direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijf - Hovenier
Plan: Sint Jansklooster, Barsbeek 62 en 64
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.STJBarsbeek6264BP-VA01

Artikel 4 Bedrijf - Hovenier

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een hoveniersbedrijf;
  • b. buitenopslag uitsluitend ten dienste van het hoveniersbedrijf;
  • c. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding 'groen';

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
    • 2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 11.2.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - Hovenier' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming;
  • b. een bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. de daarbij behorende bijgebouwen;
  • d. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde.
4.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. binnen het bouwvlak mogen gebouwen, de bedrijfswoning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 2800 m2;
  • c. bedrijfsgebouwen zullen met een kap van minimaal 15° worden afgedekt;
  • d. de goothoogte bedraagt maximaal 5,50 meter;
  • e. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10,00 meter.
4.2.3 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m³ of maximaal de bestaande inhoud indien deze groter is;
  • c. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 5,50 meter of maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 10,00 meter of maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze groter is;
  • e. de bedrijfswoning wordt met een kap van minimaal 30° en maximaal 60° afgedekt of maximaal de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt.
4.2.4 Bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijgebouwen behorende bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, met uitzondering van carports mag maximaal 50 m² bedragen of maximaal de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt;
  • b. bijgebouwen zullen met een kap van maximaal 60° worden afgedekt of maximaal de bestaande dakhelling indien deze meer of minder bedraagt. ;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 3,50 meter of maximaal de bestaande goothoogte indien deze groter is;
  • d. de bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt maximaal 80% van de bouwhoogte van het hoofdgebouw of maximaal de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt maximaal 5,00 meter, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de bouwhoogte voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter bedraagt en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter bedraagt;
    • 2. lichtmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 3,00 meter bedraagt;
4.3 Nadere eisen
4.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing;
  • e. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
4.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 4.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de landschappelijke inpassing
  • c. de verkeerssituatie;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken van de bouwregels vergroting oppervlakte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder b voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van bedrijfsgebouwen met 10%, met dien verstande dat geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. het woon- en leefklimaat;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. risicovolle inrichtingen vallende onder het 'Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen' (BEVI);
  • b. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen;
  • c. zelfstandig kantoor;
  • d. mantelzorg in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • e. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • f. detailhandel (o.a. perifere detailhandel en detailhandel in ter plaatse vervaardigde of bewerkte goederen);
  • g. shop-in-shop formules;
  • h. horeca;
  • i. de opslag van goederen en materialen hoger dan 6 meter.

Onder strijdig gebruik wordt mede verstaan:

  • j. het in gebruik nemen van bouwwerken, met uitzondering van bestaande bouwwerken, zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding "groen", op voorwaarde dat:
    • 1. de landschappelijke inpassing bestaat uit onderbegroeiing, enkele bomen en een beukenhaag, waaronder eiken, hazelaar, beukenhaag, krent en meidoorn conform het beplantingsplan zoals opgenomen in Bijlage 2 van de regels.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Afwijken van de gebruiksregels ten behoeve van nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.5 ten behoeve van de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten naast de agrarische bedrijfsfunctie:

  • a. bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten die behoren tot milieucategorie 1 en 2 zoals die zijn opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1) en/of daarmee qua milieueffecten gelijk te stellen bedrijven en/of bedrijfsactiviteiten, tot maximaal van 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • b. statische opslag, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing;
  • c. hoogwaardige recreatieve voorzieningen welke qua ruimtebelast en arbeidsproductiviteit ondergeschikt zijn aan de agrarische bedrijfsfunctie;
  • d. groepsaccommodaties, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 30 slaapplekken;
  • e. complementaire daghoreca (inclusief terras), tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 100 m²;
  • f. logiesverstrekking en bed & breakfast met een maximum van 10 slaapplaatsen;
  • g. toonzalen, expositieruimten, ateliers, praktijkruimten, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 150 m²;
  • h. boerderijkamers, tot maximaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing, met een maximum van 15 slaapplaatsen;

met dien verstande dat:

    • 1. maximaal in totaal 35% van de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing wordt gebruikt ten behoeve van de onder a t/m h genoemde nevenactiviteiten;
    • 2. de functies worden gevestigd in de bestaande bebouwing;
    • 3. de wijziging niet leidt tot onevenredige aantasting van bestaande natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • de verkeersveiligheid;
      • de milieusituatie;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
    • 6. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
    • 7. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
    • 8. omliggende functies niet worden gehinderd.