Plan: | Buitengebied - Landinrichting Wetering-West |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1708.BGBWeteringWest-VA01 |
De natuur in Nederland wordt beschermd vanuit twee invalshoeken: bescherming van gebieden en bescherming van soorten. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet (Natura 2000-gebieden en Beschermde natuurmonumenten) en het provinciale streekplan (onder andere Ecologische Hoofdstructuur (EHS), weidevogel- en ganzenbeschermingsgebieden). De soortbescherming is geregeld door middel van de Flora- en faunawet. De natuurwetgeving in Nederland heeft als belangrijkste component het zorgplichtbeginsel, dat van elke initiatiefnemer verlangt dat hij zich vooraf op de hoogte stelt van eventuele schadelijke effecten op voorkomende planten en dieren en hun leefomgeving. In verband hiermee is een natuuronderzoek uitgevoerd.
Een groot deel van het deelgebied Scheerwolde grenst in het zuiden en westen aan de Natura 2000-gebieden Wieden en Weerribben. Een beperkt deel van het gebied, bestaande uit het Woldlakebos en de polder Giethoorn, maakt onderdeel uit van de genoemde Natura 2000-gebieden. De gebieden Wetering Oost, Wetering West, Meenthebrug Noord en polder Giethoorn worden in het kader van de herinrichting omgevormd tot nieuwe natuur. Deze polders zijn al onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur.
Afbeelding 11. Ligging van het gebied Wetering West, als onderdeel van het deelgebied Scheerwolde, ten opzichte van de Natura 2000-gebieden Wieden en Weerribben en de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).
Behalve de beschermde soorten waarvoor de Natura 2000-gebieden Wieden en Weerribben zijn aangewezen, en die deels ook kunnen voorkomen in het deelgebied Scheerwolde, komen in het gebied en de omgeving ook diverse soorten voor die beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet. Onderstaand wordt per soortgroep ingegaan op de in dat kader relevante soorten. Indien ingrepen in een gebied plaatsvinden die van invloed kunnen zijn op de aanwezige beschermde soorten, kan nader onderzoek noodzakelijk zijn. Het onderstaande heeft betrekking op het deelgebied Scheerwolde, waar Wetering West deel van uitmaakt. Waar relevant wordt specifiek op het gebied Wetering West ingegaan.
De volgende soortgroepen zijn onderzocht:
Flora
Het gebied is niet van belang voor wettelijk beschermde plantensoorten, met uitzondering van de licht beschermde zwanenbloem die langs de slootranden kan voorkomen. Door afgravingswerkzaamheden en het aanbrengen en verplaatsen van grote hoeveelheden grond gedurende de aanlegfase worden mogelijk groeiplaatsen van de zwanenbloem aangetast. De verwachting is dat de aantasting tijdelijk is en dat de groeiplaatsen na verloop van tijd zich weer zullen herstellen of dat zich vanuit het ontstane pioniermilieu nieuwe groeiplaatsen zullen ontstaan. De duurzame instandhouding van de soort in de omgeving komt in de eindsituatie niet in gevaar gezien de aanwezigheid van geschikt biotoop in de directe omgeving van het gebied.
Broedvogels
Het deelgebied Scheerwolde bestaat vooral uit open agrarisch land, bebouwing, enkele bosschages en een aantal watergangen. Hierin kan een verscheidenheid aan vogelsoorten broedgelegenheid vinden. In het open agrarisch land betreft dit soorten als kievit, gele kwikstaart, tureluur, grutto, graspieper en veldleeuwerik.
In 1997 zijn de aantallen en dichtheden van weidevogels in het deelgebied Scheerwolde onderzocht. Uit dit onderzoek kwam naar voren dat het gebied van geringe betekenis is voor weidevogels, met name als gevolg van het intensieve agrarische gebruik. Dit gegeven wordt bevestigd door de meer recente gruttokaart van Nederland, die ook geringe dichtheden van grutto's laat zien. In de bospercelen in het gebied kunnen soorten tot broeden komen als spreeuw, nachtegaal, merel, zanglijster, maar ook roofvogels als havik, buizerd, sperwer en boomvalk. De roofvogels bezetten nestplaatsen die jaarrond beschermd zijn. De watergangen dienen als broedlocatie voor soorten als meerkoet, fuut en wilde eend en als foerageergebied voor meerkoet, fuut, blauwe reiger, grote zilverreiger en wilde eend.
