direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen - 1
Plan: Reparatieplan Buitengebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1706.BPBG3014-VAST

Artikel 16 Wonen - 1

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. tuinen, erven en verharding;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een op aangrenzende gronden buiten het plangebied gelegen woning (hoofdgebouw). Hoofdgebouwen zijn niet toegestaan.

16.2.2 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. De afstand tussen een bijgebouw en het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 10 m.
  • b. De totale gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op het bouwperceel mag niet meer bedragen dan 75 m².
  • c. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, waarbij het bepaalde in lid d in acht dient te worden genomen.
  • d. Voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw meer bedraagt dan 200 m² mag de onder c geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot in totaal maximaal 90 m².
  • e. Bij vrijstaande hoofdgebouwen dient één der zijstroken vrij van aan- en uitbouwen en bijgebouwen te blijven tot de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 25 m achter de voorgevellijn, tenzij de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens niet minder dan 3 m bedraagt. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan de genoemde 25 m en 3 m, geldt deze afstand als minimale afstand.
  • f. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,25 m.
  • g. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  • h. overkappingen mogen worden gebouwd, mits de verkeersveiligheid niet in het geding komt, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. De overkapping moet worden gebouwd op het bouwperceel, in of achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw.
    • 2. De overkapping dient aan één zijde van een gebouw te worden gebouwd.
    • 3. De overkapping dient aan minimaal 2 zijden open te zijn.
    • 4. Voor zover de overkapping een carport betreft, mag deze aan een derde zijde aan een carport of zijgevel van een gebouw op het belendende perceel worden gebouwd.
    • 5. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, met een maximum van 3,25 meter.
    • 6. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m².
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • b. De bouwhoogte van overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • d. De maximale oppervlakte van overkappingen, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 30 m² per bouwperceel, met dien verstande dat de totale gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen (bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gebouwen) niet meer dan 75 m² per bouwperceel mag bedragen.
  • e. Het bebouwingspercentage van het gedeelte van de gronden gelegen achter de oorspronkelijke achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw mag maximaal 50% bedragen, waarbij het bepaalde onder lid d in acht dient te worden genomen.