direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Lheebroek 22 te Dwingeloo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding tot het plan

Aan Lheebroek 22 in Dwingeloo is het melkveehouderij bedrijf van de heer P.C.H. Daatselaar gevestigd. Begin 2015 zijn de bedrijfsactiviteiten gestaakt. De heer Daatselaar en mevrouw H. Dijk, hierna te noemen 'initiatiefnemers', hebben het voornemen de zogenaamde Ruimte-voor-ruimte regeling toe te passen. Dat betekent dat de landschapsontsierende voormalige agrarische bedrijfsgebouwen op het perceel Lheebroek 22 gesloopt wordt en een nieuwe woning naast het perceel gebouwd kan worden. Daarmee vindt er een verbetering plaats van het landschappelijke beeld op de locatie Lheebroek 22.

De nieuwe woning betreft een zogenaamde aardewoning. Deze woning voegt zich door de vormgeving en het materiaalgebruik volledig in het landschap. De woning bestaat uit één bouwlaag en is daarmee een stuk lager dan reguliere woningen. De aarden delen worden voorzien van een graslaag, waardoor de woning opgaat in de omgeving. De woning is energiezuinig en past daarmee goed in het beleid van de gemeente om de bouw van energiezuinige woningen te bevorderen.

Om de bouw van de woning mogelijk te maken, is een bestemmingsplan wijziging noodzakelijk. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld hebben op 26 mei 2015 (in principe) besloten planologische medewerking te verlenen aan het verzoek tot herontwikkeling van het perceel Lheebroek 22 en de bouw van een ruimte-voor-ruimte woning op het naastgelegen perceel.

Het voorliggende bestemmingsplan wijzigt de bestemming van het perceel Lheebroek 22 en het perceel voor de nieuwe woning. Op onderstaande luchtfoto is een overlay geplaatst van de verbeelding, behorende bij dit plan. Daarop is het perceel van de huidige boerderij, het perceel voor de nieuwe woning en een klein vlakje voor zonnepanelen te zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0001.png"

Plangebied in de gele vlakken

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Voor het buitengebied is een nieuw bestemmingsplan opgesteld en op 5 juli 2012 vastgesteld. Echter vanwege een gerechtelijke uitspraak van 6 augustus 2014 zijn delen van het betreffend bestemmingsplan door de Raad van State buiten werking gesteld, waaronder de agrarische bestemmingen. Daardoor geldt voor het plangebied niet het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, maar het 'oude' bestemmingsplan Buitengebieden, voormalige gemeente Dwingeloo (vastgesteld op 15-07-1993, goedgekeurd op 15-02-1994). Het perceel Lheebroek 22 heeft hierin de bestemming 'bodemgebonden agrarische bedrijven'. Het naastgelegen perceel, waar de nieuwe woning geprojecteerd is, heeft de bestemming 'agrarische kultuurgronden – onbebouwd'.

In de partiële herziening bestemmingsplan buitengebied (Anticipatienota, vastgesteld 16 december 2010) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen, zie paragraaf 3.2.2. Aan nagenoeg alle voorwaarden voor deze wijzigingsbevoegdheid wordt voldaan, met uitzondering van het overeenkomstig van toepassing laten zijn van de regels van de bestemming Wonen. Voor de aardewoning zijn maatwerk regels nodig, omdat er geen sprake is van een 'standaard' woning met een goot, zadeldak en een verdieping. Om die reden is een wijzigingsplan niet mogelijk, maar is gekozen voor het opstellen van een bestemmingsplan.

1.3 Leeswijzer

In deze toelichting is een beschrijving opgenomen van de huidige en toekomstige situatie. Daarnaast wordt ingegaan op relevante rijks, provinciaal en gemeentelijk beleid en wordt het plan getoetst aan verschillende milieuaspecten. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Ligging

Het perceel Lheebroek 22 in Dwingeloo is gelegen in het buitengebied, ten noorden van het Dwingelderveld. Op het perceel staat een boerderij met enkele bedrijfsgebouwen behorende bij het (voormalige) melkveehouderijbedrijf van de heer Daatselaar. De bedrijfsactiviteiten zijn begin 2015 gestaakt. Langs de Lheebroek staan verschillende woningen en enkele agrarische bedrijven.

De navolgende luchtfoto geeft de ligging van het perceel Lheebroek 22 aan:

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0002.png"

Omschrijving plangebied

Lheebroek 22

Op het perceel Lheebroek 22 staat de oorspronkelijk boerderij met woonhuis en bijgebouw (1, 2 en 3), een melkveestal (4), een loods (5) en een mestsilo (6). Op navolgende afbeelding zijn de verschillende gebouwen aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0003.png"

De volgende foto's geven een beeld van de huidige bebouwing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0004.jpg"

De woning

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0005.jpg"

Het bijgebouw bij de woning

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0006.jpg"

De melkveestal

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0007.jpg"

De loods

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0008.jpg"

De mestsilo

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0009.jpg"

Locatie (voormalige) voeropslag

In de bijlage is een overzicht opgenomen van de gebouwen met de oppervlakten.

De woning is geregistreerd als een gemeentelijk monument. De woning is voorzien van een rieten kap, evenals het bijgebouw. De stal is gebouwd in 1977.

De loods is enkele jaren geleden gebouwd en verkeert nog in zeer goede staat. Aan de westzijde van de bebouwing liggen enkele kuilvoerplaten.

Te bebouwen perceel

Het perceel voor de nieuw te bouwen woning ligt ten oosten van het perceel Lheebroek 22. Deze foto geeft een beeld van het te bebouwen perceel vanaf Lheebroek 22.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0010.jpg"

Betreffend perceel wordt met een forse houtsingel afgescheiden van het perceel met woonhuis ten oosten hiervan.

2.2 Toekomstige situatie

Met de ruimte-voor-ruimte regeling (zie ook de paragraaf over het provinciaal beleid) kan een nieuwe woning gebouwd worden onder voorwaarde dat er minimaal 750 m2 landschapsontsierende bebouwing gesloopt wordt. Deze regeling betekent een ruimtelijke verandering van het erf Lheebroek 22 en de bouw van de woning op het naastgelegen perceel.

Wijziging bestaand erf

Op het bestaande erf zullen de ligboxenstal en de mestsilo gesloopt worden. Daarnaast zal de kuilvoeropslag verdwijnen. Daarmee ontstaat een erf dat bestaat uit een karakteristieke boerderij met bijgebouw, met een loods aan de achterzijde. De loods is vanaf de weg nauwelijks zichtbaar.

De ligboxenstal heeft een oppervlak van circa 943 m2 en de mestsilo circa 215 m2. Het te slopen oppervlak komt daarmee uit op 1158 m2.

