direct naar inhoud van Artikel 30 Wonen - Gestapeld
Plan: BP Noordelijke kernen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.NoordelijkkernenBP-VA02

Artikel 30 Wonen - Gestapeld

30.1 Bestemmingsomschrijving
30.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met daaraan ondergeschikt:

    • 1. tuinen;
    • 2. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 3. groenvoorzieningen;
    • 4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
30.1.2 Dubbelbestemmingen en aanduidingen

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 51.2.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Algemeen

Op de voor 'Wonen - Gestapeld' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gestapelde woningen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • b. de daarbij behorende bijgebouwen, uitsluitend binnen de aanduiding 'bouwvlak';
  • c. de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, zowel binnen als buiten de aanduiding 'bouwvlak';

met inachtneming van de volgende regels (30.2.2 tot en met 30.2.3).

30.2.2 Regels ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'

Voor het bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende regels:

  • a. het bouwvlak mag tot maximaal 100% worden bebouwd;
  • b. per bouwvlak is het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangeduide aantal woningen toegestaan;
  • c. de goothoogte van een gebouw bedraagt maximaal de bestaande goothoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de aangeduide maximale goothoogte geldt;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal de bestaande bouwhoogte, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' de aangeduide maximale bouwhoogte geldt;
  • e. gebouwen zullen met plat dak of een kap van minimaal 30° en maximaal 60° worden afgedekt;
  • f. voor de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde wordt verwezen naar artikel 30.2.3
30.2.3 Overige regels
  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend achter de naar de weg gekeerde bouwgrens worden gebouwd, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde mag maximaal 6,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 1,00 meter en achter de naar de weg gekeerde bouwgrens maximaal 2,00 meter mag bedragen.
30.3 Nadere eisen
30.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de hoogte van bebouwing;
  • b. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan.
  • c. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • d. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.
30.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 30.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het stedenbouwkundig beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. een goede parkeerbalans;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de ruimtelijke kwaliteit;
  • f. de sociale veiligheid;
  • g. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • h. instandhouding van omliggende waarden.
30.4 Afwijken van de bouwregels
30.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 30.2.2, ten behoeve van het verkleinen van de dakhelling tot 0°, met dien verstande dat:

  • a. het vanuit stedenbouwkundig oogpunt aanvaardbaar is.
30.5 Specifieke gebruiksregels
30.5.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  • a. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  • b. buitenopslag, behalve als dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte tijdelijke gebruik;
  • c. een aan huis verbonden beroep of bedrijf in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • d. woningsplitsing;
  • e. mantelzorg in de woning en/of in de vrijstaande bijgebouwen;
  • f. vrijstaande bijgebouwen als logiesruimte;
  • g. gebouwen voor recreatieve bewoning;
  • h. detailhandel.