direct naar inhoud van Regels
IMRO-idn: NL.IMRO.1709.1HZITMOERDIJK-BP30

Regels

Deze versie (NL.IMRO.1709.1HZITMOERDIJK-BP30) van het bestemmingsplan Partiële 1e herziening 'Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk' is opgesteld ter uitvoering van enkele wijzigingen ten opzichte van bestemmingsplan 'Zeehaven- en industrieterrein Moerdijk', waarbij enkele planonderdelen zijn gewijzigd. Behoudens de aanpassingen in de regels blijven de bepalingen van het bestemmingsplan Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk met identificatienummer NL.IMRO.1709.indterrmoerdijk-BP40 onverminderd van toepassing.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Aan de begripsbepalingen van het moederplan worden enkele begrippen toegevoegd. De overige regels uit het moederplan van de Inleidende regels blijven onverminderd van toepassing.

Artikel 1 Begrippen

De begrippen uit het moederplan blijven onverminderd van toepassing met uitzondering van leden 1.28, 1.65, 1.87 en 1.100 van het moederplan die overeenkomstig onderstaande leden gewijzigd worden, dan wel worden toegevoegd.

1.1 plan:

het bestemmingsplan Partiële 1e herziening 'Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk' met identificatienummer NL.IMRO.1709.1HZITMOERDIJK-BP30 van de gemeente Moerdijk.

1.2 moederplan:

het bestemmingsplan Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk, vastgesteld op 18 januari 2018, met identificatienummer NL.IMRO.1709.indterrmoerdijk-BP40 van de gemeente Moerdijk.

1.3 bestaande risicovolle inrichting:

Lid 1.28 van het moederplan luidt:

1.28 bestaande risicovolle inrichting:

een inrichting die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal aanwezig was dan wel waarvoor ten tijde van het tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan een vergunning was verleend.

Lid 1.28 van het moederplan wordt vervangen door:

1.28 bestaande risicovolle inrichting

een risicovolle inrichting die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan legaal aanwezig was dan wel waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan een vergunning was verleend.

1.4 hogepopulatieobject:

Lid 1.65 van het moederplan luidt:

1.65 hogepopulatieobject:

  • a. bedrijfsgebouwen bestemd voor meer dan 50 personen, (uitgaande van 1 persoon/30 m2 bvo kantoor (= X) en 1 persoon/500 m2 bvo overige bedrijfsruimte (= Y)) én een gemiddelde personendichtheid per bedrijfsperceel groter dan 80 personen/ha (1 persoon / 125 m2 bvo (= Z)). Een object is kwetsbaar als X+Y groter is als 50 en groter is dan Z. Kantoorruimten in werkruimten ten behoeve van medewerkers in werkruimten worden beschouwd als werkruimte.
  • b. indien een hogepopulatieobject deel uitmaakt van een Bevi-bedrijf, is per definitie sprake van een beperkt kwetsbaar object.

Lid 1.65 van het moederplan wordt vervangen door:

1.65 hogepopulatieobject:

  • a. bedrijfsgebouwen bestemd voor meer dan 50 personen, (uitgaande van 1 persoon/30 m2 bvo kantoor (= X) en 1 persoon/500 m2 bvo overige bedrijfsruimte (= Y)) én een gemiddelde personendichtheid per bedrijfsperceel groter dan 80 personen/ha (1 persoon / 125 m2 bvo (= Z)). Een object is een hogepopulatieobject als X+Y groter is als 50 en groter is dan Z. Kantoorruimten in werkruimten ten behoeve van medewerkers in werkruimten worden beschouwd als werkruimte.
  • b. indien een hogepopulatieobject deel uitmaakt van een Bevi-bedrijf, is per definitie sprake van een beperkt kwetsbaar object.
1.5 nieuwe risicovolle inrichting:

Lid 1.87 van het moederplan luidt:

1.87 nieuwe risicovolle inrichting:

een inrichting die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan niet legaal aanwezig was dan wel waarvoor ten tijde van het tervisie leggen van het ontwerpbestemmingsplan nog geen vergunning was verleend.

