direct naar inhoud van Regels
Plan: Chw-bestemmingsplan 'Baronie van Cranendonck'
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPBG3092-VO01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

Het 'Chw-bestemmingsplan Baronie van Cranendonck' met identificatienummer NL.IMRO.1706.BPBG3092-VO01 van de gemeente Cranendonck.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden bedrijf

De uitoefening van een bedrijf als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, in de vorm van het op ambachtelijke wijze vervaardigen, herstellen, onderhouden of bewerken van producten en/of het verlenen van diensten, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

1.6 aan-huis-verbonden beroep

De uitoefening van een beroep op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, alsmede kapperszaken, schoonheidspecialisten en gastouderopvang, als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt.

1.7 activiteit

Ieder menselijk handelen waarbij, of ieder menselijk nalaten waardoor een verandering of effect in de fysieke leefomgeving wordt of kan worden bewerkstelligd.

1.8 afrastering

afscheiding in de vorm van een open hekwerk of draadwerk.

1.9 agrarisch bedrijf

Een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van landbouwdieren; onder agrarische bedrijven worden tevens begrepen boomteeltbedrijven, sierteeltbedrijven en paardenhouderijen.

1.10 agrarisch bedrijfsgebouw

Een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.11 agrarisch bouwvlak

Bouwvlak voor de bedrijfsbebouwing van een agrarisch bedrijf.

1.12 agrarisch grondgebruik

Gebruik van grond dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen, al dan niet met het gebruik van tijdelijk afdekmateriaal, en/of door middel van het al dan niet bedrijfsmatig houden van dieren.

1.13 agrarisch natuurbeheer

Extensief grondgebonden agrarisch medegebruik van natuurgronden ten dienste van het natuurbeheer.

1.14 agrarische nevenactiviteit

Een op een agrarisch bedrijf uitgeoefende vorm van agrarisch verwante bedrijvigheid in de omvang van een nevenactiviteit.

1.15 ambulante detailhandel

Het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen, dan wel het aanbieden van diensten, op een openbare en in de open lucht gelegen locatie, al dan niet gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

1.16 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antenne-drager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.17 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit in het verleden, tenminste ouder dan 50 jaar.

1.18 archeologisch onderzoek

Onderzoek verricht door of namens de gemeente of door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over een archeologie-certificaat conform paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met 5.6 van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).

1.19 bebouwing

Eén of meer gebouwen e/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.20 bebouwingspercentage

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.21 bed & breakfast

Een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan logerende gasten.

1.22 bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen. Internethandel wordt aangemerkt als een bedrijf indien ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact.

1.23 bedrijfsgebouw

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.24 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.25 beplanting

Bomen, gewassen, struiken en vaste planten.

1.26 bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bestemd voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.27 bestaand
  • a. bebouwing: zoals aanwezig op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerpplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde omgevingsvergunning;
  • b. gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
1.28 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.29 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.30 bijbehorend bouwwerk

Een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.31 boomgaard

Een met bomen beplant stuk grond waar vruchten of noten bedrijfsmatig geteeld worden, zowel voor de sier als voor productie.

1.32 bos

Elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of meerdere van de functies) houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie.

1.33 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.34 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.35 bouwlaag

Het doorlopende geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering.

1.36 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.37 bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.38 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.39 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond

1.40 camper

Een kampeerauto, kampeerwagen, mobilehome, zwerfwagen, motorhome of ander motorvoertuig dat bedoeld en/of uitgerust is om recreatief in te verblijven.

1.41 carport

Een overkapping bij een woning die bedoeld is als stallingsruimte voor personenauto's.

1.42 cultuur en ontspanning

Vrijetijdsbesteding door middel van diensten, voorzieningen en/ of activiteit(en) met een creatieve, culturele, educatieve, toeristische, sociale of sociaal-culturele inslag.

1.43 cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of de architectuur.

1.44 dagrecreatie

Activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.45 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Internethandel wordt aangemerkt als detailhandel indien ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact.

1.46 dienstverlening

Het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek (al dan niet door middel van een baliefunctie), met uitzondering van een seksinrichting.

1.47 erf

Al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover deze inrichting volgens het plan niet verboden is.

1.48 extensief recreatief medegebruik

Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.

1.49 extensieve recreatieve voorzieningen

Dag-en/of verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied, zoals vlonders, folies, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, bewegwijzering, banken en andere soortgelijke voorzieningen.

1.50 evenement

Al of niet periodiek terugkerende publieke gebeurtenis op het gebied van sport, cultuur, folklore, handel, recreatie, liefdadigheid, religie, gezondheid, wetenschap, amusement en vergelijkbare gebeurtenissen.

1.51 functie

Gebruiksdoel met daarbij behorende activiteiten op een bepaalde locatie.

1.52 fietspad

Een weggedeelte of vrijliggend pad dat is gereserveerd voor het fietsverkeer.

1.53 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.54 gemeentelijke monument

Een monument opgenomen op gemeentelijke monumentenlijst van de gemeente Cranendonck en aangeduid in het plan als 'specifiek vorm van waarde - monument gemeente'.

1.55 gevel

Buitenmuur van een gebouw, waarbij geldt:

  • a. achtergevel: de gevel van een hoofdgebouw die zich aan de tegenovergestelde kant van de voorgevel bevindt;
  • b. voorgevel: de gevel van een gebouw die is gericht naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend is georiënteerd, met dien verstande dat bij een hoekperceel slechts sprake is van één voorgevel;
  • c. zijgevel: de gevels van een hoofdgebouw die haaks staan op de voorgevel.
1.56 grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde grond in de directe omgeving van het bedrijf.

Grondgebonden bedrijven zijn in ieder geval: grondgebonden veehouderijen, akkerbouw-, fruitteelt- en vollegrondstuinbouwbedrijven, paardenhouderijen en boomteeltbedrijven, waarvan de bomen rechtstreeks in de grond zijn geplant. Grondgebonden agrarische bedrijven hebben een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.57 grondgebonden veehouderij

Veehouderij waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie.

1.58 hoofdgebouw

Een gebouw, of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste (gedeelte van een) gebouw op een bouwperceel is aan te merken.

1.59 horeca

Een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van of het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken of het exploiteren van zaalaccommodatie of nachtverblijf, een en ander gepaard gaande met dienstverlening. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 5 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:

Horeca 1 (daghoreca):

vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm aansluiten bij winkelvoorzieningen en waarvan de activiteiten primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren of alcoholische en niet-alcoholische dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals broodjeszaken, ijssalons, eethuisjes en lunchrooms;

Horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken of het bedrijfsmatig verstrekken van logies en waarvan de exploitatie doorgaans geen aantasting van het woon- en leefklimaat veroorzaakt, zoals restaurants, bistro's, grand cafés, hotels en pensions;

Horeca 3 (spijsverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren voor nuttiging al dan niet ter plaatse alsmede daaraan ondergeschikt het verstrekken van licht-alcoholische dranken en niet-alcoholische dranken voor nuttiging ter plaatse en waarvan de exploitatie doorgaans in enige mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafetaria's, automatieken en afhaalhoreca;

Horeca 4 (drankverstrekkers):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig verstrekken voor gebruik ter plaatse van alcoholische en niet-alcoholische dranken en waarvan de exploitatie doorgaans een lichte aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken, zoals cafés en bars, al dan niet in combinatie met zaalverhuur;

Horeca 5 (zware horeca):

vormen van horeca-activiteiten die primair zijn gericht op het bedrijfsmatig gelegenheid bieden van dansen op elektrisch versterkte muziek alsmede op het ter plaatse nuttigen van alcoholische en niet-alcoholische dranken en etenswaren, en waarvan de exploitatie een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals discotheken, nachtclubs en dancings.

1.60 horeca gerelateerde festiviteit

Een activiteit die zodanig in of in de directe nabijheid van een horeca-inrichting plaatsvindt waardoor het Activiteitenbesluit van toepassing is. Deze activiteit dient gerelateerd te zijn aan voornoemde horeca-inrichting.

1.61 houtopstand

Hakhout, een houtwal of een of meer bomen.

1.62 houtproductie

Het voortbrengen van hout op bedrijfsmatige wijze door een mede daarop afgestemd duurzaam beheer van bos.

1.63 huishouden

Een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.64 inrichting

Elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.

1.65 intensieve veehouderij

Een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf waarin het houden van vee of pluimvee de hoofdzaak is en waarbij dientengevolge sprake is van specifieke belasting van de leefomgeving en het natuurlijk milieu door stankoverlast, mestoverschotten en ammoniak.

1.66 internethandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen via internet, waarbij onderscheid wordt gemaakt in:

  • a. internethandel waarbij ter plaatse sprake is van fysiek klantcontact, bijvoorbeeld doordat goederen ter plaatse kunnen worden bezichtigd, afgehaald, geretourneerd en/of betaald; deze vorm van internethandel wordt aangemerkt als detailhandel;
  • b. internethandel waarbij ter plaatse geen sprake is van fysiek klantcontact, maar slechts van opslag en distributie van goederen die via internet worden aangeboden; deze vorm van internethandel wordt aangemerkt als bedrijf.
1.67 kamerverhuur

Het al dan niet bedrijfsmatig gebruiken of laten gebruiken van één of meer niet-zelfstandige woonruimten binnen een gebouw voor bewoning, niet zijnde logies voor recreatief verblijf.

1.68 kampeermiddel
  • a. een tent, tentwagen, camper of caravan;
  • b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;

een stacaravan valt hier niet onder.

1.69 kampeerplaats

Standplaats voor één kampeermiddel of een aantal bij elkaar behorende kampeermiddelen;

1.70 kampeerterrein

Een terrein tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en trekkershutten.

1.71 kantoor

Een gebouw dat dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen.

1.72 kas

Een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.

1.73 kinderopvang

Opvang en verzorging van kinderen door anderen dan de ouders.

1.74 kunstobject

Een bouwwerk of onderdeel van een bouwwerk dat is aan te merken als uiting van beeldende kunst.

1.75 kunstwerk

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals een brug, viaduct, sluis, duiker, keerwand, beschoeiing of kademuur.

1.76 landschappelijke inpassing

Inpassing in het omringende landschap door bij de situering van bouwwerken in te spelen op de landschappelijke kenmerken en/of door het gebruik van beplanting die past bij het landschapstype ter plaatse, om de bebouwing minder nadrukkelijk in het landschap te plaatsen.

1.77 landschappelijke waarden

De aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur.

1.78 langzaamverkeer

Niet-motorvoertuigen, fietsers, voetgangers, en geleiders/berijders van een dier.

1.79 maaiveld

Bovenkant van het terrein dat een gebouw/bouwwerk omgeeft.

1.80 maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, (sociaal-)medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, waaronder tevens begrepen kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en zorginstellingen, alsmede voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, waaronder tevens begrepen paracommerciële horeca en/of ondergeschikte detailhandel ten dienste van deze voorzieningen.

1.81 maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken of aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.

1.82 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

Overkoepelend begrip voor relevante milieuaspecten zoals bodem, geluid, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid, etc. aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, zodat omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd en een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse is geborgd.

1.83 natuurwaarden

De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.84 nevenactiviteit

Een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak.

1.85 niet-zelfstandige woonruimte

Een woonruimte die dient voor de huisvesting van een huishouden maar die, in tegenstelling tot een woning:

  • geen eigen, afsluitbare toegang heeft vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte; en/of
  • niet beschikt over een eigen wasgelegenheid, kookgelegenheid of toilet, maar één of meer van deze voorzieningen deelt met een woning of met één of meer andere niet-zelfstandige woonruimten.
1.86 omgevingsdialoog

Het voeren van overleg over (de voorbereiding van) een initiatief met omwonenden en/of direct betrokkenen door de initiatiefnemer of de gemeente.

1.87 omgevingsvergunning

Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 Wabo.

1.88 ondergeschikte detailhandel

Beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen vanuit een agrarisch bedrijf waarbij het gaat om detailhandel dat niet zelfstandig functioneert maar als een ondergeschikte aanvulling en ondersteuning van de bedrijfsfunctie dient, niet zijnde een supermarkt.

1.89 ondergronds

Beneden het peil.

1.90 ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen onder peil.

1.91 ondersteunende horeca

Een horeca-activiteit die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de toegestane hoofdactiviteit ter plaatse.

1.92 ontmoetingsplaats

Plaats ingericht ten behoeve van het samenkomen van mensen met gelijke leeftijd, gezindheid of interesse, zoals jongeren en ouderen.

1.93 openbaar toegankelijk gebied

Weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer

1.94 overkapping

Een bouwwerk met een dak en ten hoogste twee wanden.

1.95 paardenbak

Al dan niet omheinde gronden, voorzien van bewerkte/aangepaste bodem waar training en africhting van paarden alsmede het recreatief berijden van paarden plaatsvindt.

1.96 paardenhouderij

Een uit bedrijfseconomisch oogmerk opgezette houderij voor paarden die uitsluitend of in hoofdzaak is gericht op het fokken, trainen, africhten en verhandelen van paarden, alsmede het stallen en verzorgen van paarden, waarbij tevens als ondergeschikte nevenactiviteit is toegestaan het geven van instructie aan ruiter en paard; hierbij zijn publieks- en/of verkeersaantrekkende activiteiten niet toegestaan; een manege is geen paardenhouderij.

1.97 peil
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.98 perceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.99 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding. Raamprostitutie is hieronder mede begrepen.

1.100 recreatieve bewoning

De bewoning die plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie.

1.101 recreatiewoning

Een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, bestemd om uitsluitend door gebruikers, die hun hoofdverblijf elders hebben, te worden bewoond voor recreatieve doeleinden.

1.102 risicovolle inrichting

Een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.103 ruimtelijke kwaliteit

Een hoge gebruikswaarde voor meerdere functies, belevingswaarde voor bewoners en bezoekers en de waarde voor de toekomst in de zin van duurzaam, veilig, gezond.

