direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Wapse - Ten Darperweg 59
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.509WPTDarperweg59-0002

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Ten Darperweg 59 staat de voormalige boerderij "Meulegoorn" die thans als woning en paardenhouderij wordt gebruikt. In het pand zijn tevens drie bed-and-breakfastaccommodaties ondergebracht die als zodanig worden geëxploiteerd. De voormalige boerderij is recent verkocht en de nieuwe eigenaar wil met het oog op het kunnen dragen van de hoge financiële lasten één van de drie bed-and-breakfastaccommodaties omvormen tot een nieuwe woning. Dit wijzigingsplan voorziet in het wijzigen van de bestemming met het oog op het realiseren van deze extra woning.

1.2 Ligging plangebied

De ligging van het plangebied is weergegeven op onderstaande luchtfoto. Ten oosten van de voormalige boerderij grenst een loonbedrijf aan het erf. Ten noordwesten (aan de overzijde van de weg) bevindt zich een woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509WPTDarperweg59-0002_0001.png"

1.3 Geldende planologische regeling

Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied. De bestemming van het perceel is 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Het plangebied is tevens aangeduid als 'Paardenhouderij'. De bestemming maakt het mogelijk om het hoofdgebouw op het perceel te gebruiken voor de huisvesting van één huishouden. De aanduiding paardenhouderij biedt de mogelijkheid om binnen het plangebied tevens een paardenhouderij te exploiteren. Ten slotte is het plangebied meebestemd voor 'Waarde - Archeologie 3', gericht op de bescherming van potentieel aanwezige archeologische waarden in de ondergrond.

Voor het perceel is een binnenplanse omgevingsvergunning voor het afwijken van de gebruiksregels verleend voor het exploiteren van drie accommodaties voor bed and breakfast.

In onderstaand figuur is een fragment van de verbeelding van het bestemmingsplan Buitengebied weergegeven ter plaatse van het plangebied (omkaderd met een onderbroken rode lijn).

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509WPTDarperweg59-0002_0002.png"

De bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' maakt het via lid 55.7 onder a mogelijk om in het hoofdgebouw een of zelfs twee extra woningen te realiseren. Daarvoor moet in dat geval een wijzigingsprocedure worden doorlopen. Om deze procedure succesvol te kunnen doorlopen, moet aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:

  • 1. de gronden worden voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - twee woningen” of “specifieke vorm van wonen - drie woningen”;
  • 2. de bestaande bouwmassa wordt niet vergroot en er worden niet meer dan drie woningen gevestigd;
  • 3. bij splitsing naar twee woningen dient het woonhuis minimaal 200 m² en bij splitsing naar drie woningen minimaal 300 m² bedragen;
  • 4. de gezamenlijke oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, waarbij tevens de vergunning van lid 55.3 onder d wordt verleend;
  • 5. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan;
  • 6. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Van deze regeling in de bestemming wordt in dit plan gebruik gemaakt. Aan de voorwaarden is voldaan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Bestaande situatie

In de bestaande situatie staat er op het perceel Ten Darperweg 59 een voormalige boerderij die nog slechts voor wonen wordt gebruikt. De woning - voormalige boerderij wordt naast het wonen in de voormalige bedrijfswoning gebruikt voor B&B (drie accommodaties) die in de schuur zijn ondergebracht en voor het stallen van paarden. Zoals in het voorgaande al is aangegeven, is de gehele boerderij in het geldend bestemmingsplan bestemd voor wonen.

Nieuwe situatie

Het wijzigingsplan is beperkt qua opzet: in het schuurdeel van de voormalige boerderij wordt één van de drie B&B-accommodaties omgebouwd tot één nieuwe woning. Alle andere gebruiksmogelijkheden en bebouwing blijven in stand. Met de realisatie van de woning wordt ook de wijze van verwarmen van het gebouw aangepakt in die zin dat de gasverwarming wordt gewijzigd in een hybride gas- en elektraverwarming.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal beleid

Op 2 juni 2010 is door Provinciale Staten van Drenthe de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld, later uitgewerkt in de Omgevingsverordening Drenthe 2018. De Omgevingsvisie is hét strategische kader voor de ruimtelijk–economische ontwikkeling van Drenthe. In de Omgevingsvisie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen, te weten:

  • De provinciale structuurvisie op grond van de Wro;
  • Het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer (Wm);
  • Het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving;
  • Het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan op grond van de Planwet verkeer en vervoer.