Lid 1.87 van het moederplan wordt vervangen door:

1.87 nieuwe risicovolle inrichting

een risicovolle inrichting die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan niet legaal aanwezig was dan wel waarvoor ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan nog geen vergunning was verleend.

1.6 risicovolle inrichting:

Lid 1.100 van het moederplan luidt:

1.100 risicovolle inrichting:

Bevi-bedrijf en in Activiteitenbesluit aangewezen bedrijf met veiligheidscontour groter dan 10 meter vanaf de risicobron. Een veiligheidscontour is hierbij gelijkgesteld met een 10-6-contour.

Lid 1.100 van het moederplan wordt vervangen door:

1.100 risicovolle inrichting

Bevi-bedrijf en een in het Activiteitenbesluit aangewezen bedrijf met een veiligheidscontour groter dan 10 meter vanaf de risicobron. Een veiligheidscontour is hierbij gelijkgesteld met een PR 10-6 contour. Een Bevi-bedrijf zonder een PR 10-6 contour wordt niet als een risicovolle inrichting beschouwd.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

De bestemmingsregels uit het moederplan blijven onverminderd van toepassing.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De algemene regels uit hoofdstuk 3 van het moederplan blijven onverminderd van toepassing met uitzondering van artikelen over de 'geluidzone - industrie' (moederplan artikel 38 lid 1), 'veiligheidszone - EV' (moederplan artikel 38.5), 'veiligheidszone munitie' (moederplan artikel 38 lid 8), de wijzigingsregels voor de veiligheidszone - munitie (moederplan artikel 40 lid 2) en de overige regels; werking wettelijke regelingen (artikel 41 van het moederplan). Aan deze artikelen worden de volgende bepalingen toegevoegd en aangepast.

Artikel 2 Algemene aanduidingsregels

De algemene aanduidingsregels uit het moederplan blijven onverminderd van toepassing met uitzondering van artikel 38.1, 38.5 en 38.8 van het moederplan dat overeenkomstig onderstaande leden gewijzigd wordt.

2.1 Geluidzone - industrie

Lid 38.1 van het moederplan luidt:

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige objecten worden opgericht dan wel aangelegd.

 

Lid 38.1 van het moederplan wordt vervangen door:

  • a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidgevoelige objecten worden opgericht dan wel aangelegd.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'geluidszone uitgesloten – industrie' vervallen de bepalingen ten aanzien van de 'geluidzone – industrie'.
2.2 veiligheidszone - EV

Lid 38.5 van het moederplan luidt:

38.5.1 Algemeen

Naast de regels die aan de gronden zijn gegeven met de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein - 1 'Bedrijventerrein - 2' en 'Bedrijventerrein - 3' gelden de volgende regels.

38.5.2 Veiligheidszone - EV1

a. Algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - EV1' gelden de volgende regels:

  • a. de PR 10-5 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • b. de PR 10-6 contouren van bestaande en nieuwe risicovolle inrichtingen, dan wel van de uitbreiding van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • c. de PR 10-5 contour van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel van de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting, is uitsluitend binnen de inrichtingsgrens van de betreffende inrichting toegestaan dan wel op de gronden met de bestemming 'Verkeer - 2', 'Water - 1', 'Water - 2', 'Water - 3' of op openbare gronden in gebruik voor verkeer, groen of water binnen de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein - 1', 'Bedrijventerrein - 2' dan wel 'Bedrijventerrein - 3';
  • d. binnen de inrichtingsgrenzen van niet Bevi-bedrijven zijn geen nieuwe hogepopulatieobjecten toegestaan;
  • e. binnen de PR 10-5 contour is geen hogepopulatieobject dan wel een beperkt kwetsbaar object van een derde toegestaan.

