direct naar inhoud van Regels
Plan: Inrichtingsplan Gendtse Waard
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1705.241-VG01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Inrichtingsplan Gendtse Waard met identificatienummer NL.IMRO.1705.241-VG01 van de gemeente Lingewaard;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 de verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 aardkundige waarde

de aan het gebied toegekende waarde in verband met de gaafheid en zeldzaamheid van de daar voorkomende geomorfologische verschijnselen en samenhangende bodemkundige verschijnselen;

1.8 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;

1.9 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.10 agrarisch natuurbeheer

agrarisch gebruik van gronden dat tevens is gericht op behoud of verbetering van de kwaliteit van natuur en landschap;

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen op een bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat bouwperceel;

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.16 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare;
  • b. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  • c. kantoorgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  • d. hotels en restaurants, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  • e. winkels, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  • f. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  • g. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder d, vallen;
  • h. bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder het begrip kwetsbaar object, onder c, vallen;
  • i. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en
  • j. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.18 bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.21 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.22 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.24 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 cultuurhistorische waarden

kenmerkende historische elementen, zoals wielen, kazematten en dergelijke;

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.28 extensieve (dag)recreatie

recreatief medegebruik van gronden dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.30 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.31 Gelders Natuurnetwerk

een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang;

1.32 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, alsmede het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en waarbij het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel kan vormen;

1.34 kwetsbaar object
  • a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in het begrip beperkt kwetsbaar object, onder a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen, of
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object, of
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.35 landschappelijke waarden

de aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of ecologisch en/of geomorfologisch opzicht;

1.36 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.37 natuurwaarden

aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.38 normaal onderhoud, gebruik en beheer

een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;

1.39 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.40 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.41 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.42 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.43 peil

    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg, pad of stoep grenst (dat wil zeggen dat er geen ruimte zit tussen de hoofdtoegang en de weg, het pad of de stoep):
      • de hoogte van die weg, dat pad of die stoep ter plaatse van de hoofdtoegang
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan een weg, pad of stoep grenst:
      • de hoogte van het afgewerkte maaiveld ter hoogte van de hoofdtoegang na voltooiing van de bouw. Bij aan- en uitbouwen geldt de hoofdtoegang van het hoofdgebouw;
    • 3. voor een bouwwerk waarbij geen sprake is van een toegang:
      • 15 m + NAP;
    • 4. indien in of op het water wordt gebouwd:
      • 15m + NAP; of anders
      • het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil);
1.44 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.45 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.46 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.47 waterhuishoudingsvoorziening

voorziening die nodig is ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit;

1.48 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.49 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, indien de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. het behoud, de ontwikkeling en de bescherming van natuur- en landschapswaarden;
  • c. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied;
  • d. extensief recreatief medegebruik;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;
  • f. de bestaande nutsvoorzieningen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ontsluitingsvoorzieningen overeenkomstig de in artikel 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de doeleinden.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 3.1.1:

  • a. Natuur en landschapswaarden
    De landschappelijke waarden worden gevormd door herkenbaarheid van het rivierenlandschap. Meer specifiek:
    • 1. Cultuurhistorie: dijken, kaden;
    • 2. Landschap en natuur: agrarische gronden met natuurlijke beplantingselementen en lokaal op kaden beplantingselementen;
    • 3. Rust, ruimte, donkerte.
  • b. Extensief recreatief medegebruik
    De gronden gelegen binnen deze bestemming mogen worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik zijn beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.

3.2.2 Gebouwen

Er zijn geen gebouwen toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. er zijn geen teeltondersteunende voorzieningen toegestaan;
  • b. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m;
  • c. paardenbakken zijn niet toegestaan.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden voor:

  • a. de uitoefening van vollegrondsfruit- en/of boomteelt;
  • b. teeltondersteunende voorzieningen;
  • c. het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen;
  • d. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder artikel 3.4.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.