1.104 seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.105 stacaravan

Een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen kennelijk niet bestemd is om (in zijn geheel) regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.106 stedenbouwkundig beeld

Het beeld dat wordt bepaald door de bouwmassa's, de gevelindelingen, en de dakvormen van de bebouwing, alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving.

1.107 supermarkt

Een detailhandelsbedrijf in de vorm van een zelfbedieningswinkel waar een breed assortiment aan dagelijkse artikelen, hoofdzakelijk bestaande uit levensmiddelen, voedingsmiddelen - inclusief versartikelen zoals groente, brood, vlees en zuivel - en huishoudelijke artikelen, wordt verkocht.

1.108 teeltondersteunende kassen

Teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een kas, voor een vollegrondstuinbouwbedrijf of boomteeltbedrijf. Hieronder worden ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen hoger dan 1,5 meter begrepen.

1.109 teeltondersteunende voorzieningen

Voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om weersinvloeden te matigen, arbeidsomstandigheden te verbeteren, de toepassing van gewasbeschermingsmiddelen te verbeteren of de kwaliteit van de producten te verbeteren.

1.110 trekkershut

Een permanent bouwwerk met beperkte inhoud en oppervlakte bestaande uit één ruimte, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.111 tuin

Een stuk grond behorende bij een woning ingericht als tuin.

1.112 vellen van houtopstanden

Rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

1.113 verbeelding

De digitale plankaart met aanduidingen die deel uitmaakt van het plan en als zodanig is gewaarmerkt (identificatienummer NL.IMRO.1706.BPBG3092-VO01).

1.114 verblijfsrecreatie

Recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, hotel, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben.

1.115 verkeersvoorzieningen voor verkeer en vervoer

Alle ondersteunende, verkeerregulerende en bijkomende voorzieningen en kunstwerken ten dienste van het (openbaar) wegverkeers- en wegvervoersgebied voor gemotoriseerd en langzaam verkeer.

1.116 verkeersvoorzieningen voor verkeer en verblijf

Alle ondersteunende voorzieningen , verkeersregulerende en bijkomende voorzieningen en kunstwerken ten dienste van het (openbaar) wegverkeergebied voor gemotoriseerd en langzaam verkeer en/of de verblijfsfunctie voor voetgangers.

1.117 vitaliteitsaccommodatie

Een plek voor het organiseren van workshops, trainingen en activiteiten die bijdragen aan de algehele vitaliteit (voeding, yoga, ademhaling, massages).

1.118 vloeroppervlakte

De totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane grond.

1.119 voetpad

Een deel van de verkeersinfrastructuur dat uitsluitend bedoeld is voor voetgangers.

1.120 voorgevel

De gevel van een gebouw die is gericht naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend is georiënteerd, met dien verstande dat bij een hoekperceel slechts sprake is van één voorgevel.

1.121 voorgevellijn

De denkbeeldige lijn die getrokken kan worden door, én samenvalt met, de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan.

1.122 voorgevelrooilijn

De grens van het bouwvlak die is gericht naar de weg waarop de bebouwing op het bouwperceel overwegend is is georiënteerd en het verlengde daarvan.

1.123 voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.124 Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.125 water en waterhuishoudkundige voorzieningen

Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera.

Boven- en ondergrondse voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, infiltratie en waterkwaliteit.

1.126 weg

Een voor het openbaar verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeervoorzieningen.

1.127 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning.

1.128 woning / wooneenheid

Een complex van ruimten, dienend voor de huisvesting van één huishouden waarbij de volgende onderverdeling van toepassing is:

  • a. aaneengebouwde woning: een woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer hoofdgebouwen;
  • b. twee-aaneengebouwde woning: een woning waarvanhet hoofdgebouw aan één zijde een gemeenschappelijke wand heeft met het hoofdgebouw van een andere woning;
  • c. vrijstaande woning: een woning waarvan het hoofdgebouw geen gemeenschappelijke wand heeft met het hoofdgebouw of de bijbehorende bouwwerken van een andere woning.
1.129 woningsplitsing

Het bouwkundig en functioneel splitsen van een bestaande woning in twee of meer wooneenheden ten behoeve van de vestiging van meer dan één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

De kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.

2.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel

De gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen en overkappingen die op hetzelfde bouwperceel zijn of mogen worden opgericht op grond van verleende vergunning of zijn opgericht op grond van artikel 2.3, lid 1 Bor juncto artikel 3 van bijlage 2 Bor, met inbegrip van de oppervlakten van (gedeelten van) gebouwen die volledig onder peil zijn gelegen.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de dakhelling:

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 de goothoogte van een bouwwerk
  • a. Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
  • b. In onderstaande afbeelding is aangegeven hoe de druiplijn/goothoogte bij verschillende dakvormen wordt bepaald.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3092-VO01_0148.png"

  • c. Bij het bepalen van de goothoogte worden ondergeschikte toevoegingen of onderbrekingen van het dakvlak, zoals dakkapellen, loggia's en doorgezette gevels, buiten beschouwing gelaten, tenzij de breedte van de toevoeging of onderbreking meer bedraagt dan 50% van de breedte van het dakvlak waarin de toevoeging of onderbreking zich bevindt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1706.BPBG3092-VO01_0149.png"

 

2.6 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 de lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken of de harten van scheidsmuren.

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 woonoppervlakte

De som van de netto-vloeroppervlakten van alle vertrekken geschikt voor bewoningsdoeleinden groter dan 4 meter.

Hoofdstuk 2 Regels voor bestemmingen

Artikel 3 Agrarisch - Landschap

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch natuurinclusief grondgebruik;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf', de uitoefening van ten hoogste één agrarisch grondgebonden bedrijf, niet zijnde een intensieve veehouderij, paardenhouderij en geitenhouderij;
  • c. een agarische bedrijfswoning;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. extensief recreatief medegebruik;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

alsmede voor:

  • k. ter plaatse van de functie aanduiding 'natuurwaarden', het behoud, herstel en ontwikkeling van natuurwaarden;
  • l. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch landschap', het behoud, herstel en ontwikkeling van het cultuurhistorisch landschap als bedoeld in artikel 41.2;
  • m. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', het behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4;
  • n. ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente', het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van een gemeentelijk monument en van het stedenbouwkundig beeld;
  • o. ter plaatse van de functie aanduiding 'ontsluiting' een onverhard pad ten behoeve van de ontsluiting van de aanliggende gronden;
  • p. ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - boomgaard' een boomgaard;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een niet volledig verhard parkeerterrein;
  • r. ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van water - overstort' een overstort;
  • s. gebiedsontwikkelingen als bedoeld in artikel 27 in samenhang met artikel 26;
  • t. gebiedsontwikkelingen als bedoeld in artikel 28 in samenhang met artikel 26;
  • u. gebiedsontwikkelingen als bedoeld in artikel 31 in samenhang met artikel 26;
  • v. gebiedsontwikkelingen als bedoeld in artikel 32 in samenhang met artikel 26;
  • w. gebiedsontwikkelingen als bedoeld in artikel 33 in samenhang met artikel 26;
  • x. gebiedsontwikkelingen als bedoeld in artikel 36 in samenhang met artikel 26.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toegestane bebouwing

Op de tot 'Agrarisch - Landschap' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten ten dienste van de bestemming 'Agrarisch - Landschap'.

3.2.2 Bebouwing binnen agrarisch bouwvlak

Binnen het agarische bouwvlak mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. agrarische bedrijfsgebouwen, niet zijnde (teeltondersteunende) kassen;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' ten hoogste één bedrijfswoning;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde (teeltondersteunende) kassen;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf' en de aanduiding 'specifieke vorm van agarisch - sleufsilo' een sleufsilo;
  • e. met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient te worden voldaan aan het bepaalde in 'tabel maatvoeringen':

'tabel maatvoeringen'  
Bouwwerken algemeen   minimum   maximum  
Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens   5 meter   n.v.t.  
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak   minimum   maximum  
Goothoogte   n.v.t.   5,5 meter  
Bouwhoogte   n.v.t.   10 meter  
Afstand kassen tot woningen van derden   25 meter   -  
Dakhelling   12°   45°  
Hoofdgebouw van de bedrijfswoning   minimum   maximum  
Goothoogte   n.v.t.   5,5 meter  
Bouwhoogte   n.v.t.   8 meter  
Inhoud   Maximaal 750 m3; voor zover de inhoud ten tijde van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum.  
Bijgebouwen en aanbouwen bij bedrijfswoning en overkappingen   minimum   maximum  
Gezamenlijk oppervlakte per woning (=inclusief bouwwerken, geen gebouwen zijnde)   n.v.t.   90 m2  
Goothoogte   n.v.t.   3 meter  
Bouwhoogte   n.v.t.   5,5 meter  
Afstand vrijstaande bijgebouwen tot achtergevel van bedrijfswoning of verlengde daarvan   n.v.t.   15 meter  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde   maximum  
Bouwhoogte erfafscheidingen   - vóór voorgevelrooilijn 1 ,5 meter
- overige 2 meter  
Bouwhoogte mestsilo's   8,5 meter  
Bouwhoogte overige silo's   12 meter  
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde   2 meter  
Gezamenlijk oppervlakte per woning (=inclusief bijgebouwen en aanbouwen)   30 m2  

3.2.3 Bebouwing buiten agrarisch bouwvlak

Voor het oprichten van bouwwerken buiten het bouwvlak geldt het volgende:

  • a. uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het agrarisch grondgebruik mogen worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 meter, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 meter mag bedragen en uitsluitend zijn toegestaan in de vorm van afrasteringen;
    • 2. het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;
    • 3. het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen niet is toegestaan;
    • 4. het oprichten van (teeltondersteunende) kassen niet is toegestaan;
    • 5. het oprichten van schuilhutten niet is toegestaan
    • 6. paardenbakken niet zijn toegestaan;
  • b. ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik zijn extensieve recreatieve voorzieningen toegestaan met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking bouwhoogte i.v.m. technische maatregelen

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.2 teneinde een grotere bouwhoogte van bedrijfsgebouwen toe te staan in verband met het treffen van milieutechnische voorzieningen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter boven de (bestaande) hoogte van het betreffende gebouw;
  • b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  • c. het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • d. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken:

  • a. voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en dit plaatsvindt op het bouwvlak;
  • b. voor het bedrijfsmatig vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, tenzij dit plaatsvindt ten behoeve van de agrarische productie binnen het agrarisch bedrijf dan wel uitsluitend betrekking heeft op agrarische producten van het eigen bedrijf;
  • c. voor een geitenhouderij;
  • d. voor een intensieve veehouderij;
  • e. voor bewoning;
  • f. voor kamperen en/of het plaatsen van kampeermiddelen;
  • g. als paardenbak;
  • h. voor teeltondersteunende kassen en teeltondersteunende voorzieningen;
  • i. voor detailhandel, behoudens het bepaalde in artikel 3.4.2;
  • j. het verwijderen van groene erfinrichting als onderdeel van de landschappelijke inpassing.

3.4.2 Ondergeschikte detailhandel
  • a. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als niet-agrarische nevenactiviteit. Daarbij mag het enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten.
  • b. Het ruimtebeslag dat voor deze detailhandelsactiviteit zowel inpandig als uitpandig mag worden aangewend bedraagt maximaal 100 m2.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch - Landschap' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in artikel 3.5.2 opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren.

3.5.2 Omgevingsvergunning en toetsingscriteria
  Vergunningplichtige werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden   Toetsingscriteria  
a.   het aanbrengen van (infrastructurele) ondergrondse leidingen   1. het aanbrengen van de leidingen mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de agrarische belangen
2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan natuurwaarden als bedoeld in artikel 3.1.  
b.   het aanbrengen van oppervlakte- verhardingen groter dan 200 m2   1. het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik
2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan natuurwaarden als bedoeld in artikel 3.1.  
c.   het vellen of rooien van houtgewas   er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het cultuurhistorisch landschap als bedoeld in artikel 3.1. Dit houdt in dat de aanwezige landschaps- elementen niet onevenredig mogen worden aangetast.
Dit betekent dat er geen onherstelbare schade mag plaatsvinden aan de waardevolle landschapselementen, kwetsbare houtsingels en houtopstanden.  
d.   - het dempen van poelen, sloten en greppels;
- het diepwoelen en diepploegen van de grond  
1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfs- voering;
2. er mag geen onherstelbare schade plaatsvinden aan natuurwaarden als bedoeld in n artikel 3.1.
3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden en het cultuurhistorisch landschap als bedoeld in n artikel 3.1.  
e.   het aanbrengen van lage en hoge (voor zover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voor- zieningen uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden   1. de activiteiten zijn noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of de ontwikkeling van het agrarisch bedrijf;
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden en het cultuurhistorisch landschap als bedoeld in n artikel 3.1.  

3.5.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 3.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien er een belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij rekening is gehouden met de in artikel 3.5.2 opgenomen toetsingscriteria.

3.5.4 Uitzondering

Het in artikel 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaats vinden binnen een bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

Artikel 4 Bos

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke waarden en natuurwaarden;
  • c. behoud en versterking en ontwikkeling van ecologische verbindingszones;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. agrarisch grondgebruik gericht op natuurbeheer;
  • f. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

alsmede voor:

  • j. een duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden (biotopen), waarbij houtproductie is toegestaan, mits dit ondergeschikt is aan het bosbehoud;
  • k. het handhaven en versterken van houtsingels, verspreid kwetsbare houtopstanden en de historische groenstructuur in het bosgebied;
  • l. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch landschap', behoud, herstel en ontwikkeling van het cultuurhistorisch landschap ls bedoeld in artikel 41.2;
  • a. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone – cultuurhistorisch waarde' aangeduide gronden, behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden ls bedoeld in artikel 41.4.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bouwwerken

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Bos'.

