direct naar inhoud van Regels
Plan: Oevers Roode Vaart Zuid
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.ZBOeversRV-BP41

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Oevers Roode Vaart Zuid met identificatienummer NL.IMRO.1709.ZBOeversRV-BP41 van de gemeente Moerdijk.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

het uitoefenen van een dienstverlenend beroep, dat in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 afhankelijke woonruimte

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

1.8 archeologisch onderzoek

onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarde van een locatie, verricht en gerapporteerd conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) (of diens rechtsopvolger), uitgevoerd door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE).

1.9 archeologische waarde

alle vóór tenminste zestig jaar vervaardigde zaken die van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren en waarbij de bedrijfsvoering aanbod gericht is; nader te onderscheiden in:

  • a. grondgebonden veehouderij: veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie, niet zijnde een paardenhouderij;
  • b. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt, boomkwekerij en bosbouw;
  • c. intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (nagenoeg) zonder weidegang en/of zonder in overwegende mate afhankelijk te zijn van de bij het bedrijf behorende agrarische grond als productiemiddel;
  • d. glastuinbouw: de teelt van tuinbouw- of siergewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen en permanente tunnelkassen, waaronder begrepen plastic kassen;
  • e. fruitteelt: de teelt van fruit in boomgaarden;
  • f. sierteelt: teelt van siergewassen, alsmede van sierstruiken en sierbomen op open grond;
  • g. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  • h. boomkwekerij: een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  • i. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.
1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.12 bedrijf

een onderneming gericht op het vervaardigen van, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen.

1.13 bedrijfsmatige activiteiten

een binnen een inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten.

1.14 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slecht bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.15 bedrijventerrein Molengors

in het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Molengors' met identificatienummer NL.IMRO.1709.BPZBMolengors-BP40 van de gemeente Moerdijk met de bestemming 'Bedrijventerrein' bestemde gronden.

1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen/mogen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.17 bestaande gebouwen

gebouwen die op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan zijn of mogen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

1.18 bestaande woningen

woningen zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.29 bouwwijze

de wijze waarop het op een bouwperceel gelegen hoofdgebouw al dan niet is verbonden met het hoofdgebouw op een aansluitend bouwperceel; dit kan zijn:

  • a. vrijstaand: een hoofdgebouw met al dan niet aan- of uitbouwen dat niet verbonden is met andere hoofdgebouwen of aan- of uitbouwen;
  • b. halfvrijstaand: gekoppeld, maximaal 2 hoofdgebouwen aanéén; dan wel geschakeld via aanbouwen;
  • c. aaneengebouwd: minimaal 3 hoofdgebouwen aaneen.
1.30 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op

hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.31 dag-, avond- en nachtperiode

periodes die lopen voor de dag van 07.00 uur tot 19.00 uur, voor de avond van 19.00 uur tot 23.00 uur en voor de nacht van 23.00 uur tot 07.00 uur;

1.32 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.33 dakopbouw

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.

1.34 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering – conform NEN5077 – die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

1.35 erf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw, 1 meter gelegen achter de denkbeeldige lijn in het

verlengde van de lijn van het bouwvlak waar de voorgevel van het hoofdgebouw aan ligt, voor zover deze gronden gelegen zijn buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw.

1.36 etmaalwaarde Letmaal

De etmaalwaarde Letmaal van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau LAr,LT in dB(A) met betrekking tot een bedrijfsmatige activiteit is het hoogste van de volgende drie niveaus:

  • Ldag (= Lar,LT); dag: 07.00-19.00 uur;
  • Lavond (= Lar,LT) + 5 dB; avond: 19.00-23.00 uur;
  • Lnacht (= Lar,LT) + 10 dB; nacht: 23.00-07.00 uur.
1.37 functionele binding

functionele binding betreft in de regel een geur- of trilling- of geluidgevoelig of kwetsbaar gebouw of een kwetsbare locatie waar activiteiten plaatsvinden vanwege de nabijheid of aanwezigheid van de milieubelastende kernactiviteit van waar het geluid, de trilling, de geur of het risico vandaan komt.

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden

omsloten ruimte vormt.

1.39 geluidsbelasting in dB(A)

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats.

