuncties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 15.1 ten behoeve van een leisurefunctie die niet voorkomt in Bijlage 5 Lijst van leisurefuncties, onder de volgende voorwaarde:

  • a. Uit deskundigenonderzoek blijkt dat deze leisurefunctie naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de toegelaten leisurefuncties in de milieucategorieën 1 tot en met 3.2.
15.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

15.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

15.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

 

Artikel 16 Groen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen en beplanting;
  • c. paden;
  • d. uitritten ten behoeve van aangrenzende functies;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. hondenuitlaatplaatsen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
    'jongeren ontmoetingsplek'   incidentele, kortdurende evenementen  
    'ontsluiting'   de ontsluiting van het aangrenzende bouwperceel alsmede het stallen van één voertuig  
    'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel'   een kapel  
  • m. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  • n. alsmede voor het behoud en de versterking van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden'.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegelaten.
  • b. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 15 m².
  • d. In afwijking van het hiervoor bepaalde mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel' een kapel worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel' mogen volledig worden bebouwd;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal de bestaande goothoogte;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten' zijn geen gebouwen toegestaan.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter.
  • c. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwwerken uitgesloten' zijn geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijking voor jongerenontmoetingsplaatsen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 16.2.1 voor het realiseren van bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van jongerenontmoetingsplaatsen bedraagt maximaal 30 m².
  • b. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. De oppervlakte van bebouwing bedraagt maximaal 20 m².
  • d. De afstand tot woningen bedraagt minimaal 20,00 meter.
16.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
16.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

16.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
16.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'natuur- en landschapswaarden' de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van de bodem;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm;
  • c. het rooien en planten van houtopstanden of bomen;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanleggen, verbreden of verharden van paden of andere oppervlakteverhardingen;
  • f. het dempen, graven of vergraven van watergangen en waterpartijen;
  • g. het aanleggen van ondergrondse leidingen;
  • h. het aanbrengen van constructies van openbaar nut;
  • i. het aanleggen van waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Het in lid 16.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
16.7.3 Toelaatbaarheid

De in lid 16.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de in 16.1 onder m. genoemde waarden niet onevenredig worden en kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

16.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

16.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 17 Groen - Park

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Park' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. dagrecreatie;
  • c. bermen en beplanting;
  • d. paden;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. hondenuitlaatplaatsen;
  • g. voorzieningen van algemeen nut;
  • h. kunstwerken;
  • i. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen toegelaten.
  • b. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen bedraagt maximaal 15 m².
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • b. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter.
  • c. Overkappingen zijn niet toegestaan.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid, externe veiligheid en rampenbestrijding;
  • f. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
17.4 Afwijken van de bouwregels
17.4.1 Afwijking voor jongerenontmoetingsplaatsen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 17.2.1 voor het realiseren van bouwwerken ten behoeve van jongerenontmoetingsplaatsen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van jongerenontmoetingsplaatsen bedraagt maximaal 30 m².
  • b. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. De oppervlakte van bebouwing bedraagt maximaal 20 m².
  • d. De afstand tot woningen bedraagt minimaal 20,00 meter.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels in artikel 44.

17.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

17.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

17.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 18 Horeca

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
    'horeca van categorie 1'   horeca van categorie 1  
    'horeca van categorie 2'   horeca van categorie 2  
    'horeca van categorie 3'   horeca van categorie 3, met dien verstande dat een discotheek niet is toegestaan  
    'horeca van categorie 4'   horeca van categorie 4  
    'garage'   een garage ten behoeve van de stalling van auto's  
    'specifieke vorm van bedrijf - vogelkwekerij'   tevens voor een vogelkwekerij  
  • b. wonen niet zijnde in een bedrijfswoning, uitsluitend op de verdieping en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen niet is toegestaan;
  • c. alsmede voor de instandhouding en bescherming van beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • d. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';

met de daarbij behorende:

  • e. bedrijfswoning, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • f. tuinen, erven en verhardingen;
  • g. terrassen;
  • h. parkeervoorzieningen.
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. Het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan één, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning mag worden gevestigd;
    • 2. indien het aantal legaal bestaande woningen meer dan één bedraagt, het aantal legaal bestaande woningen het maximum is.
  • e. In afwijking van het bepaalde onder a. mag ter plaatse van de aanduiding 'garage' een garage worden gebouwd, waarbij de volgende regels gelden:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'garage' mogen volledig worden bebouwd;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
18.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal één per horecavestiging, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning mag worden gevestigd.
  • b. De bedrijfswoning mag zowel inpandig als (half)vrijstaand gebouwd worden.
  • c. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het bouwvlak voor niet meer bebouwd wordt dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage.
  • d. Eén gevel van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3,00 meter uit de voorgevelrooilijn en de diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 15,00 meter.
  • e. De goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven maximale goothoogte.
  • f. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven maximale bouwhoogte.
  • g. De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.
  • h. De zijgevel wordt tenminste 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
18.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel niet meer dan:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 40,00 meter.
18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter bedraagt.
  • d. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid,
  • h. ter voorkoming van onevenredige aantasting van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • i. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.2 voor het uitbreiden van de (bedrijfs)woning voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voorgevelrooilijn wordt met maximaal 3,00 meter overschreden.
  • b. De grootste breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
  • c. De oppervlakte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 10 m².
  • d. De goothoogte van de uitbreiding bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • e. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • f. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
18.4.2 Derde bouwlaag op de bedrijfswoning in plaats van een kap

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.2 voor het realiseren van een derde bouwlaag in plaats van een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van de derde bouwlaag beslaat maximaal 2/3 van de oppervlakte van de onderliggende bouwlaag.
  • b. De voorgevel van de derde bouwlaag ligt minimaal 2,00 meter achter de voorgevel van de onderliggende bouwlaag.
  • c. De hoogte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag c.q. bouwlagen bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • e. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • f. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
18.4.3 Verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.2 voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • d. Voor zover niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van 1,00 meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
18.4.4 Oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.3 voor het oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Indien het een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
18.4.5 Oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.2.4 voor het oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. perifere detailhandel;
  • b. wonen ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • c. een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten';
  • d. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  • e. verkooppunten voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • f. opslag van goederen en materialen voor de voorgevelrooilijn;
  • g. inwoning.
18.5.2 Overige gebruiksregels
  • a. Woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, zijn uitsluitend toegestaan op de verdieping, uitgezonderd ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten'.
  • b. Het aantal woningen per bouwperceel bedraagt maximaal één.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.6.1 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 18.5.1 voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
18.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

18.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
18.8.1 Sloopverbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

18.8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 18.8.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

18.8.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.8.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de beeldbepalende waarde van de bebouwing.

18.8.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 18.8.1 advies in bij de gemeentelijke Monumentencommissie.

18.9 Wijzigingsbevoegdheid
18.9.1 Wijzigingsbevoegdheid in de bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. De gronden zijn niet gelegen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 8'.
  • b. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • c. Het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • d. Het aantal woningen bedraagt na wijziging maximaal één.
  • e. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • f. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • g. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 25 (Wonen) in acht genomen.
18.9.2 Wijzigingsbevoegdheid in de bestemming 'Bedrijf - Perifere detailhandel'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 8' de bestemming 'Horeca' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf - Perifere detailhandel', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebruik voor horeca is ter plaatse beëindigd.
  • b. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 7 (Bedrijf - Perifere detailhandel) in acht genomen.

Artikel 19 Kantoor

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoor, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening;
  • b. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  • c. wonen, uitsluitend op de verdieping, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' wonen niet is toegestaan;

met de daarbij behorende:

  • d. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • e. tuinen, erven en verhardingen;
  • f. wegen en paden;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen.
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. Woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, zijn uitsluitend toegestaan op de verdiepingen en het aantal woningen per bouwperceel bedraagt maximaal één, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' geen woning mag worden gevestigd.
19.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. Bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' en het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal één per kantoorvestiging.
  • b. De bedrijfswoning mag zowel inpandig als (half)vrijstaand gebouwd worden.
  • c. De bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het bouwvlak voor niet meer bebouwd wordt dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage.
  • d. Eén gevel van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3,00 meter uit de voorgevelrooilijn en de diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 15,00 meter.
  • e. De goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven maximale goothoogte.
  • f. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven maximale bouwhoogte.
  • g. De inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.
  • h. De zijgevel wordt tenminste 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
19.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel niet meer dan:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor wonen bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 40,00 meter.
19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat er slechts één overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m².
  • d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter.
  • e. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • f. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • g. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid.
19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 19.2.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bouwwerken, zoals (fietsen)stallingen en bergingen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte per bouwwerk bedraagt maximaal 20 m².
  • b. De gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 20 m² per bouwperceel.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4,50 meter.
19.4.2 Uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.2 voor het uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voorgevelrooilijn wordt met maximaal 3,00 meter overschreden.
  • b. De grootste breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
  • c. De oppervlakte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 10 m².
  • d. De goothoogte van de uitbreiding bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • e. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • f. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
19.4.3 Derde bouwlaag op de bedrijfswoning in plaats van een kap

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.2 voor het realiseren van een derde bouwlaag in plaats van een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van de derde bouwlaag beslaat maximaal 2/3 van de oppervlakte van de onderliggende bouwlaag.
  • b. De voorgevel van de derde bouwlaag ligt minimaal 2,00 meter achter de voorgevel van de onderliggende bouwlaag.
  • c. De hoogte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag c.q. bouwlagen bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • e. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • f. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
19.4.4 Verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.2 voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • d. Voor zover niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van 1,00 meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
19.4.5 Oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.3 voor het oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Indien het een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
19.4.6 Oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.2.4 voor het oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
19.5 Specifieke gebruiksregels
19.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. detailhandel;
  • b. wonen, met uitzondering van wonen op de verdiepingen of wonen in een bedrijfswoning als bedoel in artikel 19.1;
  • c. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG);
  • e. opslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn.
19.5.2 Overige gebruiksregels

Woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, zijn uitsluitend toegestaan op de verdieping en het aantal woningen per bouwperceel mag niet meer bedragen dan één.