4.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn géén gebouwen toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,00 meter.
  • c. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 10 m2 bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. wonen;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. kampeerplaats of kampeerterrein;
  • f. de uitoefening van lawaaisporten;
  • g. agrarische bedrijfsactiviteiten en agarische nevenactiviteiten anders dan agarisch natuurbeheer.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Bos' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verzetten van grond, waaronder begrepen afgraven, ophogen, vergraven, egaliseren, diepploegen en diepwoelen;
  • b. de aanleg van drainage, tenzij het gaat om vervanging van reeds bestaande drainage;
  • c. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • d. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen;
  • e. het vellen van houtopstanden;
  • f. het aanbrengen van verhardingen en/of verharde oppervlakten;
  • g. het aanleggen en/of verharden van wegen, fiets-, wandel- en ruiterpaden.

4.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 4.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

4.4.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 4.4.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden en de natuurwaarden van de gronden.

Artikel 5 Gemengd - Baronie 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Baronie 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, in de vorm van openbare dienstverlening en (sociaal-)culturele voorzieningen;
  • b. extensief recreatief medegebruik;
  • c. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • d. (natuurlijke) speel- en sportelementen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

alsmede voor:

  • j. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch landschap', behoud, herstel en ontwikkeling van het cultuurhistorische landschap als bedoeld in artikel 41.2;
  • k. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden' behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4;
  • l. ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente', behoud, herstel en ontwikkeling van het gemeentelijk erfgoed met inachtneming van de bepalingen van de Erfgoedverordening Cranendonck 2017;
  • m. ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch rijksmonument', behoud, herstel en ontwikkeling van het rijks erfgoed met inachtneming van de bepalingen van de Erfgoedwet;
  • n. een gebiedsontwikkeling als bedoeld in artikel 29 in samenhang met artikel 26.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Het is niet toegestaan binnen de bestemming 'Gemengd - Baronie 1' gebouwen te bouwen.

5.2.2 Voorzieningen van algemeen ut

In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.1 zijn gebouwen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente', met inachtneming van de de volgende bepalingen:

  • 1. maximale bouwhoogte: als bestaand;
  • 2. maximale goothoogte: als bestaand; en
  • 3. kap verplicht indien in de bestaande situatie sprake is van een kap.

5.2.3 Voorzieningen van algemeen nut

Voor het bouwen van voorzieningen van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan buiten de functie aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch rijksmonument';
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.

5.2.5 Uitzondering

In afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.4 zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch rijksmonument' toegestaan die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen anders dan aangegeven in artikel 5.1, sub a;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning;
  • c. (recreatief) nachtverblijf;
  • d. kantoren;
  • e. horeca;
  • f. detailhandel;
  • g. bedrijven of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht specifiek

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - archeologisch rijksmonument' werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren die een archeologisch rijksmonument (kunnen) wijzigen, aantasten of verstoren, zoals:

  • a. grondbewerkingen als afgraven, diepploegen, egaliseren, frezen, scheuren van grasland, aanleg of rooien van boombeplanting, boomgaard of beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage, verwijderen van funderingen;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het aanleggen van leidingen onder het maaiveld.

5.4.2 Uitzondering

Het in artikel 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed hiervoor een positief advies heeft afgegeven;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 kan slechts worden verleend:

  • a. indien de archeologische resten in de bodem of op het maaiveld niet worden aangetast, het monument niet wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
  • b. de aanvrager een rapport heeft overgelegd dat voldoet aan de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin wordt aangetoond dat er geen sprake is van een aantoonbaar te verwachten aantasting, verstoring en/of ontsiering van het archeologisch rijksmonument danwel het archeologisch rijksmonument niet onevenredig wordt geschaad;
  • c. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een postief advies heeft afgegeven.

5.4.4 Omgevingsvergunningplicht algemeen

Het is verboden op de in gronden met de bestemming 'Gemengd - Baronie 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in artikel 5.4.7 opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren.

S

5.4.5 Uitzondering

Het in artikel 5.4.4 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

5.4.6 Toelaatbaarheid

De in artikel 5.4.4 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:

  • a. na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in artikel 5.1;
  • b. ten behoeve van de belangenafweging rekening is gehouden met de in artikel 5.4.7 opgenomen toetsingscriteria.

5.4.7 Omgevingsvergunning en toetsingscriteria
  Vergunningplichtige werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden   Toetsingscriteria  
a.   het verwijderen van houtopstanden   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bosbeheer
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden als bedoeld in artikel 5.1. Dit betekent dat er geen onherstelbare schade mag plaatsvinden aan de waardevolle landschapselementen  
b.   het aanbrengen van oppervlakte- verhardingen en half verhardingen   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van het terrein dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik
2. de verhardingen mogen geen onevenredige aantasting betekenen van de aanwezige ecologische waarden
3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden als bedoeld in artikel 5.1.  
c.   het aanbrengen van ondergrondse leidingen   1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige biotopen
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden als bedoeld in artikel 5.1.  
d.   - het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
- het graven en dempen van waterpartijen en watergangen  
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden als bedoeld in artikel 5.1   

Artikel 6 Gemengd - Baronie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - Baronie 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen, in de vorm van openbare dienstverlening;
  • b. kantoren zonder baliefunctie;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' een parkeerterrein;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. in- en uitritten, perceelsontsluitingen;

alsmede voor:

  • i. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4;
  • j. een gebiedsontwikkeling als bedoeld in artikel 31 in samenhang met artikel 26.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestaan

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Gemengd - Baronie 2'.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 meter.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen anders dan aangegeven in artikel 6.1, sub a.;
  • a. kantoren anders dan aangegeven in artikel 6.1, sub b.;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning;s
  • c. (recreatief) nachtverblijf;
  • d. horeca;
  • e. detailhandel;
  • f. bedrijven of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten.

Artikel 7 Groen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. in- en uitritten;
  • f. onverharde wegen;
  • g. kunstobjecten;
  • h. voorzieningen voor langzaam verkeer;
  • i. voorzieningen van algemeen nut.
  • j. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

alsmede voor:

  • m. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' parkeervoorzieningen;
  • n. uitsluitend ter plaatse van de aanduding 'terras', een terras behorende bij een horecabedrijf;
  • o. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bouwwerken

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Groen'.

7.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan;
  • a. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • b. de hoogte van terras afscheidingen ter plaatse van de aanuding 'terras' mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.
7.3 Specifieke gebruiksregels
7.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede:

  • a. het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor parkeren, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • b. het verwijderen van klinkerbestrating ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorische lanen en brink'.

Artikel 8 Maatschappelijk

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'kinderopvang' uitsluitend een maatschappelijke voorziening ten behoeve van kinderopvang;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. (natuurlijke) speelvoorzieningen;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;

alsmede voor:

  • g. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4;
  • h. gebiedsontwikkelingen als bedoeld in artikel 31 in samenhang met artikel 26.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestaan
  • a. Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Maatschappelijk';
  • b. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt maximaal 80%.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 6,5 meter;
  • d. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 4 meter.

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen anders dan aangegeven in artikel 8.1, sub a.;
  • a. kantoren;
  • b. permanente of tijdelijke bewoning;
  • c. (recreatief) nachtverblijf;
  • d. horeca;
  • e. detailhandel;
  • f. bedrijven of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten.

Artikel 9 Natuur

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande biotopen;
  • c. behoud, herstel en ontwikkeling van de bestaande half open/ gesloten landschappen;
  • d. behoud en bescherming van aardkundige waarden;
  • e. de instandhouding en ontwikkeling van ecologische verbindingszones;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. extensief recreatief medegebruik;
  • h. agrarisch natuurbeheer;

met de daarbij behorende:

alsmede voor;

  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - air bij-n-bij' een bijenhotel;
  • m. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4;
  • n. gebiedsontwikkelingen als bedoeld in artikel 37 in samenhang met artikel 26.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Natuur'.

9.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden zijn géén gebouwen toegestaan.

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2,00 meter.
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b. mag de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van informatievoorzieningen, entreevoorzieningen dan wel schuilvoorzieningen maximaal 3 meter bedragen;
  • d. de oppervlakte van een bouwwerk mag maximaal 10 m2 bedragen.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. detailhandel;
  • b. horeca;
  • c. wonen;
  • d. verblijfsrecreatie;
  • e. kampeerplaats of kampeerterrein;
  • f. de uitoefening van lawaaisporten;
  • g. agrarische bedrijfsactiviteiten en agarische nevenactiviteiten anders dan agarisch natuurbeheer.
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de in artikel 9.4.2 opgenomen werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden uit te voeren.

9.4.2 Omgevingsvergunning en toetsingscriteria
  Vergunningplichtige werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden   Toetsingscriteria  
a.   het verwijderen van houtopstanden   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de hout- singels en verspreide kwetsbare hout- opstanden. Dit betekent dat er geen onherstelbare schade mag plaatsvinden aan de waardevolle landschapselementen  
b.   het diepploegen en diepwoelen van de bodem   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer  
c.   het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   1. deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer
2. de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van het reliëf
3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de hout- singels en verspreide kwetsbare hout- opstanden. Dit betekent dat er geen onherstelbare schade mag plaatsvinden aan de waardevolle landschapselementen  
d.   het aanbrengen van oppervlakte- verhardingen en half verhardingen   1. de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van bos dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik
2. de verhardingen mogen geen oneven- redige aantasting betekenen van de aanwezige natuurwaarden
3. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de hout- singels en verspreide kwetsbare hout- opstanden. Dit betekent dat er geen onherstelbare schade mag plaatsvinden aan de waardevolle landschapselementen  
e.   het aanbrengen van ondergrondse leidingen   1. er mag geen blijvende aantasting plaatsvinden van de aanwezige natuur- waarden
2. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de hout- singels en verspreide kwetsbare hout- opstanden. Dit betekent dat er geen onherstelbare schade mag plaatsvinden aan de waardevolle landschapselementen;  
f.   - het wijzigen van de perceelsindeling zoals die door sloten, greppels en beplantingselementen is aangegeven;
- het graven en dempen van waterpartijen en watergangen  
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden  

3.5.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 9.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien er een belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij rekening is gehouden met de in artikel 9.4.2 opgenomen toetsingscriteria.

9.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in artikel 9.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien er een belangenafweging heeft plaatsgevonden, waarbij rekening is gehouden met de in artikel 9.4.2 opgenomen toetsingscriteria.

9.4.4 Uitzondering

Het in artikel 9.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. welke plaats vinden binnen een bouwvlak;
  • b. waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  • c. welke ten tijde van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn;
  • d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.

Artikel 10 Recreatie

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatief wonen in een recreatiewoning;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;

alsmede voor:

  • f. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bebouwing
  • a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Recreatie'.
  • b. Ten hoogste 1 recreatiewoning is toegestaan.

10.2.2 Hoofdgebouw

Voor het bouwen van het hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. het hoofgebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.

10.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de totale oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 75 m²;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 1,00 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3,00 meter.

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,00 meter.
10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. permanente bewoning;
  • b. aan-huis-verbonden broepen en bedrijven;
  • c. recreatief nachtverblijf in vrijstaande bijgebouwen;
  • d. detailhandel;
  • e. horeca;
  • f. huisvesting van seizoensarbeiders;
  • g. kamerverhuur.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming van de gronden te wijzigen in de bestemming 'Natuur' ten behoeve van het behoud en versterking van de natuur- en landschapswaarden.

Artikel 11 Tuin

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin, behorende bij de op de aangrenzende woonbestemming gelegen hoofdgebouwen;

met de daarbij behorende:

  • b. erven en terreinen;
  • c. verkeers- em parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen
  • g. in en uitritten.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Tuin'.

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden zijn géén hoofdgebouwen toegestaan.

11.2.3 Aan- en uitbouwen en overkappingen

Voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen, balkons, luifels en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. de diepte gemeten vanuit de voorgevel van het hoofdgebouw niet meer bedraagt dan 1,50 meter; indien in de afstand in de bestaande situatie meer dan 1,50 meter bedraagt, geldt deze afstand als maximale diepte;
  • b. de hoogte niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter;
  • c. de hoogte van een hekwerk op een erker, entreeportaal of balkon niet meer bedraagt dan 1,40 meter, gemeten ten opzichte van de bovenzijde van het dak van de erker/het entreeportaal of de bovenzijde van de vloer van het balkon;
  • d. de breedte van een erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder bedraagt dan 6,00 meter en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 6,00 meter;
  • e. de afstand van de erker, entreeportaal, balkon, luifel of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelsgrens minimaal 3,00 meter bedraagt.

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 2,00 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 1,00 meter;
  • c. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt maximaal 3,00 meter.
11.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.2.3 sub a. en toegestaan worden dat erkers, entreeportalen en luifels mogen worden gebouwd achter de voorgevellijn, mits:

  • a. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet wordt aangetast,
  • b. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
  • c. geen afbreuk wordt gedaan aan de benodigde parkeermogelijkheden op eigen terrein;
  • d. hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1.

Artikel 12 Verkeer

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebiedsontsluitingswegen, met maximaal 2 rijstroken;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen;
  • e. voet- en/of fietspaden;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende;

  • g. bermen en wegbeplantingen;
  • h. verkeersvoorzieningen voor verkeer en vervoer;
  • i. kunstwerken.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer'.

12.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 15 meter bedragen.

12.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1.

Artikel 13 Verkeer - Parkeren

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Parkeren' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeervoorzieningen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • e. erven en terreinen;
  • f. in- en uitritten;
  • g. verkeersvoorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. kunstwerken.

alsmede voor:

  • i. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4;
  • j. een gebiedsontwikkeling als bedoeld in artikel 31 in samenhang met artikel 26.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, ten dienste van de bestemming 'Verkeer - Parkeren'.

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 10 m².

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
  • b. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter.
13.3 Specifieke gebruiksregels
13.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1.

Artikel 14 Verkeer - Verblijfsgebied

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten, pleinen en woonerven;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. kunstobjecten;

met de daarbijbehorende:

  • i. bermen en wegbeplantingen;
  • j. verkeersvoorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • k. kunstwerken;

alsmede voor:

  • l. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone – cultuurhistorisch lanen en brink', behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische lanen/laanstructuur als bedoeld in artikel 41.3;
  • m. ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden als bedoeld in artikel 41.4;
  • n. ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente', behoud, herstel en ontwikkeling van het gemeentelijk erfgoed met inachtneming van de bepalingen van de Erfgoedverordening Cranendonck 2017.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

14.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m².