1.40 geluidsruimte

langtijdgemiddeld beoordelingsniveau vanwege een bedrijfsmatige activiteit op een bestaand of nieuw kavel, met inbegrip van de bij die activiteit behorende geluidbronnen op openbaar water of de openbare weg, per periode van het etmaal.

1.41 geluidgevoelige gebouwen

gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder.

1.42 geluidsgevoelige locaties

locatie waar een gevel van een geluidgevoelig gebouw mag worden gerealiseerd.

1.43 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidgevoelige terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of Besluit Geluidhinder.

1.44 geluidgevoelige ruimte

bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en Besluit geluidhinder.

1.45 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.46 huishouden

een zelfstandig(e) dan wel samenwonend persoon of groep van personen met een zekere mate van verbondenheid en continuïteit in de samenstelling daarvan. Van een onderlinge verbondenheid is sprake indien de personen binnen een complex van ruimten gebruik maken van dezelfde voorzieningen zoals een keuken, sanitaire voorzieningen en de entree;

1.47 ingrijpende wijziging

een wijziging van de bedrijfsvoering waarvoor andere dan standaardmaatregelen en/of voorzieningen nodig zijn om te kunnen voldoen aan de geluidsruimte in sublid 12.1.2 van de planregels.

1.48 kamergewijze verhuur

het bedrijfsmatig verhuren of aanbieden van onzelfstandige woonruimtes voor bewoning;

1.49 kampeermiddelen

de niet als een bouwwerk aan te merken, zoals vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.50 kap

een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, voor ten minste 2/3 deel bestaande uit een dakconstructie van schuin, bol of hol naar elkaar toelopende dakvlakken, dan wel een dakconstructie van een naar één zijde schuin, bol of hol toelopend dakvlak.

1.51 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning en/of in bijbehorende bouwwerken door maximaal twee bewoners op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.52 langtijdgemiddeld beoordelingsniveau

(LAR,LT) het gemiddelde van de afwisselende niveaus van het ter plaatse optredende geluid, gemeten in een bepaalde periode en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai;

1.53 mantelzorg

Langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt (artikel 1 Wmo).

1.54 maximaal geluidsniveau

(LAmax) maximaal geluidsniveau gemeten in de meterstand 'F' of 'fast', als vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.

1.55 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.56 nieuwe woningen

woningen die worden gerealiseerd na de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

1.57 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van openbaar vervoer, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.58 onzelfstandige woonruimte

woonruimte die geen eigen toegang heeft of die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte;

1.59 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.60 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.61 peil
  • a. voor gebouwen binnen 5 m afstand van een weg: de hoogte van de kruin van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.62 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.63 voldoende parkeergelegenheid

het aanwezig zijn van voldoende parkeerplaatsen betekent dat wordt voldaan aan de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de "Nota parkeernormen" van de gemeente Moerdijk en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met deze wijziging.

1.64 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of ''uitstraling'' als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.65 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning.

1.66 woning

een complex van ruimten, niet zijnde onzelfstandige woonruimte, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.67 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen dan wel het omzetten van één of meer wooneenheden naar één of meer woningen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de van de bovenkant goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. .

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een volwaardig of een reëel agrarisch bedrijf, een agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd of agrarische activiteiten op niet-bedrijfsmatige wijze dat kan bestaan uit één of meerdere hoofdtakken zoals is bedoeld in artikel 1 lid 1.10 onder b, e, f en h;

met daarbij behorende:

  • b. toegangswegen, -paden, onverharde paden en overig verblijfsgebied;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan, als bouwwerk geen gebouw zijnde mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. terrein- en erfafscheidingen;
  • b. voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing;
  • c. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;
  • d. hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' of de dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht', en
  • e. bestaande hoge permanente teeltondersteunende voorzieningen.

