Plan: | Oeveraseweg 27, Havelte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1701.057PHOeverasewg27H-0002 |
Recycling Westerveld B.V. (hierna: 'initiatiefnemer') wil aan de Oeveraseweg 27 te Havelte (hierna: 'plangebied') een nieuw bedrijfsgebouw bouwen. Dit bedrijfsgebouw is bedoeld voor composteeractiviteiten. Daarnaast zal het gebruikt worden als machineberging, kantine, douche- en toiletvoorziening en kantoor. Dit past binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Dat geldt niet voor de beoogde plek van het bedrijfsgebouw, welke buiten het 'bouwvlak' valt. Op dat punt zal het bestemmingsplan gewijzigd moeten worden. Op 1 november 2022 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerveld besloten hieraan in principe medewerking te verlenen, onder de voorwaarde dat de milieu- en veiligheidssituatie dit toelaten. Het college heeft hierin meegewogen dat het bouwvlak niet vergroot, maar alleen verplaatst wordt (lees: een kwartslag gedraaid). Door deze verplaatsing steekt de nieuwe bebouwing bovendien minder ver het landschap in dan op basis van het huidige bouwvlak mogelijk was geweest. Voorliggend bestemmingsplan bevat het planologisch-juridisch kader voor de bouwvlakverplaatsing. Daaruit blijkt dat er voor wat betreft de aspecten 'milieu' en 'veiligheid' geen belemmeringen aanwezig zijn (zie Hoofdstuk 5) en dat de landschappelijke inpassing gewaarborgd is.
Het plangebied is globaal aangeduid in afbeelding 1.1. Het ligt aan de oostkant van bedrijventerrein Oeveraseweg in Havelte. Ten westen van het plangebied ligt het afvalbrengstation van de gemeente Westerveld. Zuidelijk van dit afvalbrengstation ligt een perceel van de initiatiefnemer, waarbinnen geen composteeractiviteiten zijn toegestaan (enkel opslag). Dit perceel is buiten het bestemmingsplan gelaten omdat de planologische situatie hier ongewijzigd blijft. De noordzijde van het plangebied grenst aan de Oeveraseweg. Aan de oost- en zuidkant liggen agrarische gronden.
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 3,37 hectare en is kadastraal bekend als gemeente Havelte, sectie Q, nummers 332, 333, 342 (deels) en 346.
Afbeelding 1.1. Globale begrenzing plangebied (bron ondergrond: perceelloep.nl)
Het plangebied is onderdeel van bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oeveraseweg' (vastgesteld d.d. 26 september 2017) en bestemd als 'Bedrijf - composteerinrichting/voercentrum'. Voor de noordoostzijde is een bouwvlak opgenomen. Dit is weergegeven in afbeelding 1.2. Binnen het bouwvlak geldt een bebouwingspercentage van 100% en een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 5 en 10 m. Langs de buitenranden van de bedrijfsbestemming is de bestemming 'Groen - Beplantingsstrook' en deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' van toepassing.
Binnen de bestemming 'Bedrijf - composteerinrichting/voercentrum' is een composteerinrichting toegestaan. Er mogen alleen gebouwen binnen het bouwvlak gebouwd worden. Er is geen binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen om hiervan te kunnen afwijken. Dit betekent dat er buitenplans moet worden afgeweken. Dit kan met een omgevingsvergunning. Het alternatief is het opstellen van een bestemmingsplan. De initiatiefnemer heeft voor dit laatste gekozen.
Afbeelding 1.2. Huidig bestemmingsplan (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Het volgende hoofdstuk gaat in op het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente. Hoofdstuk 3 beschrijft de huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied. De juridische vormgeving van dit bestemmingsplan komt in Hoofdstuk 4 aan bod. In Hoofdstuk 5 is het planvoornemen getoetst aan diverse wet- en regelgeving op het gebied van milieu, bodem, water, ecologie, archeologie en cultuurhistorie. De laatste twee hoofdstukken hebben betrekking op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
In de 'Nationale Omgevingsvisie - Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving' (NOVI, september 2020) geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI gaat uit van 4 prioriteiten: ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie; een duurzaam en economisch groeipotentieel; sterke en gezonde steden en regio’s; een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied. Onderdeel van de tweede prioriteit is het circulair maken van economische activiteiten. "Een toenemende schaarste aan bepaalde grondstoffen en de schadelijke gevolgen van het winnen van grondstoffen dwingen tot minder en efficiënter grondstoffengebruik. Essentieel is dat alle grondstoffen in circulatie blijven en ‘afval’ tot het verleden gaat behoren...Gemeenten dragen zorg voor de juiste randvoorwaarden voor ruimte waar gebruikte producten en grondstoffen door bedrijven kunnen worden verzameld, gesorteerd en geschikt gemaakt om te worden hergebruikt." Dit bestemmingsplan sluit hier in algemene zin op aan, omdat het betrekking heeft op de bouwmogelijkheden van een composteerinrichting die groenafval verwerkt tot grondstof.