19.6 Afwijken van de gebruiksregels
19.6.1 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 19.5.1 voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
19.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

19.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

19.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Kantoor' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • b. Het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • c. Het aantal woningen bedraagt na wijziging maximaal één.
  • d. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • e. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • f. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 25 (Wonen) in acht genomen.

Artikel 20 Maatschappelijk

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve, (para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, onderwijs, kinderopvang, religieuze voorzieningen, algemene nutsvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening met daaraan ondergeschikt ten dienste van voornoemde voorzieningen detailhandel en horeca;
  • b. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
    'begraafplaats'   uitsluitend een begraafplaats  
    'horeca van categorie 2'   horeca categorie 2  
    'praktijkruimte'   een praktijkruimte  
    'speelvoorziening'   een speelvoorziening  
    'sportveld'   sportvelden  
    'wonen'   wonen  
    ‘specifieke vorm van maatschappelijk - zorgplaatsen 1’   uitsluitend doeleinden ten behoeve van medische-sociale functies, waaronder begrepen maximaal 10 zorgplaatsen  
    ‘specifieke vorm van maatschappelijk - zorgplaatsen 2’   uitsluitend doeleinden ten behoeve van medische-sociale functies, waaronder begrepen maximaal 24 zorgplaatsen en 2 inpandige bedrijfswoningen  
    'specifieke vorm van wonen - verdieping'   wonen op de verdieping(en)  
    'zorginstelling'   een zorginstelling met wonen ten behoeve van zorg  
  • c. alsmede voor de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  • d. alsmede voor de instandhouding en bescherming van beeldbepalende panden, ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • e. uitsluitend het behoud en de bescherming van de ecologische waarden, ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde';
  • f. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van maatschappelijk - zorgplaatsen 2’ dient de landschappelijke inpassing overeenkomstig Bijlage 9 Landschappelijke inpassing Caulitenklooster te worden aangelegd en in stand te worden gehouden;

met de daarbij behorende:

  • g. bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfswoning’;
  • h. tuinen, erven en verhardingen;
  • i. wegen en paden;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. In afwijking van het bepaalde in onder c is ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ voor maximaal 20% van de bebouwing een goothoogte van maximaal 6,50 meter en een bouwhoogte van maximaal 8,00 meter toegestaan.
  • e. In aanvulling op het bepaalde in onder c is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwwerken' een maximale bouwhoogte van 10,50 meter ten behoeve van installaties toegestaan.
  • f. Nieuwe woningen mogen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, niet worden gebouwd. De legaal bestaande woningen mogen met inachtneming van de onderstaande planregels worden gehandhaafd, hersteld, vervangen, veranderd en uitgebreid. Splitsing van bestaande woningen in twee of meer afzonderlijke woningen is niet toegestaan.
20.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning (hoofdgebouw) gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.
  • b. Een bedrijfswoning is alleen toegestaan binnen het bouwvlak, met dien verstande dat het bouwvlak maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage wordt bebouwd.
  • c. Eén gevel van de bedrijfswoning wordt in dan wel maximaal 3,00 meter uit de voorgevelrooilijn gebouwd en de diepte van de woning mag niet meer bedragen dan 15,00 meter.
  • d. De goothoogte bedraagt maximaal 7,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven maximale goothoogte.
  • e. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter. Voor een inpandige bedrijfswoning geldt de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven maximale bouwhoogte.
  • f. De inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³.
  • g. De zijgevel wordt minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
20.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning gelden de volgende regels:

  • a. De voorgevel wordt minimaal 3,00 meter achter de lijn getrokken in het verlengde van de voorgevel gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor wonen bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
  • e. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 40,00 meter.
20.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat er slechts één overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m².
  • d. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter.
  • e. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • f. Ballenvangers mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’ waarbij de bouwhoogte maximaal 8,00 meter bedraagt.
  • g. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • h. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter voorkoming van onevenredige aantasting van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’;
  • d. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
  • e. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • f. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • g. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • h. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • i. ter waarborging van de externe veiligheid.
20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.2.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bouwwerken, zoals fietsenstallingen en bergingen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte per bouwwerk bedraagt maximaal 20 m².
  • b. De gezamenlijke oppervlakte aan bouwwerken buiten het bouwvlak bedraagt maximaal 20 m² per bouwperceel.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 4,50 meter.
20.4.2 Gebouwen ten behoeve van de sportfunctie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.2.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van gebouwen ten behoeve van de sportfunctie, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘sportveld’ en onder de volgende voorwaarden:

  • a. De inhoud van het bouwwerk bedraagt maximaal 36 m3.
  • b. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • c. Het bebouwde oppervlak bedraagt maximaal 12 m2.
20.4.3 Bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in 20.2.1 voor het buiten het bouwvlak bouwen van bijbehorende bouwwerken, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgplaatsen 1', onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voorgevel wordt achter de voorgevelrooilijn gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot het openbaar gebied minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 100 m2, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige voor 'Maatschappelijk’ bestemde erf voor niet meer dan 50% wordt bebouwd.
  • c. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter.
20.5 Specifieke gebruiksregels
20.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. seksuele dienstverlening;
  • b. wonen, anders dan genoemd in artikel 20.1.
20.5.2 Overige gebruiksregels

Het aantal legaal bestaande woningen mag niet toenemen.

20.6 Afwijken van de gebruiksregels
20.6.1 Vergroten begraafplaats

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.1 voor het vergroten van de begraafplaats uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 5', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen worden niet onevenredig aangetast.
20.6.2 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 20.5.1 voor het gebruik van een deel van de bedrijfswoning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
20.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

20.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.8.1 Sloopverbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde' of ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

20.8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 20.8.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

20.8.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 20.8.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan:

  • a. de ecologische waarde van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde';
  • b. de beeldbepalende waarde van de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek.
20.8.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 20.8.1 advies in bij:

  • a. een deskundige op het gebied van ecologie, ter plaatse van de aanduiding 'ecologische waarde';
  • b. de gemeentelijke Monumentencommissie, ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek'.
20.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 21 Recreatie

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van dagrecreatieve activiteiten in de vorm van volkstuinen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';
  • b. het uitoefenen van dagrecreatieve activiteiten in de vorm van sportbeoefening in de openlucht, zoals voetbalveld, oefenveld, trapveld, speelvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening';

met de daarbij behorende:

  • c. wegen en paden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. parkeervoorzieningen.
  • f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' bedraagt:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen per volkstuin maximaal 12,00 m2;
    • 2. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 2,50 meter.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' bedraagt:
    • 1. het bebouwd oppervlak maximaal 1%;
    • 2. de bouwhoogte van de gebouwen maximaal 3,50 meter;
    • 3. de afstand van gebouwen tot de bestemmingsgrens minimaal 10,00 meter.
21.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin' bedraagt:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 1,00 meter;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 3,00 meter;
    • 3. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen als bedoeld in lid 21.2.1 onder a. en overkappingen maximaal 12,00 m2.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' bedraagt:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 2,00 meter;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 20,00 meter bedragen, met dien verstande dat deze voor het overige naar aard en afmeting bij deze bestemming passen.
21.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

21.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

21.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

21.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

21.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

21.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 22 Sport

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van sportactiviteiten, met dien verstande dat sportvelden ter plaatse van de aanduiding 'sportveld uitgesloten' niet zijn toegestaan;
  • b. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
    'gemengd'   maatschappelijke, (para)medische en sociaal-culturele voorzieningen, dienstverlening en/of horeca tot en met categorie 2  
    'horeca van categorie 2'   horeca categorie 2  
    ‘specifieke vorm van maatschappelijk – kinderopvang’;   kinderopvang  
    'specifieke vorm van sport - schietbaan'   een schietbaan  
    'sportzaal'   een sportzaal  
  • c. ondergeschikte horecavoorzieningen;
  • d. ondergeschikte maatschappelijke activiteiten;

met daarbij behorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderie, verenigingsfeest en een kermis;
  • j. grondwal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal';
  • k. antennemast, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie';
  • l. straatmeubilair;
  • m. overige voorzieningen die naar aard en afmetingen bij deze bestemming passen;
  • n. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen worden uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • b. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • c. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder a. mag een oppervlak van maximaal 15 m2 buiten het bouwvlak worden bebouwd tot een bouwhoogte van maximaal 4,00 meter.
22.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwwerken' de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen maximaal 3,00 meter bedraagt.
  • b. De bouwhoogte van een overkapping bedraagt maximaal 3,50 meter, met dien verstande dat er slechts één overkapping per bouwperceel gerealiseerd mag worden en tot maximaal 30 m². Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwwerken' bedraagt de maximale bouwhoogte van een overkapping 4,00 meter en mogen maximaal 2 overkappingen per bouwperceel gerealiseerd worden tot maximaal 30 m².
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten en vlaggenmasten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • d. De bouwhoogte van ballenvangers bedraagt maximaal 8,00 meter.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietbaan' bedraagt de bouwhoogte van kogelvangers maximaal 19,00 meter.
  • f. In afwijking van het bepaalde onder c. bedraagt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwwerken' de bouwhoogte van lichtmasten, vlaggenmasten, camerapalen en bouwwerken ten behoeve van sportvoorzieningen maximaal 15,00 meter.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie' bedraagt de bouwhoogte van een antennemast maximaal 37,50 meter.
  • h. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2,50 meter.
  • i. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving.
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid.
22.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