3.4.2 Uitzonderingen vergunningenplicht

Het in artikel 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:

  • a. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan een aanleg- of omgevingsvergunning is verleend;
  • b. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  • c. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de inrichting van de Gendtse Waard, zoals opgenomen in bijlage 1.
3.4.3 Toetsing aan aanwezige waarden

De in artikel 3.4.1 bedoelde omgevingsvergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in artikel 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder artikel 3.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.

3.4.4 Schema omgevingsvergunningen

In onderstaand schema zijn de omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden opgenomen en is per werk/werkzaamheid aangegeven wat de criteria voor verlening van de omgevingsvergunning is. Voor alle onderstaande werken en werkzaamheden geldt dat het werk of de werkzaamheid noodzakelijk dient te zijn in het kader van het gebruik conform de bestemming.

Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden   Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning  
het verwijderen van houtopstanden   -   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer;  
  -   de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering  
het diepploegen en diepwoelen van de bodem   -   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het bos- of natuurbeheer/ontwikkeling en/of  
  -   de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;  
  -   de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de aardkundige waarden;  
het graven, ophogen en egaliseren van de bodem   -   deze werkzaamheden vinden plaats in het kader van het waterbeheer en/of bos- of natuurbeheer/-ontwikkeling en/of  
  -   de werkzaamheden zijn noodzakelijk in het kader van de agrarische bedrijfsvoering;  
  -   de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onomkeerbare aantasting van de aardkundige waarden;  
het dempen van poelen, sloten en greppels   -   het functioneren van het gebied als Gelders Natuurnetwerk mag niet worden geschaad;  
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of andere apparatuur   -   het functioneren van het gebied als Gelders Natuurnetwerk mag niet worden geschaad;  
werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling   -   het functioneren van het gebied als Gelders Natuurnetwerk mag niet worden geschaad;  

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een steenfabriek/fabricage van grofkeramische producten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - steenfabriek';
  • b. het bestaande aantal bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. een geluidwal met een maximale hoogte van 5 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidwal 1';
  • d. een geluidwal met een maximale hoogte van 3 m ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidwal 2';
  • e. een geluidwerende maatregel ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidwerende maatregel';
  • f. de bescherming van archeologische waarden;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen ten behoeve van de landschappelijke inpassing, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals gebouwen, bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Gebouwen algemeen

Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' en de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van deze aanduiding genoemde waarde.

4.2.3 Bedrijfsgebouwen

Voor bedrijfsgebouwen geldt de volgende regel:

  • a. bouwhoogte bedraagt maximaal 15 m.
4.2.4 Bedrijfswoningen

Voor bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m.
4.2.5 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Voor bijgebouwen en aan- en uitbouwen geldt de volgende regel:

  • a. bouwhoogte is maximaal 4 m.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bedraagt maximaal:
    1.   schoorstenen   60 m;  
    2.   kranen   30 m;  
    3.   silo's   25 m;  
    4.   een rookgasreinigingsinstallatie   17,5 m;  
    5.   overige bedrijfsinstallaties   15 m;  
    6.   overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   8 m;  
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen bedraagt maximaal 50 m2, met uitzondering van overkappingen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)'.
4.2.7 Herbouw bestaande locatie

Het is niet toegestaan om een in artikel 4.2.2 genoemd gebouw geheel of gedeeltelijk te herbouwen op, dan wel geheel of gedeeltelijk te verplaatsen naar een andere dan de bestaande locatie.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen met betrekking tot de situering van bouwwerken, indien en voor zover dat noodzakelijk is teneinde te voorkomen dat een toekomstige vergroting van de afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs feitelijk wordt belemmerd.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.2 voor het vergroten van de oppervlakte van de gebouwen ten behoeve van de steenfabriek/fabricage van grofkeramische producten, indien:

  • a. vooraf aangetoond wordt dat de uitbreiding om bedrijfseconomische redenen noodzakelijk is;
  • b. uit een overeenkomst blijkt dat over voldoende kleivoorraden kan worden beschikt;
  • c. de activiteit dient zodanig te worden gesitueerd en uitgevoerd dat het veilig functioneren van het waterstaatswerk gewaarborgd blijft;
  • d. er geen sprake is van een feitelijke belemmering voor vergroting van de afvoercapaciteit;
  • e. de activiteit zodanig wordt gesitueerd en uitgevoerd dat de waterstandsverhoging of de afname van het bergend vermogen zo gering mogelijk is;
  • f. de resterende waterstandseffecten of de afname van het bergend vermogen duurzaam worden gecompenseerd, waarbij de financiering en de tijdige realisering van de maatregelen verzekerd zijn;
  • g. het bepaalde in artikel 4.2.3 onder a met betrekking tot de bouwhoogte in acht wordt genomen;
  • h. het bebouwingspercentage niet meer dan 60% bedraagt;
  • i. vooraf advies wordt ingewonnen bij de rivierbeheerder en de Inspectie Leefomgeving en Transport.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Voorwaardelijke verplichting geluidwal 2

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van een geluidwal of een vergelijkbare voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidwal 2' met een minimale hoogte van 3 meter gemeten vanaf het direct aangrenzende maaiveld en een minimale breedte van 7 meter, teneinde te komen tot een goed woon- en leefklimaat.

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het afgraven, vergraven ophogen en egaliseren van gronden, anders dan in het kader van de uitoefening van het bedrijf;
  • b. het aanleggen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen.
4.6.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 4.6.1 mag alleen worden verleend, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

4.6.3 Advies

Alvorens te besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de rivierbeheerder.

4.6.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 4.6.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de inrichting van de Gendtse Waard, zoals opgenomen in bijlage 1.

Artikel 5 Bedrijf - Gasontvangstation

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met bijbehorende voorzieningen, zoals wegen, paden, parkeervoorzieningen erf- en terreinafscheidingen en groen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste van de bestemming staan.

5.2.2 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 m.
5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 3,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8 m bedragen.

Artikel 6 Natuur

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg, het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden;
  • b. ontgrondingen met behulp van een elektrisch aangedreven zandzuiger ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - ontgronding';
  • c. een zandklasseerinstallatie met hierbij behorende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandklasseerinstallatie', met dien verstande dat het verwerken van zand alleen is toegestaan zolang er binnen de Gendtse Waard ontgrondingen plaatsvinden;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • e. een geluidwal met een maximale hoogte van 5 meter ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidwal 1';
  • f. een vogelkijkscherm;
  • g. een artistiek kunstwerk;
  • h. een vogelkijkhut;
  • i. extensieve dagrecreatie;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen, paden en parkeervoorzieningen, hekken en rasters en overeenkomstig de in artikel 6.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.

6.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in artikel 6.1.1:

  • a. Bescherming van landschappelijke en natuurwaarden
    Binnen de bestemming 'Natuur' is het beleid primair gericht op het beschermen en ontwikkelen van de landschappelijke en natuurwaarden, bestaande uit ecologisch waardevol grasland, natuurlijke bos en waterpartijen.
  • b. Extensief recreatief medegebruik
    Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering, e.d.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen gebouwen in de vorm van een vogelkijkhut en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Gebouwen

Een vogelkijkhut voldoet aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • b. oppervlakte bedraagt maximaal 15 m2.
6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwwerken geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. bouwhoogte van een zandklasseerinstallatie uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandklasseerinstallatie' maximaal 25 m;
  • b. de bouwhoogte van een vogelkijkscherm mag maximaal 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een artistiek kunstwerk mag maximaal 3 m bedragen, waarbij de oppervlakte maximaal 10 m2 bedraagt;
  • d. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van bruggen maximaal 5 m mag bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels
6.3.1 Strijdig gebruik

In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:

  • a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • b. lawaaisporten.
6.3.2 Voorwaardelijke verplichting archeologie

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor de doeleinden zoals genoemd in artikel 6.1.1 onder b en c is slechts toegestaan indien alle ontgravingen plaatsvinden onder begeleiding van een deskundige archeoloog.