Bouw nieuwe woning

Op het naastgelegen perceel wordt een aardewoning gebouwd. De woning voegt zich door de vormgeving en het materiaalgebruik in het landschap. De woning wordt daarnaast gekenmerkt door het energiezuinige ontwerp. In de bijlage zijn de afbeeldingen van het bouwplan opgenomen.

De woning bestaat uit één bouwlaag en heeft daardoor een groter grondoppervlak dan reguliere woningen. De woning is echter een stuk lager dan reguliere woningen, circa 4,5m hoog. Dat is de hoogte inclusief de grondlaag.

Het oppervlak van de woning bedraagt 160 m2, met een aangebouwde berging/opslag van 62m2.

De gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij het hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 75% van de oppervlakte van het hoofdgebouw.

Het ontwerp van de woning is goedgekeurd door welstand.

Landschappelijke inpassing nieuwe woning

De locatie is een circa 100 jaar oude (heide) veldontginning. Het is gelegen tegen het Lheebroekerzand; een gebied rijk aan stuifduinen, nu deels begroeid met bos. De woning refereert aan deze stuifduinen.

De woning wordt omgeven door enkele solitaire bomen. Daarnaast zal ten westen en oosten van de woning een singel van hakhoutstruweel gerealiseerd worden.

Op het inpassingsplan in de bijlage is weergegeven waar welke soorten geplant worden.

Zonnepanelen

De initiatiefnemers van dit plan hebben het voornemen enkele zonnepanelen ten noorden van de bestaande bebouwing te plaatsen, om daarmee in de eigen energiebehoefte te kunnen voorzien. Dit voornemen ligt in lijn met het duurzame karakter van de nieuwe (aarde)woning. Plaatsing van zonnepanelen op de nieuwe woning is geen optie. Het ontwerp van de nieuwe woning leent zich niet voor plaatsing van zonnepanelen op het 'dak'; er is immers geen echt traditioneel dak. Direct bij de nieuwe woning is vanwege de ligging nabij de bosrand in verband met schaduwwerking geen optie. Op de bestaande boerderij is geen optie, vanwege de toekomstige wisseling van eigenaar (de panelen zullen behoren bij de nieuwe woning).

Het in eigendom van de initiatiefnemers zijnde perceel is circa 208 meter diep en 190 meter breed. Het is gelegen aan de noordzijde van de weg Lheebroek. Deze weg ligt direct langs het bos en is aan perceelzijde voorzien van laanbeplanting van eik. Aan de oostzijde van het perceel ligt een oudere singel van voornamelijk eik. Genoemde eikenbomen zijn naar schatting 25 meter hoog.

In de maanden november, december en januari staat de zon laag aan de hemel, waardoor de eerste 80 meter vanaf de verharding – waarbinnen de te bouwen woning gelegen zal zijn - geheel in de schaduw van de bomen blijft. Het plaatsen van zonnepanelen binnen deze 80 meterzone is zeer onrendabel.

Zodra de zon in bovengenoemde 3 maanden boven de bomen uitkomt, raakt het zonlicht de aarde vanaf 190 meter van de bomen. Daarna komt de zonlichtgrens langzaam naar voren, om bij het dalen van de zon weer naar achteren te wijken. Om op deze locatie het gehele jaar voldoende rendement te hebben van zonnepanelen, is daarom plaatsing op minimaal 190 meter van alle bomen noodzakelijk.

Plaatsing van de panelen zodanig dat deze vanaf openbaar terrein of particulier terrein van anderen niet te zien zullen zijn, is goed uitvoerbaar. In het landschappelijk inpassingsplan is aangegeven waar de panelen geplaatst worden. Hierop is ook te zien dat in verband met de panelen hakhoutstruweel gerealiseerd wordt bij de zonnepanelen. Daarnaast geeft de gemeente de voorkeur aan een verdiepte opstelling en bedraagt de maximale hoogte 1,5 m.

2.3 Juridische vormgeving

Dit bestemmingsplan voorziet in de wijziging van de bestemming Lheebroek 22 naar de bestemming Wonen - Voormalige boerderijen en de wijziging van de agrarische bestemming naar de bestemming Wonen voor de nieuw te bouwen woning.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden. De wijze waarop deze regeling juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012 en de verplichting om het plan digitaal op te stellen.

Bij het opstellen van de regels zijn zoveel mogelijk de regels uit het vigerend bestemmingsplan van het Buitengebied overgenomen. Echter gelet op de bijzondere vorm van de woning, zijn daar waar nodig de regels op maat gemaakt voor het onderhavige plan. In het bestemmingsplan Buitengebied is een onderscheid gemaakt tussen 'Wonen' en 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Bij het 'Wonen - Voormalige boerderijpanden' is voor het behoud van de hoofdvorm en de maatvoering een aparte regeling noodzakelijk. Het in stand houden van een voormalige boerderij, waarbij veelal sprake is van een karakteristiek pand, vergt veel inspanning en kapitaal. Ook in dit bestemmingsplan is daarom voor deze specifieke woonbestemming een verruiming van het gebruik voor kleinschalige activiteiten opgenomen.

De voormalige boerderij is dus bestemd als 'Wonen - Voormalige boerderijpanden'. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het splitsen van voormalige boerderijen mogelijk te maken tot maximaal drie woningen.

De bestemming 'Wonen' heeft betrekking op de nieuwe woning met de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen. Bijbehorende tuinen, erven en terreinen zijn ook onder deze bestemming gebracht.

Binnen de bebouwingsbepalingen voor deze bestemming is onderscheid gemaakt tussen hoofdgebouwen enerzijds en aan- en uitbouwen en bijgebouwen anderzijds. Het hoofdgebouw is het belangrijkste bouwwerk op het perceel, niet alleen qua bestemming maar ook qua bouwmassa.

Daarnaast worden bijgebouwen gezien als gebouwen die zowel functioneel als ruimtelijk ondergeschikt zijn aan en ten dienste staan van het hoofdgebouw, zoals een garage, berging, en dergelijke. Een bijgebouw kan in die zin zowel vrijstaand als aangebouwd worden gerealiseerd. Tenslotte zijn aan- en uitbouwen gebouwen die ruimtelijk ondergeschikt zijn, maar functioneel deel uitmaken van het hoofdgebouw, zoals een uitbreiding van de woonkamer of een serre. De ondergeschiktheid manifesteert zich uitsluitend in ruimtelijke zin, bijvoorbeeld door een lagere nokhoogte, een terugrooiing, en dergelijke. De bereikbaarheid of de scheiding van andere ruimtes is voor deze ruimtelijke benadering niet van belang.