3.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van windschermen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de bouwhoogte van een windmachine ter plaatste van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - windmachine' mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen indien dit leidt tot een toename van de ammoniakemissie ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie zoals die blijkt of kan worden afgeleid uit:
    • 1. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7 lid 2 van de Wet natuurbescherming, een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 7 lid 5 van de Wet natuurbescherming is aangehaakt, of een melding op grond van artikel 2.7 van de Regeling natuurbescherming welke zijn opgenomen in Bijlage 3 Overzicht vergunningen Wet natuurbescherming, dan wel;
    • 2. indien een vergunning of melding als bedoeld onder a ontbreekt: de bestaande planologisch legale activiteit en de daarbij behorende ammoniakemissie die ten hoogste feitelijk door die bestaande planologische legale activiteit wordt veroorzaakt;
  • b. een toename van de ammoniakemissie voor het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het houden van vee en/of het telen van gewassen ten opzichte van de feitelijke en planologisch legale situatie is toegestaan indien het project of de handeling, waar de aanvraag om omgevingsvergunning op ziet, een stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in het Natura 2000-gebied, die afzonderlijk en - ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid van de Wet milieubeheer - in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting, in de periode waarvoor het programma als bedoeld in artikel 2.1 van het Besluit natuurbescherming geldt, een waarde overschrijdt die is vastgesteld in artikel 2.12 van het Besluit natuurbescherming;
  • c. buitenopslag buiten het bouwvlak of bouwstede, waaronder in elk geval wordt begrepen de opslag van mest;
  • d. het gebruiken en realiseren van permanente verharding ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, met uitzondering van toegangswegen, buiten het bouwvlak of de bouwstede;

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone – wijzigingsgebied 1' de bestemming Agrarisch wijzigen in de bestemming Wonen met inachtneming van het volgende:

  • a. de milieubelasting van omliggende bedrijven, voor zover deze een milieuhygiënisch aanvaardbaar woonklimaat ter plaatse belemmert, moet zijn opgeheven;
  • b. voorafgaand aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is overleg gevoerd met het Waterschap over een goede waterstaatkundige inpassing;
  • c. er geldt geen minimum oppervlakte van het bouwperceel;
  • d. de bouwhoogte van woningen bedraagt ten hoogste 11 m;
  • e. het maximum aantal woningen bedraagt ten hoogste 1;
  • f. voor het overige geldt Artikel 6 Wonen.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. nutsvoorzieningen;
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen en sport- en speelvoorzieningen met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van gebouwen niet meer bedraagt dan 20 m2 per bestemmingsvlak;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 3 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen, groen, water, reclame-uitingen, speel- en verblijfsvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

5.3 Gebouwen

Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte niet meer bedraagt dan 30 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;

5.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  • b. de bouwhoogte van reclamezuilen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, verkeersaanduiding, wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen en aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover het vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 30% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 60 m²;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, water, nutsvoorzieningen en parkeervoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - persoonsgebonden overgangsrecht' gelden de regels zoals opgenomen in 15.3.
6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. per bouwperceel is ten hoogste één woning toegestaan, woningsplitsing is niet toegestaan;
  • c. binnen de bestemming Wonen bedraagt het aantal woningen ten hoogste 32.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', bedraagt het aantal woningen niet meer dan ter plaatse is aangegeven;
  • e. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' aangegeven goothoogte;
  • f. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte;
  • g. de voorgevel wordt gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' of op een afstand van maximaal 3 m daarachter.
  • h. De afstanden van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt ten minste:
    • 1. voor vrijstaande hoofdgebouwen: aan beide zijde niet minder dan 3 m;
    • 2. voor halfvrijstaande hoofdgebouwen: aan één zijde niet minder dan 3 m;
  • i. de afstand van hoofdgebouwen tot de achterste bouwvlakgrens bedraagt ten minste 8 m;
  • j. de breedte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste:
    • 1. bij vrijstaande hoofdgebouwen 15 m;
    • 2. bij halfvrijstaande hoofdgebouwen 12 m;
  • k. de diepte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste:
    • 1. bij vrijstaande hoofdgebouwen 15 m;
    • 2. bij halfvrijstaande hoofdgebouwen 12 m.

6.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de voorgevelrooilijn bedraagt ten minste 1 meter, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voor de voorgevelrooilijn zijn niet toegestaan;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a zijn uitbouwen voor de voorgevelrooilijn in de vorm van erkers toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte niet meer bedraagt dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m;
    • 2. de breedte van de erker ten hoogste 75% van de breedte van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 3. het maximale oppervlak van de erker niet meer bedraagt dan 6 m2;
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,35 m;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • e. de goothoogte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 3,25 m;
  • f. de bouwhoogte van bijgebouwen en overkappingen en overkappingen bedraagt ten hoogste 6 m;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelegen buiten het bouwvlak, bedraagt ten hoogste 50 % van het erf met een maximum van 90 m².

6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 2 m;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 3 m.

