direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Vollenhove - Locatie Doeveslag-Wheeme
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.VLHcanneveltstrBP-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Woningcorporatie Wetland Wonen Groep is voornemens om aan de Doeveslag en Wheeme 28 nieuwe sociale huurwoningen te bouwen.

In het geldende bestemmingsplan Vollenhove - Locatie Canneveltstraat is het plangebied al bestemd als woningbouwlocatie. Woningen dienen in dit bestemmingsplan binnen een bouwvlak gebouwd te worden. Deze bouwvlakken zijn afgestemd op de situering van de woningen die voorheen in het plangebied aanwezig waren. Met het toekomstig stedenbouwkundig ontwerp is niet aangesloten bij deze situering. De toekomstige woningen passen dan ook niet in de huidige bouwvlakken.

De gemeente Steenwijkerland wil medewerking verlenen aan het initiatief. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te kunnen regelen wordt een bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in een woongebied aan de zuidwestzijde van Vollenhove. De begrenzing van het plangebied is afgestemd op het stedenbouwkundig ontwerp. De reeds gerealiseerde woningen aan de Canneveltstraat maken geen onderdeel uit van dit bestemmingsplan. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven. Figuur 1.2 geeft de globale begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.VLHcanneveltstrBP-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (Bron: Bing Maps)

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.VLHcanneveltstrBP-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Globale begrenzing plangebied

1.3 Planologische regeling

Op dit moment geldt het bestemmingsplan Vollenhove - Locatie Canneveltstraat dat is vastgesteld op 10 juli 2012. In dit bestemmingsplan zijn binnen het plangebied de bestemmingen 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Verkeer - Steeg' en 'Groen' opgenomen. Op basis van dit bestemmingsplan kunnen in het plangebied 36 woningen gebouwd worden (20 + 16). Het opgestelde stedenbouwkundig plan past niet binnen deze bestemmingen. Zodoende is er voor gekozen om een nieuw bestemmingsplan op te stellen.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgezet: na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het, voor het plan relevante, beleid. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Huidige situatie en ontwikkelingen

In dit hoofdstuk wordt de huidige situatie en de toekomstige situatie besproken.

2.1 Huidige situatie plangebied

Herstructurering opgave

De gemeente Steenwijkerland en de woningbouwcorporatie Wetland Wonen Groep (WWG) zijn al enkele jaren bezig met de herstructurering van de woonbuurt in de omgeving van het plangebied. Deze komt in fases tot stand. De meest recente ontwikkeling betreft de woningen aan de noordkant van het plangebied.

Bebouwing in de omgeving

De bebouwing in de omgeving bestaat voornamelijk uit rijwoningen, waarbij twee, drie of vier woningen onder dezelfde kap aaneen zijn gebouwd. De woningen hebben een oriëntatie op de straat, waarbij de rooilijn voornamelijk de straat volgt.

Huidige situatie plangebied

Het plangebied ligt in de huidige situatie voornamelijk braak. De woningen die voorheen in het plangebied aanwezig waren zijn inmiddels allemaal gesloopt. Deze gronden zijn nu ingericht als grasveld. In het midden van het plangebied is in het kader van het voormalige stedenbouwkundig ontwerp een parkeerplaats gerealiseerd. Op dit moment zijn er 33 parkeerplaatsen aanwezig. Op het terrein is ruimte voor 43 parkeerplaatsen. In figuur 2.1 is een vooraanzicht op het middenterrein weergeven. De woningen die aan de linkerkant te zien zijn, zijn inmiddels gesloopt. De bouwkundige staat van deze woningen was zeer verouderd en de woningen voldeden niet meer aan de huidige wensen op het gebied van wooncomfort.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.VLHcanneveltstrBP-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Aanzicht op het bestaande parkeerterrein (bron: Google streetview)

2.2 Beschrijving initiatief

Ambitie

Het doel is om het plangebied te herstructureren. De herstructurering draagt bij aan een zorgvuldig ruimtegebruik doordat er geen sprake is van onnodige uitgifte van nieuwe uitbreidingslocaties.