De Omgevingsvisie beschrijft de ruimtelijk-economische ontwikkeling van Drenthe voor de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode erna.

De missie uit de Omgevingsvisie luidt: 'Het koesteren van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten'. De kernkwaliteiten zijn:

  • rust, ruimte, natuur en landschap;
  • oorspronkelijkheid;
  • naoberschap;
  • menselijke maat;
  • veiligheid;
  • kleinschaligheid (Drentse schaal).

De provincie wil ontwikkelingen stimuleren die een bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit. Deze kwaliteit zit voor de provincie in het zorgvuldig gebruikmaken van de ruimte, het behouden en waar mogelijk versterken van de kernkwaliteiten en het waarborgen van de kwaliteit van het milieu en de leefomgeving.

Het splitsen van een voormalige boerderij met het oog op het wonen met twee huishoudens past in dit beleid. Geconcludeerd kan worden dat het plan past binnen de uitgangspunten van het provinciale beleid.

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Bestemmingsplan Buitengebied

Gemeente Westerveld voert haar ruimtelijk beleid binnen het plangebied op basis van het bestemmingsplan Buitengebied. In de toelichting bij dit bestemmingsplan is over het gebruik van voormalige boerderijpanden ten behoeve van wonen het volgende opgenomen:

Ontwikkelingen als schaalvergroting en extensivering leiden tot het vrijkomen van agrarische bedrijven en woningen. Deze tendens zal zich ook voor de gemeente Westerveld op de langere termijn voortzetten. Alhoewel een percentage moeilijk is aan te geven, betekent dit dat er, gezien over een langere periode, sprake zal zijn van een groot aantal vrijkomende gebouwen. In het Bestemmingsplan Buitengebied is daarom een onderscheid gemaakt tussen 'Wonen' en 'Wonen - Voormalige boerderijen'. Bij het 'Wonen - Voormalige boerderijen' is voor het behoud van de hoofdvorm en de maatvoering een aparte regeling noodzakelijk. Het in stand houden van een voormalige boerderij, waarbij veelal sprake is van een karakteristiek pand, vergt veel inspanning en kapitaal. In dit bestemmingsplan is daarom voor deze specifieke woonbestemming een verruiming van het gebruik voor kleinschalige activiteiten opgenomen.

Een toename van kleinschalige activiteiten kan leiden tot een toename van mobiliteit, milieuhinder en bijvoorbeeld hinder voor omringende agrarische bedrijven. Er zijn echter ook positieve aspecten aan hergebruik verbonden. Kleinschalige bedrijvigheid of het bewoond blijven van de woning kan ten goede komen aan de leefbaarheid van een gebied. Het is mogelijk om een agrarisch bedrijf om te zetten naar:

      • a. een woonfunctie voor ten hoogste twee woningen;
      • b. een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
      • c. lichte bedrijvigheid (categorie 1 en 2 VNG-Bedrijvenlijst);
      • d. verblijfsrecreatieve appartementen, uitsluitend in het hoofdgebouw.

Bij vrijkomende agrarische bebouwing is er vaak sprake van een grotere oppervlakte aan hoofdgebouw en bijgebouwen dan bij recht in het buitengebied is toegestaan. Het is in de meeste gevallen landschappelijk goed inpasbaar om bij vrijkomende agrarische bebouwing een groter oppervlak aan bijgebouwen toe te staan. Bij vrijkomende agrarische bebouwing is een oppervlakte van 150 m² aan bijgebouwen toegestaan. Alles boven de 150 m² valt onder het overgangsrecht.