De woonfunctie mag bij recht gecombineerd worden met een aan-huis-verbonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en kinderopvang tot maximaal 6 kinderen inclusief de eigen kinderen. Hiervoor zijn enkele criteria opgenomen in de regels. Daarnaast is onder voorwaarden zorg, kinderopvang met meer dan 6 kinderen inclusief de eigen kinderen en bed & breakfast mogelijk. Hiervoor is een omgevingsvergunning nodig.

Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de aanduiding "paardenhouderij" aan te brengen om hobbymatig vee te houden. Er mag dan maximaal 500 m2 binnen de bestaande gebouwen worden gebruikt ten behoeve van de paardenhouderij. Binnen de bestemming mag ten hoogste 250 m² aan nieuwe bijgebouwen ten behoeve van een paardenhouderij worden opgericht.

Ten slotte bevat het bestemmingsplan een bestemming met specifieke aanduiding waarmee grondgebonden zonnepanelen gerealiseerd kunnen worden, welke voorzien in de eigen energiebehoefte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. De Structuurvisie geeft een nieuw, integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In deze structuurvisie schetst het Rijk de ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028:

  • 1. de hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer en energie (inclusief het aanwijzen van gebieden waar grootschalige windparken kunnen komen);
  • 2. de waterveiligheid (zoals de Afsluitdijk), het kustfundament en de milieukwaliteit;
  • 3. de bescherming van het cultureel erfgoed en unieke natuur (zoals de Waddenzee, de Stelling van Amsterdam en de Veluwe).

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motivieringseis inhet Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.

De ladder bestaat uit de volgende drie stappen:

Trede 1: is er een regionale behoefte? Het plan betreft een particulier initiatief voor de bouw van één woning. De behoefte is daarmee voldoende aangetoond.

Trede 2: is (een deel) van de behoefte op te vangen in bestaand stedelijk gebied? Nee, het plan betreft sloop van agrarische gebouwen en de bouw van één nieuwe (buitengebied-gerelateerde) woning.

Trede 3: zoek een locatie die multimodaal ontsloten is of kan worden voor de resterende regionale behoefte. Deze trede is niet van toepassing, omdat de woning nabij het voormalige agrarische bedrijf gesitueerd wordt en het slechts gaat om één woning. Multimodale ontsluiting is hiervoor niet nodig.

Naast de in de SVIR opgenomen rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028), wordt in de structuurvisie aangegeven dat het schaarser worden van fossiele brandstoffen, CO2-uitstoot, geopolitieke verhoudingen en een gelijktijdige verdere groei van de energievraag het noodzakelijk maakt om de aanwezige capaciteit aan energie op

Europese schaal beter te benutten. Ruimte moet worden gegeven aan de transitie naar andere energiebronnen (wind, zon, biomassa, bodemenergie, geothermie) in combinatie met het werken aan energiebesparing en energierecycling.

De Nederlandse overheid stimuleert toepassing van zonnestroom. De Nederlandse doelstellingen uit het werkprogramma Schoon & Zuinig zijn voor zonnestroom onder meer uitgewerkt in de regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) en het Innovatieprogramma Zonnestroom (IPZ). De basis van het IPZ is de Innovatie Agenda Energie en de daarbij uitgevoerde marktanalyse.

Het beoogde plan sluit aan op de doelen vanuit het Rijk om ruimte te zoeken naar andere energiebronnen (in het plan o.a. in de vorm van zonnepanelen) in combinatie met het werken aan energiebesparing (de woning komt in een aarden bult, waardoor de woning zeer goed geïsoleerd is).

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Drenthe

Provinciale Staten hebben op 2 juli 2014 ingestemd met de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. In de Omgevingsvisie staat het ruimtelijk beleid voor de provincie verwoord en verbeeld.

De visiekaart geeft het algemene beleid per gebied weer. Op de visiekaart is te zien dat het plangebied gelegen is in het 'Landbouwgebied' Het Dwingelderveld is aangegeven als 'Robuuste natuur'.

De landbouw biedt de provincie maximale speelruimte in dit gebied. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de kernkwaliteiten. Ontwikkelingen in deze gebieden mogen daarom geen negatief effect hebben op de landbouw. In deze gebieden streven we naar een waterhuishoudkundige inrichting die is afgestemd op de functie Landbouw.

Naast ruimtelijke kwaliteit staan in de Omgevingsvisie zorgvuldig ruimtegebruik en het beschermen van de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. In de Omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het opstellen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal.

Evenals in het nationale beleid, wordt in het provinciaal beleid voor het inpassen van ruimtevragende functies de SER (Sociaal Economische Raad)-ladder gehanteerd. Het model stelt onder meer dat extra ruimte voor wonen en werken zoveel mogelijk moet worden gezocht in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied. Met bundeling en intensivering van verstelijking ontstaat voldoende massa voor hoogwaardige voorzieningen. De verzorgingsfunctie van stedelijke centra wordt daardoor versterkt.

In de omgevingsvisie is de SER-ladder als volgt geformuleerd:

  • 1. Gebruik ruimte die al beschikbaar is gesteld voor een bepaalde functie of door herstructurering beschikbaar gemaakt kan worden.
  • 2. Maakt optimaal gebruik vande mogelijkheden om door meervoudig ruimtegebruik de ruimteproductiviteit te verhogen.
  • 3. Indien het voorgaande onvoldoende soelaas biedt, is de optie van uitbreiding van het ruimtegebruik aan de orde.

Daarbij dienen verschillende relevante waarden of belangen goed te worden afgewogen in een gebiedsgerichte aanpak. Door een zorgvuldige keuze van de locatie van 'rode' functies en door intensivering in kwaliteitsverbetering van de omliggende groene ruimte, moet worden verzekerd dat het meerdere ruimtegebruik voor wonen, bedrijventerreinen of infrastructuur de kwaliteit van natuur en landschap respecteert en waar mogelijk versterkt.

Het doel van de SER-ladder is dat eerst wordt ingezet op het gebruik van de ruimte binnen bestaand bebouwd gebied (bijvoorbeeld door herstructurering, verdichting, inbreiding of functieverandering) of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied.

De Omgevingsvisie is vertaald naar regels in de Omgevingsverordening. Deze verordening komt in de volgende paragraaf aan bod.