Naast de 4 prioriteiten zijn 21 nationale belangen geformuleerd. Voor het maken van afwegingen met betrekking tot de deze belangen zijn 3 afwegingsprincipes opgesteld: combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies; kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; afwentelen wordt voorkomen. Voorliggend bestemmingsplan heeft geen direct raakvlak met de 21 nationale belangen uit de NOVI. Wel worden de afwegingsprincipes in acht genomen. Zo wordt bij de inrichting van het plangebied rekening gehouden met de karakteristieken van het plaatselijke landschap (zie Hoofdstuk 3). Daarnaast wordt afwenteling van hemelwater voorkomen (zie 5.7).
Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen" (uit: Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, 2012). Om beide doelen te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Het doel van de 'laddertoets' is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Uit jurisprudentie blijkt dat een bestemmingsplan dat bij recht een stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, maar ten opzichte van het voorgaande planologische regime niet voorziet in een groter planologisch beslag op de ruimte en/of functiewijziging, niet als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' kan worden aangemerkt (ECLI:NL:RVS:2014:2294). Dit betekent dat voor dit bestemmingsplan - die slechts de verplaatsing van een bouwvlak mogelijk maakt - de laddertoets niet doorlopen hoeft te worden. Wel is in deze toelichting ingegaan op de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed (zie Hoofdstuk 5). Tevens wordt aandacht geschonken aan de behoefte (3.2) en uitvoerbaarheid (Hoofdstuk 6).
Het 'Besluit algemene regels ruimtelijke ordening' (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit bestemmingsplan.
Het planvoornemen sluit aan bij de NOVI en past binnen de regels voor duurzaam ruimtegebruik, zoals vertaald in de ladder voor duurzame verstedelijking. Er is geen sprake van een nationaal belang en evenmin van een inperkende werking op grond van het Barro. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met het ruimtelijk beleid van het Rijk.
De Omgevingsvisie Drenthe 2022 (geactualiseerd d.d. 8 maart 2023) is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkeling van de provincie Drenthe. Met deze visie zet de provincie in op "het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten." De kernkwaliteiten zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Het gaat om: rust, ruimte, natuur en landschap; oorspronkelijkheid (authenticiteit, Drents eigen); noaberschap; kleinschaligheid (Drentse schaal); menselijke maat; veiligheid. Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van de kernkwaliteiten. In de Omgevingsvisie is voor alle kernkwaliteiten een uitwerking naar concrete indicatoren gemaakt, namelijk voor landschap, cultuurhistorie, aardkundige waarden, archeologie, rust en natuur. Aanvullend geeft de provincie aan dat 'zuinig ruimtegebruik' en het bewaken van een goede 'milieu- en leefomgevingskwaliteit' van provinciaal belang zijn.
De vergroening van de economie vormt één van de pijlers onder het economisch beleid uit de Omgevingsvisie. "We willen dat Drenthe, samen met onze aangrenzende provincies, in 2030 in Europa wordt gezien als een belangrijke Green Valley. Drenthe is in 2030 dé provincie waar circulair ondernemen niet alleen bij de koplopers, maar ook bij het gehele generieke MKB de standaard is. Hiervoor zal ruimte nodig zijn voor onder andere de opslag van biogrondstoffen en de verwerking van circulaire grondstoffen." De kern van de vergroening bestaat uit het efficiënter omgaan met bestaande grondstoffen (circulariteit), de toepassing van nieuwe biobased grondstoffen en het verkorten van de ketens. De Omgevingsvisie gaat niet specifiek in op composteerinrichtingen.