Binnen de bestemming is het mogelijk om bij vervanging van beeldverstorende bijgebouwen gebruik te maken van een saneringsregeling, waarbij de bijgebouwen op het perceel eenmalig mogen worden vernieuwd. Deze saneringsregeling bestaat uit twee delen die in samenhang met elkaar gelezen moeten worden. Daarbij mag 50% van het oppervlak tussen de 250 en 500 m² worden teruggebouwd, bovenop de bij recht toegestane oppervlakte van 150 m². Indien meer dan 500 m² aan bijgebouwen aanwezig is, mag van dat meerdere tot een maximum van 20% van het oppervlak boven de 500 m² worden teruggebouwd. De toepassing van deze regeling heeft tot gevolg dat er een afname van de bestaande hoeveelheid aan bebouwing plaatsvindt. Tevens geldt dat er een verbetering van het aanzicht en of landschappelijke inpassing plaatsvindt. Karakteristieke bijgebouwen komen niet in aanmerking voor de saneringsregeling. Tevens geldt dat voor bijgebouwen met een oppervlakte van meer dan 750 m² de 'Ruimte voor ruimte'-regeling toegepast kan worden. Er kan slechts gebruik gemaakt worden van één van de genoemde regelingen. De voorkeur gaat uit naar sanering boven de 'Ruimte voor ruimte'-regeling, omdat de gemeente terughoudend is met het toestaan van nieuwe woningen in het buitengebied.

Deze regeling is niet van toepassing op de hoofdgebouwen uit oogpunt van het behouden van de omgevingskwaliteit. Vaak gaat het om oorspronkelijke Saksische boerderijen die een groter oppervlak hebben dan in het buitengebied is toegestaan. Het is niet gewenst deze bebouwing te vervangen. Het uitsluitend toestaan van de saneringsregeling voor de bijgebouwen zorgt al voor een verbetering van de verhouding hoofdgebouw/bijgebouw en een verbetering van de omgevingskwaliteit.

Naast de standaardregeling en saneringsmethode wordt er binnen de bestemming 'Wonen - Voormalige boerderijen' een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toegestaan voor de hobbyboer. Voor de hobbyboer geldt, via afwijking en gekoppeld aan bepaalde voorwaarden, een totale oppervlakte aan bijgebouwen van 500 m². Om als hobbyboer aangemerkt te worden, moet de agrarische activiteit een omvang hebben die in artikel 1 van de regels onder het begrip 'hobbymatig houden van vee' is omschreven. Deze omvang is afgestemd op de ruimte die een dier qua stalruimte nodig heeft en het aantal dat binnen de gegeven 500 m² mogelijk is. In ruimtelijke zin wordt dit als een aanvaardbare omvang beschouwd, die binnen het wonen als ware het hobbymatig kan worden aangemerkt.

Uit het bovenstaande blijkt dat de gemeente Westerveld met het vaststellen van het bestemmingsplan Buitengebied heeft gekozen voor het bieden van de mogelijkheid om zo nodig een extra of zelfs twee extra woningen binnen een voormalig boerderijpand toe te laten om daarmee de kapitaalslasten te kunnen delen. Dit is verder uitgewerkt in de mogelijkheid om via het doorlopen van een wijzigingsprocedure bestaande voomalige boerderijpanden te splitsen. In dit wijzigingsplan wordt gebruik gemaakt van deze mogelijheid.

3.2.2 Woonvisie

Op 17 december 2019 heeft de gemeenteraad de Woonvisie Westerveld vastgesteld. De Woonvisie is een actualisering van het woonbeleid zoals is opgenomen in de Structuurvisie en de Visie op Wonen.

Met de Woonvisie kijkt de gemeente vooruit naar 2025. Hoe is en blijft het prettig wonen in Westerveld anno 2020? Westerveld heeft een aantrekkelijk woonklimaat en is wat betreft natuur, groen en landelijk wonen onderscheidend ten opzichte van de omgeving. Dat mensen wonen in een mooi, groen en landelijk gebied wordt gewaardeerd. Dat blijkt ook uit de respons van de campagne 'Westerveld Natuurlijk' die in 2019 voor de komst van de Omgevingswet is gestart. Voorzieningen in de grotere dorpen maar ook saamhorigheid worden gewaardeerd en maken deel uit van een aantrekkelijk woonmilieu. Westerveld is aantrekkelijk vanwege gunstige huizenprijzen, goede bereikbaarheid en doet vaak dienst als goede uitvalsbasis waar wonen en werken goed gecombineerd kunnen worden.