22.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. sportvelden ter plaatse van de aanduiding 'sportveld uitgesloten';
  • b. permanente of tijdelijke bewoning van gebouwen;
  • c. seksuele dienstverlening.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

22.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

22.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

22.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeers- en verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. kunstwerken;
  • i. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
  • k. _
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn toegestaan:  
'railverkeer'   spoorwegvoorzieningen  
'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel'   een kapel  
'gemaal'   een rioolgemaal  
'wonen'   wonen op de verdieping  
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden zijn uitsluitend gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en spoorwegvoorzieningen toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
    • 2. de oppervlakte maximaal 15 m2 bedraagt.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' worden gebouwen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder a. is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' één woning op de verdieping toegestaan met een inhoud van maximaal 500 m3.
  • d. Het bouwvlak wordt maximaal tot het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' vermelde bebouwingspercentage bebouwd.
  • e. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • f. In afwijking van het hiervoor bepaalde is uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - kapel' een kapel toegelaten, waarbij de bestaande afmetingen (oppervlakte, goothoogte en bouwhoogte) als maximum gelden.
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  • b. De bouwhoogte van lichtmasten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • c. De bouwhoogte van kunstobjecten bedraagt maximaal 12,00 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer' deze bouwhoogte maximaal 10,00 meter bedraagt.
  • e. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid.
23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Oprichten van stallingen voor voertuigen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 23.2.1 en artikel 23.2.2 voor het oprichten van stallingen voor voertuigen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'railverkeer', onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3,00 meter.
  • b. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • c. De parkeermogelijkheden in de naaste omgeving worden niet onevenredig aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
  • f. Voor zover niet in de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van 1,00 meter aangehouden tot de zijdelingse bouwperceelsgrens.
  • g. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
23.5 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (inclusief LPG).
23.6 Afwijken van de gebruiksregels
23.6.1 Detailhandelsactiviteiten, horeca van categorie 1 of kantoor

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 23.1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen', voor detailhandelsactiviteiten, horeca van categorie 1 of een kantoor onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • b. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen worden niet onevenredig aangetast.
  • c. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • d. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
  • e. De economische uitvoerbaarheid is verzekerd.
  • f. De bedrijfsuitoefening vindt uitsluitend plaats binnen het bouwvlak.
  • g. Er is sprake van een goed leefklimaat.
23.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

23.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

23.9 Wijzigingsbevoegdheid
23.9.1 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid 9'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsbevoegdheid 9' de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Groen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebruik als groen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming wonen. Hierbij wordt getoetst aan de maximale waarde wonen uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • b. Het gebruik als groen de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast.
  • c. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 16 (Groen) in acht genomen.

Artikel 24 Water

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor het ontvangen, bergen en/ of afvoeren van water en de bescherming, het beheer en het onderhoud van de waterloop, alsmede voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecologische waarden.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd, uitgezonderd bouwwerken geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt, dat ze naar aard en afmetingen bij de bestemming passen.
24.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

24.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

24.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

24.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

24.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het vergraven, verbreden, uitdiepen en/of dempen van waterlopen;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabel en leidingen;
  • c. het aanbrengen of aanleggen van oeverbeschoeiingen, kaden, aanleg- en ligplaatsen of vlonders;
  • d. het verwijderen van waardevolle oever- en watervegetatie dan wel het verrichten van andere werkzaamheden die een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben.
24.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 24.7.1 is niet van toepassing:

  • a. voor normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. voor werken en werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning kunnen worden uitgevoerd.
24.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden genoemd in artikel 24.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in artikel 24.1 genoemde waarden niet onevenredig worden en kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Alvorens te beslissen omtrent de omgevingsvergunning wordt het betreffende Waterschap gehoord.

24.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

24.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 25 Wonen

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bestaande, legaal aanwezige aan-huis-verbonden-beroepen of -bedrijven;
  • c. functies en activiteiten conform onderstaande tabel:
    uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:   zijn de volgende activiteiten toegestaan:  
    'bed & breakfast'   een bed & breakfast onder de voorwaarden uit artikel 25.6.2  
    'specifieke vorm van recreatie – bed & breakfast 1'   Een bed & breakfast onder de voorwaarden uit artikel 25.5.2   
    'bedrijf'   een bedrijf van categorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsacitiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1 en uitsluitend op de begane grond  
    'caravanstalling'   het stallen van caravans  
    'detailhandel'   detailhandel, uitsluitend op de begane grond  
    'dienstverlening'   dienstverlening, uitsluitend op de begane grond  
    'garage'   uitsluitend huishoudelijke bergruimte en stalling voor (motor)voertuigen  
    'horeca van categorie 1'   horeca van categorie 1, uitsluitend op de begane grond  
    'kantoor'   een kantoor, uitsluitend op de begane grond  
    'maatschappelijk'   maatschappelijke voorzieningen, uitsluitend op de begane grond  
    ‘onderdoorgang’   uitsluitend voorzieningen voor verkeer en verblijf op de begane grond  
    'opslag'   het opslaan van goederen  
    'praktijkruimte'   een praktijkruimte, uitsluitend op de begane grond  
    'specifieke vorm van maatschappelijk - dagopvang'   dagopvang voor ouderen, met dien verstande dat:
    - de dagopvang voor ouderen enkel plaatsvindt op de begane grond;
    - de dagopvang voor ouderen enkel plaatsvindt op werkdagen tussen 09:00 uur en 18:00 uur;
    - ter plaatse geen horeca-activiteiten worden ontplooid;
    - in de totale parkeerbehoefte wordt voorzien op het eigen terrein.  
    'recreatiewoning'   een recreatiewoning  
    'supermarkt'   een supermarkt  
    'woonwagenstandplaats'   uitsluitend woonwagenstandplaatsen  
    'specifieke vorm van horeca - ijssalon'   een ijssalon  
    'specifieke vorm van wonen - galerie'   een galerie / kunstatelier  
    'minimum aantal parkeerplaatsen'   dient het minimum aangegeven aantal parkeerplaatsen te worden aangelegd en in stand te worden gehouden  
    'ontsluiting'   ontsluiting van de aangrenzende agrarische percelen  
    'groen'   het aanleggen en in stand houden van een groene haag  
  • d. alsmede de instandhouding en bescherming van de cultuurhistorische waarden ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden';
  • e. alsmede de bescherming van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument';
  • f. alsmede de instandhouding en bescherming van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en verhardingen;
  • h. bijbehorende voorzieningen;
  • i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Nieuwe woningen mogen, met uitzondering van vervangende nieuwbouw, uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding – nieuwe woning', met dien verstande dat maximaal het vermelde aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' wordt gebouwd.
  • b. De bestaande woningen mogen met inachtneming van de onderstaande planregels worden gehandhaafd, hersteld, vervangen, veranderd en uitgebreid.
  • c. Het aantal woningen mag niet toenemen en splitsing van bestaande woningen in twee of meer afzonderlijke woningen is niet toegestaan.
  • d. De woningen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd en één gevel wordt geplaatst in, of tot maximaal 3,00 meter achter de voorgevelrooilijn, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' geen bebouwing mag worden opgericht.
  • e. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' en 'maximum bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • f. Per bouwvlak mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen zijn toegelaten.
  • g. Ten aanzien van nieuw te bouwen woningen worden ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' vrijstaande woningen gebouwd;
    • 2. 'twee-aaneen' twee-aan-eengebouwde woningen gebouwd;
    • 3. 'aaneengebouwd' aaneengebouwde woningen gebouwd;
    • 4. 'specifieke bouwaanduiding - patio' patiowoningen gebouwd;
    • 5. 'gestapeld' gestapelde woningen gebouwd.
  • h. De zijgevel wordt minimaal 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'garage' zijn uitsluitend garageboxen toegelaten, met dien verstande dat:
    • 1. de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' opgenomen maximale bouwhoogte geldt;
    • 2. een bebouwingspercentage van 100% geldt.
  • j. Ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt' mag in de eerste bouwlaag een (kleinschalige) supermarkt worden gevestigd, met dien verstande dat:
    • 1. het bruto (bedrijfs)vloeroppervlak maximaal 350 m2 bedraagt;
    • 2. op de tweede bouwlaag en onder de kap gebruik ten behoeve van de supermarkt is toegestaan;
    • 3. de hoofdingang van de supermarkt is gesitueerd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - hoofdingang'.
25.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. Deze dienen in het achtererfgebied te worden gebouwd, met dien verstande dat wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter bedraagt.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt per bouwperceel maximaal:
    • 1. 70 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 500 m² bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn aanwezige erf voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 2. 100 m² indien de oppervlakte van het bouwperceel 500 m² of meer bedraagt, met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b. geldt ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf' en 'maximum bebouwd oppervlak' het opgenomen maximum oppervlak voor gebouwen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten.
  • d. De goothoogte bedraagt maximaal 3,30 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' de opgenomen maximale goothoogte geldt.
  • e. De bouwhoogte bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' de opgenomen maximale bouwhoogte geldt.
  • f. De uiterste afstand van de voorgevel van bijbehorende bouwwerken tot de achtergevel van de woning bedraagt maximaal 40,00 meter.
  • g. Bijgebouwen mogen niet worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' of 'ontsluiting'.
25.2.3 Regels ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats'

In afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 en artikel 25.2.2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' de volgende regels:

  • a. Het aantal woonwagenstandplaatsen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' vermelde aantal.
  • b. De woonwagens worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd.
  • c. Het bebouwingspercentage van een standplaats bedraagt maximaal 50%, met dien verstande dat de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' het opgenomen maximum bebouwingspercentage geldt.
  • d. De afstand van een woonwagen tot de grens van een standplaats bedraagt minimaal 2,50 meter.
  • e. De bouwhoogte van een woonwagen bedraagt maximaal 4,00 meter.
  • f. De oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per standplaats bedraagt maximaal 30 m².
  • g. De bouwhoogte van de bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter.
25.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegelaten. Overkappingen zijn echter uitsluitend achter de voorgevelrooilijn toegelaten.
  • b. De gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt per bouwperceel maximaal 40 m², met dien verstande dat het achter de achtergevelrooilijn en in het verlengde daarvan aanwezige voor de hoofdbestemming bestemde erf voor maximaal 50% wordt bebouwd.
  • c. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,00 meter en voor de voorgevelrooilijn maximaal 1,00 meter.
  • d. De bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt maximaal 6,00 meter, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 vlaggenmast mag worden geplaatst.
  • e. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • f. De bouwwerken geen gebouwen zijnde passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.
  • g. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen niet worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' of 'ontsluiting'.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de parkeermogelijkheden in de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • g. ter waarborging van de externe veiligheid;
  • h. ter voorkoming van onevenredige aantasting van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek';
  • i. ter voorkoming van aantasting van de monumentale waarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument'.
25.4 Afwijken van de bouwregels
25.4.1 Uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 voor het uitbreiden van de woning voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. De voorgevelrooilijn wordt met maximaal 3,00 meter overschreden.
  • b. De grootste breedte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 40% van de breedte van de voorgevel van de woning.
  • c. De oppervlakte van het gedeelte van de uitbreiding voor de voorgevelrooilijn bedraagt maximaal 10 m².
  • d. De goothoogte van de uitbreiding bedraagt maximaal 3,30 meter.
  • e. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • f. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
25.4.2 Derde bouwlaag op de woning in plaats van een kap

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 voor het realiseren van een derde bouwlaag op de woning in plaats van een kap, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De oppervlakte van de derde bouwlaag beslaat maximaal 2/3 van de oppervlakte van de onderliggende bouwlaag.
  • b. De voorgevel van de derde bouwlaag ligt minimaal 2,00 meter achter de voorgevel van de onderliggende bouwlaag.
  • c. De hoogte van de voorgevel van de onderliggende bouwlaag c.q. bouwlagen bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • d. De bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • e. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • f. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
25.4.3 Verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 voor het verkleinen van de afstand van de zijgevel tot de zijdelingse perceelsgrens onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
  • c. De verkeersveiligheid wordt niet aangetast.
  • d. Voor zover niet in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, wordt een minimale afstand van 1,00 meter aangehouden tot de zijdelingse perceelsgrens.
25.4.4 Oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.2 voor het oprichten van een bijbehorend bouwwerk voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Indien het een garage betreft, bedraagt de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 5,00 meter.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
25.4.5 Oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.4 voor het oprichten van een overkapping voor de voorgevelrooilijn onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
25.4.6 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 voor het oprichten van woningen in de typologie 'aaneengebouwd', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 2', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het woon- en leefmilieu wordt niet onevenredig aangetast.
  • b. Het straat- en bebouwingsbeeld wordt niet onevenredig aangetast.
25.4.7 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 3'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 voor het splitsen van de aangeduide gebouwen in maximaal 4 woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 3', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Er vindt geen uitbreiding van de bestaande bebouwing plaats.
  • b. De inhoud per woning bedraagt minimaal 250 m3.
  • c. Er dient sprake te zijn van een goede ontsluiting van de woningen.
  • d. De verbouwing is stedenbouwkundig verantwoord.
  • e. De nieuwe woningen zijn kwantitatief en kwalitatief afgestemd op meest recent geldende Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving.
25.4.8 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 4'

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2.1 voor het splitsen van de aangeduide gebouwen in maximaal 2 woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - afwijkingsgebied 4', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Uitsluitend het hoofdgebouw mag worden verbouwd.
  • b. De inhoud per woning bedraagt minimaal 250 m3.
  • c. Er dient sprake te zijn van een goede ontsluiting van de woningen.
  • d. De verbouwing is stedenbouwkundig verantwoord.
  • e. De nieuwe woningen zijn kwantitatief en kwalitatief afgestemd op meest recent geldende Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving.
25.5 Specifieke gebruiksregels
25.5.1 Verboden gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning van bijbehorende bouwwerken door een huishouden anders dan dat van de hoofdeigenaar/gebruiker;
  • b. kamerbewoning;
  • c. inwoning.
25.5.2 Specifieke vorm van recreatie – bed & breakfast 1

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie – bed & breakfast 1' is de uitoefening van een Bed & Breakfast toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend op de verdieping zijn maximaal twee slaapkamers voor in totaal maximaal vier personen toegestaan;
  • b. ontbijt en ontbijtfaciliteiten zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan;
  • c. de Bed & Breakfast is uitsluitend in het weekend operationeel.
25.6 Afwijken van de gebruiksregels
25.6.1 Aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.1 voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk onder de volgende voorwaarden:

  • a. De woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd.
  • b. De woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit en de bouwverordening.
  • c. Degene die eigenaar/gebruiker is van de woning is ook degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent.
  • d. Maximaal 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw wordt gebruikt voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf, met een maximum van 50 m² in het hoofdgebouw en/of bijbehorend bouwwerk.
  • e. Het gebruik levert geen ernstige hinder op voor het woonmilieu c.q. doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de woning of de buurt.
  • f. Geen medewerking wordt verleend aan bedrijven, anders dan voorkomend in milieucategorie 1 of 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten, danwel naar aard, omvang en invloed op de omgeving daaraan gelijkgesteld.
  • g. Uitoefening van de activiteit vindt uitsluitend plaats op de begane grond.
  • h. Er vindt geen detailhandel plaats, behoudens van ondergeschikte aard in ter plaatse vervaardigde of aan het bedrijf of beroep gelieerde producten.
  • i. Er mogen geen zodanig verkeersaantrekkende activiteiten plaatsvinden die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeerplaatsen, noodzakelijk worden.
25.6.2 Bed & Breakfast

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.1 voor de uitoefening van een Bed & Breakfast onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bed & breakfast-voorziening dient binnen de woonbebouwing (al dan niet als onderdeel van een agrarisch bedrijf) inclusief bijbehorende bouwwerken te worden gerealiseerd. Er mogen bijbehorende bouwwerken worden opgericht om de bed & breakfast-voorziening te kunnen realiseren, mits deze bijbehorende bouwwerken passen binnen de in lid 25.2.2 maximaal toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.
  • b. De stedenbouwkundige, landschappelijke, cultuurhistorische en/of architectonische waarden van het pand, perceel of complex dienen behouden te blijven;
  • c. De activiteiten dienen ruimtelijk en bedrijfsmatig ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie; deze dienen kleinschalig van omvang te zijn en te passen in de directe omgeving.
  • d. Maximaal 40% van het totale woonoppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50 m² mag worden gebruikt voor de bed & breakfast-voorziening.
  • e. De bed & breakfast-voorziening mag door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning. Het hebben van een aparte kookgelegenheid is daarom niet toegestaan.
  • f. Permanente bewoning is niet toegestaan; ter voorkoming van permanente bewoning is de maximum verblijfsduur op 2 weken gesteld.
  • g. Het maximum aantal gasten dat tegelijkertijd van de bed & breakfast-voorziening gebruik mag maken bedraagt binnen het stedelijk gebied 4.
  • h. De activiteiten mogen geen onevenredige afbreuk veroorzaken aan de volgens het bestemmingsplan gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  • i. De bed & breakfast-activiteiten mogen uitsluitend door de hoofdbewoner(s) worden uitgeoefend; tijdens het nachtverblijf dienen(t) de hoofdbewoner(s) aanwezig te zijn. Bij bed & breakfast-activiteiten in huurwoningen is toestemming nodig van de verhuurder.
  • j. Er ontstaan geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
  • k. Het parkeren van vervoermiddelen dient op eigen terrein plaats te vinden, tenzij in de directe omgeving in openbaar gebied voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en dit niet leidt tot onevenredige hinder voor de woonomgeving. De parkeernorm bedraagt in beide gevallen 1 parkeerplaats per kamer.
25.6.3 Afhankelijke woonruimte (inwoning)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.5 voor het gebruik van een deel van de woning of bijbehorende bouwwerken bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), onder de volgende voorwaarden:

  • a. De bebouwingsmogelijkheden worden met maximaal 30 m² in één bouwlaag overschreden.
  • b. De afhankelijke woning is met de hoofdwoning verbonden en er is geen sprake van woningsplitsing.
  • c. Het karakter van de omringende bebouwingsstructuur wordt niet aangetast.
  • d. Het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen wordt niet onevenredig aangetast.
  • e. De bereikbaarheid van algemene en nutsvoorzieningen is gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten.
  • f. Er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig.
25.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

25.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.8.1 Sloopverbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

25.8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 25.8.1 is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.

25.8.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 25.8.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de beeldbepalende waarde van de bebouwing.

25.8.4 Advies

Het bevoegd gezag wint ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in lid 25.8.1 advies in bij de gemeentelijke Monumentencommissie.

25.9 Wijzigingsbevoegdheid
25.9.1 Verwijderen aanduiding 'bedrijf'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de aanduiding 'bedrijf' te verwijderen, onder de voorwaarden, dat de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd.