Op de kaart 'kernkwaliteit landschap' is het plangebied ingedeeld bij het 'esdorpenlandschap' (zie afbeelding 2.1). Voor de essen binnen dit landschapstype is het provinciaal beleid gericht op behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting. Voor de beekdalen is het beleid gericht op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting. Het plangebied behoort niet tot een es. Een deel van de (zuid)westkant ligt in het beekdal (zie afbeelding 2.2). Aanvullend geldt voor het plangebied de aanduiding 'wegpanorama'. De provincie hecht binnen deze gebieden aan een zorgvuldige presentatie langs hoofdinfrastructuur (hier de N371). Dit komt op het volgende neer: "We willen de karakteristieken van de landschapstypen en het contrast tussen stad en land, gezien vanaf de infrastructuur, zichtbaar houden." Tenslotte is op de kaart 'kernkwaliteit landschap' aangegeven dat het plangebied deel uitmaakt van een 'macrogradiënt'. Het gaat hier om de steile overgang van het Drents Plateau, de keileemruggen en stuwwallen naar het lagergelegen gebied. Behoud van deze karakteristieke macrogradiënten is van provinciaal belang.
Op basis van de kaart 'kernkwaliteit cultuurhistorie' ligt het plangebied in deelgebied 'De Reest en Meppel'. Bepalend voor de hoofdstructuur van dit gebied is de waaier van waterlopen waartussen de randveenontginningen liggen met hun bebouwingslinten.
Uit Hoofdstuk 3 blijkt hoe met de waarden van het esdorpenlandschap en de cultuurhistorie wordt omgegaan.
Afbeelding 2.1. Omgevingsvisie, kernkwaliteit landschap (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Afbeelding 2.2. Omgevingsvisie, kernkwaliteit archeologie (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Op de kaart 'kernkwaliteit archeologie' is voor het (zuid)westelijke deel van het plangebied de aanduiding 'Beekdal' toegekend (zie afbeelding 2.2). Er is in het kader van het geldende bestemmingsplan archeologisch onderzoek binnen het plangebied verricht. De conclusies van dit onderzoek zijn verwerkt in 5.9.
De kaart 'robuust sociaal-economisch systeem' duidt het plangebied als 'bedrijventerrein' aan. De provincie faciliteert gemeenten en regio’s om in te zetten op het toekomstbestendig maken van deze bedrijventerreinen. Het gaat dan om aspecten als herstructurering, (intensief) en meervoudig ruimtegebruik, digitalisering, duurzaamheid/energietransitie, klimaatbestendigheid, biodiversiteit en de transitie naar een circulaire economie.
De kaart 'robuust natuursysteem' geeft voor het plangebied aan: 'Doelenkaart natuur en landschap'. Dit verwijst naar de kaart 'Doelen natuur en landschap 2040'. Deze kan bij ruimtelijke ontwikkelingen door initiatiefnemers als inspiratie en leidraad worden gebruikt. De kaart heeft een richtinggevend, niet verplichtend karakter.
De kaart 'robuust watersysteem' maakt duidelijk dat het plangebied tot de 'Beekdalen' en het 'Grondwaterlichaam - Zand Rijn-Oost' behoort. De rand van het plangebied is daarnaast aangeduid als 'Bergingsgebied'. Binnen de beekdalen moet de waterhuishouding bijdragen aan de grondwatervoorraad en het voorkomen van wateroverlast. Kapitaalintensieve functies worden zoveel mogelijk geweerd. Voor het 'Grondwaterlichaam - 'Zand Rijn-Oost' gelden doelen op grond van de Kaderrichtlijn Water, die vertaald zijn in het Regionaal Waterprogramma Drenthe 2022-2027 en de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (zie 2.2.2). De bergingsgebieden worden zodanig robuust ingericht dat de risico’s op wateroverlast en watertekort tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau beperkt blijven. In 5.7 wordt ingegaan op de huidige en toekomstige waterhuishouding binnen het plangebied.
De overige kaarten zoals 'kernkwaliteit natuur', 'kernkwaliteit aardkundige erfgoed' en 'milieukwaliteit' geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan. Zie verder 2.2.2 waarin de kaarten van de Provinciale omgevingsverordening Drenthe worden besproken. Deze kaarten hebben een overlap met de kaarten uit de Omgevingsvisie.
In de Provinciale omgevingsverordening Drenthe (gewijzigde versie d.d. 8 maart 2023) is het beleid uit de Omgevingsvisie Drenthe 2022 vertaald naar juridische regels.
De omgevingsverordening bevat geen regels voor een bouwvlakverplaatsing binnen een bestaande bedrijfsbestemming.
Het plangebied ligt - op de groene rand na - geheel binnen bestaand stedelijk gebied. In principe ligt binnen bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor de kernkwaliteiten bij de gemeente. Het provinciaal belang voor archeologie en cultuurhistorie kent hierop een uitzondering: deze is ook van toepassing binnen bestaand stedelijk gebied als de kernen zijn opgenomen op de kaarten D4 (archeologie) en D6 (cultuurhistorie). Het plangebied is (deels) opgenomen op kaart D4.