3.2.2 Omgevingsverordening

In de geconsolideerde versie (geldend vanaf 1-10-2014) is de ruimte-voor-ruimte regeling opgenomen:

Artikel 3.24, Ruimte-voor-ruimte regeling

  • 1. Een ruimtelijk plan voor een gebied, niet gelegen binnen het Bestaand Stedelijk gebied, voorziet in een Ruimte-voor-ruimte regeling als in dat gebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is.
  • 2. De Ruimte-voor-ruimte regeling wordt vormgegeven met inachtneming van het volgende:
  • a. toepassing van de regeling is alleen mogelijk voor agrarische bedrijfsbebouwing die op 2 juni 2010 al aanwezig was;
  • b. de randvoorwaarde dat de sloopnorm voor een compensatiewoning 750 m2 en 2.000 m2 voor twee compensatiewoningen aan agrarisch bedrijfsbebouwing bedraagt;
  • c. afwijking van de onder b genoemde randvoorwaarde is mogelijk mits sprake is van een extra kwaliteitsslag;
  • d. de mogelijkheid tot het samenvoegen van agrarische bebouwing op meerdere percelen (saldering) om te kunnen komen tot de sloopnorm van 750 m2 of tot 2.000 m2;
  • e. randvoorwaarden voor inpassing, omvang, inhoud, uiterlijk van de ompensatiewoning worden vastgelegd;
  • f. de randvoorwaarde dat bouw van een compensatiewoning niet plaatsvindt in gebieden die op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende kaart 1 (Visiekaart 2020) met de functie 'Natuur' en Beekdalen' zijn aangeduid, tenzij:
    - zich geen situatie voordoet zoals verwoord in artikel 3.35, eerste lid
    - wordt voldaan aan hetgeen is opgenomen in artikel 3.36, tweede lid, onder c.

De agrarische bedrijfsbebouwing was al lang voor 2 juni 2010 aanwezig. Met de sloop van de stal en silo wordt er ruim 1100 m2 bebouwing gesloopt. Er wordt ruimschoots voldaan aan de 750 m2 norm. In de bestemmingsregels zijn randvoorwaarden wat betreft omvang en inhoud opgenomen. De randvoorwaarden voor inpassing staan omschreven in het landschappelijk inpassingsplan. In de regels wordt hiernaar verwezen. De welstandscommissie heeft het uiterlijk van de woning beoordeeld en is akkoord.

Ten slotte is het gebied op kaart 1 aangewezen als 'landbouwgebied' en niet als 'natuur' of 'beekdalen'.

Tevens bevat de omgevingsverordening een regeling voor zuinig ruimtegebruik (artikel 3.15). Hierin is opgenomen dat een ruimtelijk plan slechts in ruimtevragende ontwikkelingen kan voorzien indien uit het desbetreffende plan blijkt dat dit op basis van de SER-ladder gerechtvaardigd is. Een SER-ladder hoeft echter in het geval van een ruimte-voor-ruimte regeling niet toegepast worden (artikel 3.15, lid 3).

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Bestemmingsplan Buitengebied

Voor het buitengebied is een nieuw bestemmingsplan opgesteld. Echter vanwege een gerechtelijke uitspraak van 6 augustus 2014 zijn delen van het betreffend bestemmingsplan door de Raad van State buiten werking gesteld, waaronder de agrarische bestemmingen. Daardoor geldt voor het plangebied niet het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied, maar het 'oude' bestemmingsplan Buitengebieden Dwingeloo, in combinatie met de 'partiële herziening bestemmingsplan buitengebied (anticipatie)'.

Het perceel Lheebroek 22 heeft in het oude bestemmingsplan Buitengebied Dwingeloo de bestemming 'bodemgebonden agrarische bedrijven'. Het naastgelegen perceel, waar de nieuwe woning geprojecteerd is, heeft de bestemming 'agrarische kultuurgronden – onbebouwd'.

3.3.2 Partiële herziening bestemmingsplan buitengebied (anticipatie)

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied heeft de gemeente Westerveld geanticipeerd op enkele regelingen uit het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied. Voor die anticipatie is de 'partiële herziening bestemmingsplan buitengebied (anticipatie)' opgesteld (vastgesteld op 16 december 2010). Deze herziening is nog vigerend, omdat de agrarische bestemmingen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied door de Raad van State zijn vernietigd. De partiële herziening is een gedeeltelijke herziening van onder meer het bestemmingsplan Buitengebied Dwingeloo.

Eén van de regelingen welke in de partiële herziening is opgenomen is de ruimte-voor-ruimte regeling.

In de herziening staat onde X:

"Aan de voorschriften van artikel 7 (Bodemgebonden agrarische bedrijven - grondwaterbeschermingsgebied) van het bestemmingsplan Buitengebieden (Dwingeloo) wordt een lid 6 (Wijzigingsbevoegdheid) met onderstaande tekst ingevoegd en het bestaande lid 6 wordt doorgenummerd tot lid 7".

"Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemmingen genoemd onder X worden gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ of ‘Wonen - Voormalige boerderijen’ ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels genoemd onder VI respectievelijk in bijlage A van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de voormalige bedrijfsgebouwen, die landschapsontsierend zijn, worden gesaneerd ten behoeve van de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  • d. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • e. het voormalige boerderijpand of andere beeldbepalende bouwvormen als landschappelijk waardevolle verschijningsvorm worden gehandhaafd;
  • f. de agrarische functie is beëindigd;
  • g. een onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden waarbij ten aanzien van de landschappelijke waarden toetsing aan het Beeldkwaliteitsplan plaatsvindt."

en:

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming wordt gewijzigd in de bestemming ‘Wonen’ en/of ‘Wonen - Voormalige boerderijen’ ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels genoemd onder VI respectievelijk in bijlage A van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 750 m² (voor één woonhuis) of ten minste 2.000 m² (voor twee woonhuizen) landschapsontsierende bebouwing wordt gesloopt;
  • d. bij toepassing van de sloop alle bouwwerken, niet zijnde de cultuurhistorisch waardevolle en/of karakteristieke gebouwen, van het perceel worden verwijderd, zodanig dat volledige sloop plaatsvindt en het perceel op een kwalitatief goede wijze, passend in het landschap, wordt ingericht, overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
  • e. het (de) ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis(zen) bij de voormalige boerderij wordt(en) gebouwd;
  • f. het (de) ter compensatie van de sloop nieuw te bouwen woonhuis(zen) de bestemming ‘Wonen’krijgt;
  • g. de agrarische functie is beëindigd;
  • h. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen hogere waarde;
  • i. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, waarbij ten aanzien van de landschappelijke waarden toetsing aan het Beeldkwaliteitsplan plaatsvindt;
  • j. het perceel niet gelegen is in de Ecologische Hoofdstructuur.

Om gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid dient aan alle voorwaarden voldaan te worden. Omdat aan enkele voorwaarden niet voldaan kan worden (waaronder de maximale grondoppervlakte van de nieuwe woning), is een aparte bestemmingsplanprocedure nodig in plaats van een wijzigingsprocedure. Deze afwijking heeft te maken met de bouwvorm van de nieuwe woning. In het navolgende wordt per punt aangegeven of het plan aan de voorwaarden voldoet. En zo niet, om welke reden hiervan wordt afgeweken.