14.2.3 Overstekende bouwonderdelen

Overstekende bouwonderdelen van bebouwing in de aangrenzende bestemming(en) in de vorm van luifels, zijn toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de overschrijding van de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1,50 meter;
  • b. de afstand tot de weg mag niet minder bedragen dan 2,00 meter;
  • c. de overstekende bouwonderdelen mogen zich op niet minder dan 3,20 meter boven peil bevinden.

14.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 5,00 meter;
  • b. de hoogte van licht- en vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 9,00 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5,00 meter.
14.3 Specifieke gebruiksregels
14.3.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede:

  • a. het verwijderen van klinkerbestrating ter plaatse van de gronden met de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorische lanen en brink'.

Artikel 15 Water - Beek

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Beek' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. wateraanvoer, waterafvoer en waterberging;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen,
  • d. oevers en groenvoorzieningen;
  • e. voorzieningen van algemeen nut;
  • f. behoud en de ontwikkeling van natuurwaarden;
  • g. de instandhouding en ontwikkeling van een natte ecologische verbindingszone;

met de daarbij behorende

  • h. kunstwerken;
  • i. onverharde paden.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Toegestane bebouwing

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, ten dienste van de bestemming 'Water - Beek'.

15.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden zijn géén gebouwen toegestaan.

15.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • b. toegestaan zijn uitsluitend bouwwerken in de vorm van kunstwerken;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 2,00 meter.
15.3 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden binnen de dubbelbestemming 'Water - Beek' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woningen;
  • b. aan -huis-verbonden beroepen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;

met de daarbij behorende:

  • e. tuinen, erven en terreinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. parkeervoorzieningen.

alsmede voor:

  • i. ter plaatse van de functie aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente', behoud, herstel en ontwikkeling van het gemeentelijk erfgoed met inachtneming van de bepalingen van de Erfgoedverordening Cranendonck 2017.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Toegestane bebouwing
  • a. Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming 'Wonen', zoals hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het maximaal aantal woningen aangegeven.

16.2.2 Maatvoering

Met betrekking tot de maatvoering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient te worden voldaan aan het bepaalde in 'tabel maatvoeringen':

'tabel maatvoeringen'  
Woning   afstand tot zijdelingse perceelsgrens  
vrijstaand   3 meter aan beide zijden  
twee-aaneen gebouwd   3 meter aan één zijde  
aaneengebouwd   n.v.t.  
Hoofdgebouw   minimum   maximum  
Goothoogte   n.v.t.   7 meter  
Bouwhoogte   n.v.t.   10 meter  
Inhoud   n.v.t.   600 m3 voorzover de bestaande inhoud meer bedraagt, geldt de bestaande inhoud als maximum  
Dakhelling   12°   45°  
Bijbehorende bouwwerken   minimum   maximum  
Gezamenlijke oppervlakte per woning   n.v.t.   90 m2 (*)
(*) de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde tezamen, mag maximaal 90 m2 bedragen  
Goothoogte   n.v.t.   3 meter  
Bouwhoogte   n.v.t.   5,5 meter  
Afstand vrijstaande gebouwen tot achtergevel woning of het verlengde daarvan   n.v.t.   15 meter  
Dakhelling   12°   45°  
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde   maximum  
Hoogte erfafscheidingen   - vóór voorgevel woning 1 meter
- overige 2 meter  
Hoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   2,5 meter  
Gezamenlijke oppervlakte per woning   30 m2 (*)
(*) de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde tezamen, mag maximaal 90 m2 bedragen.  

16.2.3 Herbouw

Herbouw van bestaande woningen is, voorzover het de situering van de woning betreft, uitsluitend toegestaan indien en voorzover:

  • a. de herbouw grotendeels plaatsvindt op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten;
  • b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn;
  • c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);
  • d. het aantal woningen door de herbouw niet toeneemt;
  • e. het bepaalde in artikel 16.2.2 in acht wordt genomen.
16.3 Afwijken van de bouwregels
16.3.1 Afwijking m.b.t. herbouw

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in artikel 16.2.3, sub a. en/of sub b. en/of sub c. teneinde herbouw van bestaande woningen op hetzelfde perceel als de te slopen woning te kunnen toestaan buiten de bestaande fundamenten en de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn. Een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
  • b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
  • c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
  • d. de nieuwe situering van de woning niet leidt tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;
  • e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen en van het perceel zelf niet onevenredig mogen worden beperkt;
  • f. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
  • g. voldaan wordt aan de (overige) maatvoeringseisen als opgenomen in artikel 16.2.2.
16.4 Specifieke gebruiksregels
16.4.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen het bepaalde in artikel 40.1, alsmede het gebruik of laten gebruiken van gronden en/of bouwwerken voor:

  • a. aan-huis-verbonden bedrijven;
  • b. detailhandel;
  • c. horeca;
  • d. verblijfsrcreatie;
  • e. kamerverhuur.

16.4.2 Aan-huis-verbonden beroep

Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels gelden:

  • a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  • c. aan groepsmatige activiteiten mogen maximaal 4 personen gelijktijdig deelnemen;
  • d. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

16.4.3 Monumenten

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' staat bij het gebruik van de gronden en de bebouwing de bescherming van de cultuurhistorische waarden voorop en zijn de bepalingen van de Erfgoedwet en de gemeentelijke monumentenverordening van toepassing.

16.5 Afwijken van de gebruiksregels
16.5.1 Aan-huis-verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 16.4.1, sub a. voor het toestaan van een aan-huis-verbonden bedrijf in of bij een woning, mits:

  • a. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 60 m2;
  • b. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  • c. het gebruik geen onevenredig nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  • d. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden bedrijf;
  • e. uitsluitend lichte bedrijvigheid in categorie 1 en 2 van de 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij woningen' van bijlage 2 of daarmee naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen bedrijvigheid is toegestaan;
  • f. de activiteit milieuhygiënisch inpasbaar is in de woonomgeving;
  • g. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner(s).

Hoofdstuk 3 Regels voor dubbelbestemmingen

Artikel 17 Leiding - Olie

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een olietransportleiding.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Olie'.

17.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

17.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 17.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming(en) bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de olietransportleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende olietransportleiding.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Olie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. et uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande watergangen.

17.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 17.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. die graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

17.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de olietransportleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 18 Leiding - Riool

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor een rioolwatertransportleiding.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van de bestemming 'Leiding - Riool'.

18.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen géén gebouwen worden gebouwd.

18.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 18.2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming(en) bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de rioolwatertransportleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende rioolwatertransportleiding.
18.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
18.4.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  • c. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. diepploegen;
  • f. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in de bestemmingsomschrijving aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • g. het aanleggen van watergangen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande watergangen.

18.4.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 18.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. die graafwerkzaamheden betreffen als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling bovengrondse en ondergrondse netten en netwerken.

18.4.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.4.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de rioolwatertransportleiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

 

Artikel 19 Waarde - Archeologie 3

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' (gebied met een hoge archeologische verwachting, historische kern) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

19.2 Bouwregels
  • a. Bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mogen uitsluitend worden opgericht indien:
    • 1. de oppervlakte maximaal 250 m2 bedraagt; en/of
    • 2. de verstoringsdiepte ten hoogste 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld bedraagt, dan wel ten hoogste 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen bouwwerken die een grotere oppervlakte hebben dan bedoeld in sub a, onder 1 en die tevens een grotere verstoringsdiepte hebben dan bedoeld in sub a, onder 2 worden opgericht indien deze bouwwerken dienen ter vervanging van bestaande bouwwerken en de bouwwerken maximaal 2,50 meter uit de bestaande fundering worden opgericht.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

19.4.2 Voorwaarden

Om ter plaatse aanwezige archeologische waarden te beschermen, kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

19.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 19.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

19.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

19.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden;
  • b. het aanbrengen van beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden.

19.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 19.5.1 is niet van toepassing:

  • a. indien de verstoring zich beperkt tot 30 centimeter onder het maaiveld;
  • b. indien de verstoring zich beperkt tot 50 centimeter onder het maaiveld in agrarische gebieden;
  • c. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 250 m2;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde artikel 19.4.1.

19.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 19.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat op het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet worden geschaad.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijvoorbeeld door zandwinning of diepe grondbewerkingen).
  • c. Voor zover de in artikel 19.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

19.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

19.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien:

  • a. de oppervlakte meer dan 250 m² bedraagt; en
  • b. de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter ten opzichte van het maavield, dan wel meer dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden.

19.6.2 Voorwaarden
  • a. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij.
  • b. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

19.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

19.7 Wijzigingsbevoegdheid
19.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in een andere dubbelbestemming;

voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

19.7.2 Advies

Alvorens de wijziging als bedoeld in artikel 19.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 4

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' (gebied met een hoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

20.2 Bouwregels
  • a. Bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mogen uitsluitend worden opgericht indien:
    • 1. de oppervlakte maximaal 500 m2 bedraagt; en/of
    • 2. de verstoringsdiepte ten hoogste 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld bedraagt, dan wel ten hoogste 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen bouwwerken die een grotere oppervlakte hebben dan bedoeld in sub a, onder 1 en die tevens een grotere verstoringsdiepte hebben dan bedoeld in sub a, onder 2 worden opgericht indien deze bouwwerken dienen ter vervanging van bestaande bouwwerken en de bouwwerken maximaal 2,50 meter uit de bestaande fundering worden opgericht.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

20.4 Afwijken van de bouwregels
20.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

20.4.2 Voorwaarden

Om ter plaatse aanwezige archeologische waarden te beschermen, kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

20.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 20.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

20.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

20.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden;
  • b. het aanbrengen van beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld in agrarische gebieden.

20.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 20.5.1 is niet van toepassing:

  • a. indien de verstoring zich beperkt tot 30 centimeter onder het maaiveld;
  • b. indien de verstoring zich beperkt tot 50 centimeter onder het maaiveld ter plaate van esdekken en in agrarische gebieden;
  • c. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 500 m2;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 20.4.1.

20.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 20.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat op het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet worden geschaad.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijvoorbeeld door zandwinning of diepe grondbewerkingen).
  • c. Voor zover de in artikel 20.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

20.5.4 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien:

  • a. de oppervlakte meer dan 500 m² bedraagt; en
  • b. de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter ten opzichte van het maavield, dan wel meer dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

20.5.5 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

20.5.6 Voorwaarden

Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij.

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning

20.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien:

  • a. de oppervlakte meer dan 500 m² bedraagt; en
  • b. de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter ten opzichte van het maavield, dan wel meer dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

20.6.2 Voorwaarden
  • a. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij.
  • b. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

20.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

20.7 Wijzigingsbevoegdheid
20.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in een andere dubbelbestemming;
  • e. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

20.7.2 Advies

Alvorens de wijziging als bedoeld in artikel 20.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 21 Waarde - Archeologie 5

21.1 Bestemmingsomschrijvng

De voor 'Waarde - Archeologie 5' (gebied met een middelhoge archeologische verwachting) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond verwachte archeologische waarden.

21.2 Bouwregels
  • a. Bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en) mogen uitsluitend worden opgericht indien:
    • 1. de oppervlakte maximaal 2.500 m2 bedraagt; en/of
    • 2. de verstoringsdiepte ten hoogste 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld bedraagt, dan wel ten hoogste 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a mogen bouwwerken die een grotere oppervlakte hebben dan bedoeld in sub a, onder 1 en die tevens een grotere verstoringsdiepte hebben dan bedoeld in sub a, onder 2 worden opgericht indien deze bouwwerken dienen ter vervanging van bestaande bouwwerken en de bouwwerken maximaal 2,50 meter uit de bestaande fundering worden opgericht.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken en de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) worden behouden.

21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 21.2 voor het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), indien op basis van (archeologisch) onderzoek is aangetoond, dat er geen of nauwelijks waarden aanwezig zijn dan wel dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

21.4.2 Voorwaarden

Om ter plaatse aanwezige archeologische waarden te beschermen, kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

21.4.3 Bouwverbod

Indien uit het rapport blijkt dat door het verlenen van de omgevingsvergunning archeologische waarden zullen worden verstoord zonder dat het mogelijk is om deze door de in artikel 21.4.2 genoemde voorwaarden veilig te stellen, dan wordt de omgevingsvergunning geweigerd.

21.4.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.4.1 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige archeologische waarden is het verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden en/of grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden, waaronder begrepen het aanleggen van drainage, dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden;
  • b. het aanbrengen van beplantingen;
  • c. het ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem.
  • f. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • i. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt dieper dan 0,30 meter ten opzichte van het maaiveld, dan wel dieper dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

21.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in 26.5.1 is niet van toepassing:

  • a. indien de verstoring zich beperkt tot 30 centimeter onder het maaiveld;
  • b. indien de verstoring zich beperkt tot 50 centimeter onder het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden;
  • c. indien de grootte van de bodemingreep kleiner is dan 2.500 m2;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een ter zake deskundige;
  • e. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning in dit kader is verleend;
  • f. indien de werken en/of werkzaamheden het gewone onderhoud en beheer betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
  • g. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft binnen een afstand van maximaal 2,50 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • h. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft die direct samenhangen met een verleende omgevingsvergunning op grond van het bepaalde in artikel 21.4.1.

21.5.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 21.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind, en vooraf door de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overgelegd waaruit blijkt dat op het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders::
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet worden geschaad.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen bepalen dat een rapport zoals genoemd in sub a achterwege kan blijven, als door de aanvrager aantoonbaar kan worden gemaakt dat de archeologische waarden reeds verstoord zijn (bijvoorbeeld door zandwinning of diepe grondbewerkingen).
  • c. Voor zover de in artikel 21.5.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de omgevingsvergunning één van de volgende voorschriften wordt verbonden::
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de omgevingsvergunning te stellen kwalificaties.