6.2.4 Voorwaardelijke verplichting geluidwering

Voor het bouwen van een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - dove gevel' gelden de volgende regels:

  • a. de noordgevel van de woning wordt uitgevoerd als dove gevel, zoals bedoeld in artikel 1 lid 1.34;
  • b. op de noordelijke erfgrens wordt als erfafscheiding een tuinmuur gebouwd met een hoogte van ten minste 1.80 meter.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van de voorwaardelijke verplichting in artikel 6.2.4 wanneer:

  • a. de milieubelasting van omliggende bedrijven, voor zover deze een milieuhygiënisch aanvaardbaar woonklimaat ter plaatse belemmert, is opgeheven.
  • b. van het opheffen van de milieubelasting zoals genoemd onder a is sprake wanneer de bedrijfsactiviteiten op het aangrenzende perceel zijn beëindigd en de bedrijfsbestemming is verwijderd óf bij voortzetting van het bedrijf wanneer met akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Niet toegestaan gebruik

Met betrekking tot het gebruik en het laten gebruiken van gronden en bouwwerken geldt dat het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning niet is toegestaan.

6.4.2 Woningen en maatwerkvoorschrift inrichtingslawaai
  • a. een woning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag niet worden gebruikt indien de berekende binnenwaarde voor geluid vanwege inrichtingslawaai door het bedrijf gevestigd binnen het plangebied van het Paraplubestemmingsplan geluid bedrijventerrein Molengors, dat de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsperceel - 1' heeft, meer bedraagt dan de waarden in tabel 3 in 12.1.3 onder d.;
  • b. voor de berekende geluidbelasting moet uitgegaan worden van een geluidbelasting van 45 dB(A) op de grens van de aanduiding 'geluidzone - bedrijfsperceel 1 45 dB(A)'.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 7

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie 7 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport worden overgelegd waarin is aangetoond dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of vernield, of;
  • c. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

7.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 7.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing, verandering of vergroting van bestaande bebouwing, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 200 cm over een oppervlakte groter dan 250 m²;
  • b. het bouwen van nieuwe bouwwerken, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 200 cm over een oppervlakte groter dan 250 m2;
  • c. een bouwwerk dat zonder verstoring, beschadiging of vernieling van archeologische waarden kan worden geplaatst;
  • d. gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.

7.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 7.2.1 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend veldonderzoek;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • d. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een certificaat ex artikel 5.2 Erfgoedwet en uit te laten voeren conform artikel 25 van de Erfgoedverordening gemeente Moerdijk 2014 dan wel haar rechtsopvolger.

7.2.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

7.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen, en waterpartijen en het verwijderen van bestaande funderingen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (woelen, diepploegen) en het aanbrengen van heipalen met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 200 cm; het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 200 cm;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen 250 m² en dieper dan 200 cm;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 200 cm;
  • e. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 200 cm.

7.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 7.3.1is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunnin';
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • e. b op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • f. plaatsvinden op gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.

7.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als Waarde - Archeologie 7 aangewezen gronden die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als Waarde - Archeologie 7 aangewezen gronden die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de waterkering.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste 4 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 8.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  • a. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringsbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  • c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

10.2 Parkeren

Bij het bouwen op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  • a. een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, uitsluitend kan worden gebouwd indien op het bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  • b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;

bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de opslag van (aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van schepen en andere vaartuigen voor bewoning;
  • f. het houden van evenementen;
  • g. het gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte.
  • h. de kamergewijze verhuur van kamers in woningen en/of bijbehorende bouwwerken.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Geluid
12.1.1 Algemeen
  • a. Aan de specifieke gebruiksregels geluid zoals opgenomen in artikel 12.1.2, voor bedrijfsmatige activiteiten op het bedrijventerrein Molengors wordt voldaan door degene die de activiteit drijft. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
  • b. Het is verboden zonder melding:
    • 1. bedrijfsmatige activiteiten uit te voeren die een ingrijpende wijziging vormen van de bedrijfsvoering;
    • 2. een nieuw bedrijf te vestigen.
  • c. Lid b. is niet van toepassing op activiteiten die in het Activiteitenbesluit zijn aangewezen als type A-inrichtingen.
  • d. Een melding wordt ondertekend en bevat ten minste:
    • 1. de aanduiding van de activiteit;
    • 2. het adres waarop de activiteit wordt verricht;
    • 3. de begrenzing van de locatie waar de activiteit wordt verricht;
    • 4. de naam en het adres van degene die de activiteit verricht;
    • 5. de dagtekening;
    • 6. een onderbouwing dat kan worden voldaan aan de van toepassing zijnde regels voor geluid.
  • e. Het bevoegd gezag kan bij nadere eis bepalen dat extra gegevens en bescheiden worden verstrekt die nodig zijn om te beoordelen of kan worden voldaan aan de regels in het bestemmingsplan.
12.1.2 Geluidruimte Bedrijfsperceel - 1
  • a. bij het verrichten van een bedrijfsmatige activiteit ter plaatse van het bedrijf gevestigd binnen het plangebied van het Paraplubestemmingsplan geluid bedrijventerrein Molengors, dat de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - bedrijfsperceel - 1' heeft, wordt voldaan aan de in tabel 1 opgenomen grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LArLT als gevolg van die activiteit;

