direct naar inhoud van 4.6 Water
Plan: Fietspad Roekebosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1708.BGBFietsproekBP-VA01

4.6 Water

4.6.1 Inleiding

Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze 'watertoets' is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg van de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. Door Tauw bv is een watertoets uitgevoerd (bijlage 6).

4.6.2 Beleid ten aanzien van de waterhuishouding

Nationaal Waterplan

Het Nationaal Waterplan (V&W, 2009) heeft de status van een structuurvisie en is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998. Het plan vervangt alle voorgaande Nota's Waterhuishouding. Omdat ook voor de volgende generaties Nederland als veilig en welvarend waterland veilig gesteld moet worden, moet nu een oplossing worden gevonden ten aanzien van ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie, economie en een duurzaam waterbeheer.

Een goede bescherming tegen overstromingen, het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit zijn basisvoorwaarden voor welvaart en welzijn. Water levert een positieve bijdrage aan de kwaliteit van de leefomgeving en behoud van biodiversiteit. Het doel is helder: Nederland, een veilige en leefbare delta, nu en in de toekomst.

Voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem is het dan ook van belang bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening te houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Meer dan voorheen moet water bepalend zijn bij de besluitvorming. De mate waarin water bepalend is, hangt af van de wateropgave in relatie tot andere opgaven, aanwezige functies en bodemgesteldheid, en andere kenmerken in dat gebied.

Gemeenten en provincies worden gevraagd het generieke beleid lokaal en regionaal te vertalen en vast te leggen in structuurvisies, bestemmingsplannen en waterplannen. Bij de planuitwerking van dit bestemmingsplan dient dan ook rekening te worden gehouden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn, gericht op duurzaam waterbeheer.

Waterbeheerplan Waterschap Reest en Wieden 2007-2012

Door het Waterschap Reest en Wieden is bovengenoemd plan vastgesteld op 24 november 2009, conform de nieuwe Waterwet. De nieuwe Waterwet verplicht de waterschappen om waterbeheerplannen op te stellen met een looptijd van zes jaar. Door de invoering van de Kaderrichtlijn Water is Nederland verdeeld in vijf deelstroomgebieden. Het deelstroomgebied Rijn-Oost wordt beheerd door een zestal waterschappen, waaronder waterschap Reest en Wieden. Om te voldoen aan de eisen van de Kaderrichtlijn Water hebben de waterschappen intensief samengewerkt. Dit heeft onder andere geresulteerd in het nieuwe waterbeheerplan. In het waterbeheerplan is het integrale beleid opgenomen inzake veiligheid, watersysteembeheer en afvalwaterketen.

Er zal worden geïnvesteerd in het creëren van extra waterberging, aanpassing van de waterhuishouding, de bestrijding van verdroging, het aanpassen van een aantal rioolwaterzuiveringsinstallaties en het natuurlijk maken van beken.

De Keur Waterschap Reest en Wieden

De Keur van het Waterschap Reest en Wieden (verordening van het waterschap) is vastgesteld op 17 december 2009, conform de nieuwe Waterwet. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot waterstaatswerken en watersystemen en biedt een mogelijkheid om uitvoering van het beleid uit het Waterbeheerplan af te dwingen. In de Keur zijn onder andere de volgende onderwerpen opgenomen:

  • regeling van onderhoud van waterstaatswerken (oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en ondersteunende kunstwerken);
  • watervergunning voor het gebruik van waterstaatswerken
  • verboden in geval van calamiteiten;
  • watervergunning voor het af- en aanvoeren, het onttrekken en lozen van oppervlaktewater;
  • het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem;
  • vrijstellingen
  • zorgplicht voor het watersysteem.

Gemeentelijk Waterplan

Met het waterplan beogen de gemeente en de waterschappen het water op een goede manier af te stemmen en te benadrukken in de ruimtelijke ordening en het beheer en onderhoud. Het doel van het plan is het realiseren van een duurzaam watersysteem, waar een ieder op zijn of haar eigen manier gebruik van kan maken en genieten. Voorop staat “Het watersysteem samen integraal duurzaam inrichten, beheren en onderhouden, zodanig dat veiligheid en functies zo optimaal mogelijk gebiedspecifiek worden gerealiseerd, nu en in de toekomst". In het waterplan staan een viertal thema's centraal. Per thema zijn vervolgens een aantal doelstellingen geformuleerd:

