direct naar inhoud van Artikel 3: Agrarisch met waarden
Plan: Giethoorn - Cornelisgracht 34 en 32a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.GHNCornelisg34BP01-VG01

Artikel 3: Agrarisch met waarden

3.1. Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;
  • b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de landschappelijke waarde en natuurlijke waarden;

met de daarbij behorende:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;
  • f. openbare nutsvoorzieningen;
  • g. recreatief medegebruik;

met de daarbij behorende:

  • h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2. Bouwregels
3.2.1. Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 meter bedragen.

3.3. Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van houtteelt;
  • c. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. het gebruik van gronden en gebouwen ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van gronden voor de stalling van caravans, stacaravans en daarmee vergelijkbare kampeervoertuigen;
  • f. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een paardenbak.

3.4. Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 3.3 sub f ten behoeve van het gebruik van gronden als paardenbak, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak geen grotere afmeting mag hebben dan 20 x 40 meter;
    • 2. de volledige paardenbak dient te worden gerealiseerd binnen een straal van 70 meter gemeten vanaf het hoofdgebouw;
    • 3. de paardenbak op een minimale afstand van 50 meter gemeten vanaf woningen van derden dient te worden aangelegd;
    • 4. een goede landschappelijke inpassing dient te zijn gewaarborgd en lichthinder door lichtmasten dient te worden voorkomen;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • het woon- en leefklimaat;
      • de verkeersveiligheid;
      • de sociale veiligheid;
      • de milieusituatie;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
      • de landschappelijke en/of natuurlijke waarden en/of archeologische waarden van de gronden;
      • de waterstaatskundige en huishoudkundige waarden van de gronden en van de aangrenzende gronden.

3.5. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1. Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het wijzigen van de bodemstructuur, waaronder het ophogen, afgraven en egaliseren van gronden met meer dan 20 cm;
  • b. het aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • c. het verwijderen van bosschages, houtwallen en singels;
  • d. het aanleggen en/of verharden van perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 200 m²;
  • e. het aanpassen van het waterprofiel van sloten voor verhoogde afvoer;
  • f. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen niet zijnde perceel- en / of kavel ontsluitingswegen buiten op de plankaart aangegeven bouwperceel, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • g. het dempen of graven van sloten, vaarten, poelen en daarmee gelijk te stellen waterpartijen;
  • h. het aanbrengen van walbeschoeiingen, niet zijnde bouwwerken;
  • i. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van dagrecreatief medegebruik;
  • j. het verrichten van exploratieboringen en / of seismologisch onderzoek;
  • k. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie en / of telecommunicatieleidingen, exclusief drainageleidingen;
  • l. het aanleggen van drainageleidingen .
3.5.2. Uitzondering

Het bepaalde in artikel 3.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. in uitvoering zijn op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan volgens een op dat tijdstip verleende vergunning;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare nutsvoorzieningen;
  • d. deel uitmaken van de activiteiten die worden uitgevoerd in het kader van een beheersplan zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet, welke is vastgesteld door Gedeputeerde Staten of het ministerie en daarmee in overeenstemming is bevonden.
3.5.3. Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel, en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke en/of archeologische waarden van de grond.

3.5.4. Advies bevoegd waterschapsgezag

In de volgende gevallen wordt advies aan het ter plaatse bevoegde waterschapsgezag gevraagd, alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend:

  • a. wanneer er sprake is van een toename van verhard oppervlak groter dan 750 m²;
  • b. wanneer gronden worden afgegraven met als doel permanent oppervlaktewater met een oppervlakte groter dan 750 m² te realiseren.