direct naar inhoud van Regels
Plan: Nieuwbouw Vaartweg noordzijde Wilhelminaoord (vijverbosje)
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.560WPVaartweg5erWD-0002

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het wijzigingsplan Nieuwbouw Vaartweg noordzijde Wilhelminaoord (vijverbosje) met identificatienummer NL.IMRO.1701.560WPVaartweg5erWD-0002 van de gemeente Westerveld;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.7 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;

1.8 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.9 bed and breakfast(eenheid):

een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor recreatief nachtverblijf en ontbijt;

1.10 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.11 beschermd dorpsgezicht:

het door de Ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij besluit van 6 november 2009 als beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord aangewezen gebied;

1.12 bestaand:
  • 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;
  • 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende Beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de Beheersverordening, of een andere planologische toestemming;
1.13 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.14 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.15 bijgebouw:

een opzichzelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.16 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.17 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.23 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen motorbrandstoffen zijnde, aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; onder detailhandel vallen geen afhaalzaken en maaltijdbezorgdiensten;

1.24 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.26 hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.27 horeca:

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en 's avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;

1.28 kleinschalige windturbine:

een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch vermogen uit wind, met een ashoogte van niet meer dan 15,00 m;

1.29 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied;

1.30 peil:
  • 1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • 2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.31 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.32 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.33 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.34 voorgevel:

de naar de weg toegekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);

1.35 wonen:

het huisvesten van één afzonderlijk huishouden;

1.36 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidingsmuren;

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de oppervlakte van een bouwwerk worden overstekken groter dan 70 cm, dan wel de oppervlakte aan overstekken groter dan 4 m² meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met dien verstande ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' parkeerplaatsen worden gerealiseerd.

3.2 Bouwregels
  • a. Ten aanzien van deze bestemming geldt dat geen gebouwen mogen worden gebouwd, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bijgebouwen zijn toegestaan tot een oppervlakte van 15 m² per bijgebouw en met een maximale bouwhoogte van 3 m.
  • b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1 m mag bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt begrepen het gebruik van de gronden ten behoeve van het parkeren en/of het repareren van motorvoertuigen voor de voorgevel of het verlengde daarvan van een woning.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

al dan niet in combinatie met:

  • b. aan huis verbonden beroepen, voorzover wordt voldaan aan de volgende criteria:
    • 1. de woonfunctie moet in ruimtelijke en visuele zin primair blijven;
    • 2. de aan huis verbonden activiteiten ten behoeve van het beroep mogen zowel in het hoofdgebouw als in een al dan niet vrijstaand bijgebouw worden verricht;
    • 3. het beroep dient te worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;
    • 4. het deel van de voor uitoefening van een aan huis verbonden beroep mag tot 30% van de met omgevingsvergunning gerealiseerde oppervlakte van het hoofd- en bijgebouw met een maximum van 50 m² bedragen;
    • 5. vanuit de woning mag geen detailhandel, horeca en groothandel, prostitutie- of seksinrichting plaatsvinden;
    • 6. er dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
    • 7. het aanbrengen van reclame-uitingen van beperkte omvang in de tuin of aan het pand zijn slechts toegestaan indien deze niet hoger zijn dan 1 m en geen grotere oppervlakte hebben dan 0,5 m². Lichtreclame is niet toegestaan;
    • 8. buitenopslag is niet toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen, met dien verstande ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' parkeerplaatsen worden gerealiseerd;
  • d. openbare nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen;
  • e. water;

met daarbij behorende:

  • f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen ten behoeve van wonen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse aangeduide 'maximum goothoogte (m),maximum bouwhoogte (m)';
  • c. de dakhelling van een vrijstaande woning bedraagt ten minste 30°;
  • d. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 6 wooneenheden;
  • e. de woningen worden twee-aaneengebouwd.
4.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een bijgebouw wordt gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de totale oppervlakte aan aanbouwen, uitbouwen en/of bijgebouwen per woning bedraagt ten hoogste 80 m²;
  • c. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw en de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw bedraagt ten hoogste 5 m;
  • e. de afstand van een aanbouw, uitbouw en/of bijgebouw tot de voorgevel van een woning en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 2 m;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder e geldt voor serres dat de afstand vanaf de voorgevel van de woning en het verlengde daarvan ten hoogste 0,5 m bedraagt, met dien verstande dat een dergelijke uitbouw niet meer dan 1 m uit de zijgevel mag steken;
  • g. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrenzen dient ten minste 1 m te bedragen tenzij de aanbouw, uitbouw of het bijgebouw in de zijdelingse perceelgrens wordt gebouwd.
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, bedraagt niet meer dan 5 m;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daar achter ten hoogste 2,5 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt niet meer dan:
    • 1. 1 m indien zij vóór de voorgevel of het verlengde daarvan van het hoofdgebouw worden opgericht;
    • 2. 2 m in overige gevallen.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de bebouwingskarakteristiek van de straat;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 4.2.2, sub b: tot een vergroting van de oppervlakte met maximaal 30 m², mits:
    • 1. de percelen zijn gelegen binnen de dorpskern Wilhelminaoord;
    • 2. geen afbreuk wordt gedaan van de karakteristieke ruimtelijke waarden van het perceel, de bebouwing en/of het beschermd dorpsgezicht;
  • b. lid 4.2.2, sub c: wat betreft de bouwhoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw, mits:
    • 1. de bouwhoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten minste 15% lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw, onverminderd het bepaalde onder 1, ten minste 1 m lager blijft dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 3. de bouwhoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten hoogste 7,5 m bedraagt;
    • 4. de goothoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw ten hoogste 3 m bedraagt, met dien verstande dat de bouwhoogte van de aanbouw, uitbouw of het aangebouwde bijgebouw mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.