De Woonvisie biedt handvatten om dit te behouden en eventueel waar mogelijk te versterken. Daarbij kijken we niet alleen naar nieuwbouw maar ook naar mogelijke inbreiding en waar mogelijk het aanjagen van verbetering van de huidige woningvoorraad. Dat laatste heeft uiteraard ook te maken met het verduurzamen van de woningvoorraad.

Voor het buitengebied van Westerveld is het beleid gericht op het voorkomen van verdere onnodige verstening. Toch is het realiseren van nieuwe woningen niet geheel uitgesloten. Op dit punt stelt de Woonvisie het volgende:

We bieden ruimte aan transformatie-initiatieven om grote panden zoals vrijkomende agrarische bebouwing, oude schoolgebouwen en dergelijke om te bouwen naar bijvoorbeeld kleine woon- eenheden voor senioren. De gemeente werkt mee aan initiatieven die aan de volgende voorwaarden voldoen:

      • a. Het gebouw moet een gezichtsbepalend karakter hebben en behoud van het gebouw draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied.
      • b. Gebouwen liggen binnen het bestaand bebouwd gebied van de dorpskernen.
      • c. Voor gebouwen in het buitengebied volgt de gemeente de provinciale ruimtelijke verordening.

Dit wijzigingsplan sluit aan op dit gemeentelijk woonbeleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Relevante omgevingsaspecten

Met het oog op het realiseren van de extra woonfunctie binnen de bestaande voormalige boerderij - thans het hoofdgebouw binnen de bestemming 'Wonen - voormalige boerderijpanden' - moet worden nagegaan welke omgevingsaspecten in de beoordeling van de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan moeten worden betrokken. In dit plan gaat het om het realiseren van een extra woning binnen een bestaand gebouw, dat op grond van het bestemmingsplan geheel bestemd is voor wonen. Met het realiseren van de extra woning wordt geen nieuw gebouw gerealiseerd; er wordt gebruik gemaakt van het bestaande hoofdgebouw. Hierna is per omgevingsaspect bepaald of het nader moet worden beoordeeld.

Bodem: Er is geen sprake van een nieuwe/andere vorm van gebruik dan op grond van het bestemmingsplan reeds was toegestaan. Er is dan ook geen aanleiding voor het herbeoordelen van de bodemkwaliteit in het kader van dit plan

Water: Op grond van de het Bro moet bij het vaststellen van ieder plan worden beoordeeld wat de consequenties zijn van dat plan op het beheer van de oppervlaktewaterkwantiteit en -kwaliteit. Dit zal dan ook in dit plan worden beoordeeld.

Lucht: Met het realiseren van een extra woning is sprake van extra verkeer dat leidt tot extra effecten op de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit moet daarom worden beoordeeld in het kader van dit plan.

Geluidhinder: Op grond van de Wet geluidhinder moet bij het realiseren van een nieuwe geluidsgevoelige functieworden nagegaan of een onderzoek moet worden verricht naar de vraag of er geen sprake is van een te hoge geluidhinder vanwege verkeer en/of industrie. Omdat de woning nieuw is en ter plaatse deel uitmaakt van de ondrzoekszone langs de Ten Darperweg, moet dit onderzoek worden verricht.

Erfgoed: Er is geen sprake van een nieuwe bestemming noch het mogelijk maken van nieuwe bebouwing buiten hetgeen reeds binnen het plan mogelijk is. Bovendien is het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', die erop is gericht om potentiële waarden te beschermen. Op grond daarvan is er geen noodzaak om de bescherming van het erfgoed opnieuw te beoordelen.

Ecologie: Het plan leidt niet tot nieuwe bebouwing of andere inrichtingszaken die zouden kunnen leiden tot een effect op beschermde soorten. De kans bestaat dat het project leidt tot een extra stikstofdepositie op nabij gelegen Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld. Dit leidt mogelijk tot een extern effect op dit gebied en moet daarom nader worden beoordeeld.

Externe veiligheid: Er is geen sprake van een externveiligheidsrisico in de nabijheid van het plangebied waarmee in het plan rekening moet worden gehouden. De komst van een extra woning verandert hier niets aan. Dit aspect hoeft niet opnieuw te worden beoordeeld.

Bedrijfshinder: Omdat naast het plangebied een loonbedrijf is gevestigd, is het noodzakelijk om de bedrijfshinder op de extra woning te beoordelen.

