direct naar inhoud van 6.2 Plan-m.e.r.
Plan: Structuurvisie ''Moerdijk 2030''
Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.SVMoerdijk2030-0401

6.2 Plan-m.e.r.

Wat is het doel van een plan-m.e.r.-procedure?

Het doel van een plan-m.e.r.-procedure is de milieugevolgen van een plan in beeld te brengen voordat er een besluit over genomen wordt. Zo kan het milieubelang volwaardig meegewogen worden in de besluitvorming door het bevoegd gezag. De plan-m.e.r.-procedure is bedoeld voor strategische afwegingen op de verschillende overheidsniveaus. Bij de rijksoverheid kan het bijvoorbeeld gaan over tracés voor hoogspanningsverbindingen door heel Nederland, op gemeentelijk niveau over locaties voor woningbouw, bedrijventerreinen en recreatieve voorzieningen.

Wanneer is een plan-m.e.r.-procedure verplicht?

Een plan-m.e.r.-procedure is wettelijk verplicht bij een plan als:

  • het plan "kaders stelt" voor activiteiten in het plangebied waarvoor volgens de Wm een m.e.r.-beoordeling en/of project-m.e.r. verplicht is, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een bestemmingsplan dat kaders stelt aan de uitbreiding van intensieve veehouderij maar die dit pas na uitwerking of wijziging mogelijk maakt of een structuurvisie voor woningbouwlocaties of bedrijventerreinen. N.B.: naar aanleiding van de invoering van de Europese richtlijn SMB hebben diverse wijzigingen aan de Wm en het Besluit m.e.r. plaatsgehad. Deze wijzigingen leiden ertoe dat voor structuurvisies waarin m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten worden opgenomen altijd een plan-MER moet worden opgesteld. Dit vloeit voort uit artikel 7.2, lid 2 Wm gelezen in samenhang met artikel 2, lid 3 Besluit m.e.r. en de daarbij behorende parlementaire geschiedenis;
  • de ontwikkelingen binnen het plan mogelijk tot significante negatieve gevolgen leiden voor Natura 2000-gebieden (en derhalve een passende beoordeling nodig is).

Procedure plan-m.e.r.

afbeelding "i_NL.IMRO.1709.SVMoerdijk2030-0401_0030.jpg"

Als een plan-MER moet worden opgesteld in het kader van de structuurvisie, valt ingevolge artikel 7.11a en verder van de Wm de procedure uiteen in zeven stappen:

  • openbare kennisgeving (artikel 7.11c Wm);
  • raadplegen bestuursorganen die met de uitvoering van het plan (de structuurvisie) te maken kunnen krijgen over reikwijdte en detailniveau van het op te stellen plan-MER (artikel 7.11b Wm);
  • opstellen plan-MER (artikel 7.11a Wm);
  • plan-MER en ontwerp-structuurvisie:

- gelijktijdige terinzagelegging (artikel 7.26a Wm);

- inspraak/zienswijzen tegen structuurvisie en plan-MER (artikel 7.26a Wm)

- eventueel: toetsing Commissie m.e.r. (artikel 7.26b Wm);

  • motiveren van de gevolgen van het plan-MER en de inspraak/zienswijzen in de definitieve structuurvisie (artikel 7.26d Wm);
  • bekendmaking en mededeling van het plan (artikel 7.26e Wm);
  • evaluatie van de effecten na realisatie (artikel 7.39 Wm).

Drempelwaarden

De categorieën van gevallen waarvoor een plan-m.e.r.-procedure moet worden gestart, zijn opgenomen in bijlage C en D behorende bij het Besluit m.e.r.. Op de C-lijst staan de projecten die altijd al m.e.r.-plichtig waren. Op de D-lijst staan de projecten die normaal gesproken slechts m.e.r.-beoordelingsplichtig waren, maar door de invoering van de SMB-richtlijn voor onder andere structuurvisies plan-m.e.r.-plichtig zijn geworden.

Ten aanzien van de drempelwaarden in het Besluit m.e.r. heeft het Europees Hof op 15 oktober 2009 geoordeeld dat Nederland de criteria uit de diverse m.e.r.-richtlijnen niet goed heeft vertaald in de nationale regelgeving. Zo wordt de omvang, aard en ligging van de projecten niet voldoende meegewogen in ons Besluit m.e.r.. Dit betekent dat bij de beantwoording op de vraag of een plan-MER moet worden gemaakt niet zonder meer kan worden uitgegaan van de in bijlagen C en D opgenomen drempelwaarden.

Plannen

Reeds in de Strategische Visie en de bestuursovereenkomst Moerdijk MeerMogelijk is een aantal plannen genoemd die mogelijk plan-m.e.r.-plichtig zijn, te weten:

  • de realisatie van het LPM;
  • de ontwikkeling van de Noordrand Zevenbergen;
  • de herontwikkeling van het Waterfront Moerdijk;
  • de ontwikkeling van het stationsgebied Lage Zwaluwe;
  • de herstructurering van het bedrijventerrein Vlietweg/Schansweg te Klundert;
  • de herstructurering van de locatie Huizersdijk-Zuid bij Zevenbergen;
  • de herstructurering van het bedrijventerrein Bloemendaalse Zeedijk te Zevenbergschen Hoek;
  • de intensievere benutting van het Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk;
  • de realisatie van 825 extra woningen.

Ook de mogelijke doorgroei van glastuinbouw in de Spiepolder (ten zuidoosten van Zevenbergen) en ten noorden van de N285 (ten oosten van Zevenbergen) zou mogelijk plan-m.e.r.-plichtig kunnen zijn.

Voor een aantal ontwikkelingen, zoals de realisatie van het LPM, is al een plan-MER gemaakt (in het kader van de provinciale structuurvisie). Voor een aantal projecten is dit niet het geval. Hoewel op dit moment nog niet helemaal duidelijk is wat de aard en de omvang van deze projecten is, is de kans aanwezig dat voor één van deze plannen of wellicht voor alles tezamen een plan-MER moet worden opgesteld. Indien uit nadere studie blijkt, dat dit het geval is, zal de structuurvisie op dit onderdeel partieel of integraal worden herzien.