25.9.2 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 10'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 10' de bestemming 'Wonen' te wijzigen in de bestemming 'Groen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het gebruik als groen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar, hetgeen onder andere wil zeggen dat uit een ingesteld bodemonderzoek blijkt dat ter plaatse de kwaliteit van de bodem geschikt is voor de bestemming groen. Hierbij wordt getoetst aan de Achtergrondwaarde uit het Besluit bodemkwaliteit.
  • b. Het gebruik als groen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
25.9.3 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 11'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 11', het plan te wijzigen ten behoeve van het toevoegen van een bouwvlak en oprichten van één of meer nieuwe woningen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. Het aantal woningen bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeduide aantal.
  • b. De woning(en) wordt/worden binnen het bouwvlak opgericht.
  • c. Het bouwvlak heeft een breedte van maximaal 12,00 meter.
  • d. Het bouwvlak heeft een diepte van maximaal 15,00 meter.
  • e. De goothoogte van een woning bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • f. De bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • g. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar.
  • h. Het gebruik als woning tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • i. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • j. De economische uitvoerbaarheid gegarandeerd is.
  • k. Voor het overige worden de bouw- en gebruiksregels van artikel 25 in acht genomen.
25.9.4 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 12'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 12' ten behoeve van het toevoegen van bouwvlakken en het oprichten van woningen, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De breedte van een bouwperceel bedraagt minimaal voor een:
    • 1. vrijstaande woning: 12,00 meter;
    • 2. halfvrijstaande woning: 8,50 meter;
    • 3. aaneengesloten woning: 5,50 meter.
  • b. De diepte van een bouwvlak bedraagt maximaal 15,00 meter.
  • c. De goothoogte van de woningen bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • d. De bouwhoogte van de woningen bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • e. Voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan voor zover deze noodzakelijk zijn ter realisering van de doeleinden in het aangeduide gebied.
  • f. De wijziging is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar.
  • g. Het gebruik als woning tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • h. De gevolgen voor de waterhuishouding worden in beeld gebracht en de principes van duurzaam waterbeheer worden toegepast.
  • i. De nieuwe woningen zijn kwantitatief en kwalitatief afgestemd op de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving.
  • j. Voor het overige worden de bouw- en gebruiksregels van artikel 25 in acht genomen.
25.9.5 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 13'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 13' zodat het oprichten van nieuwe woningen niet meer toegestaan is, door het verwijderen van de aanduidingen 'specifieke bouwaanduiding - nieuwe woning' en 'maximum aantal wooneenheden', onder de volgende voorwaarden:

  • a. Van deze bevoegdheid mag pas gebruik worden gemaakt nadat minimaal tien jaren zijn verstreken na inwerkingtreding van het plan en binnen deze termijn geen aanvang is gemaakt met het oprichten van een nieuwe woning overeenkomstig een daartoe verleende omgevingsvergunning.
  • b. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
25.9.6 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 14'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 14' ten behoeve van het bouwen van twee woningen met bijbehorende bouwwerken, onder de volgende voorwaarden:

  • a. De ter plaatse bestaande woning wordt gesloopt.
  • b. Het perceel wordt gesplitst in twee bouwpercelen.
  • c. De breedte van een bouwperceel bedraagt minimaal 12,00 meter.
  • d. Op elk bouwperceel wordt maximaal één woning gebouwd.
  • e. De diepte van een bouwvlak bedraagt maximaal 15,00 meter.
  • f. De woningen worden in of maximaal 3,00 meter achter het verlengde van de voorgevelrooilijn van de aan weerszijden direct grenzende percelen gebouwd.
  • g. De goothoogte van een woning bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • h. De bouwhoogte van een woning bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • i. Het gebruik als wonen vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is.
  • j. Het gebruik als woning tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • k. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • l. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • m. Voor het overige worden de bouw- en gebruiksregels van artikel 25 in acht genomen.

Artikel 26 Wonen - Uit te werken 1

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeers- en verblijfsfunctie;
  • c. voet- en rijwielpaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
  • h. kortdurende activiteiten en evenementen, zoals een weekmarkt, rommelmarkt, antiekmarkt, braderieën en een kermis;

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en verhardingen;
  • j. straatmeubilair;
  • k. kunstwerken;
  • l. bijbehorende voorzieningen.
26.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de in lid 26.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  • a. De ontwikkeling van de gronden binnen deze bestemming is gericht op het realiseren van een gebied waarin de woonfunctie primair is.
  • b. De nieuwe woningen zijn kwantitatief en kwalitatief afgestemd op meest recent geldende Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving, met dien verstande dat het aantal woningen op de gronden binnen deze bestemming in totaal maximaal 22 bedraagt.
  • c. De bebouwingswijze dient garant te staan voor een goed woonklimaat. Daartoe zijn uitsluitend woningen in maximaal 2 bouwlagen, eventueel voorzien van een kap, toegestaan.
  • d. De inrichting van de ontsluitingen is gericht op een ontsluitingsfunctie ten behoeve bestemmingsgericht verkeer.
  • e. Er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid om de parkeerbehoefte van de woningen op te vangen.
  • f. Minimaal 10% van de gronden binnen deze bestemming dient te worden aangewend ten behoeve van openbare groenvoorzieningen.
  • g. De gevolgen voor de waterhuishouding moeten in beeld worden gebracht en de principes van duurzaam waterbeheer worden toegepast.
  • h. De breedte van een bouwperceel voor een woning bedraagt voor:
    • 1. een vrijstaande woning minimaal 14,00 meter;
    • 2. een halfvrijstaande woning minimaal 8,50 meter;
    • 3. een geschakelde woning minimaal 5,50 meter.
  • i. De goothoogte van de woningen bedraagt maximaal 7,00 meter.
  • j. De bouwhoogte van de woningen bedraagt maximaal 10,00 meter.
  • k. Voor het overige wordt er voor het bebouwen en gebruiken van woonpercelen aangesloten bij het bepaalde in artikel 25 Wonen.
26.3 Bouwregels
26.3.1 Voorlopig bouwverbod

Zolang en voor zover de in lid 26.2 genoemde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken slechts worden gebouwd indien het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.

26.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

26.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

Artikel 27 Wonen - Uit te werken 2

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

en de daarbij behorende voorzieningen.

27.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en Wethouders werken de in lid 27.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende uitwerkingsregels:

  • a. De regels in artikel 16 ('Groen'), 23 ('Verkeer') en 25 ('Wonen') zijn van toepassing.
  • b. Er worden uitsluitend grondgebonden woningen gebouwd.
  • c. Woningen uitsluitend binnen het 'bouwvlak' gebouwd.
  • d. Ten aanzien van nieuw te bouwen woningen worden ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand' vrijstaande woningen gebouwd.
  • e. Maximaal wordt het vermelde aantal wooneenheden ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' gebouwd.
  • f. Ten aanzien van de goot- en bouwhoogte gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten.
  • g. De woningen worden met een kap afgedekt.
  • h. Er wordt in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein voorzien.
  • i. Er wordt voldaan aan de regels van de Wet geluidhinder.
  • j. De woningbouw past binnen het gemeentelijk woningbouwprogramma.
  • k. De woningen zijn inpasbaar vanuit het stedenbouwkundige beeld.
  • l. Er wordt in voldoende mate in de noodzakelijk infiltratievoorzieningen voorzien ten behoeve van de infiltratie van afgekoppeld hemelwater.
  • m. In het kader van de watertoets wordt advies van de waterbeheerder ingewonnen.
  • n. Er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen, of gelet op de aard en de omvang van het uitwerkingsplan, is met noodzakelijk (milieu)onderzoek aangetoond dat het plan alsnog uitvoerbaar is.
  • o. Bij het nemen van een beslissing omtrent het toepassen van de uitwerkingsverplichting wordt de openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht (afdeling 3.4) gevolgd.
27.3 Bouwregels
27.3.1 Voorlopig bouwverbod
  • a. Op de voor 'Wonen - Uit te werken 2' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
  • b. Het onder a. bedoelde is niet van toepassing indien wordt gebouwd, overeenkomstig een door Burgemeester en Wethouders uitgewerkt plan, dat voldoet aan de regels uit artikel 27.2, dat onherroepelijk is geworden.
27.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

27.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

Artikel 28 Leiding - Hoogspanningsverbinding

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:

  • a. bovengrondse hoogspanningsleidingen met een vrijwaringstrook ter breedte van 20,00 / 26,00 / 36,00 / 39,00 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding'.
28.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden opgericht.

28.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

28.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 28.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend toelaatbaar zijn indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten;
  • b. het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s).
28.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

28.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

28.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.7.1 Verbod

In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen van deze regels is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van bovengrondse kabels of leidingen;
  • b. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  • c. het aanbrengen van hoogopgaande bomen of beplantingen;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur hoger dan 2,50 meter;
  • e. het opslaan van materialen of stoffen, die onder bepaalde omstandigheden gevaar van brand of explosie kunnen opleveren.
28.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 28.7.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. normaal spitwerk tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter;
  • e. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd.
28.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden in artikel 28.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig en veilig functioneren van de in artikel 28.1 genoemde leiding(en) niet onevenredig wordt c.q. kan worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent de omgevingsvergunningvergunning wordt de betreffende leidingbeheerder gehoord.

28.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

28.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene wijzigingsregels van artikel 45.

Artikel 29 Leiding - Ondergronds

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Ondergronds' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg, instandhouding en/of bescherming van:

  • a. een ondergrondse hoge druk aardgastransportleiding met een vrijwaringstrook ter breedte van 5,00 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. een ondergrondse rioolwatertransportleiding met een vrijwaringstrook ter breedte van 2,50 meter aan weerszijden van de hartlijn van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool'.
29.2 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald ten aanzien van het bouwen krachtens de overige bestemmingen van deze gronden, mogen op of in deze bestemming begrepen grond uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding(en) worden opgericht.

29.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

29.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 29.2 voor gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, met dien verstande dat:

  • a. deze uitsluitend toelaatbaar zijn indien de belangen in verband met de betrokken leiding(en) zich hier niet tegen verzetten;
  • b. het bevoegd gezag hierover tijdig tevoren schriftelijk advies heeft ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder(s);
  • c. geen kwetsbaar object wordt toegestaan (conform artikel 14 van het Bevb).
29.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

29.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming.