Tabel 1

  07.00 - 19.00
uur
 
19.00 - 23.00
uur
 
23.00 - 07.00
uur
 
Grenswaarde activiteit ter plaatse van de aanduiding
'geluidzone - bedrijfsperceel 1 45 dBA'
 
45 dB(A)   40 dB(A)   35 dB(A)
 

  • b. De grenswaarden in tabel 1 gelden op de aanduidingsgrens;
  • c. Onverminderd het gestelde onder a. mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LArLT) en het maximale geluidniveau (LAmax) veroorzaakt door bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de gevel van bedrijfswoningen binnen het bedrijventerrein Molengors niet meer bedragen dan de in tabel 2 opgenomen grenswaarden;
  • d. Onverminderd het gestelde onder a. mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LArLT) en het maximale geluidniveau (LAmax) veroorzaakt door bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de gevel van bestaande woningen, niet zijnde bedrijfswoningen, die zijn gelegen op de percelen die vallen onder de aanduiding 'geluidzone – bedrijfsperceel 1 45 dB(A) niet meer bedragen dan de in tabel 2 opgenomen grenswaarden;
  • e. Onverminderd het gestelde onder a) mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LArLT) en het maximale geluidniveau (LAmax) veroorzaakt door bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de gevel van nieuwe woningen, die worden gerealiseerd op de percelen die vallen onder de aanduiding 'geluidzone – bedrijfsperceel 1 45 dB(A) niet meer bedragen dan de in tabel 2 opgenomen grenswaarden;
  • f. Onverminderd het gestelde onder a) mag het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LArLT) en het maximale geluidniveau (LAmax) veroorzaakt door bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de gevel van nieuwe woningen, die worden gerealiseerd op de percelen die vallen onder de aanduiding 'geluidzone – bedrijfsperceel 1 45 dB(A), met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding-1' niet meer bedragen dan de in tabel 2 opgenomen grenswaarden;

Tabel 2

  07.00 - 19.00 uur
 
19.00 - 23.00
uur
 
23.00 - 07.00
uur
 
LAR,LT op de gevel van bedrijfswoningen   55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)
 
LAmax op de gevel van bedrijfswoningen   75 dB(A)
 
70 dB(A)   65 dB(A)  
LAR,LT op de gevel van bestaande woningen   50 dB(A)
 
45 dB(A)   40 dB(A)  
LAmax op de gevel van bestaande woningen   70 dB(A)
 
65 dB(A)   60 dB(A)  
LAR,LT op de gevel van nieuwe woningen   45 dB(A)   40 dB(A)   35 dB(A)
 
LAmax op de gevel van nieuwe woningen   65 dB(A)   60 dB(A)   55 dB(A)
 
LAR,LT op de gevel van nieuwe woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1'   50 dB(A)   45 dB(A)   40 dB(A)  
LAmax op de gevel van nieuwe woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding – 1'   70 dB(A)   65 dB(A)   60 dB(A)  