Programma

Het programma bestaat uit de bouw van 28 woningen in de sociale huursector. Een overzicht van de toekomstige situatie is weergegeven in figuur 2.2. Het exacte programma bestaat uit de bouw van:

  • één rij van vijf woningen aan de Canneveltstraat;
  • één rij van vier woningen aan de Van Middachtenstraat;
  • drie rijen van vier woningen aan de Doeveslag, waarvan een bovenwoning op de kopse kant van de westelijke woning;
  • een rij van drie huur woningen en een rij van vier huurwoningen aan de Wheeme, waarvan een bovenwoning op de kopse kant van de meest zuidelijke woning.

Figuur 2.2 geeft een situatietekening van een mogelijke invulling van het plangebied. De woningen hebben nog geen definitieve vormgeving. Bij de totstandkoming van het ontwerp wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de regels die gelden voor woningen binnen de bestemming 'Wonen - 1' uit dit bestemmingsplan, overeenkomstig de systematiek van het bestemmingsplan Vollenhove - Locatie Canneveltstraat.

De woningen worden uitgevoerd met één/of twee woonla(a)g(en) met kap en een lage gootlijn, die past bij het karakter van de bebouwing in de omgeving. De hoogtes zijn vermeld op de verbeelding. De figuren 2.3 en 2.4 geven een impressie van de (mogelijke) uitvoering van de woningen weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.VLHcanneveltstrBP-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Gewenste situatie plangebied (bron Linde Architectuur)

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.VLHcanneveltstrBP-VA01_0005.png"

Figuur 2.3 Mogelijke uitvoering woningen aan de Doeveslag (bron Linde Architectuur)

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.VLHcanneveltstrBP-VA01_0006.png"

Figuur 2.4 Mogelijke uitvoering hoekwoning aan de Wheeme (bron Linde Architectuur)

2.3 Inpassing

Bij het ontwerp is rekening gehouden met de stedenbouwkundige structuur en de bebouwingskarakteristieken van de woningen in de directe omgeving. Dit houdt in dat de woningen, met zicht op de weg, worden gebouwd met de noklijn evenwijdig aan de rooilijn. De rooilijn volgt hierbij de weg. De bijgebouwen worden, zoals in figuur 2.2. is te zien, achter de voorgevels van de woningen gebouwd en zijn daarmee ondergeschikt aan het hoofdgebouw (de woning).

Geconcludeerd wordt dat er in de herverkaveling sprake is van een goede stedenbouwkundige inpassing.

2.4 Verkeer en parkeren

Het plangebied wordt ontsloten door de omliggende wegen. Deze wegen betreffen erfontsluitingswegen en maken deel uit van een 30 km-zone. Via de Groenestraat en de Bentstraat ten oosten van het plangebied wordt het plangebied verder ontsloten in noordelijke, zuidelijke of oostelijke richting.

De gemeente Steenwijkerland heeft haar eigen parkeerbeleid, de 'Nota Parkeernormen 2015', die is opgenomen als bijlage 2. Op basis van dit beleid zijn in het plangebied 43 parkeerplaatsen benodigd. In het stedenbouwkundig plan zijn 43 parkeerplaatsen ingetekend.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk worden relevante planologische beleidskaders op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau beschreven. Deze beleidskaders zijn richtinggevend voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen.

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Op basis van jurispudentie (uitspraak van 23 december 2015 201408383/1) wordt met dit bestemmingsplan geen nieuwe stedelijke ontwikkeling voorgesteld. Er is sprake van een kwaliteitsslag. Ten opzichte van de bestaande planologische mogelijkheden is sprake van een afname van van het aantal planologisch toegestane woningen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels voor de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Het voornemen raakt geen nationale ruimtelijke belangen. Zodoende staat het Rijksbeleid de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Overijssel

In de Omgevingsvisie Overijssel (2017) wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel geschetst. De visie is daarbij gericht op 2030. Gekoppeld aan de Omgevingsvisie heeft de provincie een Omgevingsverordening (2017) opgesteld. In de Omgevingsverordening worden regels gesteld ten aanzien van het provinciaal belang. De provincie wil de kwaliteit van de leefomgeving verbeteren met het oog op een goed vestigingsklimaat, een veilige en aantrekkelijke woonomgeving en een fraai buitengebied. Deze leefomgeving moet geschikt zijn voor de grote diversiteit aan activiteiten die mensen in de provincie willen ondernemen.

In de Omgevingsvisie staat het uitvoeringsmodel centraal. In dit model draait het om drie vragen die antwoord geven op of, waar en hoe ontwikkelingen uitgevoerd worden. Bij de eerste vraag zijn generieke beleidskeuzes van belang. Bij de tweede vraag zijn ontwikkelingsperspectieven richtinggevend en bij de derde vraag gaat het om de inpassing in de kenmerken van het gebied.

