direct naar inhoud van Regels
Plan: Hugten 23 te Maarheeze
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.WPBG3102-VAS1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het wijzigingsplan Hugten 23 te Maarheeze met identificatienummer NL.IMRO.1706.WPBG3102-VAS1 van de gemeente Cranendonck;

1.2 Wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aan huis verbonden beroep

de uitoefening van een beroep aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologische waarden

waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast

een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan logerende gasten;

1.9 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
  • t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals die aanwezig is of mag worden gebouwd op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen, krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning of krachtens een voor dat tijdstip gedaan verzoek om instemming met een melding ingevolge de Woningwet, dan wel krachtens een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • t.a.v. gebruik: het gebruik van gronden en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak, hieronder vallen bijgebouwen en aan- en uitbouwen en overkappingen;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 hoofdgebouw

een (deel van een) gebouw dat gelet op de bestemming dan wel door zijn constructie en of afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op het perceel valt aan te merken;

1.22 huishouden

een aantal aan elkaar door familie- of daarmee gelijk te stellen band gerelateerde personen, dat gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde voorzieningen in één woning (bijvoorbeeld een gezin, een gezin met inwonende ouders of een woongroep);

1.23 Erfinrichtingsplan

het Erfinrichtingsplan dat als Bijlage 1 bij deze regels is opgenomen;

1.24 lichte bedrijvigheid

het bedrijfsmatig vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of diensten in de vorm van bedrijven die voorkomen in de categorieën 1 en 2 van de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten;

1.25 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

1.26 overkapping

een dakconstructie, vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw;

1.27 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en besteedbaar en afsluitbaar is;

1.28 perceel

een aaneengesloten samenhangend stuk grond;

1.29 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 vloeroppervlakte

de totale oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

1.31 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als zodanig dient te worden aangemerkt;

1.32 voorgevellijn

de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;

1.33 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.;

1.34 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

1.35 Woningwet

Wet van 29 augustus 1991 (Stb. 439) tot herziening van de woningwet, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de zijdelingse/voorste/achterste bouwperceelsgrens

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse/voorste/achterste perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

2.3 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 peil
  • voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte terrein.
  • Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met Waarden - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf alsmede het overige, al dan niet bedrijfsmatige, agrarische grondgebruik;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische en landschappelijke waarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is:
    • 1. het beleid gericht op behoud van de historische verkavelingsstructuur en kleinschaligheid van het landschap;
    • 2. voorzover het heidegebied betreft: het beleid is gericht op behoud van vennen en van het open karakter van de heide;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • f. extensief recreatief medegebruik;
  • g. doeleinden van openbaar nut;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.

3.2.2 Maatvoering

Voor het oprichten van bouwwerken geldt het volgende:

  • a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
    • 3. het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan;
    • 4. paardenbakken zijn niet toegestaan.
  • b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:

  • a. gronden voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest;
  • b. gronden voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • c. gronden voor detailhandel;
  • d. gronden voor bewoning;
  • e. gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in het schema onder 3.4.4 opgenomen vergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaatshebben op een bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 3.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.4.4 Schema omgevingsvergunningen

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.WPBG3102-VAS1_0010.png"

Artikel 4 Groen - Landschappelijke inpassing

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen en verhardingen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing

Op de tot 'Groen - Landschappelijke inpassing' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 4.1.

4.2.2 Maatvoering bebouwing

Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van erfafscheidingen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 4.4.4.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 4.4.4 omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.

4.4.2 Uitzondering vergunningplicht

Het onder 4.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

4.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in 4.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 4.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

4.4.4 Schema omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden  
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang   1. de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming;
2. de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
3. het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming.  
het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van een doorgang   het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing bijlage  

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een woning;
  • b. wonen;
  • c. aan-huis-verbonden beroepen en lichte bedrijvigheid zoals bedoeld in 5.3.2;
  • d. tuinen, erven en parkeervoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. Niet bedrijfsmatig (hobbymatig) agrarisch gebruik;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden' is:
    • 1. het beleid gericht op behoud van de historische verkavelingsstructuur en kleinschaligheid van het landschap;
    • 2. voorzover het heidegebied betreft: het beleid is gericht op behoud van vennen en van het open karakter van de heide;

5.1.2 Aantal woningen

Per aangeduid bestemmingsvlak is maximaal één woning met bijbehorende bouwwerken toegestaan.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken.