6.3.3 Voorwaardelijke verplichting geluidwal 1

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van een zandklasseerinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandklasseerinstallatie' overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, zonder de aanleg en instandhouding van een geluidwal of een vergelijkbare voorziening ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - geluidwal 1' met een minimale hoogte van 4,5 meter en een minimale breedte van 9 meter, gemeten vanaf het direct aangrenzende maaiveld, teneinde te komen tot een goed woon- en leefklimaat.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in deze bestemming bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • c. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en/of aanleg- en vissteigers;
  • f. het aanbrengen van ondergrondse en bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
6.4.2 Toetsing aan aanwezige waarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt verleend, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen geen blijvende afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en landschapswaarden als bedoeld in artikel 6.1.2 onder a en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

6.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de inrichting van de Gendtse Waard, zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van de een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten in de vorm van een erftoegangsweg, wandel- en fietspaden met een functie gericht op verblijf, waarbij het bestaande aantal rijstroken niet wordt vermeerderd;
  • b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen en bermen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. een zandklasseerinstallatie met bijbehorende voorzieningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandklasseerinstallatie', met dien verstande dat het verwerken van zand alleen is toegestaan zolang er binnen de Gendtse Waard ontgrondingen plaatsvinden;

met bijbehorende gebouwen, waaronder de bestaande nutsvoorzieningen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van de bestemming, alsmede gebouwen ten dienste van openbare nutsvoorzieningen.

7.2.2 Gebouwen t.b.v. nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen dienen aan het volgende te voldoen:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • b. de inhoud bedraagt maximaal 50 m3.
7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van een zandklasseerinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - zandklasseerinstallatie' maximaal 25 m mag bedragen.

7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.2.3 voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van een doelmatig wegbeheer met een maximale hoogte van 15 m.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden;
  • c. waterberging en waterlopen;
  • d. het behoud, beheer, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke en ecologische waarden;
  • e. het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000 gebied;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. een loswal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loswal';
  • h. (bedrijfs-)verkeer te water alsmede recreatief medegebruik;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder aanlegsteigers, bruggen, dammen en/of duikers.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken geen gebouwen zijnde, die ten dienste staan van deze bestemming.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de waterwegaanduiding, geleiding of tolheffing, bedraagt maximaal:
    • 1. rivierbakens 6 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4,5 m.
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van de loswal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loswal' bedraagt maximaal 10 m.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 8.1.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  • b. het wijzigen van het waterpeil;
  • c. het afgraven, vergraven ophogen en egaliseren van gronden;
  • d. het aanleggen van ondergrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken en waterlopen;
  • f. het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen.
8.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 8.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische, landschappelijke, ecologische waarden en de waterhuishoudkundige kwaliteiten van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

8.3.3 Advies

Alvorens te besluiten over de aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de rivierbeheerder en de beheerder van de watergang.

8.3.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de inrichting van de Gendtse Waard, zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maximaal één woning per bestemmingsvlak, uitsluitend op de bestaande locatie, met dien verstande dat:
    • 1. inwoning is toegestaan;
    • 2. mantelzorg in bijgebouwen uitsluitend is toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in artikel 9.4.1;
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 50 m2, dan wel het groter bestaand vloeroppervlak, mag worden gebruikt voor de activiteit;
    • 2. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent tevens de bewoner van de woning is;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. er geen detailhandel anders dan de verkoop van lokaal of streekeigen geproduceerde producten mag plaatsvinden met dien verstande dat horeca niet is toegestaan;
    • 5. het betreft een activiteit die is opgenomen in milieucategorie 1 of 2, zoals opgenomen in bijlage 2 Lijst van Bedrijfsactiviteiten Wonen, alsmede vergelijkbare activiteiten die via een omgevingsvergunning als opgenomen in artikel 9.4.2 kunnen worden toegestaan;
  • c. de bestaande publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, met dien verstande dat nieuwe publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in artikel 9.4.3;
  • d. (verblijfs)recreatieve voorzieningen, uitsluitend na het verlenen van omgevingsvergunning als opgenomen in artikel 9.4.4;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding ten behoeve van de waterhuishoudkundige situatie;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven en groenvoorzieningen, een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2.2 Gebouwen algemeen