b. Afwijking

  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.2 a Algemeen onder c voor het toestaan van de PR 10-5 contour van een risicovolle inrichting buiten de inrichtingsgrens van de nieuwe risicovolle inrichting, dan wel de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting én buiten de bestemming 'Groen - Begeleidingszone 1', 'Verkeer - 1', 'Verkeer - 2', 'Water - 1', 'Water - 2', 'Water - 3' of op openbare gronden in gebruik voor verkeer, groen of water binnen de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein - 1', 'Bedrijventerrein - 2' dan wel 'Bedrijventerrein - 3', mits:
    • 1. de noodzaak van (het vergroten of veranderen van) de contour in relatie tot de bedrijfsvoering en de omgeving is aangetoond;
    • 2. aangetoond is dat het niet mogelijk is de PR 10-5 contour binnen de inrichtingsgrens van de nieuwe risicovolle inrichting te houden;
    • 3. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.2 a Algemeen onder e voor het toestaan van een beperkt kwetsbaar object binnen de PR 10-5 contour van een derde voor zover dit beperkt kwetsbaar object onderdeel uitmaakt van een Bevi-bedrijf mits:
    • 1. het beperkt kwetsbaar object geen werknemersverblijf betreft;
    • 2. aangetoond is dat het niet mogelijk is het beperkt kwetsbaar object van een derde buiten de PR 10-5 contour te situeren;
    • 3. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • c. Het bevoegd gezag kan, voorafgaand aan de vergunningverlening als bedoeld onder a en b besluiten het RIVM te consulteren over de juistheid van de risicomodellering.

38.5.3 Veiligheidszone - EV2

a. Algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - EV2' gelden de volgende regels:

  • d. nieuwe risicovolle inrichtingen, dan wel de uitbreiding van bestaande risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. de PR 10-5 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • f. de PR 10-6 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • g. binnen de inrichtingsgrenzen van niet Bevi-bedrijven zijn geen nieuwe hogepopulatieobjecten toegestaan;
  • h. binnen de PR 10-5 contour is geen hogepopulatieobject dan wel een beperkt kwetsbaar object van een derde toegestaan.

b. Afwijking

  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.3 a Algemeen onder a voor het toestaan van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting, mits:
    • 1. de PR 10-5 contour is gelegen:
      • binnen de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • op ten hoogste 5 meter buiten de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • binnen de bestemming 'Verkeer - 2', 'Water - 1', 'Water - 2', 'Water - 3' of over openbare gronden in gebruik voor verkeer, groen of water binnen de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein - 1', 'Bedrijventerrein - 2' of 'Bedrijventerrein - 3'; dan wel
      • binnen de inrichtingsgrenzen van een Bevi-bedrijf van een derde;
    • 2. de PR 10-6 contour niet is gelegen over een bestaand hogepopulatieobject dat deel uitmaakt van een niet Bevi-bedrijf van een derde;
    • 3. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.3 a Algemeen onder c voor het toestaan van de PR 10-6 contour van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting binnen de aanduiding 'veiligheidszone - EV2', mits:
    • 1. de noodzaak van (het vergroten of veranderen van) de PR 10-6 contour in relatie tot de bedrijfsvoering en de omgeving is aangetoond;
    • 2. aangetoond is dat het niet mogelijk is de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens van de risicovolle inrichting te houden;
    • 3. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.3 a Algemeen onder e voor het toestaan van een beperkt kwetsbaar object binnen de PR 10-5 contour van een derde voor zover dit beperkt kwetsbaar object onderdeel uitmaakt van een Bevi-bedrijf mits:
    • 1. het beperkt kwetsbaar object geen werknemersverblijf betreft;
    • 2. aangetoond is dat het niet mogelijk is het beperkt kwetsbaar object van een derde buiten de PR 10-5  contour te situeren;
    • 3. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • d. Het bevoegd gezag kan, voorafgaand aan de vergunningverlening als bedoeld onder a en b, besluiten het RIVM te consulteren over de juistheid van de risicomodellering.