Toetsing aan de voorwaarden met betrekking tot het huidige perceel:

  • a. in de regels is zoveel mogelijk aangesloten bij het bestemmingsplan Buitengebied. Echter, gelet op de bijzondere bouwvorm, is maatwerk noodzakelijk. Er is namelijk geen sprake van een standaard bouwplan. Dat vraagt op een aantal onderdelen om aanpassing van de regels, waaronder de maximale oppervlakte van het hoofdgebouw. Omdat de woning slechts één verdieping omvat, is het logisch dat er meer oppervlak nodig is dan in het geval het gaat om een woning met één of zelfs twee verdiepingen. In het hoofdstuk Planbeschrijving is aangegeven waarom is gekozen voor de betreffende bouwvorm.
  • b. omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt. De afstand tot het meest nabijgelegen agrarische bedrijf (veehouderijbedrijf) is circa 700 m. Vanuit de Wet geurhinder en veehouderijen bedraagt de minimale afstand tussen een woning en een veehouderij 50 m in het buitengebied;
  • c. de voormalige melkveestal, mestsilo en kuilvoerplaten worden verwijderd. Dit zijn de landschapsontsierende gebouwen/bouwwerken op het erf;
  • d. de woonfunctie blijft binnen de huidige bedrijfswoning mogelijk;
  • e. het boerderijpand met bijbehorend bijgebouw (zie paragraaf 2.2.) blijven op het erf staan.
  • f. de agrarische functie is begin 2015 beëindigd;
  • g. uit hoofdstuk 4 blijkt dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie en de natuurlijke waarden. De nieuwe woning behoeft vanwege zijn bijzondere ontwerp in feite weinig landschappelijke inpassing. De woning wordt bedekt met aarde en deze aarde wordt ingezaaid met gras. Daarmee voegt de woning zich als het ware in het landschap. Desondanks worden er enkele bomen en hakhoutstruweel aangeplant, waardoor het geheel een beslotener karakter krijgt. De verkeersveiligheid is niet in het geding. Er komt een nieuwe aansluiting op de Lheebroek, waarbij richting beide zijden voldoende zicht aanwezig is. De woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden worden niet beperkt. Agrarisch gebruik van de omliggende gronden blijft mogelijk en tussen de nieuwe woning en de naastgelegen woning ligt een ruime afstand (meer dan 180 meter) met een forse houtsingel.

Toetsing aan de voorwaarden met betrekking tot het nieuwe perceel:

  • a. zie 'a' bij toetsing huidige perceel;
  • b. zie 'a' bij toetsing huidige perceel;
  • c. er wordt 1100 m2 gesloopt en daarmee voldaan aan de 750 m2 eis;
  • d. de landschapsontsierende melkveestal en mestsilo (en kuilvoerplaten) zullen worden gesloopt. De loods achter de boerderij is enkele jaren geleden gebouwd en het zou daarom zonde zijn deze loods te slopen. De loods heeft een relatief beperkte omvang; circa 205 m2 en de loods staat direct achter de bestaande boerderij. De toesting aan het beeldkwaliteitsplan gemeente Westerveld komt in de navolgende paragraaf aan bod;
  • e. de nieuwe woning wordt op circa 80 m vanaf het huidige erf gebouwd. Dat tussen het huidige erf en de nieuwe woning deze afstand wordt aangehouden, heeft vooral te maken met de bijzondere vormgeving van de nieuwe woning. Het ontwerp van de woning komt veel beter tot zijn recht als deze de mogelijkheid krijgt om op te gaan in het landschap. Landbouwgrond rondom de nieuwe woning is daarom noodzakelijk.
  • f. het nieuwe perceel is voorzien van de bestemming Wonen;
  • g. zie 'f' bij toetsing huidige perceel;
  • h. uit paragraaf 4.3 blijkt dat er voldoende afstand tot de weg wordt aangehouden;
  • i. zie 'g' bij toetsing huidige perceel En wat betreft de nieuwe woning: deze is goed landschappelijk ingepast;
  • j. het perceel is niet gelegen in Ecologische Hoofdstructuur.

Hiermee kan geconcludeerd worden dat niet aan alle voorwaarden voldaan wordt, maar dat er goede redenen zijn om van deze standaard regels af te wijken. Het plan heeft een dusdanig karakter (qua vormgeving, inpassing en duurzaamheid), dat de ontwikkeling niet alleen op individuel niveau gewenst is, maar ook aansluit op de maatschappelijke behoeften.

3.3.3 Beeldkwaliteitsplan

Het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Westerveld (bkp) bevat de spelregels waaraan de nieuwe of vernieuwde bebouwing van particulieren en ondernemers in het buitengebied van de gemeente Westerveld zal moeten voldoen.

Vanwege de bijzondere bouwvorm zijn veel van de 'standaard' regels uit het beeldkwaliteitsplan niet van toepassing. De welstandscommissie heeft het bouwplan inmiddels akkoord bevonden.

Wat betreft de landschappelijk inpassing, zijn ook niet alle 'regels' van toepassing. De woning voegt zich door het ontwerp en materiaalgebruik namelijk al in het landschap.

Desondanks komt in het navolgende een samenvatting uit het beeldkwaliteitsplan aan bod, met de belangrijkste aanknopingspunten voor het onderhavige plan.

De locatie is volgens het bkp gelegen in het beekdal. Landschappelijke prestaties bij nieuwe ontwikkelingen zijn in dit gebied:

  • het terugbrengen van houtwallen, zowel dwars op de randen gesitueerd, als evenwijdig aan de beekdalrand;
  • het behoud en of herstel van greppels, en smalle sloten die de smalle diepe kavels van elkaar scheiden;
  • daar waar grootschalige ruilverkavelingen plaatsvonden, wordt niet gestreefd naar het terugbrengen van de afwezige kernkwaliteiten.

Middelen om via landschappelijke inpassing het doel te bereiken volgens het beeldkwaliteitsplan zijn:

  • bij erven aan de rand van het beekdal terugbrengen van houtwallen dwars op en evenwijdig aan de rand. Dit kan ook onderdeel uitmaken van een erfinrichtingsplan bij uitbreiding van een erf;
  • bij agrarische erven in de open ruimte de kantige en rechthoekige vorm van de erven als basis opzet hanteren. Op de vier hoeken van de erven staat in ieder geval hoogopgaande beplanting. Afhankelijk van de situatie zijn tussen deze hoeken twee zijden gevuld met streekeigen bomen en struiken. De overige zijden zijn gevuld met een combinatie van streekeigen bomen, hagen en / of fruitbomen of een grastalud;
  • de afstand tussen de bebouwing en de kavelgrens en/of sloten moet ruim voldoende zijn om beplanting mogelijk te maken.