De kaarten van de omgevingsverordening geven voor het plangebied het volgende aan:
Dit bestemmingsplan past binnen het streven van de provincie om ruimte te geven aan bedrijven die bijdragen aan de circulaire economie en die zich toeleggen op hergebruik van grondstoffen.
Voor het plangebied gelden verschillende landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten. De locatie ligt binnen het esdorpenlandschap en deels binnen het beekdal. Verder is het plangebied onderdeel van het 'wegpanorama' langs de N371 en van een 'macrogradiënt'. Vanwege de gedeeltelijke ligging binnen het beekdal, is sprake van een archeologische onderzoeksplicht en van specifieke waterhuishoudkundige aandachtspunten. In Hoofdstuk 3 komt de huidige en toekomstige situatie binnen het plangebied aan bod. Daaruit blijkt dat de bouwvlakverplaatsing geen afbreuk doet aan landschappelijke of cultuurhistorische waarden. Het plangebied wordt op dit moment reeds benut voor composteeractiviteiten en is landschappelijk ingepast door een brede beplantingsrand rond de buitenranden van het terrein. Van natuurlijk reliëf is ter plaatse geen sprake (meer). Ook is de locatie niet of nauwelijks zichtbaar vanaf de N371. De nieuwe ligging van het bouwvlak brengt geen wezenlijke veranderingen in deze bestaande situatie aan. Op dit punt wordt tevens verwezen naar 5.7 en 5.9 waarin op de waterhuishoudkundige en archeologische aspecten wordt ingegaan. Op grond van het provinciaal beleid zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan.
De gemeente heeft - vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet - de 'Omgevingsvisie Westerveld' vastgesteld (vastgesteld d.d. 1 februari 2022). De Omgevingsvisie is de integrale langetermijnvisie op de ontwikkeling van de gemeente en gaat over de hele fysieke leefomgeving.
Eén van de ambities uit de Omgevingsvisie is een 'bedrijvig en gastvrij Westerveld'. Brede welvaart is het uitgangspunt van de economische koers binnen deze ambitie. De gemeente stimuleert bedrijven om hieraan bij te dragen, door het bieden van werk, maar ook door in brede zin aandacht te hebben voor hun omgeving. Circulariteit (het sluiten van de keten en het zorgen dat geen grondstoffen verloren gaan) vindt de gemeente daarbij belangrijk. Het doel is dat rond 2026 25% van de economische activiteit binnen de gemeente circulair is. Onderdeel van de ambitie 'een herkenbaar en toekomstgericht Westerveld' is het streven naar 98% recyclebare afvalstromen voor 2030.
In het gebiedskompas is het plangebied ingedeeld bij de 'Oude veldontginningen'. Dit deelgebied bestaat uit de oude gronden, voornamelijk essen, veldontginningen en (delen van) veenrandontginningen. Het karakter van het gebied is wisselend. Van grote open agrarische landschappen naar kleinschalig esdorpenlandschap en wegdorpen. De hoofdkoers van het beleid voor dit gebied is: "Landbouw, natuur en recreatie kunnen zich gelijkwaardig ontwikkelen. Bestaande functies en ontwikkeling daarvan staan op de eerste plaats." Voor deelgebied 'Havelte', waar het plangebied net buiten valt, is aangegeven dat het bedrijventerrein aan de Oeveraseweg economische waarde aan het dorp toevoegt.
De gemeente heeft haar economisch beleid opgenomen in de 'Beleidsnota Lokale economie; Met kwaliteit en authenticiteit boven het maaiveld uit' (vastgesteld december 2009). Deze beleidsnota schetst mogelijkheden voor de langere termijn. Tegelijkertijd zijn er verschillende richtingen uitgewerkt die op korte termijn versterking kunnen geven aan de lokale economie.
De beleidsnota stelt grenzen aan grootschalige bedrijvigheid: daar is geen plaats voor in de gemeente. Voor kleinschalige en lokale bedrijvigheid is wel ruimte. Bij uitbreidingen wordt maatwerk toegepast. In alle gevallen (zowel in de kernen als op bedrijventerreinen) moet er voldoende parkeergelegenheid en een goede ontsluiting zijn.