De verschillende terreintypen in de Natura 2000-gebieden Weerribben en Wieden herbergen hun eigen karakteristieke broedvogels, waarbij vooral de jonge verlandingsvegetaties en de rietlanden belangrijk zijn voor verscheidene zeldzame soorten. Zo bieden krabbenscheervelden en in mindere mate vegetaties van gele plomp en witte waterlelie broedgelegenheid aan de zwarte stern.
De rietlanden (en deels ook de wilgenstruwelen) in de Wieden en Weerribben zijn van belang voor onder andere roerdomp, purperreiger, kwak, waterral, porseleinhoen, klein waterhoen, snor, grote karekiet en bruine kiekendief. De broedlocaties en de meest belangrijke foerageergebieden van de purperreiger binnen en buiten de Natura 2000 gebieden zijn aangegeven op afbeelding 12. Verder laat afbeelding 12 de gebieden zien die op basis van slootdichtheid in principe geschikt zijn als foerageergebied voor de purperreiger. Andere minder algemene broedvogels zijn de kwartelkoning, zomertaling en wintertaling. De kolonie aalscholvers omvatte in 2008 775 nesten.
Kleine zwaan, kolgans, grauwe gans, aalscholver en fuut zijn aangewezen niet-broedvogelsoorten voor het Natura 2000-gebied De Wieden. Van de kolgans en kleine zwaan strijkt minstens 1% van de internationale trekpopulatie jaarlijks in de streek neer. Een verspreidingskaart met de ligging van de slaapplaatsen van de kolgans binnen de Natura 2000 gebieden en de locaties waar de soort foerageert, is aangegeven op afbeelding 13. Daarop is te zien dat de soort zowel binnen als buiten de Natura 2000 gebieden foerageert. Het gebied Wetering West is niet van groot belang als foerageergebied.
Afbeelding 12. Ligging van foerageergebieden en broedlocaties 2003-2007 van de purperreiger en de zwarte stern.
Afbeelding 13. Ligging van foerageergebieden en slaapplaatsen van kolganzen in en om de Natura 2000-gebieden Wieden en Weerribben.
Het gebied Wetering West wordt gebruikt als broedgebied door verschillende weide- en akkervogels. Wanneer de inrichtingswerkzaamheden worden uitgevoerd tijdens het broedseizoen, worden mogelijk nesten en/of broedende vogels in of in de omgeving van het inrichtingsgebied verstoord. Uitgangspunt is dan ook dat er tijdens de aanlegfase buiten het broedseizoen wordt gestart met werkzaamheden, zodat er geen nesten van broedvogels worden aangetast.
Het gebied Wetering West wordt omgevormd tot (grotendeels) moerasgebied. Hierdoor wordt het gebied ongeschikt voor weide- en akkervogels. Het effect is echter beperkt, omdat het aantal broedgevallen gering is. Door de omvorming van agrarisch land naar moeras, wordt Wetering West in de eindsituatie geschikt als broed- en foerageergebied voor zeldzame en bedreigde moerasbroedvogels. Deze toename in vogelwaarden weegt ruim op tegen het geringe verlies aan biotoop voor weide- en akkervogels.
Zoogdieren
In het gehele deelgebied Scheerwolde komen algemeen voorkomende, licht beschermde zoogdiersoorten voor. Dit zijn bijvoorbeeld egel, ree, haas, konijn, bunzing, mol, woelrat en een aantal muizensoorten. Het gebied wordt mogelijk gebruikt als foerageergebied van de middelzwaar beschermde steenmarter (tabel 2 FF-wet). De bospercelen en verruigde terreinen binnen het gebied kunnen geschikt zijn als foerageergebied voor de zwaar beschermde boommarter. Van De Wieden is bekend dat zowel de steenmarter als de boommarter zijn aangetroffen. Voorkomen van de boommarter is eveneens bekend van de Weerribben. Door de herinrichting wordt een deel van dit foerageergebied verstoord of vernietigd. Omdat het slechts een beperkt areaal betreft en in de omgeving veel alternatief foerageergebied aanwezig beschikbaar is, komt de functionaliteit van de leefomgeving van deze soorten in de omgeving niet in gevaar. Gedurende de aanlegfase en de eindsituatie worden geen effecten verwacht op deze soorten.
