Plan: | Kloosterlaan 2 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1709.Kloosterlaan2-0401 |
In opdracht van mevrouw J. Surewaard heeft AGEL adviseurs een quickscan Flora- en Faunawetgeving uitgevoerd ten behoeve van een ruimtelijke onderbouwing voor de realisatie van een woning aan de Kloosterlaan 2 te Langeweg (gemeente Moerdijk). De resultaten uit dit onderzoek zijn opgenomen in de rapportage 'Quickscan Flora- en Faunawet Kloosterlaan 2 te Langeweg', d.d. 29 april 2010, met kenmerk 20090392, definitief 01. Deze rapportage is als separate bijlage aan het voorliggend bestemmingsplan toegevoegd.
Doel van deze quickscan is het inzichtelijk maken of beschermde natuurwaarden in het plangebied aanwezig zijn en welke betekenis deze hebben voor de verdere uitvoering. Tevens wordt inzichtelijk gemaakt of er door de geplande ontwikkeling negatieve effecten te verwachten zijn op beschermde gebieden.
Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in een gebied dat wordt beschermt door de natuurbeschermingwet 1998. Het plangebied ligt wel in de nabijheid van gebieden die zijn aangewezen in het kader van de natuurbeschermingswet 1998. Het dichtstbijzijnde beschermde gebied ligt op een afstand van tenminste 7 km ten noorden van het plangebied en betreft het Natura 2000-gebied “Hollands Diep”. Dit Natura 2000 gebied betreft een Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebied. Aangezien de beoogde planontwikkeling geen directe relatie heeft met het natuurgebied en gezien de geringe omvang zijn negatieve effecten uit te sluiten.
Het plangebied zelf maak geen onderdeel uit van een natuurgebied- en/of beheersgebiedplan van de provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Echter verderop gelegen percelen maken wel onderdeel uit van natuurgebiedplannen van de provincie Noord-Brabant. Aangezien de beoogde planontwikkeling geen directe relatie heeft met een gebied dat is aangewezen als EHS en gezien de geringe omvang zijn negatieve effecten uit te sluiten.
Soortenbescherming
In de Flora- en Faunawet is een zorgplicht opgenomen. Dit houdt in dat voorafgaand aan de ingreep alle maatregelen dienen te worden getroffen om nadelige gevolgen op flora en fauna voor zover mogelijk te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. Deze zorgplicht geldt altijd en voor alle soorten, ook als er omgevingsvergunning (voorheen ontheffing of vrijstelling) is verleend.
Zoogdieren
Er zijn geen zoogdieren aangetroffen. Verwacht wordt dat enkele algemeen voorkomende en beschermde zoogdiersoorten zoals de mol, konijn, egel en diverse muissoorten voorkomen binnen de onderzoekslocatie. Omdat het hier gaat om zoogdiersoorten die in grote delen van Nederland en Brabant algemeen zijn, doet het verdwijnen van leefgebied in het plangebied geen afbreuk aan de gunstige staat van instandhouding van regionale of landelijke populaties. Een omgevingsvergunning voor handelen met gevolgen voor beschermde soorten (voorheen ontheffing van de Flora- en faunawet categorie 1) en/of compensatie is daarom niet noodzakelijk.
Vleermuizen
Het plangebied maakt mogelijk deel uit van een foerageergebied voor vleermuizen. Het plangebied blijft deze functie behouden tijdens en na de ingreep, maar neemt mogelijk door de ingreep in kwaliteit af. Negatieve effecten op populatieniveau zijn door het verloren gaan van de open ruimte en aanvliegroutes gelet op de omgeving en de kleinschaligheid van de ingreep niet te verwachten.
In het kader van de Flora- en faunawet zijn vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen beschermd. In het plangebied zijn geen verblijfsplaatsen aangetroffen. Een omgevingsvergunning voor handelen met gevolgen voor beschermde soorten en compensatie is daarom niet noodzakelijk.
Vogels
De vaste verblijfplaatsen van een aantal broedvogels zoals roofvogels zijn jaarrond beschermd. Dit zijn soorten die sterk afhankelijk zijn van vaste nestplaatsen. De bosuil broed in boomholtes, terwijl de kerkuil gebruik maakt van gebouwen. De steenuil broedt zowel in boomholtes als in gebouwen. Tevens zijn nesten van in bomen broedende roofvogels jaarrond beschermd. Deze soorten zijn niet in staat een geheel eigen nest te bouwen en maken gebruik van oude kraaiennesten of nesten waar zij eerder gebroed hebben.
Nesten van in bomen broedende jaarrond beschermde (roof)vogels en gebouwbewonende jaarrond beschermde vogelsoorten (zoals uilen) zijn, ten tijden van het oriënterend veldbezoek niet waargenomen.
De mogelijkheid bestaat dat (roof)vogels op een andere manier gebruik maken van het plangebied, bijvoorbeeld als foerageergebied en/of de groene elementen binnen het plangebied gebruiken als vaste aanvliegroute tussen verblijfsplaats en foerageergebied. Het aantasten van het foerageergebied zal gezien de omvang van de ontwikkeling geen negatieve invloed uitoefenen op het leefgebied van (roof)vogels en er is voldoende alternatief foerageergebied aanwezig in de omgeving van het plangebied.
Overige soorten
Uit de inventarisatie van de overige soortgroepen (vissen, ongewervelde, amfibieën en reptielen), binnen het plangebied is naar voren gekomen dat verder geen sprake is van beschermde diersoorten. Het mogelijk aantasten van bijzondere overige soorten is dan ook niet aan de orde.
Conclusie
Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat er vanuit het aspect ecologie geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgestane ontwikkeling.