Plan: | Steenwijk; Brede School/MFC |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1708.STWbrschmfcgasBP01-VA01 |
De provincie Overijssel heeft het streekplan, verkeer- en vervoerplan, waterhuishoudingsplan en milieubeleidsplan samengevoegd tot één Omgevingsvisie. Hèt provinciale beleidsplan voor de fysieke leefomgeving van Overijssel. Eén van de instrumenten om het beleid uit deze Omgevingsvisie te laten doorwerken is de Omgevingsverordening. Beide documenten zijn op 1 juli 2009 door Provinciale Staten vastgesteld.
In de Omgevingsvisie wordt de visie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van de provincie Overijssel tot 2030 weergegeven. Het beleid staat primair in dienst van de sociaal-economische ontwikkeling van Overijssel. Dit betekent dat ruimte wordt gemaakt voor ontwikkeling van werkgelegenheid en dat hoogwaardige woonmilieus tot stand worden gebracht. Die dynamiek moet benut worden als een kans om de ruimtelijke kwaliteit en duurzaamheid te versterken.
De provincie definieert Ruimtelijke kwaliteit als: "Datgene wat ruimte geschikt maakt en houdt voor wat voor mensen belangrijk is. Of duurzamer gesteld: Wat voor mens, plant en dier belangrijk is. Ruimtelijke kwaliteit wordt gerealiseerd door naast bescherming vooral in te zetten op het verbinden van bestaande kwaliteiten en nieuwe ontwikkelingen. Daarnaast bieden dorpen en kernen weer andere leefmilieus dan het stedelijk gebied. De eigenheid kan gevonden worden door de eigen karakteristieke opbouw trouw te blijven en de verbinding met het omliggende landschap of historische structuren expliciet te maken.
De provincie wil ruimtelijke kwaliteit benaderen via de gebiedskenmerken catalogus. In de catalogus gaan ze uit van een viertal lagen, de zogenaamde lagenbenadering:
De Provincie stuurt via de Omgevingsvisie op zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken. Door ontwikkeling conform de gebiedskenmerkencatalogus wordt de identiteit en diversiteit van dorpen en steden versterkt. Dat geldt in bijzonder voor de stads- en dorpsrandgebieden.
Ontwikkelingsperspectieven binnen het plangebied
Voor het oostelijke gedeelte van het plangebied geldt het ontwikkelingsperspectief "Buitengebied met het accent op productie (schoonheid van de moderne landbouw)". Het MFC wordt in dit deel van het plangebied beoogd. De Omgevingsvisie geeft aan dat het gaat om open gebieden waar verdere modernisering en schaalvergroting van de landbouw alle ruimte krijgt en anderszijds de LandbouwOntwikkelingsGebieden. In de praktijk komt dit ontwikkelingsperspectief niet overeen met dit deel van het plangebied. Het betreft namelijk een kleinschalig gebied dat reeds aan drie zijden omringd is door woningbouw.
Voor het westelijke gedeelte geldt "Mixlandschap, met landbouw, natuur water en wonen als goede buren". Binnen dit ontwikkelingsperspectief is er ruimte voor een combinatie van landbouw, landschapsontwikkeling, natuur, cultuurhistorie, vrije tijd, wonen en overige bedrijvigheid. Het gehele plangebied wordt ontwikkeld tot een terrein met een overwegend groene uitstraling, met ruimte voor waterberging (mede voor de wijk Steenwijk West), een gebouw dat ingezet wordt voor verschillende doeleinden en door verschillende organisaties, voet- en fietspaden om het gebied te ontsluiten en het mogelijk te maken om het gebied goed te doorkuisen van en naar de stad Steenwijk. De combinatie van functies en de groene ruimte daaromheen maken dat de beoogde ontwikkeling goed past binnen het ontwikkelingsperspectief "Mixlandschap, met landbouw, natuur water en wonen als goede buren".
Gebiedskenmerken
Natuurlijke laag
Het plangebied ligt aan de voet van twee stuwwallen (Steenwijk West en De Schans).
Laag van het agrarische cultuurlandschap
Binnen deze laag wordt het plangebied aangeduid als "essenlandschap". Ook ter bescherming van dit landschap is de norm dat essen een beschermende bestemmingsregeling krijgen, gericht op instandhouding van de karakteristieke openheid, de huidige bodemkwaliteit en het huidige reliëf.
Stedelijke laag en de lust- en leisurelaag
Binnen deze lagen wordt het plangebied niet aangeduid.
Vanuit de gebiedskenmerken kan dus worden geconcludeerd dat voorkomen moet worden dat bestaande hoogteverschillen als gevolg van de beoogde ontwikkeling teniet worden gedaan. Tevens zal de bestaande karakteristieke identiteit herkenbaar moeten blijven.
Bij het ontwerp van het gebied is hier in voldoende mate rekening mee gehouden. Hier wordt in hoofdstuk 3 (onder andere) nader op ingegaan.
Op 1 juli 2009 is de Omgevingsverordening vastgesteld. De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie Overijssel op de fysieke leefomgeving in de provincie Overijssel. Dit betekent dat er regels worden gegeven op het gebied van de ruimtelijke ordening, maar ook op het gebied van mobiliteit, milieu, water en bodem. In bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen dient rekening gehouden te worden met deze regels.
Voor dit plangebied speelt het aspect externe veiligheid een rol, omdat een regionale gasleiding deels door het zuidelijke gedeelte van het plangebied loopt. De verordening geeft aan dat voorliggend bestemmingsplan daarom moet voorzien in een specifieke bestemming/aanduiding voor deze buisleiding en de daarbijbehorende belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van deze buisleiding. Daarbij moet een vergunningstelsel worden opgenomen voor werken of werkzaamheden die van invloed kunnen zijn op de buisleiding.
Voorliggend bestemmingsplan voldoet aan deze eisen.
Ook geeft de verordening aan dat slechts kwetsbare objecten zoals woningen mogelijk gemaakt mogen worden wanneer is aangetoond dat de grenswaarde van 10-6 met betrekking tot het plaatsgebonden risico voor kwetsbare objecten in acht wordt genomen. Hieraan wordt voldaan. Op dit aspect wordt ook nader ingegaan in paragraaf 4.7.
De Omgevingsverordening van de provincie Overijssel staat het op- en vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet in de weg.