Generieke beleidskeuzes

Het gaat hier om algemene keuzes die bepalen of ontwikkelingen nodig, dan wel mogelijk zijn. Voor stedelijke ontwikkeling hanteert de provincie de Ladder voor Duurzame verstedelijking. Dit betekent dat voor ontwikkelingen eerst bestaande bebouwing of herstructurering wordt benut, voordat er uitbreiding plaatsvindt.

Het slopen en vervangen van de bestaande woningen past binnen de genoemde generieke beleidskeuzes van de provincie. De ontwikkeling vindt plaats door een herstructurering van een al bebouwd perceel en de woonfunctie past in de sociaaleconomische structuur van de omgeving. Hierna wordt ingegaan op de gebiedskenmerken en ontwikkelingsperspectieven.

Gebiedskenmerken

De provincie wil ruimtelijke kwaliteit realiseren door, naast bescherming, vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Hierbij zijn de gebiedskenmerken van provinciaal belang het uitgangspunt. Hierna wordt een korte samenvatting gegeven van de in het plangebied voorkomende gebiedskenmerken volgens de lagenbenadering:

de natuurlijke laag: Dekzandvlakte

De afwisseling van opgewaaide ruggen en uitgesleten beekdalen en de daarbij horende hoogteverschillen kenmerken de dekzandvlaktes van Overijssel. Opvallend is de overwegend oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen. Dit bestemmingsplan voorziet slechts in een perceelsgebonden ontwikkkeling. Er vinden geen ingrepen plaats waardoor sprake is van een aantasting van de oost-west georiënteerde richting van ruggen en dalen.

de laag van het agrarisch cultuurlandschap: Oude hoevenlandschap

Het oude hoevenlandschap heeft in essentie hetzelfde patroon en dezelfde kwaliteiten als het essenlandschap, maar is jonger, ontstaan op een kleinschaliger patroon in de ondergrond (kleine dekzandkopjes), opgebouwd vanuit individuele erven en daardoor kleiner van schaal. Het essenlandschap is een samenhangend systeem van open essen, kleinschalige flanken met erven en esdorpen, kleinschalige natte laagtes met beken en (voormalige) grote open heidevelden. Door verschillende uitbreiding van woonbebouwing is dit hoevenlandschap ter plaatse van het plangebied niet meer aanwezig.

de stedelijke laag en de lust- en leisurelaag: woonwijk 1955 - nu

De woonwijk waar het plangebied deel van uitmaakt, is planmatig ontworpen en heeft daardoor haar eigen maat en karakter. Kenmerkend is de herhaling van zogenaamde ''stempels'' met dezelfde soort rijwoningen. De naoorlogse woonwijken zijn vaak functioneel gescheiden van de werkgebieden. Met het ontwerp is rekening gehouden met de stedenbouwkundige structuur en de bebouwingskarakteristieken van de woningen in de directe omgeving.

de lust- en leisurelaag is niet van toepassing

Ontwikkelingsperspectieven

Op basis van de gebiedskenmerken zijn verschillende 'ontwikkelingsperspectieven' opgesteld. Een nieuwe ontwikkeling moet passen binnen het ontwikkelingsperspectief dat in de Omgevingsvisie Overijssel voor het gebied is neergelegd.

Het plangebied is gelegen binnen het deel van de stedelijke omgeving waar als ontwikkelingsperspectief het ontwikkelen van een gemengd en divers woon- en werkmilieu is geformuleerd (woonwijk). In het gebied is tevens ruimte voor herstructurering.

3.2.2 Omgevingsverordening Overijssel 2017

Hoe aan het beleid uit de Omgevingsvisie uitvoering moet worden gegeven, is vastgelegd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. De Omgevingsverordening is een uitvoeringsmodel van de Omgevingsvisie en is opgesteld in de vorm van regels. In veel regels is gekozen voor proces- en motiveringsvereisten. In de Omgevingsverordening moet elk inhoudelijk thema geregeld zijn, waarop de provincie de mogelijkheid wil hebben voor de inzet van juridische instrumenten. Het inzetten van juridische instrumenten vindt plaats op basis van de interventieladder.

