direct naar inhoud van Planregels
Plan: Buitengebied, Schansdijk 5 te Zevenbergen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.BGSchansdijk5-BP30

Planregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan "Buitengebied, Schansdijk 5 te Zevenbergen" met identificatienummer NL.IMRO.1709.BGSchansdijk5-BP30 van de gemeente Moerdijk;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf, nader onder te verdelen één of meer van de navolgende bedrijfsactiviteiten:

  • agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  • agrarisch loonbedrijf;
  • agrarisch groothandelsbedrijf;
1.8 agrarisch hulp- en nevenbedrijf

een bedrijf dat gericht is op het verlenen van diensten en/of het toeleveren van zaai- en pootgoed, gewasbeschermingsmiddelen en/of andere producten en/of machines aan agrarische bedrijven en hoveniersbedrijven (agrarische handels- en exportbedrijven en agrarische loonbedrijven daaronder niet begrepen), inclusief verhuur van machines;

1.9 agrarisch loonbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het verlenen van diensten aan agrarische bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur en/of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen of -apparatuur;

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek naar de geschiedenis en de archeologische waarde van een locatie, verricht en gerapporteerd conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) (of diens rechtsopvolger), uitgevoerd door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE).

1.11 archeologische waarden

alle vóór tenminste zestig jaar vervaardigde zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bed and breakfast

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed & breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

1.14 bedrijfswoning

een woning, in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een of meerdere personen wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering noodzakelijk moet worden geacht;

1.15 begane grondlaag

bouwlaag van een gebouw, ter hoogte van het peil. Deze bouwlaag wordt gekenmerkt door de hoofdontsluiting van het gebouw;

1.16 bestaand
  • a. t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • b. t.a.v. bebouwing ten behoeve van grondgebonden veehouderijen en intensieve veehouderijen, niet zijnde bestaande bedrijfswoningen:
    • 1. de bebouwing die op 21 september 2013 aanwezig of in uitvoering was, of
    • 2. de bebouwing die gebouwd mag worden krachtens een verleende omgevingsvergunning, of
    • 3. de bebouwing die is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke bouwaanvraag die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan per 21 september 2013;
  • c. t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een op zich zelf staand gebouw, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal welke, hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.25 consumentenvuurwerk

vuurwerk voor particulier gebruik;

1.26 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.28 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.29 horeca

onder horeca wordt verstaan het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf;

1.30 huishouden

een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren;

1.31 internetwinkel

het verhandelen van goederen via internet, zonder fysieke bezoekmogelijkheid en showroom, met de daarbij behorende administratieve activiteiten en opslagfaciliteiten;

1.32 inwoning

twee of meer huishoudens die één woning bewonen met gemeenschappelijk gebruik van één of meer voorzieningen of (verblijfs)ruimten van die woning en waarbij de woning één hoofdtoegang behoudt en de voorzieningen c.q. (verblijfs)ruimten onderling vrij toegankelijk zijn;

1.33 kampeermiddel
  • a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  • b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is;

een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

1.34 kantoor

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.35 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;

1.36 landschapskwaliteitsplan

het Landschapskwaliteitsplan, zoals die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;

1.37 logiesgebouw

een gebouw, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse;

1.38 nevenactiviteit

onderdelen van een bedrijf, waarvan de gezamenlijke productieomvang een ondergeschikt (minder dan de helft) deel uitmaakt van de totale productieomvang van het bedrijf, met dien verstande dat de productieomvang van de nevenacitiviteit afzonderlijk in geen geval meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen;

1.39 opslag

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.40 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.41 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg;
  • b. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.42 permanente bewoning

bewoning van een recreatieverblijf als hoofdverblijf;

1.43 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;

1.44 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.45 statische opslag

onder statische opslag wordt verstaan opslag van naar hun aard statische goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke. De opslag mag niet bestemd zijn voor de handel dan wel worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;

1.46 visie buitengebied

De Visie Buitengebied die op 14 juli 2016 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk is vastgesteld of haar rechtsopvolger;