29.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.7.1 Verbod

In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen van deze regels is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse kabels of leidingen;
  • d. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  • e. het aanbrengen of rooien van diepwortelende en/of hoogopgaande bomen of beplantingen;
  • f. diepploegen;
  • g. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
29.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 29.7.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • c. werken en werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning vergunning kunnen worden uitgevoerd.
29.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden in artikel 29.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen het doelmatig en veilig functioneren van de in artikel 29.1 genoemde leiding(en) niet wordt c.q. kan worden aangetast. Alvorens te beslissen omtrent de omgevingsvergunning wordt door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

29.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

29.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsbevoegdheid van artikel 45.

Artikel 30 Waarde - Archeologie 1

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Binnen de dubbelbestemming

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

30.2.2 Binnen de overige bestemmingen

Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande, dat indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 100 m² de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
30.2.3 Uitzonderingen

Het indienen van een ingevolge artikel 30.2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

30.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 30.2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 30.2.2 of artikel 30.7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

30.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

30.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

30.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

30.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.7.1 Verbod

Het is verboden op de in artikel 30.1bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het slopen van funderingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
30.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Het bepaalde in artikel 30.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 40 cm onder maaiveld.
30.7.3 Archeologisch onderzoek

Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
30.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht

Het indienen van een ingevolge artikel 30.7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

30.7.5 Regels omgevingsvergunning

Indien uit het in 30.7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
30.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

30.9 Wijzigingsbevoegdheid
30.9.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door op een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  • c. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Artikel 31 Waarde - Archeologie 2

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in de historische dorpskern danwel een ander niet beschermd AMK-terrein.

31.2 Bouwregels
31.2.1 Binnen de dubbelbestemming

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

31.2.2 Binnen de overige bestemmingen

Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande dat, indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 250 m² dan dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
31.2.3 Uitzonderingen

Het indienen van een ingevolge artikel 31.2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

31.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 31.2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 31.2.2 of artikel 31.7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

31.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

31.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

31.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

31.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.7.1 Verbod

Het is verboden op de in artikel 31.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het slopen van funderingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
31.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 31.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 40 cm onder maaiveld.
31.7.3 Archeologisch onderzoek

Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 250 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
31.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht

Het indienen van een ingevolge artikel 31.7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

31.7.5 Regels omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 31.7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
31.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

31.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  • c. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 3

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in droge en natte landschappen met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde; danwel een provinciaal aandachtsgebied met hoge en/of middelhoge archeologische verwachtingswaarde.

32.2 Bouwregels
32.2.1 Binnen de dubbelbestemming

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

32.2.2 Binnen de overige bestemmingen

Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande, dat indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 500 m² de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
32.2.3 Uitzonderingen

Het indienen van een ingevolge artikel 32.2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

32.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 32.2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
32.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 32.2.2 of artikel 32.7.3 gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

32.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

32.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

32.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.7.1 Verbod

Het is verboden op de in artikel 32.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het slopen van funderingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
32.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 32.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunningvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 40 cm onder maaiveld.
32.7.3 Archeologisch onderzoek

Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 500 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
32.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht

Het indienen van een ingevolge artikel 32.7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

32.7.5 Regels omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 32.7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
32.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

32.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door op een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  • c. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 4

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen in een provinciaal aandachtsgebied met lage archeologische verwachtingswaarde.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Binnen de dubbelbestemming

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

33.2.2 Binnen de overige bestemmingen

Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande dat, indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 10.000 m² dan dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kunnen worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
33.2.3 Uitzonderingen

Het indienen van een ingevolge artikel 33.2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

33.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 33.2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
33.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 33.2.2 of artikel 33.7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

33.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

33.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

33.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

33.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.7.1 Verbod

Het is verboden op de in artikel 33.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het slopen van funderingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
33.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 33.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 40 cm onder maaiveld.
33.7.3 Archeologisch onderzoek

Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 10.000 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
33.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht

Het indienen van een ingevolge artikel 33.7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

33.7.5 Regels omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 33.7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
33.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

33.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  • c. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.

Artikel 34 Waarde - Archeologie 5

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden gelegen rond een ARCHIS-waarneming of vondstmelding.

34.2 Bouwregels
34.2.1 Binnen de dubbelbestemming

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

34.2.2 Binnen de overige bestemmingen

Voor het bouwen binnen de andere daar voorkomende bestemmingen zijn de desbetreffende regels behorende bij die bestemmingen van toepassing, met dien verstande, dat indien de bodemverstoring als gevolg van het bouwen dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 30 m² de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport dient te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde bouwwerkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
34.2.3 Uitzonderingen

Het indienen van een ingevolge artikel 34.2.2 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

34.2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 34.2.2 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde bouwwerkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
34.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de inrichting en het gebruik van de gronden, indien uit het onderzoek als bedoeld in artikel 34.2.2 of artikel 34.7.3 is gebleken, dat ter plaatse beschermingswaardige archeologische waarden aanwezig zijn. Toepassing van deze bevoegdheid mag niet leiden tot een onevenredige beperking van het meest doelmatige gebruik.

34.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

34.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

34.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

34.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.7.1 Verbod

Het is verboden op de in artikel 34.1 bedoelde gronden de navolgende werken (geen bouwwerken zijnde) of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. grondbewerkingen, zoals het ophogen, afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  • b. het slopen van funderingen;
  • c. het aanleggen of verbreden van wegen, paden of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen of verbreden van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • e. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • f. het aanleggen van bos of boomgaard, danwel het rooien hiervan waarbij stobben worden verwijderd.
34.7.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 34.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die het normale onderhoud, gebruik en/of beheer betreffen, danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  • b. die reeds in uitvoering zijn, danwel krachtens een verleende omgevingsvergunning mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
  • c. waarbij de bodemverstoring beperkt is tot maximaal 40 cm onder maaiveld.
34.7.3 Archeologisch onderzoek

Indien een omgevingsvergunning vereist is, de bodemverstoring als gevolg van de werken/werkzaamheden dieper is dan 0,40 meter onder maaiveld én de omvang van de bodemingreep groter is dan 30 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen of zullen worden verstoord naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld of waaruit blijkt dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd of;
  • b. de archeologische waarden door de beoogde werken/werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad.
34.7.4 Uitzonderingen op de onderzoeksplicht

Het indienen van een ingevolge artikel 34.7.3 vereist archeologisch onderzoek kan achterwege blijven, indien de archeologische waarde of verwachtingswaarde van de gronden in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.

34.7.5 Regels omgevingsvergunning

Indien uit het in artikel 34.7.3 genoemde rapport blijkt dat archeologische waarden van de gronden door de beoogde werken/werkzaamheden kunnen of zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de bodemverstorende activiteit te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag aan de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.
34.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

34.9 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • b. het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan voorziet in bescherming van deze waarden;
  • c. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veiliggesteld.

 

Artikel 35 Waarde - Cultuurhistorie

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding en versterking van de aanwezige cultuurhistorisch waardevolle elementen en beeldbepalende panden.

35.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden mag worden gebouwd overeenkomstig de geldende bestemmingen.

35.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij toepassing van de bouwregels nadere eisen stellen ten aanzien van behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de beeldbepalende panden.

35.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

35.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

35.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

35.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

35.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
35.8.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de op de gronden aanwezige cultuurhistorische waardevolle en/of karakteristieke bebouwing geheel of gedeeltelijk te slopen.

35.8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 35.8.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. sloopwerkzaamheden gericht op de instandhouding van de cultuurhistorisch waardevolle elementen en/of beeldbepalende panden;
  • d. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.
35.8.3 Toepassingscriteria

De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 35.8.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 35.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van de bedoelde waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind.

35.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsbevoegdheid van artikel 45.

Artikel 36 Waarde - Cultuurhistorisch waardevol ensemble

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol ensemble' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de waarde van het ensemble van cultuurhistorisch waardevolle landschappen, erfgoed en bouwwerken.

36.2 Bouwregels

Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol ensemble' mag worden gebouwd overeenkomstig de geldende bestemmingen.

36.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen bij toepassing van de bouwregels nadere eisen stellen ten aanzien van behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van landschappen, erfgoed en bouwwerken.

36.4 Afwijken van de bouwregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

36.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

36.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

36.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

36.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
36.8.1 Verbod

Het is verboden op of in de voor 'Waarde - Cultuurhistorisch waardevol ensemble' aangewezen gronden gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen.

36.8.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 36.8.1 is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. sloopwerkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. sloopwerkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende (omgevings)vergunning/ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • d. sloopwerkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken.
36.8.3 Toepassingscriteria
  • a. De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 36.8.1 kan alleen worden verleend indien de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gebouwen niet blijvend onevenredig worden geschaad, dan wel indien deze cultuurhistorische waarden kunnen en zullen worden veiliggesteld dan wel worden teruggebracht.
  • b. Het staat het bevoegd gezag vrij om advies in te winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 36.8.1 bij de in de gemeente operationele en ter zake deskundige commissie op het vlak van monumenten, welstand, landschap, archeologie en cultuurhistorie.
36.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming.

Artikel 37 Waterstaat - Bergend rivierbed

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Bergend rivierbed' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de berging en afvoer van oppervlaktewater.

37.2 Bouwregels
37.2.1 Bouwverbod

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd.