38.5.4 Veiligheidszone - EV3

a. Algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - EV3' gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe risicovolle inrichtingen, dan wel de uitbreiding van bestaande risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. de PR 10-5 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • c. de PR 10-6 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • d. binnen de inrichtingsgrenzen van niet Bevi-bedrijven zijn geen nieuwe hogepopulatieobjecten toegestaan;
  • e. binnen de PR 10-5 contour is geen hogepopulatieobject dan wel een beperkt kwetsbaar object van een derde toegestaan.

b. Afwijking

  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.4 a Algemeen onder a voor het toestaan van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting, mits:
    • 1. het risicoveroorzakende onderdeel ondergeschikt en faciliterend is aan de hoofdactiviteit van het bedrijf;
    • 2. de PR 10-5 contour is gelegen:
      • binnen de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • binnen de inrichtingsgrens van een Bevi-bedrijf van een derde;
    • 3. de PR 10-6 contour is gelegen:
      • binnen de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • op ten hoogste 5 meter buiten de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • binnen de bestemming 'Verkeer - 2', 'Water - 1', 'Water - 2', 'Water - 3' of over openbare gronden in gebruik voor verkeer, groen of water binnen de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein - 1', 'Bedrijventerrein - 2' of 'Bedrijventerrein - 3';
    • 4. de PR 10-6 contour niet is gelegen over een bestaand hogepopulatieobject dat deel uit maakt van een niet Bevi-bedrijf van een derde;
    • 5. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • b. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.4 a Algemeen onder c voor het toestaan van de PR 10-6 contour van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting binnen de aanduiding 'veiligheidszone - EV1' dan wel 'veiligheidszone - EV2', mits:
    • 1. de noodzaak van (het vergroten of veranderen van) de PR 10-6 contour in relatie tot de bedrijfsvoering en de omgeving is aangetoond;
    • 2. aangetoond is dat het niet mogelijk is de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens van de risicovolle inrichting te houden;
    • 3. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • c. Het bevoegd gezag kan, voorafgaand aan de vergunningverlening als bedoeld onder a en b, besluiten het RIVM te consulteren over de juistheid van de risicomodellering.

38.5.5 Veiligheidszone - Bevi artikel 14 veiligheidszone

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - Bevi artikel 14 veiligheidszone' is de cumulatieve PR 10-6 contour toegestaan van de risicovolle inrichtingen gelegen in het plangebied. Hogepopulatieobjecten zijn in deze zone uitgesloten, behoudens als onderdeel van Bevi-bedrijven.

In lid 38.5 van het moederplan worden sublid 38.5.3, 38.5.4 en 38.5.5 op onderdelen aangepast, waarna de subleden luiden:

38.5.3 Veiligheidszone - EV2

a. Algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - EV2' gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. de PR 10-5 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • c. de PR 10-6 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • d. d. de uitbreiding van bestaande risicovolle inrichtingen is toegestaan, indien:
    • 1. de contouren PR 10-5 en PR 10-6 binnen de grenzen van de inrichting blijven; of
    • 2. de contouren PR 10-5 en PR 10-6 binnen de PR 10-5 en PR 10-6 contouren blijven, zoals vergund voorafgaand aan de uitbreiding;
  • e. binnen de inrichtingsgrenzen van niet Bevi-bedrijven zijn geen nieuwe hogepopulatieobjecten toegestaan;
  • f. binnen de PR 10-5 contour is geen hogepopulatieobject dan wel een beperkt kwetsbaar object van een derde toegestaan.