In hoofdstuk 2 van de verordening worden de regels gegeven die betrekking hebben op de ruimtelijke ordening. In artikel 2.1.5 van de verordening worden regels gegeven gericht op de ruimtelijke kwaliteit van nieuwe ontwikkelingen. Deze moeten bijdragen aan het versterken van de ruimtelijke kwaliteit conform de geldende gebiedskenmerken. In paragraaf 3.2.1 is reeds beschreven dat de ontwikkeling geen afbreuk doet aan de gebiedskenmerken.

De ontwikkeling betreft een herstructurering waarbij een kwaliteitsslag plaatsvindt en het aantal woningen afneemt. Dit raakt verder geen provinciale belangen.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Steenwijkerland

Op 20 juni 2017 heeft de raad de Omgevingsvisie Steenwijkerland vastgesteld.

De gemeente wil met de Omgevingsvisie de omgevingskwaliteit van Steenwijkerland naar een hoger plan tillen. Omgevingskwaliteit is gedefinieerd als de integrale kwaliteit van ruimtes; het gaat er niet alleen om hoe deze ruimtes eruitzien, maar ook waartoe en op welke manier ze functioneren, hoe ze gebruikt worden en hoe de (functies van de) ruimtes met elkaar samenhangen en bijdragen aan het beter functioneren van de samenleving. De schoonheid van de natuur en de bevaarbaarheid van het water in de Weerribben, het stationsplein van Steenwijk met de verbinding naar werk en voorzieningen, de culturele waarde van Giethoorn en de beleving ervan door grote aantallen buitenlandse toeristen.

De visie draagt bij aan het versterken van de omgevingskwaliteit. Deze kwaliteit is niet te meten. Alleen elementen ervan zijn meetbaar (zoals geluidswaarden) of aanwijsbaar (cultureel erfgoed). Een deel van de omgevingskwaliteit kun je slechts ervaren (sfeer, veiligheid). Het is de som der delen die de uiteindelijke kwaliteit bepaalt. Deze nieuwe definitie is betekenisvol: omgevingskwaliteit is het centrale doel van al het ruimtelijk handelen. Dat is een breuk met het verleden waarin het doel vaak economische groei was en deze groei geconfronteerd werd met bijvoorbeeld de randvoorwaarde erfgoed of natuur.

Als opgaven in de kernen zijn benoemd:

- leegkomend vastgoed krijgt een nieuwe functie;

- leefbaarheid krijgt prioriteit;

- herbezinning uitbreiding capaciteit bedrijventerreinen;

- aantrekkingskracht van Giethoorn zorgvuldig benutten;

- kleine kernen bereikbaar houden.

Geconcludeerd wordt dat de Omgevingsvisie niet in de weg staat aan onderhavige herstructurering.

3.3.2 Visie op wonen en leefbaarheid

De Visie op wonen en leefbaarheid – duurzaam vitaal geeft de visie van de gemeente Steenwijkerland weer op het gebied van wonen en leefbaarheid. De visie is door de gemeenteraad van Steenwijkerland vastgesteld op 29 mei 2012.

Ten aanzien van het woonaanbod neemt de gemeente Steenwijkerland een verschuiving van kwantiteit naar kwaliteit waar. Ook voor de huursector is sprake van een herstructureringsopgave. De gemeente Steenwijkerland streeft ernaar om minimaal 50% van de nieuwbouw op inbreidingslocaties te realiseren. Ook in Vollenhove wil de gemeente de herstructureringsopgave voortzetten.

In dit bestemmingsplan is sprake van een investering in de woningvoorraad door het vervangen van verouderde woningen voor nieuwbouw die aansluit op de woonwensen vanuit de markt en afgestemd is op de doelgroep van Wetland Wonen Groep.

3.3.3 Welstandsnota Steenwijkerland

De gemeente Steenwijkerland heeft haar gemeentelijke welstandsbeleid opgenomen in de Welstandsnota. Deze geeft de gemeente de mogelijkheid om de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden die in een bepaald gebied aanwezig zijn, te benoemen en een rol te laten spelen bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen. Hiertoe zijn onder andere voor het plangebied van dit bestemmingsplan een aantal welstandscriteria opgesteld, waaraan het bouwplan moet voldoen.