4.2 Water

Op grond van de verplichting in het Bro om bij het opstellen van een ruimtelijk plan een watertoets te doorlopen, is de digitale watertoets uitgevoerd. Uit de toets blijkt dat er geen sprake is een waterschapsbelang. Dat ligt ook voor de hand. Er is geen sprake van activiteiten die leiden tot het verminderen van de infiltratiecapaciteit van de bodem. Hierna is de uitkomst van de watertoets weergegeven:

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509WPTDarperweg59-0002_0003.png"

Uit het bovenstaande blijkt dat water niet leidt tot een beperking van de uitvoerbaarheid van het plan.

4.3 Luchtkwaliteit

Projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven op grond van de Wet milieubeheer (Wm) niet te worden getoetst aan de geldende grenswaarden. Een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) wordt als nibm beschouwd. Van een dergelijke verslechtering van de luchtkwaliteit is sprake wanneer een ruimtelijk plan tot een toename van meer dan 1.369 auto's (bij 100% autoverkeer) dan wel 132 vrachtwagens (bij 100% vrachtverkeer) per weekdagetmaal leidt. Kenniscentrum InfoMil vermeldt op haar website dat als de luchtkwaliteit aan de PM10-normen voldoet, dit ook geldt voor de PM2,5-normen. Op grond hiervan is toetsing aan de grenswaarden voor PM2,5 niet nodig, als aan de PM10-normen wordt voldaan.

Met het planvoornemen wordt één nieuwe woning gerealiseerd. Het project blijft met de verkeersgeneratie die samenhangt met deze nieuwe woning, ruimschoots onder de grenswaarden. Het plan kan beschouwd worden als een nibm-project. De luchtkwaliteit leidt niet tot een beperking van de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.4 Geluidhinder

In 1979 is de Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. De Wgh is erop gericht om te veel geluidhinder vanwege wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai in geluidsgevoelige objecten zoals woningen te voorkomen. De Wgh bepaalt dat de 'geluidbelasting' op gevels van woningen en andere geluidgevoelige objecten bij voorkeur niet hoger mag zijn dan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. Voor hogere geluidbelastingen zijn in beperkte mate en onder voorwaarden ontheffingen mogelijk in de vorm van hogere waarden. Hier bedraagt de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting 48 dB en is ontheffing mogelijk tot 53 dB.

In de Wgh is bepaald dat aan weerszijden van iedere weg een zone ligt, met uitzondering van wegen met een maximumsnelheid van 30 km/uur en woonerven (die als zodanig met een bord uit het Verkeersreglement zijn aangeduid). Bij het bestemmen van nieuwe woningen binnen die zone, moet de geluidbelasting vanwege die weg op de nieuwe woning worden bepaald en beoordeeld. De in dit plan beschouwde nieuwe woning ligt binnen de wettelijke zone van de provinciale Ten Darperweg en moet de geluidbelasting worden onderzocht. Het plan ligt geheel buiten de zones van industrie en railverkeer waarmee die aspecten verder buiten beschouwing kunnen worden gelaten.

Toetsing 

De geluidsbelasting vanwege het wegverkeer op de nieuwe woning is beoordeeld aan de hand van een akoestisch onderzoek. In dit onderzoek is van het volgende uitgegaan:

  • Maximum snelheid: 80 kilometer per uur;
  • Wegdek: geluidsneutraal Steenmastiek Asfalt 0/11;
  • Weekdagetmaalintensiteit in 2033: 2.872 motorvoertuigen per weekdagetmaal.

Uit het uittgevoerde onderzoek (toegevoegd in bijlage 2) blijkt het volgende:

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509WPTDarperweg59-0002_0004.png"

Op de zijgevels wordt op verdiepingsniveau niet voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting van 48 dB maar wel aan de grenswaarde van 53 dB. Op de achtergevel wordt op beide verdiepingen voldaan aan de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting. Het treffen van geluidbeperkende voorzieningen is in redelijkheid niet mogelijk. Het treffen van bronmaatregelen in de vorm van een snelheidsverlaging of het toepassen van geluidreducerend wegdek zijn niet in overeenstemming met de functie en het gebruik van de weg en de wegbeheerder is geen belanghebbende bij de nieuwe woning. Overdrachtsmaatregelen in de vorm van afschermingen zijn niet mogelijk vanwege de aanwezige erfontsluitingen en bovendien landschappelijk ongewenst. Het vergroten van de afstand tussen de woning en de weg is ook niet mogelijk omdat het een bestaand pand betreft.