21.5.4 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 21.5.3 kan worden verleend, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

21.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.6.1 Verbod

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de aanwezige bouwwerken te slopen indien:

  • a. de oppervlakte meer dan 2.500 m² bedraagt; en
  • b. de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter ten opzichte van het maavield, dan wel meer dan 0,50 meter ten opzichte van het maaiveld ter plaatse van esdekken en in agrarische gebieden.

21.6.2 Voorwaarden
  • a. Aan de omgevingsvergunning kan in ieder geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een erkende archeologisch partij.
  • b. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning.

21.6.3 Sloopverbod

De omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.

21.7 Wijzigingsbevoegdheid
21.7.1 Wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan zodanig wijzigen dat het bestemmingsvlak:

  • a. naar ligging wordt verschoven, dan wel;
  • b. naar omvang wordt vergroot of verkleind, dan wel;
  • c. wordt verwijderd, dan wel;
  • d. van bestemming wijzigt in een andere dubbelbestemming;
  • e. voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

21.7.2 Advies

Alvorens de wijziging als bedoeld in artikel 21.7.1 worden uitgevoerd, wordt archeologisch advies ingewonnen bij de deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Artikel 22 Waarde - Boom

22.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden aangeduid als 'Water - Beschermingszone beek' zijn mede aangewezen voor het behoud, de bescherming en de veiligstelling van een monumentale of beschermenswaardige boom.

22.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op of in de gronden geen bouwwerken worden gebouwd.

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Boom' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het kappen van monumentale en waardevolle bomen;
  • b. het uitvoeren van werkzaamheden die leiden tot een bedreiging van de duurzame instandhouding van waardevolle en monumentale bomen.

22.3.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in artikel 22.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die het normaal onderhoud en beheer van de leiding betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

22.3.3 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.3.1 kan slechts worden verleend indien:

  • a. de (monumentale) waarde van de boom niet langer aanwezig is en deze niet zonder ingrijpende maatregelen aan de boom kan worden hersteld;
  • b. de (monumentale) waarde in redelijkheid niet meer is te handhaven conform de afweging uit het geldend beleidsstuk hieromtrent; of
  • c. de boom zich in een zodanige staat bevindt, dat de veiligheid van gebruikers van het omliggende terrein in gevaar wordt gebracht.

Artikel 23 Water - Beschermingszone beek

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Beschermingszone beek' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming, beheer en onderhoud van primaire wateren overeenkomstig de Keur van het waterschap.

23.2 Bouwregels

Boven of op de tot 'Water - Beschermingszone beek' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van primaire wateren, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 1,5 meter mag bedragen.

23.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 23.2, ten behoeve van het oprichten van andere bebouwing, mits:

  • a. het belang van het primaire water, gehoord het waterschap, niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. bebouwing mogelijk is op grond van de onmderliggende bestemming.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden binnen de dubbelbestemming 'Water - Beschermingszone beek' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.

Artikel 24 Waterstaat - Waterberging

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de tijdelijke opvang van water.

24.2 Bouwregels

Op de tot 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de doeleinden omschreven in artikel 24.1,met een bouwhoogte van maximaal 2 meter.

24.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 24.2, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits het waterbergend vermogen van de gronden niet onevenredig wordt aangetast.
  • b. Hierover wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij het waterschap.
  • c. Voorts zijn de regels van de betreffende andere bestemming van toepassing.
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod

Het is verboden op de voor 'Waterstaat - Waterberging' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:

  • d. het ophogen van gronden;
  • e. het aanbrengen van kaden of het wijzigen daarvan.

24.4.2 Uitzondering

Het in artikel 24.4.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan vergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke het normale onderhoud en beheer betreffen.

24.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 24.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voorzien wordt in alternatieven waarbij het afgenomen waterbergend vermogen in een afdoende mate wordt gecompenseerd; dit wordt bepaald door middel van de watertoets.
  • b. Alvorens te beslissen over een aanvraag voor een vergunning als bedoeld in artikel 24.4.1, wordt door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij het waterschap.

Artikel 25 Waterstaat - Beschermingszone watergang

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. bescherming, beheer en onderhoud van de watergang overeenkomstig de Keur van het waterschap;
  • b. de bescherming van de ecologische waarden van de watergang.
25.2 Bouwregels

Boven of op de tot 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe omvang, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de watergang, met dien verstande dat de bouwhoogte ten hoogste 1,5 meter mag bedragen.

25.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 25.2, ten behoeve van het oprichten van bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemming(en), mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang.
  • b. Hierover wordt voor de verlening van de bouwvergunning door burgemeester en wethouders advies ingewonnen bij het waterschap.
  • c. Voorts zijn de regels van de betreffende andere bestemming van toepassing.
25.4 Specifieke gebruiksregels

Op de gronden binnen de dubbelbestemming 'Waterstaat - Beschermingszone watergang' zijn de gebods- en verbodsbepalingen van de Keur van het waterschap van toepassing.

Hoofdstuk 4 Regels voor ontwikkelingen

Artikel 26 wetgevingszone - bestemmingsplanactiviteit

26.1 Gebiedsontwikkeling

Voor de gebiedsontwikkeling binnen het plangebied gelden de regels in onderhavig artikel 26 in samenhang met de specifieke regels ten aanzien van de diverse ontwikkelgebieden als genoemd in artikel 27 tot en met artikel 37.

26.2 Voorwaarden
26.2.1 Algemeen geldende voorwaarden

Ten behoeve van de omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit geldt dat:

  • a. De activiteit een meerwaarde heeft voor het in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving, een goede omgevingskwaliteit, de waarden in het gebied en zorgvuldig ruimtegebruik.
  • b. Aangetoond wordt dat de ontwikkeling een maatschappelijke meerwaarde heeft passend binnen het vitaliteitsconcept van de 'Baronie van Cranendonck'. Dit betekent dat het initiatief:
    • 1. past bij de kernwaarden, uitgangspunten en ambities uit de 'Gebiedsvisie 2019':
    • 2. een verbinding/koppeling heeft met het gebied en bijdraagt aan een kwaliteitsverbetering in het gebied en/of versterking van het lokale ecosysteem van het gebied en/of aan andere gebiedsontwikkelingen in het plangebied;
    • 3. bijdraagt aan het behoud en/of versterking van de aanwezige cultuurhistorische waarden in het gebied;
    • 4. rekening houdt met de hydrologische waarden en natuurwaarden van het gebied;
    • 5. voldoet aan de ruimtelijke kwaliteitsrichtlijn Cranendonck e.o - Soerendonk als bedoeld in bijlage 1 bij deze regels.
  • c. Een bijdrage wordt geleverd aan het landschap in de vorm van een fysieke verbetering en/of versterking van de kwaliteit van de bodem, het water, de waterhuishouding, de natuur(waarden), het landschap(waarden) en cultuurhistorie (waarden) in het plangebied.
  • d. De kwaliteitsbijdrage in het landschap wordt gewaardeerd op basis van de landschapsinvesteringsregeling (LIR) die de gemeente Cranendonck toepast op ontwikkelingen zoals opgenomen in het meerwaardeplan 'Baronie van Cranendonck'.
  • e. Er een zorgvuldige omgevingsdialoog is gevoerd, voorafgaand aan de definitieve planontwikkeling.

26.2.2 Voorwaarden ten aanzien van landschap, natuur en milieu

Aangetoond moet worden dat:

  • a. ten aanzien van natuur en natuurwaarden:
    • 1. in voldoende mate is onderzocht of er effecten zijn te verwachten op Natura-2000 gebieden, met dien verstande dat de ontwikkeling per saldo geen significant negatieve effecten mag hebben op de Natura-2000 gebieden;
    • 2. ter plaatse van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) dan wel in de nabijheid ervan geen activiteiten plaatsvinden die de natuurwaarden aantasten danwel onevenredig nadelige effecten hebben op de natuurwaarden;
  • b. ten aanzien van culturhistorisch waarden en het cultuurhistorisch landschap:
    • 1. de ontwikkeling bijdraagt aan het behoud, herstel en ontwikkeling van cultuurhistorische waarden en het cultuurhistorisch landschap;
  • c. de milieuhygiënische uitvoerbaarheid wordt aangetoond en de activiteit geen onevenredige overlast voor omliggende functries veroorzaakt;
  • d. op eigen terrein of in de directe omgeving in het plangebied voldoende parkeergelegenheid aanwezig is en/of zal worden gerealiseerd;
  • e. bij toename van bebouwing of verharding minimaal hydrologisch neutraal gebouwd wordt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omliggende (agrarische) bedrijven en bewoners;
  • g. geluidgevoelige objecten, voor zover gelegen binnen de geluidzone van een gezoneerde weg, voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, of indien hier niet aan voldaan wordt een hogere waardenbesluit is genomen;
  • h. het groepsrisico is verantwoord als de activiteit binnen de invloedssfeer voor het groepsrisico van een risicobron plaatsvindt;
  • i. geen sprake is van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten binnen een PR 10-6 contour van een risicobron;
  • j. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor een goede en veilige afwikkeling van de eventuele verkeerstoename;
  • k. de bodemkwaliteit voor de betreffende functie/activiteit geschikt is; en
  • l. de bodemopbouw en geohydrologische situatie geschikt zijn.
  • m. voor ieder initiatief een separate watertoets wordt uitgevoerd om de effecten op de waterhuishouding in kaart te brengen ter beoordeing door het waterschap.
26.3 Omgevingsdialoog

Bij een aanvraag voor omgevingsvergunning maakt een verslag over een omgevingsdialoog deel uit evenals een toelichting hierop. De toelichting op dit verslag bevat in ieder geval:

  • a. een overzicht van de wijze waarop is ingezet op het creëren van draagvlak voor de activiteit onder bewoners, gebruikers en eigenaren in de directe omgeving;
  • b. welke resultaten dat heeft opgeleverd;
  • c. een verantwoording van hetgeen is gedaan om het draagvlak te vergroten als er geen of weinig draagvlak is voor de activiteit.
26.4 Procedure

Bij het stellen van maatwerkvoorschriften zoals opgenomen in de artikelen 27 tot en met 37, worden in ieder geval de volgende procedureregels in acht genomen:

  • a. het ontwerp-besluit ligt, met de daarop betrekking hebbende stukken, gedurende vier weken voor belanghebbenden ter inzage op het gemeentehuis;
  • b. burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend op de internetsite van de gemeente Cranendonck;
  • c. in deze kennisgeving wordt vermeld dat belanghebbenden gedurende de termijn van terinzagelegging schriftelijk zienswijzen omtrent de aanvraag of het ontwerpbesluit kunnen indienen bij het bevoegd gezag;
  • d. indien tegen het ontwerpbesluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.

Artikel 27 overige zone - ontwikkelgebied - agrarisch / natuurbeheer

27.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 27.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
27.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - agrarisch / natuurbeheer' is het plan gericht op een duurzame ontwikkeling van het gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de 'Visie Baronie van Cranendonck', met de invulling van bouwwerken passend in een agrarische en natuurlijke landschapsbeleving, zijnde:

  • a. een belevings- c.q natuurtuin met inheemse planten, kruiden en bloemen met educatieve recreatieve voorzieningen;
  • b. schuilhutten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de schuilhut mag niet-bedrijfsmatig worden gebruikt ten dienste van een agrarisch bedrijf;
    • 2. de schuilhut mag niet gebruikt worden voor buitenopslag;
    • 3. de schuilhut moet dusdanig op een perceel geplaatst worden dat het aansluit bij omliggende bebouwing. De omliggende bebouwing moet op een afstand van maximaal 50 meter liggen en indien de afstand groter is moet de schuilhut aansluiten bij groenelementen op het perceel;
    • 4. de schuilhut moet landschappelijk ingepast worden;
    • 5. voldaan moet worden aan de 'Beleidsregels Schuilhutten en Paardenbakken';
    • 6. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
27.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de in artikel 27.4 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 27.4.1.

27.4 Toegestane bouwactiviteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - agrarisch / natuurbeheer' gelden de volgende regels voor bouwen:

27.4.1 Regels bebouwing (nieuw)
  • a. ten dienste van de belevings- c.q. natuurtuin mogen voorzieningen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. ten hoogste 1 bouwwerk met open wanden en overkapping en een bouwhoogte van maximaal 3,5 meter is toegestaan;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 40 m²;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 meter;
  • b. voor de bouw van een schuilhut gelden de volgende regels:
    • 1. een schuilhut moet minimaal aan één zijde open zijn;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
    • 3. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 meter
    • 4. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2.
27.5 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, als dit nodig is in verband met:
    • 1. de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit;
    • 2. de natuurwaarden;
    • 3. een duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving; en/of
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Artikel 28 overige zone - ontwikkelgebied - agrarisch / productie

28.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 28.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
28.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - agrarisch / productie' is het plan gericht op een duurzame ontwikkeling van het gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedsvisie Baronie van Cranendonck, met de invulling van bouwwerken passend in een agrarisch productielandschap, zijnde:

  • a. lage teeltondersteunende voorzieningen en kassen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de teeltondersteunende voorzieningen en kassen zijn uit een oogpunt van agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk zijn;
    • 2. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door het overleggen van een inrichtings- en beplantingsplan;
    • 3. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden;
  • b. een belevings-, natuur- en moestuin met inheemse planten, kruiden en bloemen alsmede educatieve recreatieve voorzieningen en paden;
  • c. schuilhutten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. de schuilhut mag niet-bedrijfsmatig worden gebruikt ten dienste van een agrarisch bedrijf;
    • 2. de schuilhut mag niet gebruikt worden voor buitenopslag;
    • 3. de schuilhut moet dusdanig op een perceel geplaatst worden dat het aansluit bij omliggende bebouwing. De omliggende bebouwing moet op een afstand van maximaal 50 meter liggen en indien de afstand groter is moet de schuilhut aansluiten bij groenelementen op het perceel;
    • 4. de schuilhut moet landschappelijk ingepast worden;
    • 5. voldaan moet worden aan de 'Beleidsregels Schuilhutten en Paardenbakken';
    • 6. de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
28.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de in artikel 27.4 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 28.4.1.