37.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

37.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, gehoord Rijkswaterstaat, middels een omgevingsvergunning toestemming verlenen af te wijken van het bepaalde in 37.2.1, ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen bestemming, mits:

  • a. sprake is van een zodanige situering van de bebouwing dat het veilig en doelmatig gebruik van het oppervlaktelichaam gewaarborgd blijft;
  • b. geen sprake is van een feitelijke belemmering voor de vergroting van de afvoercapaciteit van de rivier;
  • c. sprake is van een zodanige situering van de bebouwing dat de waterstandverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • d. sprake is van een zodanig situering van de bebouwing dat de ecologische toestand van het oppervlaktewaterlichaam niet verslechterd;
  • e. eventueel resterende waterstandeffecten of afname van het bergend vermogen worden gecompenseerd, waarbij de financiering en tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn.
37.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

37.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

37.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

37.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

37.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsbevoegdheid van artikel 45.

Artikel 38 Waterstaat - Waterkering

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en onderhoud van de waterkering.

38.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterkering.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat ze naar aard en afmetingen bij de bestemming passen.
38.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

38.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, gehoord de beheerder van de waterkering, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 38.2, ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen bestemming, mits door de bouw of situering van de bouwwerken geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de functie van de waterkering.

38.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

38.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

38.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Niet van toepassing voor deze bestemming.

38.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

38.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsbevoegdheid van artikel 45.

Artikel 39 Waterstaat - Waterlopen

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterlopen' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het beheer en het onderhoud van de aangrenzende waterloop, alsmede voor het behoud, herstel en de ontwikkeling van ecologische waarden van de waterloop.

39.2 Bouwregels
39.2.1 Bouwwerken

Voor het bouwen van bouwwerken geldt de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de waterloop.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat ze naar aard en afmetingen bij de bestemming passen.
  • c. De gebods- en verbodsregels van de Keur van het Waterschap Roer en Overmaas zijn van toepassing.
39.3 Nadere eisen

Niet van toepassing voor deze bestemming.

39.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, gehoord het betreffende waterschap, een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 39.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen bestemming, mits door de bouw of situering van de bouwwerken als bedoeld onder a en b van artikel 39.2.1 geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de waterhuishoudkundige functie dan wel geen onevenredige schade aan de specifieke ecologische waarden wordt of kan worden toegebracht.

39.5 Specifieke gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming behoudens de algemene gebruiksregels van artikel 42.

39.6 Afwijken van de gebruiksregels

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene afwijkingsregels van artikel 44.

39.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.7.1 Verbod

In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen van deze regels is het, voor zover niet reeds gebonden aan een vergunning op grond van de bestemming en/of de van toepassing zijnde Keur van het Waterschap, verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen;
  • d. het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden;
  • e. het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen of beplantingen die dieper wortelen dan 0,75 meter.
39.7.2 Uitzonderingen op het verbod

Het verbod als bedoeld in artikel 39.7.1 is niet van toepassing:

  • a. voor normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik;
  • d. voor het periodiek kappen van hakhout, voor zover betreffende de normale uitoefening van het toegelaten bodemgebruik en voor zover de Boswet of krachtens die wet gestelde regels van toepassing zijn;
  • e. voor normaal spitwerk tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter;
  • f. voor werken en werkzaamheden, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd.
39.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden in artikel 39.7.1 zijn slechts toelaatbaar indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de in artikel 39.1 genoemde waarden niet onevenredig worden en kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheid voor herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Alvorens te beslissen omtrent de vergunning wordt het betreffende Waterschap gehoord.

39.8 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Niet van toepassing voor deze bestemming.

39.9 Wijzigingsbevoegdheid

Niet van toepassing voor deze bestemming, behoudens de algemene wijzigingsbevoegdheid van artikel 45.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 40 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 41 Algemene bouwregels

41.1 Algemene regels
41.1.1 Algemeen

Geen bouwwerk of complex van bouwwerken mag worden opgericht indien daardoor een bestaand bouwwerk of complex van bouwwerken met daarbij behorende perceel, hetzij niet langer zou blijven voldoen aan het plan, hetzij in grotere mate zou gaan afwijken van het plan.

41.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
41.2.1 Parkeernormen

In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 8 Parkeerkencijfers worden nageleefd.

41.2.2 Afmetingen parkeerruimte

De in artikel 41.2.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 meter bij 5,00 meter en maximaal 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen.

41.2.3 Laad- en losruimte

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

41.2.4 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 41.2.1 en 41.2.3 indien aangetoond is dat in de directe omgeving (een straal van circa 250,00 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn.

41.2.5 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.

41.3 Milieu
41.3.1 Wegverkeerslawaai

Geluidsgevoelige objecten als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (geluidsgevoelige gebouwen en terreinen) mogen, onverminderd het bepaalde in de bouwregels per bestemming, slechts worden opgericht indien en voor zover wordt voldaan aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde als bedoeld in de Wet Geluidhinder.

41.4 Algemene regels met betrekking tot ondergronds bouwen
41.4.1 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

41.4.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze planregels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
  • c. In aanvulling op het bepaalde onder a en b is, voor zover passend binnen de betreffende bestemmingsomschrijving, maximaal 1 niet-overdekt zwembad per bouwperceel toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken als opgenomen in de planregels behorende bij de desbetreffende bestemming in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.
  • d. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,00 meter onder peil.
  • e. Bij het berekenen van de blijkens de verbeelding of deze planregels geldende bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen.
41.4.3 Afwijken ten behoeve van ondergrondse bouwdiepte

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 41.4.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10,00 meter noder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden;
  • c. het woongenot of de gebruiksmogelijkheden op de belendende percelen niet onevenredig wordt aangetast.
41.5 Algemene regels over bestaande afstanden en andere maten
41.5.1 Bestaande maten en hoeveelheden bedragen meer

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

41.5.2 Bestaande maten en hoeveelheden bedragen minder

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge Hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

41.5.3 (Her)oprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 41.5.1 en artikel 41.5.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 42 Algemene gebruiksregels

42.1 Gebruiksverbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken in dit plan te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de gegeven bestemming(en).

42.2 Voorbeelden van strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan, het gebruiken, te doen of laten gebruiken van bebouwde en onbebouwde gronden ten behoeve van:

  • a. het al dan niet ten verkoop opslaan van gebruikte, dan wel geheel of ten dele uit gebruikte onderdelen samengestelde motorrijtuigen of aanhangwagens, die bruikbaar en niet aan hun bestemming onttrokken zijn, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • b. opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks passend is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. een seksinrichting, escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

Artikel 43 Algemene aanduidingsregels

43.1 'geluidzone - industrie'
43.1.1 Verbod

Het is verboden op de gronden met de aanduiding 'geluidzone - industrie' nieuwe woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen te realiseren.

43.1.2 Afwijken van de verbodsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het in artikel 43.1.1 genoemde verbod in die gevallen waarin is aangetoond dat voldaan wordt aan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A) ingevolge de Wet geluidhinder dan wel aan een verleende hogere grenswaarde.

43.2 'milieuzone'
43.2.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. de bestaande verharding verwijderen dan wel daarin veranderingen aanbrengen.
43.2.2 Uitzondering

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod onder artikel 43.2.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen sprake is van bodemverontreiniging dan wel sanering daarvan plaatsvindt of heeft plaatsgevonden.

43.3 'milieuzone - bodembeschermingsgebied'
43.3.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' is gebruik en het oprichten van bouwwerken overeenkomstig de bestemming alleen toegestaan indien dit geen belemmering oplevert voor een actief beheer van de bodem(kwaliteit) op basis van het als Bijlage 7 bij deze regels gevoegde "Raamsaneringsplan Bedrijventerrein De Loop" alsmede de daaruit voortvloeiende nazorgplannen een en ander overeenkomstig het bepaalde in artikel 43.3.2, 43.3.3 en 43.3.4.

43.3.2 Bouwregels

Bij alle voorbereidingen van bouwactiviteiten, de bouwactiviteiten zelf en werkzaamheden ten behoeve van de terreininrichting dient het "Raamsaneringsplan Bedrijventerrein De Loop" (Bijlage 7 bij deze regels) in acht te worden genomen. Na afloop van de werkzaamheden dienen de uit het Raamsaneringsplan voortvloeiende nazorgplannen in acht te worden genomen.

43.3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de voorwaarden gesteld in het "Raamsaneringsplan Bedrijventerrein De Loop" of een daaruit voortvloeiend nazorgplan (Bijlage 7 bij deze regels).
43.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of groenvoorzieningen, anders dan in overeenstemming met het "Raamsaneringsplan Bedrijventerrein De Loop" (Bijlage 7 bij deze regels);
  • b. het bodemverlagen of afgraven, het ophogen, het aanbrengen van een leeflaag, egaliseren of omzetten van de bodem, anders dan in overeenstemming met het "Raamsaneringsplan Bedrijventerrein De Loop" (Bijlage 7 bij deze regels).
43.4 'milieuzone - geurzone'
43.4.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mogen geen geurgevoelige objecten worden gerealiseerd.

43.4.2 Afwijken van de verbodsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.4.1, met dien verstande dat:

  • a. de bepalingen van de onderliggende bestemming in acht worden genomen;
  • b. een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd;
  • c. er geen (onevenredig) nadeel ontstaat voor omliggende bedrijven c.q. de geurveroorzaker(s).
43.5 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' mogen bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat de bescherming van de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening gewaarborgd dient te blijven.

43.6 'milieuzone - roerdalslenk'
43.6.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk' is het niet toegestaan om:

  • a. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30,00 meter beneden het maaiveld;
  • b. de grond te roeren dieper dan 30,00 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten;
  • c. een bodemenergiesysteem op te richten, die dieper reikt dan 30,00 meter beneden het maaiveld;
  • d. boorputten op te richten wanneer de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0,00 tot 3,00 meter beneden het maaiveld, niet worden afgedicht met klei of bentoniet.
43.6.2 Uitzonderingen

De in artikel 43.6.1 gestelde verboden gelden niet voor:

  • a. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  • b. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
43.6.3 Afwijken van de verbodsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.6.1 als gewaarborgd is dat geen sprake is van nadelige gevolgen voor de grondwaterwinning en met dien verstande dat de omgevingsvergunning alleen kan worden verleend wanneer Gedeputeerde Staten vooraf gehoord is.