Uit het inpassingsplan blijkt dat er enkele houtwallen (hakhoutstruweel) aangelegd worden dwars op de rand van het beekdal. Daarnaast is er voldoende ruimte over tussen de bebouwing en de kavelgrens om beplanting mogelijk te maken. Het inpassingsplan sluit daarmee aan op de doelstellingen uit het bkp. Het inpassingsplan is opgenomen als bijlage.

Het bouwplan is daarnaast goedgekeurd door welstand.

Hoofdstuk 4 Milieuaspecten

Per paragraaf wordt ingegaan op het geldende beleid en wetgeving voor de verschillende aspecten en op de wijze waarop dit van invloed is op het voorliggende plan. Daarnaast zulen voor de schuur de voorschriften vanuit het Activiteitenbesluit gelden.

4.1 Bedrijven en milieuzonering

Ten behoeve van een passende afstand rond bedrijven en instellingen ten opzichte van gevoelige functies is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst.

In deze bedrijvenlijst zijn richtafstanden opgenomen die gelden tussen bedrijven en milieugevoelige functies, zoals woningen.

In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven. Deze liggen echter op circa 700 m ten opzichte van het plangebied. De grootste richtafstand bedraagt 200 m (in het geval van intensieve veehouderij).

Op het vlak van milieuzonering zijn er geen belemmeringen.

4.2 Bodem

In het geval er nieuwe gebouwen opgericht worden, waar mensen gemiddeld langer dan 2 uur per dag verblijven, dient voor het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouw, de milieuhygiënische gesteldheid van de bodem geschikt te zijn bevonden voor het toekomstig gebruik.

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (voor de rapportage zie bijlage) blijkt dat er geen verontreinigingen zijn aangtroffen.

4.3 Geluidhinder

Wegverkeerslawaai

Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen in principe een geluidzone. Uitzondering zijn wegen waarvoor een maximale snelheid van 30 km/uur geldt, die wegen die deel uitmaken van een woonerf of een gemeentelijke geluidsniveaukaart waaruit blijkt dat de geluidsbelasting op 10 meter uit de as van de meest nabijgelegen rijstrook 48 dB of minder bedraagt. De gemeente beschikt echter niet over een door de gemeenteraad vastgestelde geluidniveaukaart.

De breedte van de zone is afhankelijk van de ligging van de weg in stedelijk of buitenstedelijk gebied en van het aantal rijstroken. In buitenstedelijk gebied bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg in acht moet worden genomen 250 m. Ingeval van realisatie van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden.

De nieuwe woning wordt op een afstand van circa 40 m van de weg gebouwd. Daarom is een nadere akoestische beschouwing noodzakelijk.

Uit nader onderzoek blijkt dat als de nieuwe woning op minimaal 7 meter van de wegas gerealiseerd wordt, de geluidsbelasting ten gevolge van de Lheebroek zal voldoen aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder. Er zijn dan geen verdere procedures in het kader van de Wet geluidhinder nodig. In de bijlage is het akoetsisch advies opgenomen.

4.4 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 geldt de Wet luchtkwaliteit (Wlk) als deel van de Wet milieubeheer (titel 5.2 in de Wm). Met de inwerkingtreding van deze wet is het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk) vervallen.


De kern van deze wet bestaat uit de (Europese) luchtkwaliteitseisen en voorziet in het zogenaamd Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het bevat een gebiedsgerichte aanpak en zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Projecten die passen in dit programma hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.


Ook projecten die "niet in betekenende mate" (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of voor een project sprake is van NIBM zijn vastgelegd in de AMvB-NIBM.

Met het onderhavige plan kan slechts één nieuwe woning gebouwd worden. Het effect van de toename van het aantal verkeersbewegingen op de luchtkwaliteit is dusdanig klein dat het project valt onder de 'NIBM'. Een nader onderzoek kan daarmee achterwege blijven.

4.5 Externe veiligheid

Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden, daarbij hoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Het Revi is in 2007 herzien, de afstanden met betrekking tot bestaande situaties zijn hierin verkleind ten opzichte van nieuwe situaties. Het besluit heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening en dus ook voor het bestemmingsplan. Bij het plannen van risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) in de omgeving van een risicovolle inrichting, moet op basis van het Bevi op bindende wijze rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting. Op grond van het besluit gelden bepaalde normeringafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies.

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0011.png"

Risicokaart (ter hoogte van de cirkel wordt de nieuwe woning gebouwd)

Uit de risicokaart blijkt dat in de directe omgeving geen zogenaamde risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Zoals bij inrichtingen het Bevi voorwaarden stelt aan de omgang met externe veiligheid, zo zijn bij vervoer van gevaarlijke stoffen deze voorwaarden opgenomen in de circulaire 'Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen' (cRNVGS). De cRNVGS is een uitwerking van de nota Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen en bepaalt dat ruimtelijke plannen moeten worden getoetst aan de norm voor het plaatsgebonden risico en de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. De circulaire wordt vervangen door het Besluit transportroutes externe veiligheid (Btev), met als uitvloeisel het zogeheten Basisnet voor de beoordeling van de risico's vanwege transport van gevaarlijke stoffen.

De nieuwe wetgeving is van toepassing op de rijksinfrastructuur die onderdeel uitmaakt van de Basisnetten Weg, Water en Spoor. Hierbij wordt vastgehouden aan de volgende zaken:

  • vaste afstanden voor het plaatsgebonden risico;
  • vaste invoergegevens voor de berekening van het groepsrisico;
  • aanwijzing plasbrandaandachtsgebieden (PAG).

In de nabijheid van het plangebied ligt de weg Lheebroek. Deze weg wordt volgens de risicokaart niet gebruikt voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Buisleidingen

Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) omvat de regelgeving op het gebied van buisleidingen waardoor gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In deze regelgeving is bepaald dat de belemmeringen strook (4 m bij buisleidingen met een druk tot en met 40 Bar en 5 m bij overige buisleidingen), de plaatsgebonden risicocontour (10-6) en het invloedsgebied van het groepsrisico in acht dienen te worden gehouden bij ruimtelijke ontwikkelingen.

Uit de risicokaart blijkt dat op circa 600 m van het plangebied een buisleiding ligt (aardgasleiding). Het plangebied ligt buiten de belemmeringen strook, de plaatsgebonden risicocontour en het invloedsgebied van het groepsrisico.

4.6 Archeologie en cultuurhistorie

De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet.