b. Afwijking

  • a. Ten aanzien van het uitbreiden van bestaande en de vestiging van nieuwe risicovolle inrichtingen: Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.3 a Algemeen onder a en d voor het toestaan van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting, mits:
    • 1. de PR 10-5 contour is gelegen:
      • binnen de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • op ten hoogste 5 meter buiten de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • binnen de bestemming 'Verkeer - 2', 'Water - 1', 'Water - 2', 'Water - 3' of over openbare gronden in gebruik voor verkeer, groen of water binnen de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein - 1', 'Bedrijventerrein - 2' of 'Bedrijventerrein - 3'; dan wel
      • binnen de inrichtingsgrenzen van een Bevi-bedrijf van een derde;
    • 2. de PR 10-6 contour niet is gelegen over een bestaand hogepopulatieobject dat deel uitmaakt van een niet Bevi-bedrijf van een derde;
    • 3. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • b. Ten aanzien van het wijzigen van de PR-contouren: Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.3 a Algemeen onder c en d voor het toestaan van de PR 10-6 contour van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel van de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting, binnen de aanduiding 'veiligheidszone - EV2', mits:
    • 1. aangetoond is dat het niet mogelijk is de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens van de risicovolle inrichting te houden;
    • 2. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • c. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.3 a Algemeen onder f voor het toestaan van een beperkt kwetsbaar object binnen de PR 10-5 contour van een derde voor zover dit beperkt kwetsbaar object onderdeel uitmaakt van een Bevi-bedrijf mits:
    • 1. het beperkt kwetsbaar object geen werknemersverblijf betreft;
    • 2. aangetoond is dat het niet mogelijk is het beperkt kwetsbaar object van een derde buiten de PR 10-5 contour te situeren;
    • 3. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • d. Het bevoegd gezag kan, voorafgaand aan de vergunningverlening als bedoeld onder a en b, besluiten het RIVM te consulteren over de juistheid van de risicomodellering.

38.5.4 Veiligheidszone - EV3

a. Algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - EV3' gelden de volgende regels:

  • a. nieuwe risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. de PR 10-5 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • c. de PR 10-6 contouren van bestaande risicovolle inrichtingen zijn toegestaan;
  • d. de uitbreiding van bestaande risicovolle inrichtingen is toegestaan, indien:
    • 1. de grenzen van de contouren PR 10-5 en PR 10-6 binnen de grenzen van de inrichting blijven; of
    • 2. contouren PR 10-5 en PR 10-6 binnen de PR 10-5 en PR 10-6 contouren blijven, zoals vergund voorafgaand aan de uitbreiding;
  • e. binnen de inrichtingsgrenzen van niet Bevi-bedrijven zijn geen nieuwe hogepopulatieobjecten toegestaan;
  • f. binnen de PR 10-5 contour is geen hogepopulatieobject dan wel een beperkt kwetsbaar object van een derde toegestaan.

b. Afwijking

  • a. Ten aanzien van het uitbreiden van bestaande en vestigen van nieuwe risicovolle inrichtingen: Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.4 a Algemeen onder a en d voor het toestaan van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel de uitbreiding van een bestaande risicovolle inrichting, mits:
    • 1. in het geval van de vestiging van een nieuwe risicovolle inrichting, het risicoveroorzakende onderdeel ondergeschikt en faciliterend is aan de hoofdactiviteit van het bedrijf;
    • 2. de PR 10-5 contour is gelegen:
      • binnen de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • binnen de inrichtingsgrens van een Bevi-bedrijf van een derde;
    • 3. de PR 10-6 contour is gelegen:
      • op ten hoogste 5 meter buiten de inrichtingsgrens van de betreffende risicovolle inrichting; dan wel
      • binnen de bestemming 'Verkeer - 2', 'Water - 1', 'Water - 2', 'Water - 3' of over openbare gronden in gebruik voor verkeer, groen of water binnen de bestemmingen 'Bedrijf', 'Bedrijventerrein - 1', 'Bedrijventerrein - 2' of 'Bedrijventerrein - 3';
    • 4. de PR 10-6 contour niet is gelegen over een bestaand hogepopulatieobject dat deel uit maakt van een niet Bevi-bedrijf van een derde;
    • 5. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • b. Ten aanzien van het wijzigen van de PR contouren: Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de regels gesteld in 38.5.4 a Algemeen onder c en d voor het toestaan van de PR 10-6 contour van een nieuwe risicovolle inrichting, dan wel van een bestaande risicovolle inrichting, waarbij de inrichting ligt binnen de aanduiding 'veiligheidszone - EV1' dan wel 'veiligheidszone - EV2', mits:
    • 1. aangetoond is dat het niet mogelijk is de PR 10-6 contour binnen de inrichtingsgrens van de risicovolle inrichting te houden;
    • 2. de veiligheidsregio geconsulteerd is over de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid.
  • c. Het bevoegd gezag kan, voorafgaand aan de vergunningverlening als bedoeld onder a en b, besluiten het RIVM te consulteren over de juistheid van de risicomodellering.