De Welstandsnota gemeente Westerveld (vastgesteld d.d. 13 oktober 2010) beschrijft de ruimtelijke, architectonische en cultuurhistorische kwaliteiten die de gemeente aan verschillende gebieden toekent of die in de toekomst in een bepaald gebied gewenst worden. Vanuit deze kwaliteiten zijn criteria ontwikkeld aan de hand waarvan kan worden getoetst of bouwplannen die kwaliteiten niet belemmeren. De doelstelling van het welstandsbeleid is het veilig stellen van een basiskwaliteit van de gebouwde omgeving. Daar waar dat gewenst en mogelijk is, zal een verbetering van de kwaliteit van de gebouwde omgeving het doel zijn. Het plangebied is onderdeel van welstandsgebied 'bedrijventerreinen'. Voor bedrijventerreinen geldt een regulier welstandsbeleid. Het bouwplan voor het nieuwe bedrijfsgebouw moet voldoen aan de welstandscriteria voor ligging, massa en vorm, detaillering, materiaal en kleurgebruik. Er heeft reeds een eerste toetsing door de welstandscommissie plaatsgevonden. De welstandscommissie heeft aangegeven in principe te kunnen instemmen met het bouwplan.
Dit bestemmingsplan sluit aan bij de ambities uit de Omgevingsvisie voor circulaire bedrijvigheid. In het algemeen geldt dat er in bovengenoemde beleidsvisies en -nota's niet specifiek op composteerinrichtingen of het plangebied wordt ingegaan. Er is dan ook geen strijdigheid geconstateerd met het ruimtelijk beleid van de gemeente.
Het kader voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied wordt in feite gevormd door het bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oeveraseweg' (zie 1.3). De composteeractiviteiten passen hier reeds binnen. Alleen voor wat betreft de ligging van het bouwvlak is een wijziging van het bestemmingsplan nodig.
Recycling Westerveld B.V. is sinds 2002 aan de Oeveraseweg 27 te Havelte gevestigd. Het bedrijf richt zich op het composteren van groenafval. Daarnaast wordt ruimte geboden aan opslag van bouw- en sloopmaterialen en overslag van zand, grond en grind. Tenslotte kan de locatie gebruikt worden als voercentrum, waarbij gras en maïs ingekuild en afgevoerd worden.
In afbeelding 3.1 is een recente luchtfoto van het plangebied opgenomen. Het plangebied is groter (vgl. afbeelding 1.1), maar binnen dit deel wordt het bouwvlak verplaatst. In het overige deel van het plangebied vinden geen planologische of feitelijke veranderingen plaats.
De blauwe contour geeft globaal de huidige ligging van het bouwvlak aan. Het bouwvlak ligt op dit moment parallel aan de Oeveraseweg. Er is één bedrijfsgebouw aanwezig. Daarnaast zijn er materialen opgeslagen en staan er containers en machines.
Het is de bedoeling om het bouwvlak een kwartslag te draaien, zodat deze tegen de perceelgrens van het afvalbrengstation komt te liggen. De rode contour geeft globaal de nieuwe ligging van het bouwvlak aan. Binnen deze contour is de ontsluiting van het terrein gelegen en ligt ook het bestaande gebouw. Daarnaast wordt dit terrein benut voor opslag. Aan de noordwestrand van het bouwvlak lag tot voor kort een sloot. Ook waren hier deels bosschages aanwezig. Deze bosschages zijn inmiddels gerooid. De sloot is in overleg met Waterschap Drents Overijsselse Delta gedempt. Afbeelding 3.2 toont de huidige situatie aan de noordwestkant.
Het terrein van de composteerinrichting is omzoomd met opgaande beplanting, waarmee het geheel landschappelijk is ingepast. Rondom het terrein is tevens een sloot aanwezig.
Afbeelding 3.1 Luchtfoto met ligging huidig en toekomstig bouwvlak (bron: perceelloep.nl)
Afbeelding 3.2 Huidige situatie noordwestkant
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt in het esdorpenlandschap. Dit landschapstype bestaat uit essen, beekdalen en veldgronden. Het plangebied ligt in het beekdal van de Oude Vaart, binnen de Darper- en Oosterweiden. Vanuit de Oude Vaart is het landschap rond het plangebied in lange en smalle percelen ontgonnen. Hierdoor is het kenmerkende opstrekkende verkavelingspatroon ontstaan. Het landschap van de Darper- en Oosterweiden worden vanouds gekenmerkt door grootschalige openheid. Dit in tegenstelling tot de gronden die zuidelijk van de Oude Vaart liggen, waar de vele houtsingels voor een meer besloten landschap zorgen.