1.47 volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.48 voorgevelrooilijn

de lijn die - evenwijdig aan de openbare weg - in het verlengde ligt van de voorgevel van het gebouw, dat het dichtst bij de weg is gelegen, gebouwen kleiner dan 6 m2 niet meegerekend;

1.49 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.50 wooneenheid

gedeelte van een woonfunctie dat bestemd is voor afzonderlijke bewoning;

1.51 zone industrielawaai Industrieterrein De Koekoek

een geluidszone zoals bedoeld in de Wet geluidhinder waarbuiten de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein De Koekoek de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan en die is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrielawaai';

1.52 zorgvuldige landschappelijke inpassing

een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande danwel nog te ontwikkelen ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische landschapskwaliteiten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil;

2.3 de bouwhoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antenne-installaties, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil;

2.4 de bouwhoogte van een ondergrondse ruimte

de ruimte tussen de vloer van de ondergrondse ruimte en de bovenzijde van de begane grondvloer;

2.5 de goothoogte van een gebouw

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een gebouw

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een gebouw

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

De in dit plan gegeven regels omtrent plaatsing, afstanden en maten van bouwwerken, zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, luifels, schoorstenen, lichtkoepels, emissiekanalen luchtwassers en soortgelijke ondergeschikte bouwdelen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf - Agrarisch aanverwant

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een agrarisch hulp- en nevenbedrijf/agrarisch loonbedrijf, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch loonbedrijf';
  • b. agrarische nevenactiviteiten in de vorm van akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij;
  • c. nevenactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 400 m2 van de de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteit, tenzij onder 2 anders is bepaald;
    • 2. uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
      • het gebruik ten behoeve van akker- en vollegrondstuinbouw binnen alle bedrijfsgebouwen;
      • het gebruik ten behoeve van fruitteelt, sierteelt en boomkwekerij binnen alle bedrijfsgebouwen;
      • ambachtelijke bedrijvigheid zoals een kaasmakerij en bewerking en verwerking van agrarische producten uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen, mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
      • agrarisch aanverwante bedrijven welke zijn opgenomen in categorie 1 en 2 van Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen, mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
      • opslag en stalling van agrarische en niet-agrarische producten, goederen en materialen uitsluitend in de bestaande gebouwen tot een maximale oppervlakte van 1.000 m2, ten behoeve van particulieren of het ter plaatse gevestigde bedrijf, mits de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
      • de verkoop van op het eigen bedrijf of in de regio geproduceerde agrarische producten uitsluitend binnen bedrijfsgebouwen, mits de oppervlakte niet meer bedraagt dan 50 m2;
      • hoefsmederij uitsluitend binnen de bestaande gebouwen;
  • d. bedrijfswoning, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwvlak;

met inachtneming van het volgende:

  • e. Indien de gronden zijn voorzien van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1' dan zijn uitsluitend activiteiten voor zover deze voorkomen in ten hoogste categorie 3.1 van de de in Bijlage 1 opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;

met daarbij behorende:

  • f. toegangswegen, -paden en overig verblijfsgebied;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. erven en tuinen;
  • j. waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de afstand van de bedrijfswoning tot de dichtsbij gelegen openbare weg mag niet minder bedragen dan de bestaande afstand;
  • c. bijgebouwen, overkappingen en aanbouwen aan de bedrijfwoning dienen op een afstand van ten minste 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd;
  • d. voor de maatvoering van bedrijfsgebouwen geldt dat:
    • 1. de goot- en bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 8 m en 10 m;
    • 2. de totale oppervlakte aan bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven op de verbeelding;
  • e. voor de maatvoering van de bedrijfswoning, inclusief aanbouwen, geldt dat:
    • 1. de inhoud niet meer mag bedragen dan 750 m3;
    • 2. de goot- en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m;
    • 3. de goothoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan de hoogte van de begane grondlaag van de bedrijfswoning vermeerderd met 0,35 m;
    • 4. de bouwhoogte van aanbouwen niet meer mag bedragen dan 1,5 maal de hoogte van de begane grondlaag van de bedrijfswoning;
  • f. voor de maatvoering van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 100 m2 per woning;
    • 2. de goot- en de bouwhoogte niet meer mogen bedragen dan respectievelijk 3 m en 6 m.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van terrein en erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.2.3 Voorwaardelijke verplichting