1. Watersysteem

  • water verankeren in ruimtelijke plannen
  • realiseren stedelijke wateropgave
  • bestrijding van verdroging

2. Waterketen

  • verbeteren waterkwaliteit

3. Waterbeleving/recreatie en toerisme

  • vergroten en specificeren functionaliteit van het water
  • vergroten van de belevingswaarde van het water

4. Waterorganisatie

  • structuren samenwerking
  • duidelijkheid over verantwoordelijkheden
  • maatschappelijk draagvlak voor duurzaam omgaan met bouwen

4.6.3 Waterhuishoudkundige situatie

Het fietspad wordt gerealiseerd in de een gebied dat onderdeel uitmaakt van de boezem noordwest Overijssel. Hier wordt een peil aangehouden van -0,83/ -0,73 m NAP. Het fietspad komt deels op de waterkering van de boezem te liggen. De peilen van de peilvakken waaraan gegrensd worden zijn -1,80/-1,35 m NAP & -1,40/-1,10 m NAP & -1,30/-1,00 m NAP.

Wat de grondwaterstand betreft mag deze niet verlaagd worden. Bij de realisatie van het fietspad is ook geen structurele verlaging van de grondwaterstand gepland. Aan deze doelstelling wordt dus voldaan.

4.6.4 Aanleg

Ten aanzien van de aanleg van het fietspad heeft het Waterschap Reest en Wieden de volgende minimale eisen aangegeven:

  • aanleghoogte van het fietspad 0,00m + NAP bedraagt op de locatie waar sprake is van de ligging op de waterkering. Bij de realisatie van het fietspad moet deze 20 cm hoger aangelegd worden op +0,20 m NAP, dit ter compensatie inklinking na realisatie.
  • Indien naast het fietspad een watergang ligt moet tussen de watergang en het fietspad een strook vrijgehouden worden waar hekkelmateriaal neergelegd kan worden. Hierbij geldt ook dat een opstakelvrije zone van 5 meter vanaf boven insteek van de watergang aangehouden dient te worden, dit ook in verband met beheer en onderhoud watergang.
  • voor de afvoer van het water bij een fietspad naast een watergang dient deze op één oor te liggen richting de watergang.
  • door de toename van het verharde oppervlak wordt het regenwater versneld afgevoerd. Afhankelijk van de toename van het verhard oppervlak moet dit mogelijk gecompenseerd worden door extra berging voor water te creëren. Voor middelgrote plannen geldt als regel: 10% van het verharde oppervlak wordt ingezet als wateroppervlak ter compensatie voor de versnelde afvoer van het afstromende regenwater. Ten aanzien van de compensatie van het extra verhardoppervlak moet voor dit plan ongeveer 600 m2 oppervlaktewater gerealiseerd worden. Dit om de toename van de verharding (ongeveer 6.000 m2) te compenseren.
  • ten behoeve van de aanleg van het fietspad worden bovenstaande en/of eventuele aanvullende eisen voorgeschreven in een aan te vragen Watervergunning.

Ten aanzien van de locatie waarde Haagjesgracht wordt gepasseerd, zal een brug aangelegd worden. De Haagjesgracht staat onder nummer 805 op de legger van waterstaatswerken en is ter plaatse van de geplande brug in beheer en onderhoud van het waterschap. De Haagjesgracht staat onder nummer 63 als vaarweg in de omgevingsverordening van de provincie Overijssel.

Het waterschap heeft in 2011 de notitie legger vaarwegen vastgesteld. Daarin staat dat de minimale aanleghoogte voor bruggen over watergangen die ook als vaarweg worden gebruikt N.A.P. + 0.50 meter moet zijn. Dat resulteert in een minimale doorvaarthoogte bij het boezempeil van N.A.P. – 0.73 meter van ongeveer 1.20 meter. Gezien de plaatselijke situatie in de Haagjesgracht bij de bruggen tussen de Veneweg en de Middenweg heeft het Waterschap aangegeven dat de doorvaarthoogte op 2.00 meter (t.o.v. boezempeil NAP – 0,73m) moet bedragen.

Het plan voldoet aan de bovengenoemde vereisten. Ten behoeve van de aanleg van het fietspad en de realisatie van de brug en duikers zal een Watervergunning bij het Waterschap aangevraagd moeten worden.