Plan: | Buitengebied - Landinrichting Wetering-West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1708.BGBWeteringWest-VA01 |
De nieuwe natuur in Wetering West (alsmede in Wetering Oost en Polder Giethoorn) wordt tevens ingezet voor noodwaterberging. Het doel van de noodwaterberging (berekend op circa 1x per 25 jaar) is tweeledig:
De waterberging zorgt daarbij voor een robuuster watersysteem, met minder risico's voor mens en natuur.
De waterberging (een schijf met ruim 1 meter water die op het hele deelgebied wordt gezet) heeft een effect op de grondwaterstanden en kwel/wegzijging in de omgeving. De berekende maximale effecten aan het einde van de waterbergingperiode, bij maximale vulling, zijn samengevat in onderstaande tabel.
Maximaal effect op freatische grondwaterstand (cm) | Maximaal effect op kwel/wegzijging (mm/dag) | |
Ten zuiden van de Rietweg | 0 - 20 cm verhoging | 0 - 6,0 meer kwel |
Ten zuiden van de N333 | 0 - 10 cm verhoging | 0,25 - 1,0 minder wegzijging |
Ten westen van huidige depot | 0 - 20 cm verhoging | 0 - 1,5 meer kwel |
Landbouw (oosten) | 0 - 15 cm verhoging | 0 - 1,0 meer kwel |
Bebouwing | 0 - 10 cm verhoging | 0 - 0,3 minder wegzijging |
De conclusie is, dat de effecten op de omgeving beperkt zijn. Dit komt voornamelijk omdat in de extreem natte situatie zonder waterberging de freatische grondwaterstanden in dit gebied al praktisch aan maaiveld staan, door de extreme neerslag en de hoge waterpeilen. Er is wel een toename in de stijghoogte van het 1e watervoerend pakket, waardoor de kwel/wegzijging wel wordt beïnvloed. Omdat het gaat om een kortdurend effect wat circa enkele weken per 25 jaar optreedt, is het totale effect van de waterberging op de grondwaterstanden en de kwel-wegzijging toch gering. Hieraan kan worden toegevoegd dat de waterberging wordt ingezet om het peil in de Boezem te verlagen.
Bij inzet van waterberging kan opwerveling van slib een potentieel risico betekenen. De bovenste paar cm van de slibbodem is vrij los (kritieke bodemschuifspanning van ca 0,5 N/m2 en een kritieke stroomsnelheid van 0,24 m/s). De stroomsnelheid in de Wetering ter hoogte van de (extra brede) inlaat bij WW loopt op tot ongeveer 0,20 m/s. De berekende stroomsnelheid in de Wetering is daarmee kleiner dan de kritieke stroomsnelheid van 0,24 m/s, waardoor er geen substantiële erosie van de slibbodem plaats zal vinden tijdens waterberging. Een deel van het bovenste laagje zal tijdens waterberging wel in het bergingsgebied terecht komen, maar dit gebeurt echter niet op grote schaal. Omdat achter de inlaatconstructie bovendien een relatief diep en groot oppervlak open water wordt gerealiseerd, wordt verwacht dat het overgrote deel van dit slib hier zal neerslaan.
De noodwaterberging heeft een effect op de waterkwaliteit in het gebied. Het ingelaten water heeft naar verwachting een mindere kwaliteit dan het water in het plangebied zelf. Als gevolg van de noodwaterberging wordt het systeem meer nutriëntenrijk. De noodberging heeft geen negatief effect op de waterkwaliteit van de boezem ten opzichte van de in het MER Inrichtingsplan Scheerwolde beschouwde referentiesituatie, het zogenaamde nul-alternatief (i.e. de autonome ontwikkeling van het gebied). Zelfs in een berekende worstcase-situatie is de belasting van de boezem veel lager dan de jaarlijks gemiddelde belasting in de huidige situatie. Omdat de waterberging statistisch gezien slechts 1x per 25 jaar wordt ingezet, is de gemiddelde jaarlijkse belasting nog eens 25 maal lager.