Hoofdstuk 4 Planologische randvoorwaarden

In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de voor het nieuw op te stellen bestemmingsplan relevante milieuaspecten. Milieuaspecten zijn een belangrijk onderdeel van de belangenafweging die ten grondslag ligt aan het bestemmingsplan. Eventuele milieuaspecten kunnen, voorzover mogelijk en noodzakelijk, vertaald worden in de regeling van dit bestemmingsplan.

4.1 Vormvrije m.e.r. -beoordeling

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • 1. de kenmerken van de projecten;
  • 2. de plaats van de projecten;
  • 3. de kenmerken van de potentiële effecten.


Toetsing aan de drempelwaarden uit het Besluit mer

In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D 11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen genoemd. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer is een projectmer noodzakelijk.


Met dit bestemmingsplan worden 28 woningen mogelijk gemaakt. De drempelwaarde uit het Besluit m.e.r. wordt hiermee niet overschreden. In het kader van het Besluit m.e.r. is voor de beoogde ontwikkeling dan ook geen sprake van een directe mer(beoordelings)-plicht.

Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling.


Vormvrije mer-beoordeling

Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.


Dit blijkt ook uit de onderzoeken van de verschillende milieuaspecten zoals deze in de volgende paragrafen zijn opgenomen. De gemeente kan op basis van voorgaande een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen waarin besloten wordt dat een planmer niet noodzakelijk is.

4.2 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.

In de omgeving van het plangebied is sprake van een gemengd gebied. Hierbij is sprake van een omgeving waar lichte bedrijfsactiviteiten (categorie 2) gemengd met woningen kunnen voorkomen. Tegenover het plangebied bevinden zich drie scholen, welke naast elkaar gelegen zijn. Het gaat om twee basisscholen en een kinderdagverblijf. Alle drie de scholen vallen onder de milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 10 meter op basis van geluid in een gemengd gebied geldt. Hier wordt aan voldaan. In het plangebied wordt namelijk een afstand van circa 20 meter aangehouden ten opzichte van de scholen. Daarnaast liggen het schoolplein en de parkeerplaats grotendeels achter de schoolgebouwen, waardoor ten opzichte van de hinderlijke elementen van de school geen hinder wordt verwacht.

Er zijn dan ook geen belemmeringen te verwachten van de scholen met betrekking tot milieuzonering.

4.3 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 zijn beide aspecten geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt.

Gebiedsbescherming

Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang.

Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

Soortenbescherming

Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.

De locatie is door het huidige gebruik ongeschikt als groeiplaats voor bijzondere en beschermde plantensoorten. De ontwikkeling betreft de bouw van woningen op gronden die intensief in gebruik zijn. Van slopen van bebouwing, kappen van bomen, en/of dempen van sloten is geen sprake. Er is daardoor geen sprake van aantasting van een leefgebied.

Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. Het project is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.

4.4 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Voor de wegen in de omgeving geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het plangebied ligt dus niet binnen een geluidzone van wegen. Daarnaast betreffen het wegen die geen belangrijke ontsluitende functie hebben. De wegen rondom het plangebied zijn relatief rustig, met een te verwachten lage verkeersintensiteit. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheidbeperkende maatregelen (middels geparkeerde auto's langs de weg) zijn de snelheden relatief laag. Het vaststellen van een hogere waarde en/of een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk.

Daarnaast dient ook een bepaalde binnenwaarde te worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het Bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaardeniveau.

4.5 Bodem

Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren).

Ten behoeve van het geldende bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Uit het onderzoek blijkt dat er verontreinigingen zijn aangetroffen die de achtergrond- en streefwaarden overschrijden. In de grond zijn barium, kwik, lood, zink en PAK licht verhoogd. In het grondwater is barium licht verhoogd. Er bestaat echter geen milieuhygiënische belemmering voor de realisatie van woningen. Het aspect bodem staat de vaststelling van het bestemmingsplan derhalve niet in de weg.

4.6 Water

Een belangrijk onderdeel van de planvorming is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied is gelegen in het beheergebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta, voorheen Reest en Wieden. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater.

De ontwikkeling is op 20 maart 2017 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: 20170320-35-14863). Van het waterschap is op 21 maart 2017 bericht ontvangen dat het plan in aanmerking komt voor de korte procedure. Concreet betekent dit dat de standaard waterparagraaf moet worden opgenomen in de toelichting. Het betreft de onderstaande tekst.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1.500 m2.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt er naar gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als de hemelwaterafvoer:

  • 4. niet wordt aangesloten op een gescheiden rioolstelsel; of
  • 5. niet wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel,

is oppervlakkige afvoer en infiltratie in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Oppervlaktewater

Er wordt rekening gehouden met de wijze van onderhoud (varend of vanaf de kant) en de daarbij geldende voorwaarden. Voor werkzaamheden binnen de aangegeven zones van het waterschap is een vergunning op grond van de Waterwet noodzakelijk.