Bouwen overeenkomstig het bepaalde in lid 3.2.1 en lid 3.2.2 is uitsluitend toegestaan indien voorzien is in de aanleg en instandhouding van de beplanting conform het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in bijlage 2 van deze regels.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afstand bedrijfswoning tot de openbare weg

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2 sublid 3.2.1 ten behoeve van het verkleinen van de bestaande afstand van bedrijfswoning tot de dichtsbij gelegen openbare weg, met dien verstande dat uit akoestisch onderzoek is gebleken dat op de nieuwe locatie van de bedrijfswoning sprake is van een goed woon- en leefklimaat, waaronder in elk geval wordt verstaan dat dient te worden voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien van de milieuaspecten geluidhinder en luchtkwaliteit.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen:

  • a. buitenopslag, met uitzondering van buitenopslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch loonbedrijf';
  • b. het gebruik van gronden en/of opstallen ten behoeve van twee of meer zelfstandige bedrijven.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Nevenactiviteiten

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van nevenactiviteiten, met dien verstande dat:

  • a. maximaal 400 m2 van de de bedrijfsgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de nevenactiviteit, tenzij onder b anders is bepaald;
  • b. uitsluitend de navolgende nevenactiviteiten zijn toegestaan:
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b mag de oppervlakte van de nevenacitiviteiten welke zijn opgenomen in lid 3.1 worden uitgebreid tot 1.000 m2;
  • d. de nevenactiviteit past binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  • e. de nevenactiviteiten mogen niet leiden tot een belemmering voor de ontwikkeling van de omliggende functies;
  • f. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • g. de verkeersaantrekkende werking en de ontsluitingsmogelijkheden passend zijn bij het gebied waar de nevenactiviteit wordt gevestigd, waarbij wordt voldaan aan het afwegingsprincipe zonering dynamiek-luwte-rust uit hoofdstuk 7 van de Visie Buitengebied.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport worden overgelegd waarin is aangetoond dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of vernield, of;
  • c. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
4.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 4.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing, verandering of vergroting van bestaande bebouwing en het realiseren van nieuwe bebouwing, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm over een oppervlakte groter dan 100 m²;
  • b. het bouwen van nieuwe bouwwerken, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm over een oppervlakte groter dan 100 m².
  • c. een bouwwerk dat zonder verstoring, beschadiging of vernieling van archeologische waarden kan worden geplaatst;
  • d. gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.
4.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 4.2.1 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend veldonderzoek;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • d. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE) en uit te laten voeren conform artikel 28 van de Erfgoedverordening gemeente Moerdijk 2017 dan wel haar rechtsopvolger.
4.2.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen, en waterpartijen en het verwijderen van bestaande funderingen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (woelen, diepploegen) en het aanbrengen van heipalen met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm; het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm;
  • e. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 50 cm.
4.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 4.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • e. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • f. plaatsvinden op gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de voor ‘Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 6

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, moet door de aanvrager een archeologisch onderzoeksrapport worden overgelegd waarin is aangetoond dat:

  • a. het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd, of;
  • b. de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad of vernield, of;
  • c. in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.
5.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 5.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing, verandering of vergroting van bestaande bebouwing en het realiseren van nieuwe bebouwing, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm over een oppervlakte groter dan 250 m²;
  • b. het bouwen van nieuwe bouwwerken, waarbij geen grondwerkzaamheden worden uitgevoerd dieper dan 50 cm over een oppervlakte groter dan 250 m².
  • c. een bouwwerk dat zonder verstoring, beschadiging of vernieling van archeologische waarden kan worden geplaatst;
  • d. gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.
5.2.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien uit het in lid 5.2.1 genoemde archeologisch onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van inventariserend veldonderzoek;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • d. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een vergunninghoudende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 van de Monumentenwet 1988 (incl. de RCE) en uit te laten voeren conform artikel 28 van de Erfgoedverordening gemeente Moerdijk 2017 dan wel haar rechtsopvolger.
5.2.4 Archeologisch rapport

Indien het bevoegd gezag niet beschikt over een voor de beoordeling van de aanvraag toereikend archeologisch onderzoek voor de gronden waarop een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan, dient de aanvrager ten behoeve van de beoordeling van archeologische waarden van de gronden een archeologisch rapport te overleggen dat voldoet aan de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA).