Voor gebouwen geldt de volgende bepaling:

  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' genoemde waarde.
9.2.3 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. goothoogte bedraagt maximaal 6 m;
  • b. bouwhoogte bedraagt maximaal 9 m;
  • c. inhoud woningen (hoofdgebouw en aan- en uitbouwen) is maximaal 850 m3, dan wel de bestaande grotere inhoud, met dien verstande dat onverkort de bepaling in artikel 9.2.2 van toepassing is.
9.2.4 Bijgebouwen en aan- en uitbouwen

Bijgebouwen en aan- en uitbouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 75 m2, dan wel de bestaande grotere oppervlakte, met dien verstande dat onverkort de bepaling in artikel 9.2.2 van toepassing is;
  • b. de inhoud van aan- en uitbouwen telt mee bij de inhoud van de woning als opgenomen in artikel 9.2.3 lid c;
  • c. bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de afstand van bijgebouwen tot de woning bedraagt maximaal 25 m;
  • e. indien de bestaande afstand meer bedraagt dan het voorgaande, dan geldt deze bestaande afstand als maximum.
9.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de maximaal toegestane bouwhoogte is:
    • 1. voor erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
    • 3. voor overkappingen 3,5 m;
    • 4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
  • b. overkappingen zijn uitsluitend ten behoeve van een woning toegestaan;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte aan overkappingen bedraagt maximaal 30 m2.
9.3 Specifieke gebruiksregels
9.3.1 Strijdig gebruik

In aanvulling op het bepaalde van artikel 2.1 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen, het gebruik of het laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in artikel 9.1.1 onder a sub 2 voor het toestaan dat een bijgebouw bij de woning wordt gebruikt als afhankelijke woonruimte, indien:

  • a. aangetoond wordt dat het gebruik als afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit het oogpunt van een zorgbehoefte in de vorm van mantelzorg;
  • b. duidelijk is wie de zorgbehoevende is of zorgbehoevenden zijn;
  • c. de oppervlakte maximaal 75 m2 bedraagt;
  • d. er geen zelfstandige woning ontstaat;
  • e. dit niet plaatsvindt in een woonunit;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
9.4.2 Vergelijkbare niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 9.1.1 onder b sub 5, teneinde bedrijfsactiviteiten toe te staan, die qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen zijn met de in artikel 9.1.1 onder b sub 5 toegestane bedrijfsactiviteiten, indien:

  • a. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  • b. er geen activiteiten plaatsvinden die vergunningplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer;
  • c. omtrent de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving advies wordt gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige.
9.4.3 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in artikel 9.1.1 onder c voor het toestaan van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. er wordt maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, tot maximaal 50 m2 gebruikt voor de activiteit;
  • b. degene die de activiteit in de woning, inclusief aan-, uitbouwen en bijgebouwen, uitoefent is tevens de bewoner van de woning;
  • c. er vinden geen activiteiten plaats die vergunningplichtig zijn op grond van artikel 2.1. lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  • d. horeca-activiteiten zijn niet toegestaan;
  • e. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de verkeers- en parkeersituatie ter plaatse;
  • f. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • g. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
9.4.4 Recreatieve activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in artikel 9.1.1 onder d voor het toestaan van recreatieve activiteiten in de vorm van:

  • a. bed & breakfast, indien:
    • 1. opgericht binnen de op het moment van het verlenen van de omgevingsvergunning bestaande bebouwing;
    • 2. gezamenlijke oppervlakte maximaal 120 m2 bedraagt, waarbij de maximale oppervlakte per slaapverblijf 30 m2 mag bedragen en maximaal 10 bedden;
    • 3. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • b. kleinschalig 'boerderijterras', indien:
    • 1. ten behoeve van het boerderijterras mag maximaal 50 m2 binnenruimte en 50 m2 buitenruimte worden gebruikt met dien verstande dat voor de binnenruimte uitsluitend de op het moment van het verlenen van de ontheffing bestaande bebouwing, mag worden gebruikt;
    • 2. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 3. er sprake is van een landschappelijke inpassing van de buitenruimte;
    • 4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden;
    • 5. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Bij een combinatie van omgevingsvergunningen uit artikel 9.4.4 onder a en b geldt de hoogste toegestane vloeroppervlakte als totaal toegestaan maximum.

Artikel 10 Leiding - Gas

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse gasleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - gas';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag binnen een afstand van 4 m aan weerszijden van de gasleiding geen nieuw bouwwerk worden gebouwd.

10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 10.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen;
  • e. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
10.3.2 Toelaatbaarheid

Een omgevingsvergunning zoals bedoeld in artikel 10.3.1 wordt geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

10.3.3 Advies

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de leidingbeheerder.

10.3.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde of verleende vergunning.

Artikel 11 Waarde - Archeologie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische resten in de bodem.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen

Ten aanzien van het oprichten van bebouwing gelden de volgende regels:

  • a. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk groter dan 2.500 m2 dient de aanvrager een rapport te overleggen, waarin de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. indien uit het in onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het oprichten van het vergunde bouwwerk zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen en/of;
    • 4. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan;
  • c. het overleggen van een rapport is niet nodig indien de archeologische waarde van de gronden in andere beschikbare informatie, hetgeen is getoetst door een archeologisch deskundige, afdoende is vastgesteld, waarbij het bepaalde onder b van overeenkomstige toepassing is.
11.2.2 Toetsing

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.2.1 onder a wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja of de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 11.2.1 onder b sub 1 tot en met 4 dienen te worden gesteld.

11.2.3 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 11.2.1 onder a is niet van toepassing indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn of;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte met maximaal 2.500 m2 wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut, met uitzondering van nieuwe kelders of;
  • c. gebouwen maximaal 2,5 m uit de bestaande fundering worden vergroot, met uitzondering van nieuwe kelders.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bouwwerken en de inrichting van gronden, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse behoudens- en beschermenswaardige archeologische monumenten of resten aanwezig zijn. De nadere eisen zijn erop gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Omgevingsvergunningplicht

Onverminderd het in de Erfgoedwet bepaalde is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 11.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren over een (gebied met een) oppervlakte van meer dan 2.500 m2:

  • a. het ophogen van de bodem met meer dan 1 m;
  • b. grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld, waartoe worden gerekend woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het aanleggen van drainage en/of het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het verlagen of afgraven van de bodem;
  • d. het verlagen van het waterpeil;
  • e. het aanbrengen of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
  • f. het uitvoeren van heiwerken en/of indrijven van scherpe voorwerpen in de bodem;
  • g. het aanleggen of rooien van bomen en beplanting;
  • h. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
11.4.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

11.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen; als normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt in elk geval het plaatsen van teeltondersteunende voorzieningen en het herplanten van bomen en overige houtgewassen ter plaatse van bestaande vollegrondsfruit- en/of boomteelt;
  • b. het vervangen van bestaande drainage tot maximaal de bestaande diepte;
  • c. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden binnen een afstand van maximaal 2,5 m uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk;
  • d. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • e. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden waarvoor een vergunning ingevolge de Erfgoedwet nodig is, dan wel waarvoor overige bepalingen van de Erfgoedwet van toepassing zijn.
11.4.4 Beoordelingscriteria