Het gebruik van materialen

Het waterschap is verantwoordelijk voor een goede waterkwaliteit van het regionale watersysteem. Om verontreiniging van het watersysteem te voorkomen adviseert het waterschap om materialen zoals lood, koper en zink niet te gebruiken als het hemelwater vrij afstroomt naar het watersysteem.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Wetgeving lozen in oppervlaktewater

In het plan vindt een lozing plaats van water in oppervlaktewater. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren. Voor het onttrekken van grondwater tijdens de aanleg en het lozen hiervan in oppervlaktewater gelden specifieke regels. Indien hier sprake van is, wordt voortijdig contact opgenomen met het waterschap.

Wetgeving grondwateronttrekking

Er vindt in het plan een grondwateronttrekking plaats. Gezien de verschillende belangen is het grondwaterbeheer wettelijk geregeld in de Waterwet. In het kort komt het er op neer dat grote grondwateronttrekkingen vergunningplichtig zijn en kleinere onttrekkingen meldingsplichtig.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft waterschap Drents Overijsselse Delta geïnformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

4.7 Waterveiligheid en overstromingsrisico's

Nederland is voor een groot deel beschermd tegen overstromingen vanuit buitenwater (zee, IJsselmeer en grote rivieren). Een stelsel van primaire waterkeringen zorgt voor deze bescherming. Nederland is daarvoor opgedeeld in verschillende dijkringen. Dijkringen worden geheel omsloten door primaire waterkeringen of door 'hoge gronden'. Hoge gronden betreffen de delen van Nederland die als gevolg van de hoogteligging geen bescherming behoeven tegen overstromingen.

Het plangebied ligt in dijkring 9 (Vollenhove). Sinds 1 januari 2017 gelden nieuwe normen voor de waterveiligheid. Waar eerst werd uitgegaan van een hoogte- en sterktenorm voor de kering, heeft de nieuwe normering een faalkans. Deze nieuwe normen zijn tot stand gekomen met de risicobenadering: de normen hangen niet alleen samen met de kans op een overstroming, maar ook met de gevolgen van een overstroming. Daarbij wordt ingezet op meerlaagsveiligheid. Dit betekent dat de waterveiligheid niet alleen afhankelijk is van de kwaliteit van dijken, dammen en sluizen. In de nieuwe benadering is sprake van waterveiligheid in drie lagen:

  • 1. maatregelen om overstromingen te voorkomen;
  • 2. gevolgen van overstromingen beperken via ruimtelijke inrichting;
  • 3. gevolgen van overstromingen beperken via rampenbestrijding.

Het plangebied ligt in dijkring 9 (Vollenhove). De totale lengte van de primaire waterkering van dijkring 9 is ruim 46 kilometer en grenst aan de zuidzijde aan de Vecht vanaf Ommen westwaarts (dijktrajact 9-1), en in het westen aan het Zwarte Water en het Zwarte Meer tot de Kadoelersluis (dijktraject 9-2). In het noorden en oosten wordt het dijkringgebied volledig begrensd door hoge grond, in het noordwesten bestaat de kering uit categorie c-keringen. Omdat het plangebied gelegen is in dijkring 9 is in de toelichting een overstromingsrisicoparagraaf relevant voor deze ontwikkeling.

Laag 1: voorkomen

Dit projectgebied wordt met name beschermd door dijktraject 9-1. Gebieden die door dit traject worden beschermd hebben een overstromingskans van 1:1000 per jaar.

Het plangebied en directe omgeving liggen echter in een deel van de dijkring waarin geen sprake is van een grote, middelhoge of lage overstromingskans. Zie hiervoor de uitsnede van de risicokaart. Op deze risicokaart zijn gebieden met een grote, middelgrote of lage overstromingskans rood gearceerd. Het plangebied ligt in een gebied waar deze kans niet aanwezig is. Vollenhove en omgeving liggen namelijk ruimschoots hoger dan het omliggende gebied. Met een maaiveldhoogte van 3,2 meter NAP is de kans op overstroming op de locatie als nihil in te schatten.