De waterspitsmuis komt zowel in de Wieden als de Weerribben voor, maar ook van daarbuiten zijn waarnemingen bekend. Door het ontbreken van geschikt biotoop, wordt deze zwaar beschermde soort (tabel 3 FF-wet) echter niet in het plangebied verwacht.
De otter is vanaf 2003 zowel in De Wieden als in de Weerribben uitgezet. Sindsdien is het aantal waarnemingen in vooral de Weerribben sterk gestegen. Tijdens een veldbezoek op 20 oktober 2010 werden langs het kanaal Steenwijk-Ossezijl sporen aangetroffen van de otter.
In het verleden zijn in de Wieden enkele malen bevers waargenomen. Deze zijn waarschijnlijk afkomstig uit Flevoland, waar bevers zijn uitgezet.
Vleermuizen
In de omgeving van het deelgebied Scheerwolde zijn waarnemingen bekend van negen vleermuissoorten. Dat zijn: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger, rosse vleermuis, watervleermuis, meervleermuis, gewone grootoorvleermuis, gewone baardvleermuis en franjestaart. Het gebied wordt waarschijnlijk regelmatig benut als (een deel van het) foerageergebied van bovengenoemde soorten. Watervleermuis en meervleermuis foerageren boven bredere watergangen. Franjestaart, gewone grootoorvleermuis en gewone baardvleermuis zijn vooral te vinden in of nabij de in het gebied aanwezige bosgebieden. Gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en laatvlieger foerageren in de beschutting van opgaande elementen, zoals bosschages, maar ook binnen de bebouwde kom van bijvoorbeeld Scheerwolde en Wetering.
De meeste vleermuissoorten verplaatsen zich vooral langs lijnvormige landschapselementen, zoals boomsingels en bredere vaarten. Binnen en nabij het gebied liggen dergelijke landschapselementen, waardoor hier vliegroutes aanwezig kunnen zijn. Zo zijn de bredere sloten en griften in en nabij het plangebied geschikt als vliegroute voor watervleermuis en meervleermuis.
Reptielen en amfibiën
Buiten de natuurgebieden Wieden en Weerribben wordt de zwaar beschermde ringslang slechts incidenteel waargenomen. Het agrarische gebied in de omgeving van de natuurgebieden wordt door ringslangen gebruikt voor uitwisseling met populaties in de nabije omgeving, zoals die van het Kuinderbos. Het is bekend dat ringslangen lange afstanden kunnen afleggen via lijnvormige wateren. De oevers en wateren binnen het deelgebied Scheerwolde zijn in principe geschikt als verbindingsroute en kunnen daarmee een onderdeel vormen van de functionele leefomgeving van deze soort. Daarnaast kunnen ringslangen worden verwacht in of nabij de wateren rondom het Woldlakebos en op een perceel met rietruigte in Wetering West. Indien tijdens de aanlegfase dit gebied wordt ontgraven kan dit ten koste gaan van het leefgebied van deze soort. Omdat het gebied na inrichting geschikt zal zijn voor de soort, zijn er in de eindsituatie geen effecten te verwachten. Andere reptielensoorten, zoals levendbarende hagedis, adder en hazelworm, worden niet in het plangebied verwacht.
Het deelgebied Scheerwolde maakt onderdeel uit van het leefgebied van licht beschermde en algemeen voorkomende amfibieënsoorten als bruine kikker, kleine watersalamander, meerkikker, gewone pad en middelste groene kikker. Als gevolg van vergravingswerkzaamheden zal tijdelijk een deel van het leefgebied van enkele licht beschermde amfibieënsoorten worden verstoord of vernietigd. Deze soorten kunnen na voltooiing van de werkzaamheden weer geschikt leefgebied vinden in de nieuwe natuur.