De verkaveling binnen en direct rond het plangebied heeft zijn opstrekkende karakter deels verloren. Daar waar de oorspronkelijke verkaveling haaks op de Oude Vaart lag, ligt deze nu gedraaid en daarmee grotendeels parallel aan haar ontginningsas. Dit is ontstaan in de jaren tachtig onder invloed van de ruilverkaveling. Aan de zuidkant van het plangebied is de oude landschapsstructuur nog wel afleesbaar.
Beekdalen werden vroeger benut als hooi- en weilanden. Er was meestal geen bebouwing aanwezig. In feite is er nog altijd weinig bebouwing in het beekdal van de Oude Vaart. Het bedrijventerrein Oeveraseweg vormt daarop een uitzondering. Hier is een cluster van bebouwing ontstaan, die landschappelijk is ingepast met een stevige beplantingsstrook.
Het plangebied maakt volgens de provincie deel uit van een 'macrogradiënt' (2.2). Het gaat hier om de steile overgang van het Drents Plateau naar het lagergelegen veengebied. Op de Geomorfologische Kaart van Drenthe is het plangebied als 'veenvlakte' aangeduid. Dat geldt eveneens voor de omliggende gronden. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is binnen het plangebied geen noemenswaardig hoogteverschil waar te nemen. Van oorspronkelijk reliëf is hier dan ook geen sprake (meer).
Afbeelding 3.3 Huidige beplantingsstrook rond het plangebied
Landschappelijke inpassing
In het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oeveraseweg' (zie 1.3) zijn maatregelen opgenomen die de landschappelijke inpassing waarborgen. Langs de randen van het bedrijventerrein is de bestemming 'Groen - Beplantingsstrook' opgenomen. Daarbinnen dient streekeigen beplanting te worden aangelegd die de bedrijfsbebouwing grotendeels aan het zicht onttrekt. Het gaat om bosplantsoen, bestaande uit een combinatie van bomen en struiken. Daarbij worden richtlijnen gegeven voor het bijbehorende streefbeeld, sortiment en beheer.
Binnen het plangebied is reeds een beplantingsstrook aanwezig. Afbeelding 3.3 toont deze afschermende beplanting. Deze beplantingsstrook wordt doorgetrokken richting het noordwesten. Dit is weergegeven in afbeelding 3.5. Het gaat om een strook van 10 m breed met 2 rijen bomen. Gekozen wordt voor een sortiment van zomereik, essen en lindes. Er komt geen ondergroei, zodat de nieuwe bebouwing onder de boomkronen door zichtbaar blijft. Tevens wordt de sloot aan de voorzijde van het perceel in ere hersteld. De inrit wordt daarbij verlegd richting het zuidoosten, omdat de huidige inrit voor het nieuwe bouwvlak ligt. Voor deze inrit wordt een separate vergunning aangevraagd.
Door de bouwvlakverplaatsing steekt de nieuwe bebouwing minder ver het landschap in dan op basis van het huidige bouwvlak mogelijk was geweest. Dit komt het (beekdal)landschap uiteindelijk ten goede.
Bouwplan
In afbeelding 3.4 is het voorlopige bouwplan opgenomen. Het gaat om een bedrijfsgebouw met een bouwhoogte van maximaal 10 m en een goothoogte van maximaal 5 m. Dit gebouw krijgt een oppervlakte van circa 1.360 m2. Het grootste deel wordt direct ingezet voor de compostering (circa 1.240 m2). In het overige deel komt een machineberging, kantine, douche- en toiletvoorziening en een kantoor. Het gehele gebouw wordt voorzien van een vloeistofdichte vloer. In de nieuwe situatie kunnen de machines dus binnen geplaatst worden, wat de levensduur ervan ten goede komt en eventuele uitspoeling van stoffen tegengaat.
Afbeelding 3.4 Voorlopig bouwplan (bron: VANDERSALM-aim)
In afbeelding 3.5 is de beoogde situering van het nieuwe bedrijfsgebouw aangegeven (witte vlak). Deze wordt aan de noordwestkant van het nieuwe bouwvlak gebouwd. Het gebouw komt met de rug naar het afvalbrengstation van de gemeente Westerveld te liggen. De voorgevel wordt op circa 15 m van de weg geplaatst.
Het (nieuwe) bouwvlak heeft een oppervlak van circa 3.880 m2 en biedt dus ook plaats aan andere bebouwing. In het verlengde van de inrit wordt op termijn een weegbrug geplaatst. Hiervan zijn nog geen bouwtekeningen uitgewerkt. Het bestaande gebouw wordt afgebroken.