Aangezien de locatie en omgeving hoog en droog genoeg liggen, zal bij het falen van de nabijgelegen primaire waterkering ter plaatse geen sprake zijn van een kans op overlijden als gevolg van de overstroming. Maatregelen in de ruimtelijke inrichting en rampenbestrijding (laag 2 en 3) zijn dan ook niet aan de orde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1708.VLHcanneveltstrBP-VA01_0007.png"

Figuur 4.1 Uitsnede risicokaart (plangebied locatie oranje gemarkeerd)

4.8 Cultuurhistorie

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

Het plangebied kent geen specifieke cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren en kenmerken in de omgeving als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. Omdat dit bestemmingsplan perceelsgebonden is, wordt geen afbreuk gedaan aan de structuren in de omgeving. De te bouwen woningen zijn afgestemd op de kenmerken van de omgeving. De ontwikkeling past binnen de bestaande stedenbouwkundige structuur qua functie en volume. Het is dan ook niet noodzakelijk om nadere regels te stellen ter bescherming van cultuurhistorische waarden.

4.9 Archeologie

Voor archeologische resten in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. Deze wet regelt onder andere dat in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening gehouden wordt met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

Voor de gehele gemeente is een Archeologische Waarderingskaart vastgesteld. Hierin is per gebied een waardering toegekend ten aanzien van de archeologische waarden. Het plangebied bevindt zich volgens de waardenkaart in 'Bebouwde kom'. Voor deze gebieden geldt een onbekende archeologische verwachting. Daarnaast bevindt zich in deze zone vaak al bebouwing, waardoor de bodem grotendeels al geroerd is. In het kader van het huidige bestemmingsplan is in het plangebied reeds een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Een rapport hiervan is opgenomen in bijlage 3. Uit de resultaten van dit onderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Zodoende bestaat er vanuit archeologisch oogpunt geen bezwaar tegen de voorgenomen ontwikkeling. Het uitvoeren van een nieuw archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het aspect 'archeologie' staat de ontwikkeling niet in de weg.

Wanneer bij de werkzaamheden toch archeologische resten worden aangetroffen, geldt op grond van de Erfgoedwet een meldingsplicht.

4.10 Luchtkwaliteit

Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn vaak het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

De vervangende nieuwbouw draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.

4.11 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Overijssel geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn. Ten noorden van het plangebied ligt een hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie. Het invloedsgebied van deze leiding reikt niet tot het plangebied, gelet op de ruime afstand tot het plangebied (400 m) en de beperkte omvang van de leiding (8 inch, 40 bar).

Vanuit het aspect externe veiligheid bestaan er dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.12 Kabels en leidingen

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.

Hoofdstuk 5 Juridische opzet

In dit hoofdstuk staat een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 staat een algemene toelichting op de betekenis en opbouw van het bestemmingsplan en de achtergronden daarvan. In paragraaf 5.2 wordt de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan toegelicht.

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onderdeel hiervan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP beoogt bestemmingsplannen die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.

Het bestemmingsplan voldoet ook aan de terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting op de bestemmingen

De bestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen zijn afgestemd op de regeling uit het bestemmingsplan Vollenhove - Locatie Canneveltstraat. De regeling voor de woonpercelen is toegespitst op dit initiatief, waarbij de randvoorwaarden uit het beleidskader als uitgangspunt gelden. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:

5.2.1 Groen

De groenstroken langs de woningen en op de hoek van de Wheeme-Doeveslag krijgen de bestemming 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn geen bouwwerken toegestaan. Ook mogen geen opritten ten behoeve van de aangrenzende woningen worden aangelegd. Het aanleggen van paden en nutsvoorzieningen is ondergeschikt toegestaan.

5.2.2 Tuin

De voortuinen hebben de bestemming 'Tuin' gekregen. Opslag van onderkomens en/of kampeermiddelenen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens wordt als strijdig gebruik aangemerkt. Het tijdelijk plaatsen van bijvoorbeeld een caravan voorafgaand aan een vakantie valt niet onder opslag.

5.2.3 Verkeer - Steeg

Ten behoeve van de stegen in het plangebied is een aparte bestemming 'Verkeer - Steeg' opgenomen. Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

5.2.4 Verkeer - Verblijfsgebied

De gronden ter plaatse van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' zijn bedoeld voor de afwikkeling van het verkeer en daarnaast als verblijfsgebied. Binnen de bestemming zijn straten, fiets- en voetpaden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen toegestaan. Gebouwen zijn niet toegestaan.