43.7 'milieuzone - waterwingebied'
43.7.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - waterwingebied' mogen, in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, uitsluitend worden gebouwd bouwwerken die noodzakelijk zijn in verband met de openbare drinkwaterwinning.

43.7.2 Uitzondering

Artikel 43.7.1 is niet van toepassing op bouwwerken waarvoor gedeputeerde staten ontheffing hebben verleend.

43.8 'specifieke bouwaanduiding - monument'

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de afzonderlijke bestemmingen zoals opgenomen in Hoofdstuk 2 van deze planregels, geldt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' onverkort het gestelde in de Monumentenwet 1988.

43.9 'veiligheidszone'
43.9.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

43.9.2 Afwijken van de verbodsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.9.1, met dien verstande dat:

  • a. vooraf advies dient te worden ingewonnen bij het bestuur van de Veiligheidsregio;
  • b. verantwoording van het groepsrisico plaatsvindt.
43.10 'veiligheidszone - bedrijven 1' en 'veiligheidszone - bedrijven 2'
43.10.1 Bouwregels

In afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, gelden op of in de gronden ter plaatse van de aanduidingen 'veiligheidszone - bedrijven 1' en 'veiligheidszone - bedrijven 2' de volgende regels:

  • a. er mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven 1' geen beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten worden gebouwd;
  • b. er mogen ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven 2' geen kwetsbare objecten worden gebouwd.
43.10.2 Specifieke gebruiksregels

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan als bedoeld in artikel 42.1 wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven 1' voor beperkt kwetsbare objecten en kwetsbare objecten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven 2' voor kwetsbare objecten.
43.11 'veiligheidszone - lpg'
43.11.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gerealiseerd.

43.11.2 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het wijzigen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' tot een straal van 25,00 meter vanaf het vulpunt indien een wijziging van het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen daartoe de mogelijkheid biedt;
  • b. het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' bij beëindiging van de betreffende functie onder de voorwaarde dat de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' tegelijk wordt verwijderd.
43.12 'vrijwaringszone - spoor'
43.12.1 Verbod

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - spoor' mag niet worden gebouwd en mogen geen werken of werkzaamheden worden uitgevoerd in strijd met de Spoorwegwet, zonder vergunning of ontheffing door of vanwege de Minister van Infrastructuur en Milieu.

43.13 'vrijwaringszone - vaarweg'

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' mag, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, geen nieuwe bebouwing worden opgericht, anders dan ten behoeve van waterstaatsdoeleinden, met uitzondering van vervangende nieuwbouw.

43.14 'vrijwaringszone - weg 0-25 meter' en 'vrijwaringszone - weg 25-50 meter'
43.14.1 Verbod
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-25 meter' mogen, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van:
    • 1. bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de verkeersbestemming c.q. het wegverkeer;
    • 2. vervangende nieuwbouw.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 25-50 meter' mogen, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, slechts bouwwerken, anders dan vervangende nieuwbouw, worden opgericht indien de verkeersbelangen niet onevenredig worden geschaad, gehoord de wegbeheerder.
43.14.2 Afwijken van de verbodsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.14.1 sub a nadat advies is ingewonnen bij de wegbeheerder.

43.15 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' en 'vrijwaringszone - weg 50-100 meter'
43.15.1 Verbod
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 0-50 meter' mogen, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van:
    • 1. bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de verkeersbestemming c.q. het wegverkeer, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen;
    • 2. bouwwerken binnen het aangeduide bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing toegestaan'.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 meter' mogen, ongeacht het overige in dit plan bepaalde, geen bouwwerken worden opgericht, met uitzondering van:
    • 1. bouwwerken gerelateerd aan of ten behoeve van de verkeersbestemming c.q. het wegverkeer, zoals geluidswerende voorzieningen en ecologische voorzieningen;
    • 2. bouwwerken binnen het aangeduide bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bebouwing toegestaan'.
43.15.2 Afwijken van de verbodsregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 43.15.1 sub b voor het bouwen van bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - weg 50-100 meter', met dien verstande dat:
    • 1. gebouwd wordt overeenkomstig de onderliggende bestemming;
    • 2. dit vanuit milieuoogpunt en oogpunt van verkeersveiligheid aanvaardbaar is;
    • 3. geen belemmering ontstaat voor beoogde toekomstige infrastructurele uitbreidingen;
    • 4. vooraf een positief advies is gekregen van de beheerder van de betreffende weg.
  • b. De in sub a bedoelde omgevingsvergunning wordt geacht te zijn verleend ten aanzien van bebouwing die bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel mag worden opgericht krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 44 Algemene afwijkingsregels

44.1 Afwijken van de planregels

Het bevoegd gezag kan middels het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de procedure zoals aangegeven in artikel 46.1, afwijken van de planregels:

  • a. voor het overschrijden van in deze regels voorgeschreven minimale en/of maximale maten (hoogte, oppervlakte, inhoud etc.) en percentages tot maximaal 10% van die maten en percentages, met dien verstande dat dit niet geldt wanneer reeds op grond van deze regels al anderszins kan worden afgeweken;
  • b. voor het in geringe mate overschrijden van het bouwvlak, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. voor de bouw van een luifel of erker aan de voorgevel van een hoofdgebouw, mits:
    • 1. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer dan 1,50 meter bedraagt;
    • 2. de breedte niet meer bedraagt dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw;
    • 3. de hoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 4. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid;
    • 5. de luifel of erker stedenbouwkundig aanvaardbaar is;
  • d. voor de bouw van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, mits:
    • 1. het bruto-vloeroppervlak niet groter is dan 25 m²;
    • 2. dat bestaat uit één bouwlaag;
    • 3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5,00 meter.
  • e. het vergroten van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde tot maximaal 5,00 meter, mits:
    • 1. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden niet onevenredig worden aangetast;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd wordt.
  • f. ten behoeve van het oprichten van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot een hoogte van maximaal 20,00 meter;
  • g. ten behoeve van het oprichten van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot maximaal 40,00 meter;
  • h. betrekking hebbende op (bedrijfs)woningen voor het uitbreiden van de woning met een afhankelijke woonruimte ten behoeve van mantelzorg met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwingsmogelijkheden met niet meer dan 30 m² in één bouwlaag worden overschreden;
    • 2. de afhankelijke woning met de hoofdwoning is verbonden en er geen zelfstandige woning gerealiseerd wordt;
    • 3. het karakter van de omringende bebouwingsstructuur niet mag worden aangetast;
    • 4. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden;
    • 5. de bereikbaarheid voor algemene en nutsvoorzieningen moet zijn gewaarborgd, evenals de bereikbaarheid voor hulpdiensten;
    • 6. er voldoende parkeergelegenheid aanwezig is.

Artikel 45 Algemene wijzigingsregels

45.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de overschrijdingen als bedoeld onder a en b mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
  • e. het vestigen van dienstverlenende bedrijven, detailhandelsbedrijven dan wel horecabedrijven, met uitzondering van dancings, discotheken, nachtclubs en partycentra, in panden die georiënteerd zijn op de Markt te Nieuwstadt.
45.2 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', onder de volgende voorwaarden:

  • a. In totaal worden maximaal 5 grondgebonden woningen gerealiseerd.
  • b. Het gebruik als wonen is vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar.
  • c. Het gebruik als wonen tast de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aan.
  • d. Bij wijziging wordt de meest recent vastgestelde Regionale Structuurvisie Wonen, Zorg en Woonomgeving in acht genomen.
  • e. Er wordt voldaan aan de regels van de Wet geluidhinder.
  • f. De economische uitvoerbaarheid is gegarandeerd.
  • g. Voor wat betreft de bouw- en gebruiksregels wordt artikel 25 (Wonen) in acht genomen.

Artikel 46 Algemene procedureregels

46.1 Procedure afwijking

Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit in de procedure als bedoeld in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

46.2 Procedure nadere eisen

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:

  • a. Het voornemen, waarbij toepassing wordt gegeven aan het stellen van nadere eisen, ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken ter gemeentesecretaris ter inzage.
  • b. Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging te voren in één of meer dag- of niewsbladen, die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend.
  • c. De bekendmaking houdt in mededeling van de mogelijkheid voor belanghebbenden tot het indienen van zienswijzen bij burgemeester en wethouders tegen het voornemen gedurende de onder a genoemde termijn.
  • d. Indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed.
  • e. Burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent met redenen omkleed mede en maken het besluit op de voorgeschreven wijze bekend.
46.3 Procedure wijziging

Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als bedoeld in artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.

46.4 Procedure omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of van werkzaamheden

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uit maakt van dit plan, is de procedure als vervat in artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.

Artikel 47 Overige regels

47.1 Verleende omgevingsvergunningen, vrijstellingen of ontheffingen

Een omgevingsvergunning, vrijstelling of ontheffing die ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is verleend voor een activiteit waarvoor ingevolge deze regels een omgevingsvergunning is vereist wordt gelijkgesteld met een zodanige omgevingsvergunning.

47.2 Voorrangsregels
47.2.1 Voorrangsregels

Indien bij het gebruik van de gronden voor bebouwing en anders dan voor bebouwing als bedoeld in de artikelen 3 tot en met 27 op deze gronden tevens een dubbelbestemming van toepassing is, geldt primair het bepaalde met betrekking tot de dubbelbestemming.

47.2.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het instandhouden of ontwikkelen van het groene karakter en het voorkomen van bebouwing voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 48 Overgangsrecht

48.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
48.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 49 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan 'Stedelijk gebied' van de gemeente Echt-Susteren.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

17 december 2015

De voorzitter, De griffier,

………… …………