28.4 Toegestane bouwactiviteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - agrarisch / productie' gelden de volgende regels voor bouwen:

28.4.1 Regels bebouwing (nieuw)
  • a. de teeltondersteuende voorzieningen en kassen worden uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het gezamenlijk oppervlak aan teeltondersteunende voorzieningen en kassen bedraagt maximaal 1.000 m2;
  • c. de bouwhoogte van teeltondersteunende voorzieningen bedraagt maximaal 2,5 meter;
  • d. de bouwghoogte voor kassen bedraagt maximaal 4 meter;
  • e. voor de bouw van een schuilhut gelden de volgende regels:
    • 1. een schuilhut moet minimaal aan één zijde open zijn;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter;
    • 3. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 meter;
    • 4. de oppervlakte bedraagt maximaal 30 m2.
28.5 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, als dit nodig is in verband met:
    • 1. de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit;
    • 2. een duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving; en/of
    • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 29 overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 1

29.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 29.1 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
29.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 1' wordt voorzien in een duurzame ontwikkeling van een gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedsvisie Baronie van Cranendonck, met functies, activiteiten bouwwerken, en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. een openlucht natuurtheater met podium en tribune alsmede een uitzicht-/belevingstoren, ruimtelijk passend in en bij de omgeving (uitstraling en vorm);
  • b. maatschappelijke voorzieningen passend in het vitaliteitsconcept;
  • c. ambulante detailhandel tot een gezamenlijk maximum van 50 m2 verkoopvloeroppervlak;
  • d. horeca-gerelateerde festiviteiten;
  • e. evenementen op de gronden met betrekking tot cultuur en ontspanning mits voldaan wordt aan de volgende regels voor de betreffende locatie:
    • 1. soorten evenement: cultuur en ontspanning;
    • 2. maximum aantal evenementen of festiviteiten: 10 per jaar;
    • 3. het aantal dagen dat een evenement mag duren (exclusief opbouwen en afbreken): maximaal 3 dagen;
    • 4. het maximum aantal gelijktijdig aanwezige personen (bezoekers en deelnemers) per dag bedraagt ten hoogste : 1.000;
    • 5. de in acht te nemen maximale geluidsbelasting: een evenement met alleen onversterkte muziek is toegestaan danwel met versterkte muziek tot maximaal 50 dB(A) op de gevel van de dichtsbijzijnde woning en met inachtneming van daarbij van toepassing zijnde maatwerkvoorschriften;
    • 6. aangetoond is dat er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving ontstaan;
    • 7. aangetoond is dat er geen onevenredig nadelige effecten op het Natuurnetwerk Brabant ontstaan;
    • 8. door middel van een verkeers- en parkeerplan de afwikkeling van het verkeer en het parkeren voor voertuigen en fietsverkeer afdoende is gewaarborgd;
  • f. het versterken van natuur en landschapsbeleving, waarbij ingezet wordt op:
    • 1. handhaving van het bestaande groen en natuur;
    • 2. vernatting van het landschap door de aanleg van natuurlijke oevers;
    • 3. de toegankelijkheid in het gebied vergroten door onverharde paden aan te leggen;
  • g. een medegebruik van de naastgelegen tuin en openbare ruimte in het gebied mogelijk maken ten behoeve van culturele activiteiten;
  • h. de aanleg van voorzieningen van recreatieve voorzieningen en voorzieningen van algemeen nut die nodig zijn voor het goed functioneren van de functies/activiteiten in het gebied;
  • i. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan;

met dien verstande dat:

  • j. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
29.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de in artikel 29.4 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 29.4.1 en artikel 29.4.2.

29.4 Toegestane bouwactiviteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 1' gelden de volgende regels voor bebouwing:

29.4.1 Regels voor bebouwing (bestaand)
  • a. Uitbreiding van bestaande gebouwen is niet toegestaan.

29.4.2 Regels voor bebouwing (nieuw)
  • a. Ten hoogste 1 uitzicht-/belevingstoren is toegestaan.
  • b. De uitzichttoren is maximaal 23 meter hoog en kent op verschillende hoogtes belevingsmomenten.
  • c. De uitzicht-/belevingstoren is ondergeschikt (qua aanwezigheid/uitstraling) ten opzichte van het kasteel (Cranendonk 1).
  • d. Het openluchttheater bevat geen gebouwen, enkel bouwwerken, geen gebouwen zijnde in de vorm van een tribune en podium inclusief benodigde faciliteiten en voorzieningen ten behoeve van evenementen.
  • e. Inpassing van het podium en de tribune vindt op een zo natuurlijk mogelijke wijze (materiaal en situering) in het landschap plaats, waarbij de kasteel ruïne onderdeel vormt van het geheel;
  • f. Inpassing van voorzieningen van algemeen nut vinden op een zo natuurlijk mogelijke wijze (materiaal en situering) in het landschap plaats.
  • g. De bouwhoogte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.
  • h. Het oppervlak van een voorzuiening van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².
29.5 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde; als dit nodig is in verband:
    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing;
    • 3. de externe- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, mede ter voorkoming en bestrijding van calamiteiten;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. een klimaatbestendige, duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
    • 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; en/of
    • 7. de sociale veiligheid.

Artikel 30 overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 2

30.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 30.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
30.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ''overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 2', wordt voorzien in een duurzame ontwikkeling van een gebied, met de volgende functies, activiteiten, bouwwerken en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. woningen, met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en tuinen;
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan;

met dien verstande dat:

  • c. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 13 omschreven waarden.
30.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de in artikel genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 30.4.1.

30.4 Toegestane bouwactiviteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 2' gelden de volgende regels voor bebouwing:

30.4.1 Regels voor bebouwing (nieuw)
  • a. Ten hoogste 2 woningen zijn toegestaan, vrijstaand of als twee aaneengebouwd, met bijbehorende bouwwerken;
  • b. de woning (hoofgebouw) wordt op ten minste 10 meter afstand uit de naar de weg gekeerde perceelsgrens gebouwd;
  • c. voor de woning met bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn de bouwregels van artikel 16.2 van toepassing;
  • d. de gronden tot 10 meter uit de naar de weg gekeerde perceelsgrens worden ingericht als tuin en daarvoor zijn de bepalingen van artikel 11 van toepassing;
30.5 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de aanleg van parkeervoorzieningen op eigen terrein;

als dit nodig is in verband met:

    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing;
    • 3. de verkeers- en sociale veiligheid;
    • 4. de externe- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, mede ter voorkoming en bestrijding van calamiteiten;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. een klimaatbestendige, duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 8. de verkeersafwikkeling.

Artikel 31 overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 3

31.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 31.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
31.2 Bestemmingsplanactiviteit Cranendonck 10, 10a en 11

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 3' ter hoogte van Cranendonk 10, 10a en 11, wordt voorzien in een duurzame ontwikkeling van een gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedvisie Baronie van Cranendonck, met de invulling functies, activiteiten, en bouwwerken en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. horeca 1 (daghoreca) en/of horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers) met buitenterras ter plaatse van Cranendonck 10;
  • b. horeca 3 (spijsverstrekkers) en/of horeca 4 (drankverstrekkers) met buitenterras ter plaatse van Cranendonck 11;
  • c. horeca gerelateerde festiviteiten in de buitenruimte;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. (natuurlijke) speelelementen en sportelementen in de buitenruimte;
  • f. een bedrijfswoning behorende bij de horeca functie;
  • g. een paardenbak met stalruimte behorende bij de bewoners van de bedrijfswoning;
  • h. met de bij deze functies/activiteiten behorende voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebied, waarbij:
    • 1. bestaande bomen gehandhaafd blijven;
    • 2. de ruimte aan de voorzijde openbaar toegankelijk dient te blijven.

met dien verstande dat:

  • i. het gebruik c.q. de gebruiksactiviteit niet mag leiden tot belemmering van de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • j. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan;
  • k. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 6.1 omschreven waarden.
31.3 Afwijken bouwregels t.b.v. bestemmingsplanactiviteit Cranendonck 10, 10a en 11

Voor zover de in artikel genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 31.4.1 en artikel 31.4.3.

31.4 Toegestane bouwactiviteiten
31.4.1 Regels voor bebouwing (bestaand)
  • a. De hoofdvorm van een bestaand gebouw (Cranendonck 10 en 10a) dient gehandhaafd te blijven.
  • b. Uitbreidingen worden gekoppeld aan de bestaande bebouwing.
  • c. Er is altijd een eenduidige rooilijn met entrees die zich oriënteren op de brink en/of het kasteeltje.
  • d. Uitbreidingen zijn voorzien van een kapconstructie, waarbij de uitvoering plaats vindt in de vorm van een zadeldak.
  • e. Uitbreidingen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw, met een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter.

31.4.2 Regels voor bedrijfswoning (bestaand) en bijbehorende bouwwerken
  • a. De hoofdvorm van de bestaande bedrijfswoning (Cranendonck 10a) dient gehandhaafd te blijven en vormt de basis voor uitbreidingen.
  • b. Maximaal 1 bedrijfswoning is toegestaan.
  • c. De inhoud van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 750 m3.
  • d. De goothoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 3 meter bedragen.
  • e. De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag maximaal 8 meter bedragen.
  • f. De gezamenlijkee oppervlakte van bijbehorende gebouwen bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 90 m2.
  • g. De goothoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag maximaal 3 meter bedragen.
  • h. De bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning mag maximaal 5,5 meter bedragen.

31.4.3 Regels voor bebouwing (nieuw)
  • a. De hoofdvorm van Cranendonck 10 en 10a vormt de basis voor nieuwbouw.
  • b. Er is sprake van een eenduidige rooilijn met entrees die zich oriënteren op de brink.
  • c. Bij een kapconstructie, dient de uitvoering plaats te vinden met een zadeldak.
  • d. Nieuwbouw is gelijk aan het hoofdgebouw, met een goothoogte van maximaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter.
  • e. De bijbehorende bouwwerken worden gebouwd op een afstand van tenmintse 3 meter uit de voorgevel van het hoofdgebouw en/of de bedrijfswoning of het verlengde daarvan.
  • f. De afstand van vrijstaand bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 15 meter tot de achtergevel van de bedrijfswoning of het verlengde daarvan.
  • g. Per bedrijfswoning is maximaal één paardrijbak toegestaan.
  • h. De paardrijbak is uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • i. De afstand tot een nabij gelegen (bedijfs)woning mag niet minder dan 50 meter bedragen.
  • j. De oppervlakte van de paardrijbak bedraagt maximaal 1.500 m2.
  • k. De bouwhoogte van de erf- en terreinafscheiding bedaagt maximaal 1,50 meter met uitzondering van vergunningvrije bouwwerken.
  • l. Bij de paardrijbak zijn maximaal 4 lichtmasten toegestaan.
  • m. De bouwhoogte van lichtmasten bedraagt maximaal 6 meter.
  • n. Lichtmasten dienen te zijn voorzien van faunavriendelijke led-verlichting.
  • o. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de functie horeca in de buitenruimte, waaronder mede begrepen spel- en sportvoorzieningen, bedraagt maximaal 3 meter.
  • p. Inpassing van een voorzieningen van algemeen nut vindt op een zo natuurlijk mogelijke wijze (materiaal en situering) in het landschap plaats.
  • q. De bouwhoogte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.
  • r. Het oppervlak van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².
31.5 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de aanleg van parkeervoorzieningen;

als dit nodig is in verband met één van de volgende aspecten:

    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing;
    • 3. de verkeers- en sociale veiligheid;
    • 4. de externe- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, mede ter voorkoming en bestrijding van calamiteiten;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. een klimaatbestendige, duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 8. de verkeersafwikkeling.

 

Artikel 32 overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 4

32.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 32.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
32.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 4' is het plan gericht op een duurzame ontwikkeling van het gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedvisie Baronie van Cranendonck', met de invulling van functies, activiteiten, en bouwwerken en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. een parkeerterrein in de nabijheid van de brink, met dien verstande dat:
    • 1. het maximaal aantal parkeerplekken ten hoogste 50 bedraagt;
    • 2. de aanleg van parkeervoorzieningen zal bestaan uit half verharding en/oof grastegels;
    • 3. voorzien wordt in de aanleg van een verkeersveilige in- en uitrit op de openbare weg;
    • 4. aard, omvang en intensiteit van de verlichting afgestemd wordt op de omgeving;
  • b. een parkeerterrein als onderdeel van de realisatie van een natuurpoort in de nabijheid van de Molenheide, met dien verstande dat:
    • 1. het maximaal aantal parkeerplekken ten hoogste 100 bedraagt;
    • 2. de aanleg van parkeervoorzieningen zal bestaan uit half verharding en/of garstegels;
    • 3. voorzien wordt in de aanleg van een verkeersveilige in- en uitrit op de openbare weg;
    • 4. aard, omvang en intensiteit van de verlichting afgestemd wordt op de omgeving;
  • c. de aanleg en instandhouding van een groene afschermende omzoming met dichte inheemse beplanting ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. met de bij deze functies/activiteiten behorende voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebied;

met dien verstande dat:

  • f. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
32.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de in artikel 32.4 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 32.4.1.

32.4 Toegestane bouwactiviteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 4' gelden de volgende regels voor bebouwing:

32.4.1 Regels voor bebouwing (nieuw)
  • a. Uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 meter;
    • 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 15 m²;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegestaan ten behoeve van de parkeervoorzieningen, verkeersvoorzieningen voor verkeer en verblijf en voor voorzieningen van algemeen nut, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. de bouwhoogte voor verlichting bedraagt maximaal 3,5 meter.
    • 2. de bouwhoogte voor overige bouwwerken bedraagt maximaal 2 meter;
  • c. ten behoeve van de cultuurpoort is een kunstobject toegestaan, waarvan de bouwhoogte maximaal 4 meter mag bedragen.
  • d. Inpassing van voorzieningen van algemeen nut vinden op een zo natuurlijk mogelijke wijze (materiaal en situering) in het landschap plaats.
  • e. De bouwhoogte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.
  • f. Het oppervlak van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 20 m².
32.5 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de aanleg van parkeervoorzieningen op eigen terrein;

als dit nodig is in verband met:

    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing;
    • 3. een klimaatbestendige, duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 5. de verkeersafwikkeling; en/of
    • 6. de sociale veiligheid.

