direct naar inhoud van Artikel 5 agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden
Plan: Buitendijks gebied 2005
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.97-OH01

Artikel 5 agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden

5.1 doeleinden
5.1.1

De gronden op de plankaart aangegeven met de bestemming "agrarisch gebied met natuur- en landschapswaarden" zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. de waterhuishouding;
  • c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
  • d. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande, dat op de gronden die op de plankaart als zodanig zijn aangeduid uitsluitend de opslag van agrarische materialen en voertuigen is toegestaan;
  • e. de bescherming en het herstel van natuur- en landschapswaarden;
  • f. de bescherming van archeologische en cultuurhistorische waarden;
  • g. het bestaande aantal bedrijfswoningen en voor zover als zodanig aangeduid op de plankaart;
  • h. een radarmast daar waar dat als zodanig op de plankaart is aangeduid;

met bijbehorende bouwwerken, onbebouwde terreinen en voorzieningen.

5.1.2

Tevens zijn de gronden bestemd voor:

  • a. extensief recreatief medegebruik;
  • b. watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. ontgrondingen daar waar dat op de plankaart als zodanig is aangeduid;
  • d. parkeervoorzieningen daar waar dat op de plankaart als zodanig is aangeduid, met een maximum van 8 parkeerplaatsen en een totaal oppervlak van 100 m2 per aanduiding;

met bijbehorende bouwwerken, onbebouwde terreinen en voorzieningen.

5.2 bouwen
5.2.1

Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:

  • a. gebouwen: de gebouwen zoals aangegeven in tabel 1;
  • b. bouwwerken, geen gebouw zijnde.

Gebouwen dienen overigens binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd.

5.2.2

Het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen en/of vergroten van de in artikel 5.2.1 genoemde bebouwing is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte van de gebouwen niet meer mag bedragen dan in tabel 1 per gebouw onder kolom "toelaatbaar in m2" is aangegeven;
  • b. de hoogte van de bedrijfsgebouwen niet meer mag bedragen dan 10 m;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning, voor zover groter dan 600 m3, met 10% mag toenemen met een maximum van 100 m3, met inachtneming van het bepaalde in artikel 5.2.2 onder a;
  • d. de goothoogte en hoogte van een bedrijfswoning niet meer mogen bedragen dan 6 m respectievelijk 9 m;
  • e. de hoogte van bijgebouwen bij een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • f. de hoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer mag bedragen dan:
    - (sleuf)silo's, mestopslagplaatsen, hooibergen, rivierbakens 6 m;
    - overige bouwwerken, geen gebouw zijnde 2 m.
5.2.3

Het is niet toegestaan om een in artikel 5.2.1 genoemd gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op, dan wel geheel of gedeeltelijk te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie.

5.2.4

Het is niet toegestaan om meerdere in artikel 5.2.1 genoemde gebouwen te vervangen door één nieuw gebouw, dan wel door een kleiner aantal gebouwen dan het aantal zoals aangegeven in tabel 1.

5.3 aanlegvergunning
5.3.1

Het is verboden op de in artikel 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende andere-werken uit te voeren:

  • het vellen en rooien van houtgewas;
  • het afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van gronden;
  • het aanleggen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen;
  • het aanplanten van hoogopgaande beplanting (bomen, heesters e.d.);
  • het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
5.3.2

Een aanlegvergunning mag alleen en moet worden geweigerd, indien:

  • a. door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestaande afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs, alsmede de toekomstige vergroting van die capaciteit en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet afdoende tegemoet kan worden gekomen;
  • b. door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden in het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet afdoende tegemoet kan worden gekomen;
  • c. door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en/of archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of niet afdoende tegemoet kan worden gekomen.
5.3.3

Alvorens te besluiten over de aanvraag om een aanlegvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij Rijkswaterstaat.

5.3.4

Een aanlegvergunning is niet vereist voor:

  • a. andere-werken, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. andere-werken, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip verleende dan wel aangevraagde aanlegvergunning.
5.4 nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken, indien en voorover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.

5.5 vrijstelling

Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 5.2.2 ten behoeve van het toestaan van meer gebouwen in het kader van een uitbreiding van het agrarisch bedrijf, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. vooraf dient te zijn aangetoond dat de uitbreiding om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • b. vooraf dient te zijn aangetoond dat het redelijkerwijs niet mogelijk is om de uitbreiding te realiseren op een buiten het winterbed van de rivier gelegen locatie;
  • c. de uitbreiding mag geen feitelijke belemmeringen opleveren voor de bestaande en voor een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs;
  • d. de bebouwing mag uitsluitend binnen het agrarisch bouwperceel worden opgericht;
  • e. het bepaalde in artikel 5.2.2 met betrekking tot hoogten is van toepassing;
  • f. vooraf dient een positief advies te zijn uitgebracht door Rijkswaterstaat en de VROM-Inspectie;
  • g. vooraf dienen de gevolgen in beeld te zijn gebracht van hetgeen de vrijstelling mogelijk maakt voor bij of krachtens de Flora- en faunawet beschermde plant- en diersoorten. Daarbij wordt, indien aan de orde, mede betrokken, in hoeverre redelijkerwijs kan worden verwacht dat eventueel benodigde vrijstellingen en ontheffingen als bedoeld in die wet zullen kunnen worden verleend.
5.6 wijziging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van:

  • a. het veranderen van de bestemming in de bestemming "natuur", uitsluitend daar waar dat op de plankaart als zodanig is aangegeven en met inachtneming van de voorwaarde, dat vooraf een positief advies dient te zijn uitgebracht door Rijkswaterstaat en de VROM-Inspectie;
  • b. het binnen een agrarisch bouwperceel toestaan van het volgende:
    • 1. kleinschalige dagrecreatieve nevenactiviteiten, waarbij
      • voor zover de nevenactiviteiten inpandig worden uitgevoerd de activiteiten plaatsvinden binnen de bestaande bebouwing en de hiervoor gebruikte oppervlakte maximaal 50 m3 mag bedagen;
      • voor zover de nevenactiviteiten buiten worden uitgeoefend deze binnen het agrarische bouwperceel dienen plaats te vinden tot een oppervlakte van maximaal 50 m2:
    • 2. kleinschalige verblijfsactiviteiten in de vorm van voorzieningen ten behoeve van bed&breakfast, boerderijkamers en/of appartementen binnen de bestaande bebouwing met een maximum van 3 eenheden van maximaal 50 m2 per eenheid;

een en ander met inachtneming van de voorwaarde, dat vooraf een positief advies is uitgebracht door Rijkswaterstaat en de VROM-inspectie.