5.2.2 Maatvoering

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen, bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, dient aan het volgende te worden voldaan:

Hoofdgebouw van de woning   min.   max.  
goothoogte   n.v.t.   7 m  
bouwhoogte   n.v.t.   10 m  
inhoud   n.v.t.   600 m³ voorzover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum  
dakhelling   12º   45º  

Bijgebouwen en aanbouwen bij woning   min.   max.  
gezamenlijke oppervlakte per woning   n.v.t.   200 m²  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   5,5 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot achtergevel woning of verlengde daarvan   n.v.t.   15 m  
dakhelling   12º   45º  

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde   max.  
hoogte erfafscheidingen   voor voorgevel woning: 1m;
overige: 2 m  
hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 m  
gezamenlijke oppervlakte per woning   30 m²  

5.2.3 Herbouw

Herbouw van bestaande woningen is, voor zover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voor zover:

  • a. de (gedeeltelijke) herbouw geen afbreuk doet aan cultuurhistorische waarden en het sloopverbod van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing.
  • b. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
  • c. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
  • d. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • e. het aantal woningen mag door de herbouw niet toenemen;
  • f. het bepaalde in 5.2.2 wordt in acht genomen.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het gebruiken of laten gebruiken van:

  • a. gronden en/of bouwwerken voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten;
  • b. gronden en/of bouwwerken voor detailhandel anders dan bedoeld in 5.3.2;
  • c. gronden en/of bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • d. gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  • e. bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning.

5.3.2 Aan huis verbonden beroep en lichte bedrijvigheid

De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep en van lichte bedrijvigheid is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% voor aan huis verbonden beroepen en 50% voor lichte bedrijvigheid van de vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m²;
  • b. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  • c. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep of de lichte bedrijvigheid;
  • d. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving waarbij geldt dat deze past in categorieën 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (Bijlage 2);
  • e. de woonfunctie dient de hoofdfunctie te blijven;
  • f. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

5.3.3 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing
  • a. Binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van onderhavig bestemmingsplan dient de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan in Bijlage 1 bij deze planregels gerealiseerd te zijn.
  • b. Deze landschappelijke inpassing dient na realisatie duurzaam te worden beheerd en in stand te worden gehouden.

5.3.4 Voorwaardelijke verplichting parkeren

Voorafgaand aan de ingebruikneming van de woning dient op eigen terrein in de parkeergelegenheid worden voorzien overeenkomstig de normering van 2,0 parkeerplaatsen.

5.3.5 Voorwaardelijke verplichting water
  • a. Het bouwen van nieuwe bouwwerken en/of aanleggen van nieuwe verhardingen met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 50 m² is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in een voorziening voor de berging van hemelwater met een capaciteit van ten minste 3 m³ per 100 m² bebouwd oppervlak; 
  • b. Het bouwen van nieuwe bouwwerken en/of aanleggen van nieuwe verhardingen met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 500 m² is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in een voorziening voor de berging van hemelwater met een capaciteit van ten minste 6 m³ per 100 m² bebouwd oppervlak; 
  • c. De bouwwerken en verhardingen zoals bedoeld in sub a en sub b mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 lid 1 indien de voorziening voor   de berging van hemelwater in stand wordt gehouden.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken voor bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor bed & breakfast- voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  • b. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is vier;
  • c. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. aangetoond is dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder;
  • f. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van om- en aanwonenden.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Afwijken landschappelijke inpassing

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.3.3 indien een minimaal gelijk te stellen maatregel wordt getroffen om te komen tot een goede landschappelijke inpassing. Vooraf kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij een deskundige op het gebied van landschappelijke inpassing.

5.6 Sloopvergunning
5.6.1 Sloopverbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning) een beeldbepalend pand, of delen van het beeldbepalend pand, aangeduid met de functieaanduiding ‘cultuurhistorische waarden’ te slopen.

 

5.6.2 Uitzonderingen

Het onder 5.6.1 vervatte verbod geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan sloopvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren en waarvoor tot het van kracht worden van het plan geen sloopvegvergunning vereist was;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud, beheer en gebruik.

5.6.3 Verlening

De in 5.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden. Dienaangaande wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke monumentencommissie.

Artikel 6 Waarde - Archeologie

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Archeologie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. behoud en bescherming van waardevolle verwachte archeologische informatie in de bodem;
  • b. ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" voor behoud en bescherming van waardevolle archeologische informatie in de bodem.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bouwwerken

Uitsluitend mogen bouwwerken worden opgericht ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien en voor zover het een bouwplan betreft met een oppervlakte van maximaal 100 m²; bouwplannen met een grotere oppervlakte kunnen uitsluitend – zonder ontheffing – worden gebouwd, indien:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders; of
  • b. gebouwen tot maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden opgericht.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" zijn bouwwerken niet toegestaan.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn.