Ten aanzien van de in artikel 11.4.1 genoemde omgevingsvergunning gelden de volgende beoordelingscriteria:

  • a. de omgevingsvergunning kan slechts worden verleend voor zover de archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast, hetgeen moet blijken uit een rapport dat de aanvrager bij de aanvraag voor een vergunning dient te overleggen. In het rapport moeten de archeologische waarden van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld. Indien het rapport daartoe aanleiding geeft, dient op advies van een erkend archeoloog zonodig een opgraving plaats te vinden;
  • b. het overleggen van een rapport is niet nodig indien:
    • 1. naar het oordeel van het bevoegd gezag, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld;
    • 2. ontgravingen plaatsvinden onder archeologische begeleiding.
11.4.5 Beperkingen en voorschriften

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.22 lid 2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 onder beperkingen verlenen en kan het bevoegd gezag voorschriften verbinden aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1, waaronder:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden, zoals het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht of;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen of;
  • c. de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige op basis van een door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen;
  • d. de verplichting om na beëindiging van de werken en werkzaamheden schriftelijk verslag uit te brengen waaruit blijkt op welke wijze met de archeologische waarden is omgegaan.
11.4.6 Archeologisch advies

Voordat het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 wint het bevoegd gezag advies in bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 11.4.1 geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden, en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

11.5 Wijzigingsbevoegdheid
11.5.1 Verwijderen dubbelbestemming

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie', indien op basis van nader archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is.

11.5.2 Wijzigingsbevoegdheid aanpassing diepte

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de dieptemaat van 0,3 m. onder maaiveld zoals opgenomen in artikel 11.4.1 sub b aan te passen indien naar het oordeel van het bevoegd gezag, hetgeen is getoetst door de archeologisch deskundige, blijkt dat met een andere dieptemaat geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden.

Artikel 12 Waterstaat - Kade

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Kade' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de kade, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen nieuwe bouwwerken alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

12.2.2 Gebouwen

Nieuwe gebouwen mogen niet worden gebouwd.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 12.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, indien advies is gevraagd aan de beheerder van de kade.

12.4 Specifieke gebruiksregels

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de in artikel 12.1 bedoelde gronden, wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de kade.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mogen nieuwe bouwwerken alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

13.2.2 Gebouwen

Nieuwe gebouwen mogen niet worden gebouwd.

13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.

13.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, indien advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

13.4 Specifieke gebruiksregels

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de in artikel 13.1 bedoelde gronden, wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

Artikel 14 Waterstaat - Waterstaatkundige functie

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. waterstaatkundige doeleinden;
  • b. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
  • c. het verbeteren en vergroten van de afvoercapaciteit;

met daarbij bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en merktekens.

14.2 Bouwregels
14.2.1

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

14.2.2 Toegestane bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. Op de voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de waterstaatkundige functie toegestaan, met uitzondering van bouwwerken tot een oppervlakte van maximaal 25 m2 die gebouwd mogen worden op grond van de daar voorkomende bestemmingen.
  • b. In afwijking van het bepaalde onder a zijn de zandklasseerinstallatie en de loswal wel toegestaan.
14.2.3

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van lichtmasten, meerpalen, scheepvaarttekens, bakens, kunstobjecten en kunstwerken maximaal 15 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in artikel 14.2.1 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen met een oppervlakte groter dan 25 m2, indien:

  • a. de belangen ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden voldoende zijn gewaarborgd;
  • b. de waterbeheerder(s) vooraf heeft geadviseerd omtrent de gevraagde bouwactiviteiten.
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, volgende werken en werkzaamheden uit te voeren;