5.2.5 Wonen - 1

De bestemming 'Wonen -1' is bedoeld voor grondgebonden woningen. Voor hoofdgebouwen (woningen) geldt dat deze alleen ter plaatse van een bouwvlak mogen worden gebouwd. Per bouwvlak mag het aantal woningen niet meer bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal. Voor aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen geldt dat deze ten minste 3,00 m achter de voorgevelgrens worden gebouwd.

Voor aan huis gebonden beroepen is de in de gemeente gebruikelijke regeling opgenomen.

5.2.6 Wonen - Gestapeld

De bestemming 'Wonen - Gestapeld' is opgenomen voor de twee locaties waar gestapelde woningen zijn beoogd. Gestapelde bewoning is geen verplichting. Indien één woning wordt gerealiseerd waar er twee zijn toegestaan, bestaat er geen strijd met het bestemmingsplan. De regels binnen deze bestemming komen grotendeels overeen met die van de bestemming 'Wonen - 1'.

Ook bij deze bestemming zijn aan huis verbonden beroepen toegestaan. Anders dan bij de bestemming 'Wonen - 1' bestaat binnen deze bestemming geen afwijkmogelijkheid voor aan huis verbonden bedrijven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de initiatiefnemer. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om het voornemen te bekostigen. Hiermee is de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.

Grondexploitatie

Doel van de grondexploitatieregeling is het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal door de gemeente. De gemeente heeft hierdoor meer sturingsmogelijkheden. Daarnaast kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.

In dit bestemmingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dat geval is de grondexploitatieregeling van toepassing, tenzij het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is. Hiervoor is tussen de gemeente en de initiatiefnemer een overeenkomst gesloten. Hierin is onder andere het verhaal van eventuele planschade geregeld. De kosten met betrekking tot het opstellen van het bestemmingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. De overige kosten worden via een anterieure overeenkomst verhaald. Hiermee is het voor het plan relevante kostenverhaal anderszins verzekerd. De gemeenteraad besluit daarom bij de vaststelling van het bestemmingsplan geen grondexploitatieplan vast te stellen.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De resultaten uit de bestemmingsplanprocedure geven inzicht in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan. Met dit bestemmingsplan zijn overigens geen grote maatschappelijke belangen gemoeid.

Inloopavond

In het kader van het opstarten van de procedure om te komen tot een wijziging van het bestemmingsplan heeft de gemeente op 6 juli 2017 een inloopavond belegd. Vertegenwoordigers van belangenverenigingen en buurtbewoners zijn in de gelegenheid gesteld om kennis te nemen van de voorgenomen bouwplannen. Vertegenwoordigers van gemeente, Wetland Wonen Groep en de architect waren aanwezig om de gevraagde informatie te verstrekken. In totaal hebben circa 30 personen van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Een verslag is opgenomen in bijlage 4. De bewoners die opmerkingen hebben gemaakt, zijn of worden benaderd door Wetland Wonen Groep.

De inspraak voor belanghebbenden heeft middels de inloopavond plaats gevonden. Er wordt daarom geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Wel is het stedenbouwkundig ontwerp in overleg met direct omwonenden enigszins gewijzigd. De eerst voorgestelde gestapelde woning op de hoek van de Canneveltstraat – Wheeme is komen te vervallen. In het gewijzigde ontwerp is derhalve alleen één woning op de hoek toegestaan met een goot- en bouwhoogte van 4 -en 9,5 meter conform de overige woningen aan de Wheeme. Het bestemmingplan is op basis hiervan op onderdelen aangepast.

Op de verbeelding is opgenomen dat voor de meest noordelijke gelegen rij woningen een totaal van drie woningen zijn toegestaan met een goot- en bouwhoogte van 4- en 9,5 meter. Het totaal aantal woningen is hiermee bepaald op 28 woningen in plaats van de eerder voorgestelde 29 woningen. Het een en ander is tevens verwoord in de Nota van wijziging bestemmingsplan Vollenhove locatie Doeveslag Wheeme zoals opgenomen in bijlage 5.

Vaststelling

Met de voorgenoemde wijziging is op 23 januari 2018 het bestemmingsplan gewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.