Op grond van artikel 3.6.1 Bro dient in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.

In het navolgende wordt aangegeven op welke wijze met de aspecten archeologie en cultuurhistorie rekening wordt gehouden.

4.6.1 Archeologie

Beleid

In 1992 werd het Europese "Verdrag van Malta" ondertekend door een groot aantal EU-landen, waaronder ook Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is in 2007 de Monumentenwet gewijzigd.

Deze wet heeft twee belangrijke uitgangspunten:

  • behoud van de archeologische waarden in hun originele context in de bodem (in situ), of als dit niet mogelijk is door opgraving en documentatie (ex situ);
  • de verstoorder betaalt.


Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, moet het bestemmingsplan, indien nodig, een bescherming bieden voor archeologisch waardevolle gebieden.

De gemeente Westerveld heeft in het bestemmingsplan Buitengebied verschillende archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Deze zijn gebaseerd op de archeologische beleidsadvieskaart. Er komen drie verschillende dubbelbestemmingen voor (Waarde - Archeologie 1 tot en met 3).

Op de verbeelding is te zien dat voor het plangebied geen dubbelbestemming geldt. Dat betekent dat er ter plaatse geen archeologische waarden verwacht worden en nader onderzoek achterwege kan blijven.

 

4.6.2 Cultuurhistorie

Ruimtelijke cultuurhistorische elementen zijn aanwezig in de vorm van gebouwen en bouwwerken en zijn aanwezig in het landschap. In de eerste categorie, de gebouwen en bouwwerken (de historisch-stedenbouwkundige elementen), zijn vooral de elementen waardevol die karakteristiek zijn voor een bepaalde bouwstijl en zijn de elementen waardevol die iets vertellen over de levenswijze van destijds.

In de tweede categorie zijn de cultuurhistorische elementen vervat in het landschap (ook wel de historisch-geografische waarden genoemd). Hier zeggen bijvoorbeeld aspecten als de kavelstructuur en het wegenpatroon veel over een gebied (en de ontstaansgeschiedenis).

Historisch-(steden)bouwkundige waarden

De woning aan de Lheebroek 22 is een karakteristiek pand. Deze woning (alsmede het schuurtje welke in dezelfde stijl is opgetrokken) blijft behouden. In het plangebied bevinden zich verder geen historisch bouwkundige waarden.

Historisch-geografische waarden

Historisch-geografische waarden zijn de waarden die verweven liggen in het landschap. Het plangebied is gelegen in het beekdalen landschap. De bebouwing in dit landschap staat aan de wegen en de voorzijde van het erf is gericht op de weg. De nokrichting van de oudere bebouwing staat meestal loodrecht ten opzichte van de weg. Het landschap wordt over het algemeen gekenmerkt door openheid. Er zijn verder geen specifieke historisch geografische waarden in het plangebied aanwezig, welke beschermd moeten worden.

De openheid blijft met het plan intact. De nieuwe woning krijgt een lage bouwhoogte en voegt zich door het ontwerp volledig in het landschap. Op het bestaande erf wordt een deel van de landschapsontsierende bebouwing gesloopt en worden de kuilvoerplaten opgeruimd. Het geheel zorgt voor een landschappelijke meerwaarde.

4.7 Ecologie

Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat geen strijdigheid ontstaat met de wetgeving ten aanzien van de gebiedsbescherming (gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van gebieden geregeld. Bij de gebiedsbescherming spelen de volgende aspecten:

  • beschermde Natuurmonumenten;
  • Natura 2000-gebieden (vogel- en habitatrichtlijngebieden): de Europese Unie heeft een zeer gevarieerde en rijke natuur, die van grote biologische, esthetische en economische waarde is. Om deze natuur te behouden heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden;
  • Ecologische Hoofdstructuur (EHS): de EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.

Hierna is de ligging van bovengenoemde natuurgebieden weergegeven (groene begrenzing EHS en oranje begrenzing Natura-2000).

afbeelding "i_NL.IMRO.1701.509PHLhebroek22DGL-0003_0012.png"

Natura-2000

Het plangebied grenst aan het Natura-2000 gebied Dwingelderveld. Op de website van het Ministerie van Economische Zaken is het volgende over het gebied te lezen:

Het Dwingelderveld is een uitgestrekt heideterrein in het oude Drentse esdorpenlandschap. Het gebied herbergt uitgestrekte vochtige heidegebieden, hoogveenvennen, zure en zwakgebufferde vennen, oude eikenbossen, een klein hoogveen, droge heide, stuifzanden en jeneverbesstruwelen. In het gebied liggen prehistorische grafheuvels. De Boswachterij Dwingeloo bestaat uit bossen die begin 20e eeuw zijn aangeplant op stuifzand en heide. In de bossen liggen diverse vennetjes en heidevelden. Het Lheebroekerzand is een zeer afwisselend stuifzandgebied met bos, heide en jeneverbesstruweel. De Anserdennen is een heuvelachtig deel waar gemengd bos, heide en vennen op voormalig stuifzand voorkomen.

Het plan omvat afbraak van een stal en een mestsilo en de bouw van een nieuwe woning. Deze activiteiten vinden buiten het Natura-2000 gebied plaats en hebben geen negatief effect op de instandhoudingsdoelen voor het Natura-2000 gebied. Alleen de ammoniak uitstoot van het agrarisch bedrijf van de initiatiefnemer zou een negatief effect kunnen hebben op bepaalde soorten in het gebied. De ammoniak uitstoot vanaf Lheebroek 22 wijzigt met het beëindigen van de bedrijfsactiviteiten, waardoor de stikstofdepositie op het Natura-2000 gebied vermindert. Omdat de heer Daatselaar het voornemen heeft om enkele dieren te houden bij de nieuwe woning, is er toch een Natuurbeschermingwet vergunning aangevraagd.

De NB-vergunning ligt ter beoordeling bij het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westerveld.

Ecologische hoofdstructuur

Het rijksbeleid met betrekking tot de EHS is per provincie uitgewerkt in een provinciale ruimtelijke verordening. De bescherming van EHS-gebieden is alleen van toepassing op projecten, plannen en handelingen binnen de EHS. Het Dwingelderveld is eveneens aangewezen als EHS gebied. Het plangebied maakt hier echter geen onderdeel van uit. De EHS vormt daarom geen belemmering voor het plan.

Soortenbescherming Flora- en faunawet

De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen beschermde dieren en planten – die in de wet zijn aangewezen – niet gedood, gevangen, verontrust, geplukt of verzameld worden en is het niet toegestaan om nesten, holen of andere vaste verblijfplaatsen van beschermde dieren te beschadigen, vernielen of te verstoren. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor (bedreigde) soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode Lijstsoorten zijn de ontheffingsvoorwaarden zeer streng. De Flora- en faunawet is altijd onverkort van kracht. Dit betekent dat op het moment dat nieuwe activiteiten aan de orde zijn – in het kader van de Flora- en faunawet – de mogelijke effecten op de te beschermen soorten worden meegewogen.