Om aan de eisen van de Wet geluidhinder te kunnen voldoen zal het college van burgemeester en wethouders van Westerveld met een hogere waarde van 49 dB voor de west- en oostgevel van de woning voor de eerste verdieping ontheffing van de Wet geluidhinder moeten verlenen. Er is geen sprake van cumulatie van geluid. Rekening houdend met de geluidbelasting exclusief aftrek artikel 110g is een karakteristieke gevelwering nodig van 18 dB terwijl het Bouwbesluit standaard al 20 dB eist. Een nader specifiek onderzoek naar de geluidwering is derhalve overbodig.

Conclusie

Mits het college van b&w met een hogere waarde ontheffing van de Wet geluidhinder verleent, vormt het wegverkeerslawaai geen beperking voor de uitvoerbaarheid van dit wijzigingsplan.

4.5 Gebiedsbescherming

Bij de gebiedsbescherming in het kader van de Wet natuurbescherming gaat het met name om het beoordelen van de vraag of sprake is of kan zijn van een effect op nabij gelegen Natura 2000-gebied en NNN-gebied.

Natura 2000-gebied

Het plangebied ligt tamelijk dicht bij Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld. Dit blijkt uit onderstaand kaartje. Daarop is het plangebied aangeduid met een zwarte stip; het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld is groen gekleurd. De afstand tot de rand van het Natura 2000-gebied bedragt ca. 1,5 km.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509WPTDarperweg59-0002_0005.png"

Het realiseren van de woning binnen het bestaande gebouw gaat gepaard met een tijdelijke bouwactiviteit die in de stikstofbeoordeling niet hoeft te worden betrokken. Het voeren van het huishouden kan leiden tot een meer permanente extra stikstofdepositie in de vorm van rookgassen als gevolg van verbranding van aardgas en rookgassen als gevolg van het gebruik van een auto's. Deze mogelijke toename van de depositie moet wel worden beoordeeld.

Het huidige gebouw, waarin de woning zal worden gerealiseerd, wordt geheel verwarmd met aardgas. Daarbij wordt niet alleen het woonhuis, maar ook de bed-and-breakfast-accommodatie verwarmd. Bij het realiseren van de extra woning binnen het bestaande pand zal het gebouw niet langer uitsluitend worden verwarmd met aardgas, maar zal een deel van de verwarming worden verzorgd door een elektrische warmtepomp (hybride systeem). Daarmee zal de stikstofdepositie van het gebouw flink worden verminderd.

Resteert de mogelijk extra stikstofdepositie als gevolg van het autogebruik door het nieuwe huishouden. De Ten Darperweg maakt deel uit van de N855, de provinciale weg, de verbinding tussen de A32 bij Steenwijk en de A28 bij Spier. De woning wordt derhalve direct ontsloten via de provinciale weg. Op grond van de rekenregels die ten grondslag liggen aan het AERIUS-model dat wordt gebruikt voor het bepalen van de stikstofdepositie, kan worden geredeneerd dat het verkeer dat samenhangt met het extra huishouden direct wordt opgenomen in het heersend verkeersbeeld en derhalve niet in de beoordeling van de extra stikstofdepositie behoeft te worden betrokken.

Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat er geen sprake is van een toename, maar van een afname van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er is dan ook geen sprake van een extern effect op Natura 2000-gebied.

NNN-gebied

Op het onderstaande kaartje is het NNN-gebied in de omgeving van het plangebied weergegeven. Uit het kaartje (plangebied is aangeduid met rode stip; NNN-gebied is groen gekleurd) blijkt dat de afstand tot NNN-gebied te groot is om een effect te hebben dat relevant is voor de natuurwaarde van het NNN-gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509WPTDarperweg59-0002_0006.png"

Op grond van bovenstaande beoordeling kan worden geconcludeerd dat de gebiedsbescherming geen beperking oplevert voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.6 Bedrijfshinder

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden aangetoond dat een planvoornemen buiten de invloedssfeer van eventuele hinderlijke activiteiten in de omgeving valt en daarnaast geen belemmeringen oplevert voor nabijgelegen functies.