38.5.4 Veiligheidszone - Bevi artikel 14 veiligheidszone

Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten zijn in het gebied waarvoor een veiligheidscontour als bedoeld in artikel 14 Bevi is vastgesteld en ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - Bevi artikel 14 veiligheidszone' slechts toegelaten voor zover het gaat om objecten met een functionele binding met een Bevi-bedrijf dan wel met een functionele binding met de zeehaven of het industrieterrein. Beperkt kwetsbare objecten zijn tevens toegelaten voor zover ze op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan legaal aanwezig waren. Hogepopulatieobjecten zijn ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - Bevi artikel 14 veiligheidszone' niet toegestaan, behoudens als onderdeel van Bevi-bedrijven.

2.3 Veiligheidszone - munitie

Lid 38.8 van het moederplan luidt:

38.8.1 veiligheidszone - munitie - B

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - B' zijn kwetsbare objecten uitgesloten en zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare objecten toegestaan met uitzondering van beperkt kwetsbare objecten op het eigen perceel.

38.8.2 veiligheidszone - munitie - C

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - C' is het niet toegestaan gebouwen te bouwen met vlies- of gordijngevelconstructies alsmede gebouwen te bouwen met zeer grote glasoppervlakten waarin zich als regel een groot aantal personen bevindt.

In lid 38.8 van het moederplan wordt een nieuw sublid 38.8.1 toegevoegd waarna de overige subleden worden vernummerd naar 38.8.2 en 38.8.3:

38.8.1 veiligheidszone - munitie - A

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - A':

  • a. zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van derden uitgesloten, met uitzondering van:
    • 1. kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten op het eigen perceel;
    • 2. bestaande beperkt kwetsbare objecten;
  • b. mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
  • c. mogen geen nieuwe openbare terreinen worden aangelegd.

Artikel 3 Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels uit het moederplan blijven onverminderd van toepassing met uitzondering van artikel 40.4 van het moederplan dat overeenkomstig onderstaand lid gewijzigd wordt.

3.1 Veiligheidszones munitie

Lid 40.4 van het moederplan luidt:

  • a. Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - B' wijzigen, indien onderzoek hiertoe aanleiding geeft;
  • b. Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - C' wijzigen, indien onderzoek hiertoe aanleiding geeft.

In lid 40.4 van het moederplan wordt een nieuw sub a toegevoegd, waarna de overige subleden worden vernummerd naar b en c:

  • a. Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - munitie - A' wijzigen, indien onderzoek hiertoe aanleiding geeft;

Artikel 4 Overige regels

4.1 Werking wettelijke regelingen

Artikel 41 van het moederplan luidt:

Artikel 41 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen alsmede de berekeningsprotocollen externe veiligheid waarnaar in de regels van dit bestemmingsplan wordt verwezen, dan wel waarop de vergunningverlening van omgevingsvergunningen is gebaseerd, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het bestemmingsplan.

In artikel 41 van het moederplan wordt een nieuw lid b toegevoegd, waarna het overige lid wordt vernummerd naar a:

Artikel 41 Werking wettelijke regelingen

  • b. Een wijziging in de PR-contour als het gevolg van een wijziging in wet- en regelgeving, voorgeschreven rekenmethodiek of classificering van stoffen is toegestaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 5 Overgangsrecht

5.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
5.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 5.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 5.1 met maximaal 10%.

5.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

artikel 5.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingsvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

5.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

5.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 5.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

5.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 5.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

5.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

artikel 5.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 6 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Partiële 1e herziening 'Zeehaven- en Industrieterrein Moerdijk''.