Artikel 33 overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 5

33.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 33.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
33.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 5' is het plan gericht op een duurzame ontwikkeling van het gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedsvisie Baronie van Cranendonck'. met de invulling van functies, activiteiten, en bouwwerken en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. a. een mutifunctionele vitaliteitsaccommodatie, met inbegrip van::
    • 1. een markthal ten behoeve van ondergeschikte detailhandel met ondersteunende horeca;
    • 2. ruimte voor kookworkshops;
    • 3. ruimten voor cultuur en ontspanning;
  • b. een informatiecentrum met ruimte voor exposities, educatie en workshops;
  • c. bij deze functies/activiteiten behorende voorzieningen in de buitenruimte die nodig zijn voor het goed functioneren, waaronder mede begrepen (natuurlijke) speelelementen en sportelementen in de buitenruimte, met dien verstande dat de openbare ruimte met beplanting en bebouwing onderdeel is van de landschapsbeleving;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. de aanleg en instandhouding van een groene afschermende omzoming met inheemse beplanting ten behoeve van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan;

met dien verstande dat:

  • f. het gebruik c.q. de gebruiksactiviteit niet mag leiden tot belemmering van de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • g. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
33.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de in artikel 33.4 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 33.4.1 en artikel 33.4.2.

33.4 Toegestane bouwactiviteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 5' gelden de volgende regels voor bebouwing:

33.4.1 Regels voor bebouwing (nieuw)
  • a. Uitsluitend bouwwerken zijn toegestaan ten behoeve van functies en daarbij behorende voorzieningen als bedoeld in artikel 33.2.
  • b. De gebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd.
  • c. Het gezamenlijk oppervlak aan gebouwen bedraagt maximaal 750 m2.
  • d. De goothoogte voor gebouwen bedraagt maximaal 3 meter.
  • e. De bouwhoogte voor gebouwen bedraagt maximaal 8 meter.
  • f. De gebouwen worden uitgevoerd met een kapconstructie in de vorm van een zadeldak met een maximale hoek van 45°.
  • g. De bouwhoogte voor erf- en/of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,50 meter met uitzondering van vergunningsvrije bouwwerken.
  • h. De bouwhoogte voor overige bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter.
  • i. Inpassing van een voorzieningen van algemeen nut vindt op een zo natuurlijk mogelijke wijze (materiaal en situering) in het landschap plaats.
  • j. De bouwhoogte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.
  • k. Het oppervlak van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².

33.4.2 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de aanleg van parkeervoorzieningen op eigen terrein;

als dit nodig is in verband met:

    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de stedenbouwkundige en landschappelijke kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing;
    • 3. een klimaatbestendige, duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 5. de verkeersafwikkeling; en/of
    • 6. de sociale veiligheid.

Artikel 34 overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 6

34.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 34.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
34.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 6' ter hoogte van Cranendonk 3 en 4, wordt voorzien in een duurzame ontwikkeling van een gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedvisie Baronie van Cranendonck, met de invulling functies, activiteiten, en bouwwerken en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. horeca 2 (maaltijd- en logiesverstrekkers) in de vorm van een hotel;
  • b. horeca gerelateerde festiviteiten in de buitenruimte;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. met de bij deze functies/activiteiten behorende voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebied, met dien verstande dat:
    • 1. bestaande bomen gehandhaafd blijven;
    • 2. de groene ruimte aan de voorzijde openbaar toegankelijk dient te blijven;

met dien verstande dat:

  • e. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan;
  • f. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 6.1 omschreven waarden.
34.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de bouwactiviteiten verbonden aan de in artikel 34.4 genoemde bestemmingsplanactiviteit strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 34.4.1 en artikel 34.4.2.

34.4 Toegestane bouwactiviteiten
34.4.1 Regels voor bebouwing (bestaand)
  • a. Uitbreiding van de bestaande gebouwen naar de wegzijde is niet toegestaan.
  • a. De hoofdvorm van een bestaand gebouw dient gehandhaafd te blijven.
  • b. De oriëntatie van de hoofdentree blijft gericht op de brink.
  • c. De kapconstructie dient gehandhaafd te blijven in de vorm van een zadeldak.
  • d. Uitbreiding van bestaande bebouwing is ondergeschikt aan de bestaande bebouwing, met een goothoogte van minimaal 3 meter en een bouwhoogte van maximaal 7 meter.

34.4.2 Regels voor bebouwing (nieuw)
  • a. De bebouwing dient in het bouwvlak te worden gebouwd.
  • b. Maximaal 80% van het bouwvlak mag worden bebouwd.
  • c. De hoofdvorm van de bestaande bebouwing vormt de basis voor nieuwbouw.
  • d. Er is sprake van een eenduidige rooilijn met een entree die zich oriënteert op de brink.
  • e. De goothoogte bedraagt maximaal 4 meter.
  • f. De bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter.
  • g. Het hoofdgebouw wordt uitgevoerd met een kapconstructie in de vorm van een zadeldak.
  • h. Het gezamenlijk oppervlak aan vrijstaande bijgebouwen bedraagt maximaal 50 m².
  • i. De bouwhoggte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de functie horeca in de buitenruimte, waaronder mede begrepen spel- en sportvoorzieningen, bedraagt maximaal 3 meter.
  • j. De bouwhoogte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.
  • k. Het oppervlak van een voorzuiening van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².

Artikel 35 overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 7

35.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 35.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
35.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - de baronie 7' ter hoogte van het open gebied achter Cranendonk 2, 3 en 4, wordt voorzien in een duurzame ontwikkeling van een gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedvisie Baronie van Cranendonck, met de invulling van functies, activiteiten, en bouwwerken en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. verblijfsrecreatie in een natuurlijke omgeving met recreatiewoningen opgenomen/geïntegreerd in het landschap;
  • b. natuur- en landschapsbeleving, waarbij ingezet wordt op:
    • 1. natuurontwikkeling, waaronder begrepen de aanleg van waterpartijen;
    • 2. landschappelijke inpassing van de bebouwing op het terrein;
    • 3. de bebouwing en openbare ruimte onderdeel te laten zijn van het landschap en de natuur;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. bijde functies/activiteiten behorende voorzieningen en werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebied, met dien verstande dat:
    • 1. speelvoorzieningen bestaan in de vorm van natuurspeelelementen;
    • 2. de ontsluiting van de bebouwing op het terrein plaatsvindt via voetpaden, vlonders en knuppelpaden;

met dien verstande dat:

  • e. pemanente bewoning is verboden;
  • f. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan;
  • g. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
35.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 35.4.1.

35.4 Toegestane bouwactiviteiten
35.4.1 Regels voor bebouwing (nieuw)
  • a. Bebouwing is uitsluitend toegestaan in zone 7B en zone 7C.
  • b. In zone 7B zijn uitsluitend gebouwen toegestaan met aaneengebouwde recreatiewoningen, waarvan 50% van de hoogte van het gebouw beneden peil wordt gebouwd.
  • c. Het maximaal aantal recreatie woningen in de vorm van aaneengebouwde studio's in zone 7B bedraagt maximaal 40.
  • d. In zone 7C zijn uitsluitend vrijstaande recreatiewoningen toegestaan.
  • e. Het maximaal aantal vrijstaande recreatiewoningen in zone 7C bedraagt 12.
  • f. De vrijstaande recreatiewoningen in zone 7C hebben een vloeroppervlak van maximaal 30 m2, exclusief de buitenruimte (veranda).
  • g. De aaneengebouwde recreatiewoningen in zone 7B hebben een vloeroppervlak van maximaal 30 m2.
  • h. De maximale bouwhoogte van de aaneengebouwde recreatiewoningen in zone 7B is 2 meter.
  • i. De aan de vrijstaande recreatiewoningen verbonden buitenruimte (vlonder/veranda) in zone 7C is maximaal 2,5 meter breed.
  • j. De maximale bouwhoogte van de vrijstaande recreatiewoningen in zone 7C is 4,5 meter.
  • k. De recreatiewoningen worden ruimtelijk ingepast in de omgeving (uitstraling en vorm).
  • l. Inpassing van voorzieningen van algemeen nut vinden op een zo natuurlijk mogelijke wijze (materiaal en situering) in het landschap plaats.
  • m. De bouwhoogte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.
  • n. Het oppervlak van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².
  • o. De bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt maximaal 1,5 meter met uitzondering van vergunningsvrije bouwwerken.
  • p. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde passend bij de functies en aan te leggen voorzieningen binnen het gebied bedraagt maximaal 3 meter.
35.5 Afwijken omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Voor zover de in dit artikel genoemde werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden strijdig zijn met regels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze regels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 35.5.1 juncto artikel 35.5.2.

35.5.1 Toegestane werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is toegestaan met een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. aanleggen van overharde paden;
  • b. afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. door nieuwe aanplant realiseren van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels en de aanleg van waterpartijen;
  • e. infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • f. aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

35.5.2 Voorwaarden voor het verlenen van de omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van de ecologische en/of landschappelijke, cultuurhistorische en waterhuishoudkundige waarden van de gronden;
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan;
  • c. door burgemeester en wethouders vooraf advies is ingewonnen bij het waterschap.
35.6 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de aanleg van parkeervoorzieningen;

als dit nodig is in verband met één van de volgende aspecten:

    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing;
    • 3. de verkeers- en sociale veiligheid;
    • 4. de externe- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, mede ter voorkoming en bestrijding van calamiteiten;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. een klimaatbestendige, duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 8. de verkeersafwikkeling.

Artikel 36 overige zone - ontwikkelgebied - verblijfsrecreatie 1

36.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 36.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
36.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - verblijfsrecreatie 1' is het plan gericht op een duurzame ontwikkeling van het gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedsvisie Baronie van Cranendonck', met de volgende functies, activiteiten en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. verblijfsrecreatie met recreatiewoningen in de vorm van eco-lodges;
  • b. het versterken van de landschapsbeleving;
  • c. voorzieningen van algemeen nut;
  • d. bij deze functies/activiteiten behorende voorzieningen die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebied, met dien verstande dat:
    • 1. de bebouwing enkel via een langzaamverkeersverbinding ontsloten wordt ;
    • 2. de directe omgeving en bebouwing onderdeel is van de landschapsbeleving;
    • 3. speelvoorzieningen bestaan in de vorm van natuurspeelelementen;

met dien verstande dat:

  • e. permanente bewoning is verboden;
  • f. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 3.1 omschreven waarden.
36.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de in artikel 36.4 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 36.4.1.

36.4 Toegestane bouwactiviteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - verblijfsrecreatie 1' gelden de volgende regels voor bouwen:

36.4.1 Regels bebouwing (nieuw)
  • a. De recreatiewoningen zijn maximaal 30 m2 groot, exclusief de buitenruimte (veranda).
  • b. Het maximaal aantal recreatiewoningen bedraagt 5.
  • c. De buitenruimte (vlonder/veranda) is gekoppeld aan het gebouw en is 1,5 meter breed.
  • d. De recreatiewoningen bevatten altijd 1 of meer schuine zijden.
  • e. De recreatiewoningen passen ruimtelijk bij de omgeving (uitstraling en vorm).
  • f. De recreatiewoningen mogen zowel verhoogd als grondgebonden worden uitgevoerd.
  • g. Een verhoging vindt plaats middels houten palen, waarbij een minimale hoogte van 2 meter wordt behaald (zodat het landschap (ruimtelijk gezien) er onderdoor kan).
  • h. De maximale bouwhoogte is 4,5 meter (indien verhoogt op palen 6,5 meter).
  • i. De recreatiewoningen tast het landschap niet aan en is om deze reden van tijdelijke aard (prefab/demontabel).
  • j. Maximaal 1 gebouw voor beheer, onderhoud, opslag, stalling, techniek ruimte en overige facilitaire voorzieningen met een oppervlak van maximaal 50 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  • k. Inpassing van een voorziening van algemeen nut vinden op een zo natuurlijk mogelijke wijze (materiaal en situering) in het landschap plaats.
  • l. De bouwhoogte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.
  • m. Het oppervlak van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².
36.5 Afwijken omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde

Voor zover de in dit artikel genoemde werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden strijdig zijn met de regels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze regels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 36.5.1 juncto artikel 36.5.2.

36.5.1 Toegestane werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden

Ten behoeve van de inrichting van het gebied met verblijfsrecreatie is het toegestaan met een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van overharde paden;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het realiseren door nieuwe aanplant van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels en de aanleg van waterpartijen;
  • e. het infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

36.5.2 Toelaatbaarheid

De in artikel 37.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden;
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtings- en beplantingsplan.
36.6 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de aanleg van parkeervoorzieningen;

als dit nodig is in verband met:

    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing;
    • 3. de verkeers- en sociale veiligheid;
    • 4. de externe- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, mede ter voorkoming en bestrijding van calamiteiten;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. een klimaatbestendige, duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; en/of
    • 8. de verkeersafwikkeling.