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ontgronden, afgraven (waaronder het graven van watergangen, en waterpartijen en het verwijderen van bestaande funderingen), egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur (woelen, diepploegen) en het aanbrengen van heipalen met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm; het wijzigen van de waterhuishouding, zoals draineren en het uitdiepen, graven en/of verleggen van waterlopen over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm;
  • b. het uitvoeren van overige grondbewerkingen 250 m² en dieper dan 50 cm;
  • c. het verwijderen en/of aanbrengen van bomen en diepwortelende beplanting;
  • d. het aanleggen van ondergrondse energie-, transport- en of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm;
  • e. het verlagen van het waterpeil over een oppervlakte groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm.
5.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 5.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie;
  • e. op basis van inventariserend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  • f. plaatsvinden op gronden waarvan de aanvrager heeft aangetoond dat deze reeds zijn geroerd.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de als ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen, indien het op grond van nader archeologisch onderzoek noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in verdere bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de op de plankaart als ‘Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden die bestemd zijn voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden te wijzigen of geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:
    • 1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn of zich op een andere plaats bevinden;
    • 2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Bebouwingsoppervlakten

Een op de verbeelding aangegeven bebouwingsoppervlakte geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met bedrijfsgebouwen. Bij het ontbreken van een bebouwingoppervlakte mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

7.2 Bestaande maten
  • a. Indien afstanden op het tijdstip van inwerkingtreding dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de bepalingen van dit plan is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  • b. In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bouwwerken die op een legale wijze tot stand zijn gekomen op het moment van inwerkingtreding van dit plan meer dan wel minder bedragen dan ingevolge de bepalingen van dit plan is voorschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik
  • a. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
    • 1. als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
    • 2. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
    • 3. als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen en (zee)- containers;
    • 4. voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
    • 5. als plaats voor het (laten) landen of opstijgen van ultralight-vliegtuigen;
    • 6. voor groeps- en natuurkamperen;
    • 7. als ligplaats voor woonschepen, tenzij in hoofdstuk 2 van deze regels anders is bepaald;
    • 8. als seksinrichtingen;
    • 9. voor de productie, opslag, stalling en dumping van:
      • een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
      • grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van de onder de eerste bullet genoemde verboden middelen;
  • b. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    • 1. seksinrichtingen;
    • 2. speelautomatenhallen;
    • 3. inrichtingen ten behoeve van het verstrekken van verdovende middelen vallende onder de Opiumwet;
    • 4. voor de productie, opslag, stalling en dumping van:
      • een verboden middel zoals bedoeld in lijst I of II van de Opiumwet;
      • grondstoffen ten behoeve van en afvalstoffen afkomstig uit het productieproces van de onder de eerste bullet genoemde verboden middelen;
    • 5. opslagplaats voor meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
    • 6. permanente bewoning, indien het geen woningen en bedrijfswoningen, uitgezonderd bijgebouwen, betreft.
  • c. Onder strijdig gebruik als bedoeld in onder a wordt niet verstaan:
    • 1. vormen van gebruik als bedoeld in onder a, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de betrokken grond ingevolge de bestemming(en), de daarbij behorende bestemmingsomschrijving(en) en/of de overige bepalingen mag worden gebruikt, mits de gronden zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak;
    • 2. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de betrokken bestemming(en);
    • 3. de stalling van ten hoogste één toercaravan of boot bij een woning of bedrijfswoning;
    • 4. het gebruik als ligplaats voor vaartuigen voor de duur van ten hoogste 24 uur;
    • 5. het gebruik als ligplaats voor vaartuigen voor de duur van meer dan 24 uur indien ter plaatse een steiger aanwezig is;
  • d. Onder gebruik in strijd met dit plan wordt in ieder geval verstaan de gronden welke niet zijn gelegen ter plaatse van het bouwvlak te gebruiken of te laten gebruiken voor:
    • 1. opslag van hooi, mest en kuilvoer.
8.2 Parkeren