Mogelijk komen de zwaar beschermde poelkikker, heikikker en rugstreeppad in het gebied voor. Ervan uitgaande dat dit het geval is, kan bij het uitvoeren van vergravingswerkzaamheden aan de sloten leefgebied worden verstoord of vernietigd. Na het opzetten van de peilen in de eindsituatie is het de verwachting dat het gebied zich op de lange termijn zal ontwikkelen tot een dynamisch moeras met waterplanten en waterriet. In het geval er ook sprake is van verlandingsvegetaties, zal dit ten goede komen van de heikikker en poelkikker. Omdat door de peildynamiek er ook regelmatig pionierssituaties zullen ontstaan, zal het gebied ook geschikt blijven voor de rugstreeppad. Omdat de waterberging in de wintermaanden plaatsvindt, dat is de periode dat amfibieën in winterrust zijn, zijn er effecten te verwachten op die delen die als overwinteringsgebied worden gebruikt.
Vissen
Niet kan worden uitgesloten dat de middelzwaar beschermde kleine modderkruiper en de zwaar beschermde soorten bittervoorn en grote modderkruiper in het gebied voorkomen. Ervan uitgaande dat dit het geval is, kan hun leefgebied in de aanlegfase worden verstoord of aangetast door het uitvoeren van vergravingswerkzaamheden. Na het opzetten van de peilen in de eindsituatie is het de verwachting dat het gebied zich op de lange termijn zal ontwikkelen tot een dynamisch moeras. Onzeker is wat de uiteindelijke waterkwaliteit zal zijn, maar aangezien voornoemde vissoorten ook onder matige watercondities kunnen voorkomen, kan worden verwacht dat de situatie voor vissen zich zal verbeteren. De verwachting is dat de waterberging niet zal leiden tot negatieve effecten, aangezien waterberging slechts sporadisch zal plaatsvinden en de vissoorten ook kunnen overleven in water met een matige kwaliteit.
Ongewervelden
Naast algemeen voorkomende ongewervelden is het mogelijk dat de zwaar beschermde gestreepte waterroofkever en de platte schijfhoren in het gebied voorkomen. Ervan uitgaande dat dit het geval is, kan hun leefgebied in de aanlegfase worden verstoord of aangetast door het uitvoeren van vergravingswerkzaamheden.
Het effect van de peilverhoging op de genoemde soorten in de eindsituatie is onzeker en afhankelijk van verschillende factoren. Indien er sprake is van ontwikkeling van een dynamisch moeras met veel waterplanten en een zeer goede waterkwaliteit, dan kunnen de omstandigheden voor de gestreepte waterroofkever en de platte schijfhoren als gunstig worden beschouwd. Voor het gebied Wetering Oost heeft onderzoek plaatsgevonden naar de verwachte waterkwaliteit bij toekomstige inrichting en bij gebruik voor waterberging. Voor dit gebied wordt geconcludeerd dat na inrichting de verwachte waterkwaliteit goed wordt (beter dan nu het geval is). Dit komt door lagere belasting vanuit de bodem na afgraven, de hoge ijzerwaarden, en de sterk gereduceerde externe belasting. De waterberging kan wel een negatief effect hebben op de toekomstige waterkwaliteit in het plangebied. Het in te laten water is naar verwachting van mindere kwaliteit dan dat van het plangebied zelf. De onzekerheden met betrekking tot de waterkwaliteit betreffen vooral de mogelijke opwerveling van bestaand slib en diffusie van nutriënten die vrijkomen als gevolg van anaërobe door inundatie.
De gestreepte waterroofkever en platte schijfhoren komen alleen voor in wateren met een zeer goede waterkwaliteit. Het uitvoeren van waterberging met boezemwater met een matige kwaliteit, kan leiden tot aantasting van leefgebied van voornoemde soorten in het waterbergingsgebied.
In het gehele deelgebied Scheerwolde komen voornamelijk algemene libellensoorten voor die niet wettelijk zijn beschermd. In Wetering West ligt een bosperceel dat mogelijk geschikt is als overwinteringsgebied voor de noordse winterjuffer. In de eindsituatie kan dit bosperceel verloren gaan als gevolg van de grondwaterstandverhoging.
In het plangebied komen alleen algemene dagvlindersoorten voor. De zwaar beschermde grote vuurvlinder wordt niet in het plangebied verwacht. Deze meest bedreigde dagvlindersoort van Noordwest-Overijssel komt alleen nog voor in de Wieden, de Weerribben en de Rottige Meente.
Uit het onderzoek blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de uitvoerbaarheid van het plan ten aanzien van flora en fauna. Bij de inrichting van het gebied zal rekening dienen te worden gehouden met de uitkomsten en aanbevelingen van het onderzoek.