Bij deze afstemming kan bijvoorbeeld gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten (betreffende geluid, geur, stof en gevaar) redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De grootste afstand is bepalend. De genoemde maten zijn richtinggevend, maar met een goede motivering kan en mag hiervan worden afgeweken.

Aan de oostzijde grenzend aan het plangebied bevindt zich een loonbedrijf. De bij dit bedrijfstype behorende milieurichtafstand bedraagt 50 m (milieucategorie 3.1). Het invloedsgebied van dit bedrijf ligt daarmee over het plangebied. Op grond van de VNG-publicatie zou dan ook nader onderzoek moeten worden verricht om de aanvaardbaarheid van het wonen op betrekkelijk korte afstand van dit bedrijf aan te tonen.

In deze concrete situatie geldt dat het loonbedrijf als gevolg van de aanwezigheid van de al bestaande woning binnen het plangebied, zijn activiteiten al zodanig moet beperken dat deze niet tot onaanvaardbare hinder voor deze woning leiden. Dit is bepaald in de Wet milieubeheer. De nieuwe woning wordt gerealiseerd binnen het bestaande hoofdgebouw. Op grond hiervan kan worden gesteld dat er geen sprake is van extra of nieuwe bedrijfshinder die als ontoelaatbaar moet worden beoordeeld. Andersom is er ook geen sprake van extra beperkingen voor het loonbedrijf door de komst van de nieuwe woning.

De uitvoerbaarheid van het plan wordt niet door bedrijfshinder belemmerd.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het kostenverhaal, evenals de afwenteling van de planschade, wordt gedragen door de initiatiefnemer. De gemeente legt dit vast in een anterieure overeenkomst. Een exploitatieplan op grond van de Grondexploitatiewet is in dat geval ook niet noodzakelijk. Op basis van deze overweging moet het planvoornemen economisch uitvoerbaar worden geacht. Voorgaande betekent dat het op te stellen wijzigingsplan economisch uitvoerbaar wordt geacht.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om te achterhalen of dit wijzigingsplan maatschappelijk uitvoerbaar is, wordt de wettelijke wijzigingsprocedure doorlopen. Tijdens deze procedure zijn verschillende momenten waarop burgers en instanties kunnen reageren op het plan, namelijk; inspraak, overleg, zienswijzen en tot slot beroep. De uitkomsten hiervan kunnen ook nog nieuwe niet voorziene uitgangspunten voor het bestemmingsplan geven.

Participatie

De initiatiefnemers voor dit wijzigingsplan hebben de bewoners van de adressen Ten Darperweg 57 en 57a ingelicht over het voornemen om een extra woning te realiseren in de voormalige boerderij binnen het plangebied. Deze bewoners zijn de meest nabije buren en hebben in verband met hun loonbedrijfsactiviteiten ook het meeste belang om geïnformeerd te worden over de uitvoering van dit plan.

Uit het verslag (zie bijlage 1) blijkt dat er geen bezwaar bestaat tegen de uitvoering van dit voornemen.


Terinzagelegging

Na de voorbereidingsfase volgt de terinzageleggingsfase. Krachtens artikel 3.8 eerste lid onder a van de Wro kondigt het college van burgemeester en wethouders het ontwerpbesluit tot wijziging van het geldend bestemmingsplan aan en wordt het voor een periode van zes weken ter inzage gelegd door publicatie op de gemeentelijke website en in de huis-aan-huiseditie van de plaatselijke courant. De terinzagelegging van het ontwerpbesluit vindt plaats op basis van artikel 3.8, eerste lid van het Wro in samenhang met artikel 1.2.1 en artikel 1.2.1a eerste lid onder a van het Bro. De termijn van terinzagelegging volgt uit artikel 3.16 eerste lid van de Awb. In de periode van zes weken kan (op basis van artikel 3.8 Wro eerste lid onder d) door iedereen een zienswijze op het ontwerpbesluit worden ingediend. Belangrijke partijen krijgen de stukken ook toegestuurd krachtens artikel 3.8 eerste lid, onder b van de Wro.