Bij het wijzigen van het bestaande gebruik op grond van de in hoofdstuk 2 genoemde bestemmingen geldt dat:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken uitsluitend gewijzigd kan worden indien op het bijbehorend bouwperceel of in de directe omgeving daarvan in voldoende parkeergelegenheid is voorzien, zoals blijkt uit Parkeerbeleid Moerdijk welke is vastgesteld op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk of haar rechtsopvolger, en deze parkeergelegenheid als zodanig in stand wordt gehouden;
  • b. bij de aanvraag van een omgevingsvergunning wordt bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, zoals blijkt uit Parkeerbeleid Moerdijk welke is vastgesteld op 8 oktober 2015 door de gemeenteraad van de gemeente Moerdijk of haar rechtsopvolger;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse;

het bepaalde onder sub a en b geldt niet voor het vergunde bestaande gebruik van gronden en bouwwerken op het moment van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan.

8.3 Aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetwinkels

Het gebruik van gedeelten van woningen en de daarbij behorende bijgebouwen voor kantoor- en/of praktijkruimte ten behoeve van aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en internetwinkels is toegestaan, mits:

  • a. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
  • b. het vloeroppervlak in gebruik voor kantoor- en/of praktijkruimte, de bedrijfsmatige activiteit of de internetwinkel ten hoogste 60 m2 bedraagt;
  • c. parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • d. geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. het beroep of de activiteit door de bewoner wordt uitgeoefend.
8.4 Bed and breakfast
  • a. Bed and breakfast is toegestaan in een (bedrijfs)woning of bijgebouw behorende bij de bedrijfswoning, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
    • 1. de eigenaar van de bed and breakfast is zelf woonachtig in de (bedrijfs)woning;
    • 2. maximaal 40% van het totale vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning mag worden gebruikt voor de bed and breakfast tot een maximum van 60 m2 (gemeenschappelijke ruimtes buiten beschouwing gelaten);
    • 3. het aantal slaapplaatsen mag niet meer bedragen dan 4;
    • 4. een zelfstandige kookgelegenheid voor de gasten is niet toegestaan;
    • 5. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a ten behoeve van het vergroten van de omvang van de bed and breakfast, mits:
    • 1. de eigenaar van de bed and breakfast zelf woonachtig is in de (bedrijfs)woning;
    • 2. maximaal 40% van het totale vloeroppervlak van de (bedrijfs)woning en de bijbehorende bijgebouwen wordt gebruikt voor de bed and breakfast tot een maximum van 100 m2 (gemeenschappelijke ruimtes buiten beschouwing gelaten);
    • 3. het aantal slaapplaatsen niet meer bedraagt dan 10;
    • 4. een zelfstandige kookgelegenheid voor de gasten niet is toegestaan;
    • 5. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
    • 6. de voorziening door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning;
    • 7. de bed and breakfast geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert;
    • 8. de bed and breakfast geen afbreuk doet aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 geluidzone - industrie

Binnen de als 'geluidzone - industrie' aangegeven gronden mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

9.2 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 ten behoeve van het realiseren van nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies, mits:

  • a. voldaan wordt aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • b. sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemene afwijkingsregels
  • a. Tenzij dit plan elders al over afwijkingen bij een omgevingsvergunning voor overschrijding van maatvoering beschikt, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bepalingen in het plan voor:
    • 1. overschrijding van – voor bouwen geldende – afstands-, oppervlakte-, inhouds- en hoogtematen met ten hoogste 15%, met dien verstande dat overschrijding van de oppervlaktematen niet is toegestaan voor bedrijven op gronden met de bestemmingen 'Agrarisch', 'Bedrijf' en ''Bedrijf - Agrarisch aanverwant';
    • 2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  • b. De afwijking bij een omgevingsvergunning als bedoeld onder a wordt niet verleend indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
10.2 Carnavalswagens