Artikel 5 Waarde - Cultuurhistorie

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit d.d. 6 november 2009 tot beschermd dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden en cultuurhistorische waarden, met dien verstande dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:

  • historisch-ruimtelijke karakteristieke structuur met bebouwing en karakteristieke open ruimte.


Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:

  • de situering, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling en het aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende koloniewoningen dienen te worden gehandhaafd;
  • de karakteristieke beplantingsstructuur dient te worden gehandhaafd;
  • de historische structuur van wegen, paden en waterlopen dient te worden gehandhaafd.


Als toetsingscriteria voor het toelaten van nieuwe ontwikkelingen geldt dat het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.

5.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, indien hierdoor kan worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden, nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag binnen de in lid 5.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, zoals het afgraven, ophogen, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
    • 2. het aanbrengen of rooien van bomen, houtgewas en laanbeplanting;
    • 3. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
    • 4. het graven en dempen van sloten, alsmede het verrichten van (bron)bemalingen;
    • 5. het aanbrengen en verwijderen van funderingen;
    • 6. het aanbrengen van verhardingen op paden en wegen.
  • b. Het gestelde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die noodzakelijk zijn in verband met de gebruikelijke onderhoudswerkzaamheden, dan wel van ondergeschikte aard zijn en reeds in uitvoering zijn op het moment van het verkrijgen van rechtskracht van het plan.
  • c. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd, indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 5.1 omschreven specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden.
  • d. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de Monumentencommissie.
5.4 Materiaalgebruik en gevelindeling
  • a. De gebouwen gelegen binnen het in lid 5.1 omschreven beschermde dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord mogen niet anders dan in gebakken steen of hout worden uitgevoerd, dan wel in materiaal dat overeenkomt met de karakteristiek van de omliggende bebouwing.
  • b. De daken van de onder a bedoelde gebouwen mogen uitsluitend worden afgedekt met gebakken pannen of riet, dan wel met materiaal dat overeenkomt met de karakteristiek van de omliggende bebouwing.
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen omtrent de toepassing van materialen, hun structuur en hun kleuren, teneinde de onder a bedoelde gebouwen en daken meer in overeenstemming te brengen of te houden met de historische karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht Frederiksoord-Wilhelminaoord.
  • d. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a en b voor een ander materiaalgebruik en gevelindeling.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

  • a. Het bouwen van kleinschalige windturbines is niet toegestaan.
  • b. Het plaatsen van zonnepanelen in een grondopstelling is niet toegestaan.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten hoeve van een seksinrichting.
8.2 Toegestaan gebruik

Tot een toegestaan gebruik van gronden e bouwwerken met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van weekmarkten, jaarmarkten indien en voor zover daarvoor kan worden volstaan met een melding, dan wel als gevolg van een wettelijk voorschrift, vergunning, vrijstelling of ontheffing is vereist en deze is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kortstondige en incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor kan worden volstaan met een melding, dan wel als gevolg van een wettelijk voorschrift, vergunning, vrijstelling of ontheffing is vereist en deze is verleend.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de bebouwingskarakteristiek van de straat;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het plan:

  • a. ten aanzien van ondergeschikte punten met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen in het terrein, met dien verstande dat de in het bestemmingsplan aangegeven afstand tussen enige bouwgrens en enige weggrens niet wordt verkleind, de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de omgevingsvergunning gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  • b. voor afwijkingen ten aanzien van de voorgeschreven afmetingen van de bebouwing, met dien verstande dat de afwijkingen niet meer dan 10% bedragen van de in deze regels genoemde, dan wel in het bestemmingsplan aangegeven maten;
  • c. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  • d. ten aanzien van het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • e. en toestaan dat gebouwen worden gebruikt voor bed and breakfast, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de bed and breakfast dient plaats te vinden binnen de bestaande hoofd- en bijgebouwen;
    • 2. het aantal volwaardige bed and breakfasteenheden bedraagt ten hoogste zes;
    • 3. er mogen geen keukenblokken in de bed and breakfasteenheden worden gemaakt;
    • 4. parkeervoorzieningen dienen op het bijbehorende erf te worden gerealiseerd;
    • 5. er mag geen extra inrit worden aangelegd in verband met de vestiging.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden
10.1.1 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie parkeren

Bij:

  • een feitelijke gebruiksverandering;
  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen;
  • het verlenen van een omgevingsvergunning voor de in dit plan opgenomen afwijkingen;
  • het toepassen van de in dit plan opgenomen wijzigingsbevoegdheden;

dient, indien de omvang of de bestemming van een gebouw en/of het terrein daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen, of andere voertuigen, in voldoende mate ruimte aanwezig te zijn of aangebracht te worden in, op of onder de bij dat gebouw of terrein behorende gronden of bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. daarbij wordt uitgegaan van de parkeernormen zoals aangegeven in het Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2020-2030 (GVVP) van gemeente Westerveld, dan wel diens rechtsopvolger;
  • b. de ruimte voor het parkeren van auto's afmetingen moet hebben die zijn afgestemd op gangbare auto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 m bij 5 m en ten hoogste 3,25 m bij 6 m bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte - voorzover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst - ten minste 3,50 m bij 5 m bedragen.
10.1.2 Voorwaardelijke verplichting en toetsingsfunctie laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

10.1.3 Afwijkingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1.1 en 10.1.2 indien het voldoen aan die bepalingen:

  • a. op overwegende bezwaren stuit;
  • b. voor zover op andere redelijke wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
10.1.4 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan het (laten) gebruiken van ruimte(n) voor het bepaalde lid 10.1.1 en 10.1.2 anders dan voor parkeren en/of laden en lossen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimten krachtens deze regels nodig is.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het gestelde in sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Nieuwbouw Vaartweg noordzijde Wilhelminaoord (vijverbosje) van de gemeente Westerveld.