Afbeelding 3.5 Beoogde situering bedrijfsgebouw (bron: BügelHajema Adviseurs BV)
Verkeer en parkeren
Het plangebied is direct ontsloten op de Oeveraseweg. De bestaande inrit wordt, zoals gezegd, verlegd in zuidoostelijke richting (zie afbeelding 3.5).
De bouwvlakverplaatsing leidt niet tot een verkeerstoename. Er is derhalve geen reden om maatregelen te nemen in het kader van de verkeersdoorstroming of - veiligheid.
Personeel en bezoekers kunnen (tijdelijk) parkeren binnen het plangebied. Er zijn circa 10-20 enkelvoudige verkeersbewegingen per dag. Tegelijkertijd zijn er zelden meer dan 5 personen binnen het plangebied aanwezig. Er is meer dan voldoende (tijdelijke) parkeerruimte voor deze personen beschikbaar. Dit betekent dat de parkeerbehoefte volledig binnen het plangebied opgelost kan worden.
In artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening zijn voorschriften over de inhoud van het bestemmingsplan opgenomen. Het eerste lid van dit artikel schrijft voor dat de gemeenteraad "voor het gehele grondgebied van de gemeente een of meer bestemmingsplannen vast [stelt], waarbij ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening de bestemming van de in het plan begrepen grond wordt aangewezen en met het oog op die bestemming regels worden gegeven." Een bestemmingsplan bestaat - conform paragraaf 3.1 Besluit ruimtelijke ordening - uit drie delen:
Het bestemmingsplan wordt langs elektronische weg via www.ruimtelijkeplannen.nl beschikbaar gesteld.
In het navolgende wordt de algemeen gehanteerde opbouw van de regels toegelicht. Deze ziet er als volgt uit:
De tekst hieronder bespreekt deze hoofdstukken puntsgewijs. Voor de regels is aansluiting gezocht bij het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oeveraseweg'.
Inleidende regels
Dit onderdeel bestaat uit de begrippen (Artikel 1) en de wijze van meten (Artikel 2). Deze artikelen geven aan wat in de regels onder bepaalde begrippen moet worden verstaan en hoe moet worden gemeten bij de toepassing van de bouwregels of gebruiksregels van het plan. De begrippen die zijn opgenomen, zijn begrippen die niet voor een eenduidige uitleg, in overeenstemming met normaal spraakgebruik, vatbaar zijn.
Bestemmingsregels
Hoofdstuk 2 van de regels bevat de bestemmingen. De navolgende tekst bespreekt de bestemmingen afzonderlijk.
Bedrijf - Composteerinrichting/voercentrum
De voor 'Bedrijf - Composteerinrichting/voercentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor een composteerinrichting, een voercentrum, op- en overslag van grond, zand, grind, split en veevoer en op- en overslag van bouw- en sloopmaterialen. Gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht. De bijbehorende goot- en bouwhoogte zijn op de verbeelding aangeven. Er gelden specifieke regels voor strijdig gebruik. Zo mogen er geen dierlijke meststoffen worden opgeslagen of gecomposteerd en is het breken van puin of het shredderen van bomen en boomstobben verboden.
Groen - Beplantingsstrook
De bestemming 'Groen - Beplantingsstrook' is toegekend aan de rand van het plangebied. Het gaat hier om de groenvoorzieningen en landschappelijke beplanting ter inpassing en ter afscherming van terreinen, materieel, opslag en bebouwing. Binnen deze bestemming zijn tevens voetpaden, toegangswegen en waterhuishoudkundige voorzieningen toegestaan.
Waarde - Archeologie 3
Ter bescherming van eventueel aanwezige archeologische waarden is ter plaatse van de bestemming 'Groen - Beplantingsstrook', deels de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. Op grond van deze dubbelbestemming geldt een onderzoeksplicht bij grondverzet met een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 en een ontgravingsdiepte van meer dan 30 cm.
Algemene regels
In hoofdstuk 3 van de regels zijn de algemene regels opgenomen. Deze worden hieronder kort toegelicht.
Anti-dubbeltelregel
Het doel van de anti-dubbeltelregel (Artikel 6) is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.
Overgangs- en slotregels
In hoofdstuk 4 zijn het overgangsrecht (Artikel 7) en de slotregel (Artikel 8) opgenomen. Voor de redactie van het overgangsrecht geldt het Besluit ruimtelijke ordening.
Het gebruik van gronden en bebouwing dat in strijd is met dit nieuwe bestemmingsplan op het tijdstip van inwerkingtreding, mag in beginsel worden voortgezet. Wijziging van dit strijdige gebruik is verboden, indien de afwijking van het plan wordt vergroot. Indien het strijdige gebruik, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
In de slotregel van het bestemmingsplan wordt aangegeven onder welke titel het bestemmingsplan wordt vastgelegd.