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het gebruik van een bestaand gebouw voor het bouwen van een carnavalswagen, met dien verstande dat:

  • a. de afstand van het gebouw als bedoeld in de aanhef tot de dichtsbijzijnde woning welke is voorzien van de bestemming 'Wonen' mag niet minder bedragen dan 50 m;
  • b. de in gebruik te nemen oppervlakte mag niet meer bedragen dan 200 m2;
  • c. bouwactiviteiten na 22.00 uur zijn uitsluitend toegestaan in de maanden september tot en met maart.
10.3 Bouwwerken ten behoeve van duurzame energie opwekking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van duurzame energie opwekking met een maximale bouwhoogte van 15 m, met dien verstande dat:

  • a. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in de aanhef uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant';
  • b. de gebruikssituatie op de aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast;
  • c. er een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
  • d. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan.
10.4 Inwoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het vergroten van de inhoud van een (bedrijfs)woning inclusief aanbouwen, tot maximaal 850 m3, mits dit ten behoeve van inwoning noodzakelijk wordt geacht.

10.5 Logies en kamerverhuur

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van de huisvesting van maximaal 5 personen in onzelfstandige wooneenheden (kamerverhuur) of tijdelijke huisvesting in de vorm van logies aan maximaal 5 seizoensarbeiders in een (bedrijfs)woning, met dien verstande dat:

  • a. parkeren op eigen terrein plaats vindt;
  • b. er geen afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de omliggende functies.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemene wijziging

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen.

11.2 Wonen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Agrarisch aanverwant' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', indien is komen vast te staan dat ter plaatse geen bedrijf meer is gevestigd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
    • 1. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' niet meer dan 1.500 m2 bedraagt en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 400 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, dan is geen aanvullende kwaliteitsverbetering vereist;
    • 2. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 1.500 m2, maar niet meer bedraagt dan 5.000 m2, en de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen niet meer bedraagt dan 500 m2 en hiertoe alle overtollige bebouwing wordt gesloopt, dan dient te worden voorzien in de realisatie en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
    • 3. indien de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' groter is dan 5.000 m2 en/of de bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen meer bedraagt dan 500 m2, dan dient er sprake te zijn van een versterking van de ruimtelijke kwaliteit, waarbij wordt voldaan aan het afwegingsprincipe bijdrage aan de kwaliteit van het landschap uit hoofdstuk 7 van de Visie Buitengebied;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a, mag ten behoeve van statische opslag en stalling maximaal 1.000 m2 van de bestaande gebouwen worden gebruikt, mits:
    • 1. alle overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • 2. de oppervlakte van het nieuwe bestemmingsvlak 'Wonen' niet meer bedraagt dan 5.000 m2;
    • 3. er geen sprake is van buitenopslag of buitenstalling, en
    • 4. wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing overeenkomstig de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan;
  • c. indien er sprake is van uitsluitend één bij de voormalige bedrijfswoning aangebouwd bedrijfsgebouw, dit bedrijfsgebouw één architectonisch geheel vormt met de woning en in goede bouwkundige staat verkeert, dan behoeft geen sloop plaats te vinden;
  • d. de inhoud van de woning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  • e. er dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat in de woning, waaronder in elk geval wordt verstaan dat dient te worden voldaan aan de wettelijke eisen ten aanzien van de milieuaspecten geluidhinder, geurhinder en luchtkwaliteit;
  • f. de bestemmingswijziging mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven;
  • g. er dient voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig te zijn.

Artikel 12 Overige regels

12.1 Werking wettelijke regels

De wettelijke regelingen en verordeningen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan of diens rechtsopvolger.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in lid 13.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde in lid 13.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.2 onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in lid 13.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan "Buitengebied, Schansdijk 5 te Zevenbergen".

Aldus vastgesteld op: ....