Plan: | Vollenhove locatie Drok |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1708.00003665-0002 |
De planregels zijn volgens de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP) opgesteld.
Tuin
Deze bestemming betreft de gronden bij seniorenwoningen, die vrij van bebouwing dienen te blijven. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn bijgebouwen ten dienste van de aangrenzende woonbestemming toegestaan.
Verkeer – Verblijfsgebied
Deze bestemming is gericht op het parkeren ten behoeve van de geplande woningen en overige openbare doeleinden.
Wonen
Binnen de bestemming Wonen zijn de stedenbouwkundige voorwaarden voor wat betreft de maximale bouwmassa`s geregeld. Zo is geregeld dat enkel aaneengebouwd mag worden en zijn de maximale hoogten opgenomen voor zowel de hoofdgebouwen als de bijgebouwen.
De woonhuizen mogen tevens worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep. In de definities is dit begrip nader afgebakend. Verder kan met betrekking tot de aan huis verbonden beroepen aansluiting worden gezocht bij de jurisprudentie daaromtrent. Voor alle toegestane nevenactiviteiten geldt dat van belang is dat de ruimtelijke uitstraling zich verdraagt met de woonfunctie.
Met het oog op de realisering van een (stads)muur zijn gronden aangeduid en is bepaald dat de bouwhoogte niet minder dan 1,8 m en niet meer dan 2 m mag bedragen.
Waarde – Archeologie
Uit een verkennend archeologisch onderzoek is gebleken dat het terrein een hoge archeologische verwachtingswaarde heeft en dat de kans groot is op archeologische vondsten. Om de archeologische waarde te beschermen is binnen deze bestemming ook een aanlegvergunningstelsel opgenomen, waarbij bij werkzaamheden waar dieper dan 50 cm wordt gegraven aangetoond moet worden dat geen archeologische waarden worden aangetast, dan wel dat deze voldoende worden beschermd.
Waarde - Cultuurhistorie
Om de cultuurhistorische waarden te kunnen beschermen of te herstellen is een dubbelbestemming opgenomen. Op deze wijze kunnen nadere eisen worden gesteld aan de vorm van de gebouwen en de inrichting van het terrein zodat tegemoet gekomen kan worden aan de bestaande waarden van het beschermd stadsgezicht.
Anti-dubbeltelbepaling
Deze bepaling is opgenomen om een ongewenste verdichting van de bebouwing te voorkomen. Deze zou zich kunnen voordoen indien een deel van een bouwperceel dat reeds bij de berekening van een maximaal bebouwingspercentage was betrokken wederom bij een dergelijke berekening, doch nu ten behoeve van een ander bouwperceel wordt betrokken.
Algemene gebruiksregels
In de Wet ruimtelijke ordening is in artikel 7.10 een algemeen gebruiksverbod opgenomen. Dit gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming. In beginsel is de bestemmingsomschrijving van de betreffende bestemming bepalend. In verband met het schrappen van het bordeelverbod is expliciet opgenomen dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt verstaan het (laten) gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting.
Algemene ontheffingsregels
Aan burgemeester en wethouders wordt hier de bevoegdheid gegeven om ontheffing te verlenen van de planregels. Het is van belang dat het bestaan van de bevoegdheid niet mag leiden tot een automatisme in het verlenen van ontheffing: conform de Algemene wet bestuursrecht moeten burgemeester en wethouders de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen afwegen. Overigens is de bevoegdheid beperkt in die zin dat geen ontheffing mag worden verleend indien onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarde van de bebouwing, het terrein en het omliggende gebied.
Algemene procedureregels
In artikel 3.6 onder 5 Wro is aangegeven dat belanghebbenden in de gelegenheid moeten worden gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen ontheffing of nadere eis naar voren te brengen. In de algemene procedureregels is opgenomen op welke wijze deze gelegenheid wordt geboden.
Overgangsrecht
In het Bro is een algemeen geldende regeling opgesteld, die in elk bestemmingsplan moet worden opgenomen. De eerste bepaling heeft betrekking op het overgangsrecht ten aanzien van bouwwerken, de tweede op het overgangsrecht ten aanzien van (andere) gebruiksmogelijkheden van de grond (gebruik in enge zin).
In beide artikelen is als peildatum gekozen voor het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.