Plan: | Gendt, Zandvoort 21 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1705.37-VG01 |
In het Streekplan heeft de Provincie Gelderland generiek beleid opgenomen voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bebouwing (zie hiervoor paragraaf 3.3.1). Onderdeel daarvan is de mogelijkheid een regionale beleidsuitwerking te maken met betrekking tot de maatvoering. Voorwaarde hiervoor is dat per regio één regionale beleidsuitwerking wordt opgesteld voor de gehele regio. In het Regionaal Plan is dit al beperkt opgepakt. De opgenomen beleidsregels maken ruimere nevenfuncties en niet agrarische functies (tot 750 m²) mogelijk bij het recreatief routenetwerk en beperken de mogelijkheden in de gebieden voor grondgebonden landbouw en veehouderij. Ook is in het Regionaal Plan opgenomen dat een regionale beleidsuitwerking zal worden opgesteld, waarin deze beleidsregels zullen worden verwerkt.
Zowel het Streekplan Gelderland als het Regionaal Plan bevatten beleid om op deze ontwikkeling in te spelen. In de notitie ‘Functieverandering buitengebied’ wordt dat regionaal uitgewerkt.
Gebiedstypen voor functieverandering
In de beleidsuitwerking wordt onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden en worden verschillende mogelijkheden geboden om de gewenste kwaliteitsverbetering te bereiken. Om te beoordelen of sprake is van verbetering van de kwaliteit, moet eerst een duidelijk beeld zijn van de typering van het gebied waarin de functieverandering zich afspeelt. Het gebiedstype is mede bepalend voor de aard en omvang van de functieverandering die wordt toegestaan, evenals voor de gewenste verevening.
Sloop en vervangende nieuwbouw
Functieverandering naar wonen is ook mogelijk door sloop van alle voormalige bedrijfsgebouwen en herbouw van een woongebouw. Uitgangspunt hierbij is dat één woongebouw of maximaal twee woongebouwen met meerdere wooneenheden wordt gerealiseerd ter grootte van maximaal 50% van de gesloopte bebouwing. Dit komt dan ter plaatse van de gesloopte bebouwing. Deze vorm van hergebruik is in alle gebiedstypen mogelijk.
In veel gevallen kan het gewenst zijn bij sloop van alle voormalige bedrijfsgebouwen in plaats van één of twee woongebouwen één of twee vrijstaande woningen te realiseren. Het is mogelijk om bij sloop van minimaal 750 m² bedrijfsbebouwing één vrijstaande woning te realiseren in plaats van een woongebouw. Als van deze mogelijkheid gebruik wordt gemaakt, dient nadrukkelijk aandacht te worden besteed aan een proportionele invulling van de verevening. Ook is een goede inpassing van de nieuwe situatie in de omgeving belangrijk.
Verevening
In het regionale beleid worden de volgende vormen van verevening onderscheiden:
Conclusie
Voor het plan is circa 5.400m² aan agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. Hiervoor wordt één vrijstaande woning teruggebouwd ter plaatse van gesloopte agrarische bedrijfsgebouwen. De terug te bouwen oppervlakte van de nieuwe woning en de bijbehorende bouwwerken bedraagt minder dan 2.700m² en derhalve minder dan 50% van de gesloopte oppervlakte aan agrarische gebouwen.
Bij onderhavige planontwikkeling vindt verevening plaats op de volgende aspecten:
Er is sprake van gesloopte agrarische bebouwing, waarbij het bebouwde oppervlak en het bouwvlak aanzienlijk wordt verkleind. Gronden die niet bij het woonperceel worden betrokken behouden de ‘groene’ agrarische bestemming, waarbij geen sprake is van een bouwvlak. Bij het plan is sprake van landschapsverbetering door de aanleg van hagen.
Het plan is in overeenstemming met het regionale beleid voor functieverandering.
Het waterschap Rivierenland hanteert de ‘Stroomgebiedsvisie Rivierenland’. De inrichting en het beheer van het waterhuishoudkundige systeem met de functie landbouw zijn hierbij allereerst gericht op landbouw. Dit houdt in dat, behoudens extreme situaties een voor de landbouw optimale grondwaterstand wordt gerealiseerd. De waterkwaliteit moet aan het basisniveau voldoen. Daar waar er sprake is van dubbelfuncties worden de eisen die gesteld worden aan de inrichting en beheer van het waterhuishoudkundige systeem aangevuld met de inrichtingseisen voor de betreffende dubbelfunctie.
Conclusie
Aangezien sprake is van een relatief beperkte ruimtelijke ingreep, is geen sprake van noemenswaardige gevolgen voor de waterhuishouding. Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 5.9.