Artikel 37 overige zone - ontwikkelgebied - verblijfsrecreatie 2

37.1 Omgevingsvergunning
  • a. Het is verboden de in artikel 37.2 genoemde functies/activiteiten zonder een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit te gebruiken c.q. uit te oefenen.
  • b. De omgevingsvergunning kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 26 en de bepalingen van dit artikel.
37.2 Bestemmingsplanactiviteit

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - verblijfsrecreatie 2' is het plan gericht op een duurzame ontwikkeling van het gebied passend in het concept 'Vitaliteit' volgens de gebiedsvisie Baronie van Cranendonck', met de volgende functies, activiteiten en/of voorzieningen, zijnde:

  • a. verblijfsrecreatie in een natuurlijke omgeving met recreatiewoningen in de vorm van ecolodges;
  • b. natuur- en landschapsbeleving, waarbij ingezet wordt op:
    • 1. natuurontwikkeling, waaronder begrepen de aanleg van waterpartijen;
    • 2. landschappelijke inpassing van de bebouwing en de parkeervoorzieningen op het terrein;
    • 3. de bebouwing en openbare ruimte onderdeel te laten zijn van de natuur;
  • c. centraal gelegen parkeervoorzieningen voor bezoekers en ruimte voor laden en lossen; bestaande uit:
    • 1. maximaal 18 parkeerplaatsen voor bezoekers;
    • 2. maximaal 2 parkeerplaatsen voor laden en lossen;
  • d. voorzieningen van algemeen nut;
  • e. bij de functies/activiteiten behorende voorzieningen en aanlegactiviteiten die nodig zijn voor het goed functioneren van het gebied, met dien verstande dat:
    • 1. speelvoorzieningen bestaan in de vorm van natuurspeelelementen;
    • 2. de ontsluiting van de bebouwing op het terrein plaatsvindt via voetpaden/ knuppelpaden;

met dien verstande dat:

  • f. het gebruik c.q. de gebruiksactiviteit mag niet leiden tot belemmering van de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
  • g. pemanente bewoning is verboden;
  • h. de gebruiksactiviteit met bebouwing niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de in artikel 9.1 omschreven waarden.
37.3 Afwijken bouwregels

Voor zover de in artikel 37.4 genoemde bouwactiviteiten strijdig zijn met de bouwregels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze bouwregels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 37.4.1.

37.4 Toegestane bouwactiviteiten

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'overige zone - ontwikkelgebied - verblijfsrecreatie 2' gelden de volgende regels voor bouwen:

37.4.1 Regels bebouwing (nieuw)
  • a. De recreatiewoningen hebben een vloeroppervlak van maximaal 30 m2, exclusief de buitenruimte (veranda).
  • b. Het maximaal aantal recreatiewoningen bedraagt 15.
  • c. De buitenruimte (vlonder/veranda) is gekoppeld aan het gebouw en is 1,5 meter breed.
  • d. De recreatiewoningen bevatten altijd 1 of meer schuine zijden.
  • e. De recreatiewoningen passen ruimtelijk bij de omgeving (uitstraling en vorm).
  • f. De recreatiewoningen mogen zowel verhoogd als grondgebonden worden uitgevoerd.
  • g. Een verhoging vindt plaats middels houten palen, waarbij een minimale hoogte van 2 meter wordt behaald (zodat het landschap (ruimtelijk gezien) er onderdoor kan).
  • h. De maximale bouwhoogte is 4,5 meter (indien verhoogt op palen 6,5 meter).
  • i. Het object tast het landschap niet aan en is om deze reden van tijdelijke aard (prefab/demontabel).
  • j. Ten hoogste 1 gebouw voor beheer, onderhoud, opslag, stalling, techniek ruimte en overige facilitaire voorzieningen mag worden gebouwd met een oppervlak van maximaal 50 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
  • k. Inpassing van een voorziening van algemeen nut vindt op een zo natuurlijk mogelijke wijze (materiaal en situering) in het landschap plaats.
  • l. De bouwhoogte van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 3 meter.
  • m. Het oppervlak van een voorziening van algemeen nut bedraagt maximaal 15 m².
37.5 Afwijken omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde

Voor zover de in dit artikel genoemde werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden strijdig zijn met de regels van de ter plaatse voorkomende bestemming als bedoeld in hoofdstuk 2 kunnen burgemeester en wethouders afwijken van deze regels, met inachtneming van de regels als bedoeld in artikel 37.5.1 juncto artikel 37.5.2.

37.5.1 Regels voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde

Ten behoeve van de inrichting van het gebied met verblijfsrecreatie is het toegestaan met een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van overharde paden;
  • b. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • c. het realiseren door nieuwe aanplant van houtwallen en/of -singels of bosjes;
  • d. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels en de aanleg van waterpartijen;
  • e. het infiltreren of stuwen van water en andere werken of werkzaamheden die een wezenlijke wijziging van de grondwaterstand of de waterhuishouding beogen of ten gevolge hebben ten behoeve van natuurontwikkeling;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse energie-, transport- en/of communicatieleidingen.

37.5.2 Toelaatbaarheid

De in artikel 37.5.1 bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkeling van de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden en/of natuurwaarden e/of waterhuishoudkundige waarden van de gronden;
  • b. er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke en natuurlijke inpassing overeenkomstig een te overleggen en door het bevoegd gezag akkoord bevonden inrichtingsplan;
  • c. door burgemeester en wethouders vooraf advies is ingewonnen bij het waterschap.
37.6 Maatwerkvoorschriften

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit maatwerkvoorschriften stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • b. de aanleg van parkeervoorzieningen op eigen terrein;

als dit nodig is in verband:

    • 1. het woon- en leefklimaat;
    • 2. de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van bebouwing;
    • 3. de verkeers- en sociale veiligheid;
    • 4. de externe- en brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijding, mede ter voorkoming en bestrijding van calamiteiten;
    • 5. de milieusituatie;
    • 6. een klimaatbestendige, duurzame, gezonde en veilige fysieke leefomgeving;
    • 7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken; en/of
    • 8. de verkeersafwikkeling.

Hoofdstuk 5 Algemene regels

Artikel 38 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 39 Algemene bouwregels

39.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, goot- en bouwhoogten, oppervlakte en inhoud van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

39.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, goot- en bouwhoogten, oppervlakte en inhoud van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet dan wel de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

39.3 Heroprichting gebouwen

In geval van heroprichting van bouwwerken is het bepaalde in artikel 39.1 en artikel 39.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

39.4 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a. en sub b. is een zwembad toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan en op een afstand van ten minste 3,00 meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrens;
    • 2. het zwembad mag niet overdekt zijn, tenzij de regeling voor bijbehorende bouwwerken in de betreffende bestemming in acht wordt genomen;
    • 3. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut;
    • 4. er perceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  • d. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4,00 meter onder peil.
39.5 Infiltratie
39.5.1 Infiltratieplicht

Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een nieuw gebouw, de uitbreiding van een bestaand gebouw of de verbouw van een bestaand gebouw, wordt uitsluitend verleend indien voor de aanwezige functie op eigen terrein wordt voorzien in infiltratie van hemelwater.

39.5.2 Afwijken infiltratie

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijking van het bepaalde in artikel 39.5.1:

  • a. voorziening wordt voorzien; of
  • b. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Artikel 40 Algemene gebruiksregels

40.1 Strijdig gebruik
  • a. Het is verboden gronden of bouwwerken te benutten voor de uitoefening van andere vormen van planologisch gebruik dan de in hoofdstuk 2 tot en met hoofdstuk 4 toegestane vormen van planologisch gebruik dan wel op een wijze die niet in overeenstemming is met een in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 aan een locatie gegeven functie(s) en/of functie-aanduiding(en);
  • b. Onder strijdig gebruik, wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting of (straat)prostitutie;
    • 2. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning voor bewoning;
    • 3. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    • 4. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
    • 5. Het vestigen en uitoefenen van een supermarkt in zijn algemeenheid en specifiek ter plaatse waar detailhandelsactiviteiten als hoofd- en/of nevenactiviteit zijn toegestaan.

Artikel 41 Algemene aanduidingsregels

41.1 specifieke vorm van waarde - monument gemeente
41.1.1 Verbod om te slopen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - monument gemeente' geheel of gedeeltelijk te slopen.

41.1.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 41.1.1 is niet van toepassing:

  • a. voor zover het sloopwerkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. indien de sloopwerkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer van het bouwwerk.

41.1.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 41.1.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van het bouwwerk niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a. kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en/of economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
41.2 overige zone - cultuurhistorisch landschap
41.2.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch landschap' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren die het ter plaatse aanwezige cultuurhistorisch landschap aantasten.

41.2.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 41.2.1 is niet van toepassing:

  • a. voor zover de werken, geen bouwerken zijnde of werkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. indien de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer.

41.1.3 Toelaatbaarheid

  • a. De in artikel 41.2.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van het landschap niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a. kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van economische overwegingen danwel een beoogde gebiedsontwikkeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, instandhouding redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
41.3 overige zone - cultuurhistorische lanen en brink
41.3.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorische lanen en brink' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren die de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische lanen en brink aantasten.

41.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 41.4.1 is niet van toepassing:

  • a. voor zover de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. indien de werken, geen bouwerken zijnde of werkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer.

41.3.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 41.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorisch waarden van de lanen en de cultuurhistorische waarde van de brink ter plaatse niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
41.4 overige zone - cultuurhistorische waarden
41.4.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waarden' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren die de ter plaatse aanwezige cultuurhistorisch waarden in het gebied aantasten.

41.4.2 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 41.4.1 is niet van toepassing:

  • a. voor zover de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden betreft waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding van het plan een omgevingsvergunning is verleend;
  • b. indien de werken, geen bouwerken zijnde of werkzaamheden noodzakelijk zijn in het kader van het gewone onderhoud en beheer.

41.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De in artikel 41.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden in het gebied niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  • b. In afwijking van het bepaalde in sub a. kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van economische overwegingen danwel een beoogde gebiedsontwikkeling overeenkomstig het bepaalde in artikel 26, instandhouding redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 42 Algemene afwijkingsregels

42.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling in deze planregels kan worden afgeweken van de regels kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • b. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40,00 meter, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes en dergelijke zijn uitsluitend toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken.
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen, bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat monumentale en beeldbepalende gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de Monumentencommissie;
      • tegen gevels aan, wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten.
42.2 Afwijken - evenementen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels en kan toestaan dat op een locatie die niet is aangeduid als 'overige zone - evenementen' evenementen of festiviteiten worden gehouden met een maximum van 3 evenementen of festiviteiten per locatie per jaar, rekeninghoudend met de aard van de activiteit en de te verwachten belasting voor de directe omgeving, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
42.3 Bed & breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de (bedrijfs)woning en/of bijbehorende bouwwerken bij de woning voor een bed & breakfast, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de bed & breakfast dient te worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  • b. het maximum aantal personen dat logies en ontbijt mag worden geboden bedraagt vier;
  • c. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  • d. aangetoond dient te worden dat er vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen bestaan;
  • e. er mag geen afbreuk worden gedaan aan de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en bedrijven.
42.4 Ontmoetingsplaatsen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van de bestemmingsregels voor het gebruik van een deel van een gebouw dan wel het oprichten van een gebouw voor een ontmoetingsplaats, mits:

  • a. de oppervlakte van de ontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan 20 m2;
  • b. de bouwhoogte van de ontmoetingsplaats niet meer bedraagt dan 3,00 meter.
42.5 Voorwaarden

Een omgevingsverguning als bedoeld in artikel 42.1 tot en met artikel 42.4 kan uitsluitend worden verleend, indien hierdoor:

  • a. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het stedenbouwkundig beeld en de stedenbouwkundige samenhang niet onevenredig worden aangetast; er zal in ieder geval sprake zijn van een onevenredige aantasting van de stedenbouwkundige samenhang indien::
    • 1. de karakteristiek van de openbare ruimte onevenredig wordt aangetast;
    • 2. historische of stedenbouwkundige betekenis van bebouwing wordt aangetast.

Artikel 43 Algemene wijzigingsregels

43.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag niet meer bedragen dan 3,00 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de in bijlage 2 opgenomen 'Staat van bedrijfsactiviteiten - milieucategorie 1 en 2 bij wonen', indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan worden gewijzigd.

Artikel 44 Overige regels

44.1 Verwijzing naar wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan.

44.2 Parkeren

Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen en bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Een omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. In het geval van de oprichting of uitbreiding van een gebouw dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • b. In het geval van functiewijziging van een gebouw en/of van gronden dient ten behoeve van het parkeren van auto's te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • c. Voor het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid dient te worden voldaan aan het het parkeerbeleid van de gemeente Cranendonck, zoals opgenomen in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan 2016, vastgesteld door de gemeenteraad op 7 maart 2017. Indien de gemeentelijke beleidsregels worden gewijzigd, wordt de aanvraag omgevingsvergunning getoetst aan het gewijzigde parkeerbeleid zoals geldend ten tijde van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
  • d. De parkeervoorzieningen als bedoeld in sub a. en sub b. dienen in stand te worden gehouden.
44.3 Waterberging
44.3.1 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Het bouwen van nieuwe gebouwen en/of overkappingen met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 50 m2 is uitsluitend toegestaan indien op eigen terrein wordt voorzien in een voorziening voor de berging van hemelwater met een capaciteit van ten minste 3,0 m3 per 100 m2 bebouwd oppervlak;
  • b. De gebouwen en overkappingen zoals bedoeld in sub a. mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 en hoofdstuk 4 indien de voorziening voor de berging van hemelwater in stand wordt gehouden.

44.3.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 44.3.1 en toestaan dat niet op eigen terrein wordt voorzien in berging van hemelwater of dat de berging van hemelwater een kleinere capaciteit heeft, mits buiten het eigen terrein of op andere wijze is voorzien in voldoende berging voor hemelwater overeenkomstig het verbreed gemeentelijk rioleringsplan 2021-2025 of diens rechtsopvolger.

44.4 Voorrangregels
44.4.1 Voorrang dubbelbestemmingen

In het geval van strijdigheid van belangen tussen een bestemming en een dubbelbestemming, gaat het belang van de dubbelbestemming voor.

44.4.2 Onderlinge relatie dubbelbestemmingen

Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat dubbelbestemmingen gericht op het het voorkomen van bebouwing en instandhouden van archeologische waarden of het groene karakter voorgaan boven dubbelbestemmingen met bebouwing. In concreto wordt in afnemende mate prioriteit verleend aan de dubbelbestemming:

Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotregels

Artikel 45 Overgangsrecht

45.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
45.2 Toelaatbaarheid
  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het plan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde sub a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. het bepaalde in sub a. is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 46 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het Chw-plan 'Baronie van Cranendonck'.