De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

6.4 Ontheffing van de bouwregels
6.4.1 Ontheffing bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 6.2.1 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een ontheffing in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.4.2 Toetsing archeologische waarden

De ontheffing als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt niet verleend dan nadat de aanvrager is aangetoond dat er geen sprake is van archeologische waarden ter plaatse dan wel een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

6.4.3 Advies archeologisch deskundige

Alvorens burgemeester en wethouders beslissen over een ontheffing als bedoeld artikel 6.4.1 winnen zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een ontheffing geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

6.5 Aanlegvergunning
6.5.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning op de in dit artikel bedoelde gronden de volgende andere werken of werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 2 m;
  • b. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
  • c. bodem verlagen of afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingenvergunning is vereist;
  • d. omzetten van gras- of akkerland, waarbij grond wordt afgevoerd;
  • e. het verlagen van het waterpeil;
  • f. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • g. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • h. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • i. aanplanten van diepwortelende beplanting;
  • j. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
  • k. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

6.5.2 Uitzonderingen aanlegvergunningplicht

Het onder 6.5.1 vervatte verbod geldt niet:

  • a. voor gronden, gelegen binnen de bouwvlakken;
  • b. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 40 cm onder het bestaande maaiveld, en ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden" tot een diepte van 30 cm onder het bestaande maaiveld;
  • c. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een maximale oppervlakte van 100 m², behoudens ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden";
  • d. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • e. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van de reguliere agrarische werkzaamheden en onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen, behoudens ter plaatse van de aanduiding "archeologische waarden";
  • f. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanlegvergunning in dit kader is verleend;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende ontheffing op grond van het bepaalde in 6.4.1.

6.5.3 Regels aan aanlegvergunning

Een aanlegvergunning als bedoeld in artikel 6.5.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast. Teneinde dit te bereiken kunnen aan een aanlegvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het al of niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan een door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

6.5.4 Advies archeologisch deskundige

Alvorens een besluit te nemen omtrent het verlenen van een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in van een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de aanlegvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid
6.6.1 Wijziging t.b.v. verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat, als gevolg van de specifieke archeologische waardering op de gemeentelijke archeologische waardenkaart, de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie" deels wordt verwijderd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het (ten dele) verwijderen van de dubbelbestemming betreft uitsluitend gronden, die ingevolge een vastgestelde gemeentelijke archeologische waardenkaart, geen of slechts beperkte archeologische waarden (meer) bevatten;
  • b. het wijzigingsplan geeft de gronden aan, waarvoor uitsluitend de onderliggende bestemming van toepassing is.

Artikel 7 Waarde - Beschermingszone natte natuurparel

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, beheer en herstel van de waterhuishoudkundige toestand, gericht op het verbeteren van de condities voor de natuurwaarden in het aangrenzende natuurgebied.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing

Op de tot "Waarde - Beschermingszone natte natuurparel" bestemde gronden zijn bouwwerken toegestaan conform de daar voorkomende bestemmingen.

7.3 Aanlegvergunning
7.3.1 Aanlegvergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • a. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van de Ontgrondingenwet;
  • b. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds bestaande drainage;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m².

7.3.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het onder 7.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en beheer.

7.3.3 Toetsing aan aanwezige waarden
  • a. De in 7.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de hydrologische situatie in het aangrenzende (natte) natuurgebied ontstaat;
  • a. De in 7.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voorafgaand aan het verlenen van de vergunning het waterschap om advies wordt gevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Afwijkende maatvoering

Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan.

9.2 Hydrologisch neutraal ontwikkelen

Uitbreidingen van verhard oppervlak vinden plaats volgens het principe van hydrologisch neutraal ontwikkelen. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Om de aard en omvang van de benodigde maatregelen vast te stellen, dient advies te worden ingewonnen bij Waterschap De Dommel.

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Aanduidingen algemeen

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie' gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.

Artikel 11 Algemene ontheffingsregels

11.1 Gebouwen voor openbaar nut

Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling ontheffing kan worden verleend, ontheffing verlenen van het plan voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwtjes van openbaar nut, zoals telefooncellen, wachthuisjes, gasreduceerstations en schakelstations mits de inhoud niet meer dan 50 m³ de goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

11.2 Bed & Breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed & breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  • b. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is vier;
  • c. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • d. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  • e. aangetoond is dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder;
  • f. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van om- en aanwonenden.

11.3 Informatieborden

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van deze regels voor het oprichten van bouw- en informatieborden om de aandacht te vestigen op de uitvoering van een (reconstructie)project, mits dit landschappelijk aanvaardbaar kan worden geacht.

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

12.1 Wijziging ten behoeve van natuurontwikkeling

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in de bestemming "Bos", dan wel "Natuur" ten behoeve van natuurontwikkeling, waaronder de ontwikkeling van een ecologische verbindingszone. Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:

  • a. overdracht of aankoop van gronden ten behoeve van de natuurvorming geschiedt op basis van vrijwilligheid;
  • b. wijziging vindt pas plaats nadat de overdracht of aankoop in voldoende mate verzekerd is of al heeft plaatsgevonden;
  • c. wijziging vindt pas plaats nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  • d. de regels van de bestemming "Bos", respectievelijk "Natuur" worden van toepassing verklaard.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotrecht

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Hugten 23 te Maarheeze'