  • a. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door bodemverlaging, egaliseren, afgraven of ophogen, het aanleggen, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • b. het aanbrengen van hoogopgaande beplantingen en/of bomen;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van vijvers, poelen, kolken, watergangen en waterlopen.
14.4.2 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die worden uitgevoerd in het kader van de inrichting van de Gendtse Waard, zoals opgenomen in bijlage 1;
  • b. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • d. het vellen of rooien van houtopstanden en/of -gewassen in het kader van behoud en verbetering van de doorstroomcapaciteit van de rivier en uiterwaarden;
  • e. voor werken of werkzaamheden met betrekking tot het aanbrengen van rivierverlichting, bebakening en waterstandsignalerende apparatuur.
14.4.3 Voorwaarden

De in artikel 14.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de volgende voorwaarden:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van adequaat beheer, aanleg, instandhouding van de bestaande afvoercapaciteit voor water, sediment en ijs, alsmede de toekomstige vergroting van die capaciteit en de veiligheid van de waterkering;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan belangen en veiligheid van het scheepvaartverkeer;
  • c. advies is gevraagd aan de rivierbeheerder en de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 15 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 16 Algemene bouwregels

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

Artikel 17 Algemene gebruiksregels

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  • c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor (detail)handel, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in ter plaatse vervaardigde goederen.

Artikel 18 Algemene aanduidingsregels

18.1 vrijwaringszone - dijk 1
18.1.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van de waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

18.1.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen nieuwe bouwwerken alleen ten behoeve van deze aanduiding worden gebouwd.
  • b. Nieuwe gebouwen mogen niet worden gebouwd.
  • c. De bouwhoogte van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
18.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.1.2 voor het bouwen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, indien advies is gevraagd aan de waterbeheerder.

18.1.4 Specifieke gebruiksregels

Een besluit tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bouw- of gebruiksregels of voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden, dan wel voor het toepassen van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid ter plaatse van de in artikel 18.1.1 bedoelde gronden, wordt niet eerder genomen dan nadat advies is gevraagd aan de waterbeheerder.

18.2 vrijwaringszone - dijk 2
18.2.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

18.3 veiligheidszone - gasontvangstation
18.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - gasontvangstation' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het leefklimaat in verband met de aanwezigheid van een ontvangststation.

18.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

18.3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 18.3.2, voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, indien ter plaatse een aanvaardbaar leefklimaat kan worden gerealiseerd, in welk kader advies dient te worden gevraagd aan de beheerder van het gasontvangststation.

18.3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de aanduiding 'veiligheidszone - gasontvangstation', indien het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de betreffende risicovolle inrichting is beëindigd.

Artikel 19 Algemene afwijkingsregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit plan ten behoeve van:

  • a. het geheel of gedeeltelijk herbouwen van een gebouw op, dan wel het geheel of gedeeltelijk verplaatsen van een gebouw naar een andere dan de bestaande locatie, met inachtneming van de voorwaarde, dat de herbouw respectievelijk verplaatsing naar de andere locatie niet leidt tot een verslechtering van:
    • 1. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
    • 2. de waterhuishouding;
    • 3. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
    • 4. de milieuhygiënische, akoestische en/of verkeerstechnische situatie;
  • b. het vervangen van meerdere gebouwen door één nieuw gebouw, dan wel door een kleiner aantal gebouwen, met inachtneming van de voorwaarde dat de vervanging niet leidt tot een verslechtering van:
    • 1. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
    • 2. de waterhuishouding;
    • 3. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
    • 4. de milieuhygiënische, akoestische en/of verkeerstechnische situatie;
  • c. alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19 onder a en b dient advies te worden gevraagd aan de rivierbeheerder.

Artikel 20 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het veranderen van de bestemming 'Agrarisch met waarden', 'Natuur' en 'Water' in de bestemmingen 'Natuur' en 'Water' met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. voor het overige de bepalingen van de desbetreffende bestemming van toepassing zijn.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
21.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, indien deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, indien de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.1.2 Uitzondering

Artikel 21.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

21.2 Overgangsrecht gebruik
21.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

21.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 21.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

21.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 21.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

21.2.4 Uitzondering

Artikel 21.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Inrichtingsplan Gendtse Waard'.