Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Goorstraat ongenummerd te Soerendonk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1706.BPSRD6008-VAS1

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

 
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. aan huis verbonden beroepen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. tuinen, erven en verharding;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. per aangeduid bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan in de vorm van een vrijstaande woning;
  2. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. de voorgevel moet worden gesitueerd in de voorgevelrooilijn dan wel op een afstand van maximaal 3 meter daarachter;
  4. de breedte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 15 m;
  5. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;
  6. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’;
  7. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan beide zijden niet minder bedragen dan 3 meter.
4.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van tenminste 1 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. de afstand tussen een bijgebouw en het hoofdgebouw mag, ter plaatse van percelen grenzend aan het buitengebied, niet meer bedragen dan 10 m;
  4. de totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per woning niet meer bedragen dan 100m2;
  5. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter het bouwvlak mag maximaal 50% bedragen;
  6. bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 meter achter de voorgevellijn, tenzij de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 3 meter bedraagt;
  7. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m;
  8. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  9. overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. de overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter de voorgevellijn;
    2. de overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd;
    3. de overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn;
    4. voor zover de overkapping een carport betreft mag deze aan een derde zijde aan een carport, of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd;
    5. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 m;
    6. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte voor erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevellijn niet meer dan 1 m mag bedragen;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m;
  4. de maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m2,met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer mag bedragen dan bepaald in 4.2.2 onder d.;

4.3 Afwijken van de bouwregels

 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. het bepaalde in artikel 4.2.3 en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;

4.4 Algemene gebruiksregels

 
4.4.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik van bijgebouwen bij een woning als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte.

4.5 Specifieke gebruiksregels

 
4.5.1 Aan huis verbonden beroep
Binnen de bestemming ‘Wonen’ is de uitoefening van een aan huis verbonden beroep toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;
  2. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
  3. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep;
  4. de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 
4.6.1 Afhankelijke woonruimte
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.1 onder b., en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw bij een woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  3. het gebruik als afhankelijke woonruimte uitsluitend plaatsvindt in één of meer aaneengebouwde bijgebouwen;
  4. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, met een maximale oppervlakte van 90 m2;
  5. het bijgebouw is gelegen op een maximale afstand van 30 meter van het hoofdgebouw;
  6. burgemeester en wethouders trekken de afwijking in, indien de bij het verlenen van de afwijking bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is.
4.6.2 Lichte bedrijvigheid
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van lichte bedrijvigheid in of bij een woning, met dien verstande dat:
  1. de omvang van de activiteit niet meer mag bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;
  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  3. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
  5. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals bij deze regels is gevoegd of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
  6. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar dient te zijn in de woonomgeving;
  7. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.6.3 Bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van het gebruik van ruimten binnen de woning en/of bijgebouwen bij de woning voor bed & breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de voorzieningen worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden is vier;
  3. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  4. er is geen sprake van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  5. aangetoond is dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan, waaronder in ieder geval wordt begrepen belemmeringen in verband met geurhinder;
  6. geen afbreuk wordt gedaan aan de belangen van om- en aanwonenden.