Het perceel voor de nieuwe woning is zowel in het verleden als ook momenteel in gebruik voor de landbouw (grasland). Opgaande beplanting komt in het plangebied niet voor. Er wordt ruime afstand (circa 40 meter) aangehouden tot de bestaande bomen/struiken in de houtsingel ten oosten van het plangebied.

Voldoende aannemelijk is dat er geen te beschermen flora en fauna kan voorkomen. Een nader onderzoek is daarom niet zinvol.

Op het perceel van de huidige boerderij worden de stal en de silo gesloopt. Ten behoeve van de landschappelijke inpassing, is voorzien in de aanleg van diverse groensingels en aanplant van bomen. Naar verwachting zal de gehele ontwikkeling daarmee een positieve bijdrage gaan leveren aan de flora- en fauna.

4.8 Water

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient het waterschap vroegtijdig op de hoogte gebracht te worden. Via de online watertoets is het plan kenbaar gemaakt bij het waterschap. Hieruit blijkt dat de korte procedure van het waterschap gevolgd kan worden.

In het volgende komen de waterhuishoudkundig relevante aspecten aan bod.

Waterhuishouding

Het plan loopt geen verhoogd risico op wateroverlast als gevolg van overstromingen. Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. In het verleden is er in of rondom het plangebied geen wateroverlast of grondwateroverlast geconstateerd. De toename van het verharde oppervlak is minder dan 1500 m2.

Voorkeursbeleid hemelwaterafvoer

In het plan wordt gestreefd het voorkeursbeleid van het waterschap op te volgen. Als het hemelwater niet wordt aangekoppeld of wordt afgekoppeld van het bestaande rioolstelsel is oppervlakkige afvoer en infiltreren in de bodem uitgangspunt. Als infiltratie in de bodem niet mogelijk is, is lozing op het oppervlaktewater via een bodempassage gewenst. Speciale aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen en een duurzaam gebruik van de openbare ruimte om een goede kwaliteit van het afgekoppelde hemelwater te garanderen.

Aanleghoogte van de bebouwing

Voor de aanleghoogte van de gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter ten opzichte van de gemiddelde hoogste grondwaterstand(GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren. Ook voor lager, beneden het maaiveld, gelegen ruimtes (kelders, parkeergarages) moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast.

Watertoetsproces

De initiatiefnemer heeft het Waterschap Reest en Wieden geinformeerd over het plan door gebruik te maken van de digitale watertoets. De beantwoording van de vragen heeft er toe geleid dat de korte procedure van de watertoets is toegepast. De bestemming en de grootte van het plan hebben een geringe invloed op de waterhuishouding.

"De procedure in het kader van de watertoets is goed doorlopen conform de Handreiking Watertoets III. Waterschap Reest en Wieden geeft een positief wateradvies".

Dit advies is opgenomen als bijlage.

4.9 Verkeer en parkeren

Het perceel van de nieuwe woning wordt aangesloten op de Lheebroek. De locatie van de aansluiting is weergegeven in het inpassingsplan. Op het perceel (bij de woning) zal voldoende ruimte aanwezig zijn voor het parkeren van auto's.

4.10 Vormvrije MER-beoordeling

Per 1 april 2011 is het Besluit milieueffectrapportage gewijzigd. Eén van de belangrijkste wijzigingen in het Besluit is de invoering van een vormvrije m.e.r.-beoordeling voor activiteiten die genoemd worden in het Besluit milieueffectrapportage (kolom 1 van de D-lijst), maar onder de daar genoemde drempelwaarden liggen.

Dit bestemmingsplan maakt de bouw van een vrijstaande woning buiten de bebouwde kom mogelijk. Dat betekent, dat het bestemmingsplan een activiteit mogelijk maakt, zoals dat is bedoeld in categorie D.11.2 van onderdeel D van de bijlage bij het besluit milieueffectrapportage. Deze activiteit betreft de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen. Een stedelijk project valt onder een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekkingheeft op:

- een oppervlakte van 100 hectare of meer;

- een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of;

- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Aangezien deze drempelwaarden niet worden overschreden geeft het Besluit milieueffectrapportage aanleiding om een vormvrije m.e.r-beoordeling uit te voeren. Bij de vormvrije m.e.r.- beoordeling wordt nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke nadelige milieu effecten. Op grond van artikel 2 lid 5 van het Besluit milieueffectrapportage moet het voornemen worden getoetst aan de criteria van Bijlage III van de Europese m.e.r. richtlijn.

De kenmerken van het voornemen en de potentiële effecten

Het plan omvat de bouw van slechts een woning en blijft daarmee ver onder de hierboven genoemde drempelwaarden. Hierbij kan er van worden uitgegaan, dat dit niet gepaard gaat met een grote toename aan verkeersintensiteiten en daarmee gepaard gaande milieubelasting (geluid, luchtkwaliteit) ten opzichte van de referentiesituatie.

De plaats van de uitbreiding (ligging ten opzichte van gevoelige gebieden)

Het plangebied ligt buiten de bebouwde kom met daaromheen in de nabijheid woningen en wegen. Het plangebied ligt nabij een Natura-2000 gebied, maar heeft hierop geen negatieve effecten (zie ook paragraaf 4.7).

De conclusie van bovenstaande is, dat er geen belangrijke nadelige milieugevolgen worden verwacht.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De kosten voor de realisatie van de plannen komen voor rekening van de initiatiefnemers. Initiatiefnemers dienen op grond van de legesverordening van de gemeente Westerveld een vast bedrag aan leges te voldoen en daarmee worden de kosten voor de gemeentelijke procedure gedekt.

Tussen de initiatiefnemers en de gemeente is een planschade overeenkomst gesloten.

Vanuit het aspect economische uitvoerbaarheid worden dan ook geen beperkingen verwacht voor de realisatie van de plannen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode hebben belanghebbenden de mogelijkheid gehad om te reageren. Ook is het voorontwerp bestemmingsplan verzonden naar diverse overleginstanties.

Er zijn geen inspraakreacties binnengekomen. De provincie heeft wel gereageerd op het plan, maar had geen inhoudelijke opmerkingen. De vooroverleg reactie van de provincie is opgenomen als bijlage.

Het ontwerp bestemmingsplan heeft wederom zes weken ter visie gelegen. Ook op het ontwerp bestemmingsplan zijn geen zienswijzen ingediend.