  • g. De in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2 opgenomen maximale geluidsniveaus (LAmax) niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten;
  • h. De in tabel 2 opgenomen grenswaarden, gelden niet voor het geluid door een bedrijfsmatige activiteit op de gevel van een geluidsgevoelig gebouw of de grens van een geluidgevoelige locatie, dat of die een functionele binding heeft met die activiteit;
  • i. Controle op of berekening van het gestelde onder sub c) tot en met sub e) vastgelegde geluidniveaus, moet geschieden overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai', van 1999. Het bepalen van de geluidimmissie vanwege de inrichting ter plaatse van de woningen en/of geluidgevoelige bestemmingen in de dagperiode dient te gebeuren op een hoogte van 1,5 m en in de avond- en nachtperiode op een hoogte van 5 m;
  • j. Controle op of berekening van het gestelde onder sub a) en sub b) vastgelegde geluidniveaus, moet geschieden overeenkomstig de 'Handleiding meten en rekenen industrielawaai', van 1999. In afwijking van de Handleiding moeten de berekeningen ter plaatse van de aanduidingsgrens, zoals bedoeld in tabel 1, plaatsvinden op een hoogte van 5 meter boven het plaatselijk maaiveld. De berekeningen worden daarnaast uitgevoerd met een rekengrid waarbij de afstand tussen de verschillende gridpunten 10 m bedraagt. Voor de berekeningen wordt uitgegaan van een standaardbodemfactor (Bf) van 0,0 (harde bodem). Bij de toepassing van sub a en b wordt geen rekening gehouden met de bebouwing en bodemgebieden die aanwezig zijn rondom de locatie waar de activiteit wordt verricht. Alleen de objecten (bijvoorbeeld gebouwen of schermen) en bodemgebieden binnen het bedrijfsperceel worden meegenomen bij de berekeningen.
12.1.3 Afwijken van grenswaarden met een omgevingsvergunning
  • a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de grenswaarden, zoals bepaald in de tabel 1 van artikel 12.1.2;
  • b. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend als:
    • 1. onevenredig ingrijpende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan de grenswaarden;
    • 2. en als andere maatregelen mogelijk zijn om de geluidbelasting zoveel mogelijk te verminderen: die andere maatregelen wel worden getroffen.
  • c. Het bevoegd gezag verbindt aan de omgevingsvergunning voorschriften over de grenswaarden, die maximaal 5 dB hoger zijn dan de waarden, genoemd in de tabel 2 uit artikel 12.1.2, mits dat niet leidt tot een overschrijding van de grenswaarden, bedoeld in tabel 3 in geluidgevoelige ruimten binnen geluidgevoelige gebouwen, anders dan binnen in- en aanpandige geluidgevoelige gebouwen;
  • d. Sub c is niet van toepassing indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidmetingen.

Tabel 3

  07.00 - 19.00
uur
 
19.00 - 23.00
uur
 
23.00 - 07.00
uur
 
Langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) als gevolg van activiteiten
 
35 dB(A)   30 dB(A)   25 dB(A)
 
Maximaal geluidniveau (LA, max) als gevolg van activiteiten
 
55 dB(A)   50 dB(A)   45 dB(A)
 

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Afwijkingen van maten en overschrijdingen van bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken - afwijken van de regels voor overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken

13.2 Algemene afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen in het plan voor:

  • a. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor duurzaamheidsmaatregelen;
  • b. een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • c. de overschrijdingen onder a en b mogen echter ten hoogste 1 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot;
  • d. de omgevingsvergunning als bedoeld onder a en b wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

, tenzij dit plan elders al over een afwijking bij een omgevingsvergunning voor overschrijding van de betreffende maatvoering beschikt.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 1 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 5% worden vergroot.

Ontheffing wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

15.3 Persoonsgebonden overgangsrecht

Ter plaatse van de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autoschadeherstelbedrijf' geldt in afwijking van het gestelde onder 15.1 en 15.2 het volgende.

  • a. Aan de personen als genoemd in bijlage 1 (persoonsgebonden overgangsrecht) wordt het recht toegekend het bedrijfsperceel in gebruik te houden als autoschadeherstelbedrijf.
  • b. Het persoonsgebonden overgangsrecht als bedoeld in lid a. eindigt zodra:
    • 1. de betreffende persoon bedrijfsactiviteiten ter plaatse staakt;
    • 2. de betreffende persoon komt te overlijden;
    • 3. uiterlijk 5 jaar na vaststelling van het bestemmingsplan;
  • c. het gebruik van de spuitcabine dient direct na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan Oevers Roode Vaart Zuid definitief te worden beëindigd.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Oevers Roode Vaart Zuid'.