Op grond van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet getoetst worden of een plan of besluit voorziet in, of een kader vormt voor, activiteiten die (mogelijk) belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Dit bestemmingsplan voorziet in de verplaatsing van een bouwvlak. Dit valt niet onder onderdeel C of D van het Besluit m.e.r.. In bijlage D wordt gesproken over "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject". In aansluiting bij de Ladder voor duurzame verstedelijking (zie 2.1.2) geldt de bouwvlakverplaatsing niet als een stedelijke ontwikkeling. Dat betekent dat er geen sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plicht. Er geldt wel een vergewisplicht, waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden doorlopen. Het geheel van (de onderzoeken in) dit hoofdstuk wordt beschouwd als vormvrije m.e.r.-beoordeling. Daaruit blijkt dat sprake is van beperkte effecten en een aanvaardbaar project.
In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen geluidzones, met uitzondering van wegen die tot een woonerf behoren en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. De breedte van een geluidzone wordt bepaald door het aantal rijstroken en de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied. Als een ruimtelijk plan voorziet in nieuwe geluidgevoelige bebouwing binnen de zone van een weg, is akoestisch onderzoek veelal noodzakelijk. Binnen het plangebied wordt geen geluidgevoelige bebouwing opgericht. Er komt een bedrijfsgebouw voor composteeractiviteiten. Dit gebouw wordt tevens benut als machineberging, kantine, douche- en toiletvoorziening en kantoor. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is daarmee niet nodig. Dat geldt ook voor het aspect 'indirecte hinder'. Het te verplaatsen bouwvlak heeft geen invloed op de verkeersgeneratie.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Binnen het plangebied zijn toegestaan: een composteerinrichting, een voercentrum, op- en overslag van grond, zand, grind, split en veevoer en op- en overslag van bouw- en sloopmaterialen. Composteerinrichtingen zijn als zodanig in de VNG-publicatie opgenomen. Voor de overige bedrijfsactiviteiten geldt dat niet en moet aangesloten worden bij vergelijkbare categorieën.
De composteerinrichting valt onder SBI-2008 382 C4: 'composteerbedrijven: belucht v.c. > 20.000 ton/jr'. Het betreft een categorie 4.1 bedrijf met een grootste richtafstand van 200 m voor de milieuaspecten 'geur' en 'stof'.
Het voercentrum heeft betrekking op het inkuilen van gras en maïs (40.000 ton/jr). Voor dit type bedrijvigheid kan een parallel getrokken worden met SBI-2008 4621 (Grth in akkerbouwprodukten en veevoeders) waarvoor categorie 3.1 geldt en een grootste richtafstand van 50 m vanwege 'geluid'.
Voor de op- en overslag van genoemde materialen kan aangesloten worden bij categorie 3.2-inrichtingen zoals SBI-2008 46735 (zand en grind) en SBI-2008 4677 (overige groothandel in afval en schroot). Hiervoor geldt een maximale richtafstand van 100 m vanwege 'geluid'.
Aangezien het plangebied binnen 'gemengd gebied' ligt, kunnen de richtafstanden met één afstandsstap verkleind worden. Dit betekent dat uitgegaan kan worden van 100 m voor de composteerinrichting. Voor het voercentrum en de opslag van materialen geldt daarmee een richtafstand van respectievelijk 30 m en 50 m. De gevel van de dichtstbijzijnde bedrijfswoning ligt op een afstand van circa 185 m van het plangebied. Het betreft hier Oeveraseweg 6. Overige bedrijfswoningen liggen op een afstand van meer dan 200 m. Daarmee mag aangenomen dat er geen onaanvaardbare hinder ontstaat ter plaatse van deze omliggende bedrijfswoningen.
Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De bouwvlakverplaatsing leidt, zoals gezegd in 5.2, niet tot een toename in verkeersbewegingen. Op grond van de Wet milieubeheer draagt het project daarmee 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op de miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:
Het plangebied ligt buiten de invloedzones van bedrijven die onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vallen, van overige gevaarlijke inrichtingen op grond van het Activiteitenbesluit, van transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen en van aardgastransportleidingen (zie afbeelding 5.1). De bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied zelf zijn evenmin aan te merken als 'gevaarlijk' in de zin van het Bevi of Activiteitenbesluit. Onderzoek naar 'externe veiligheid' is daarmee niet noodzakelijk.
Afbeelding 5.1 Risicokaart (bron: atlasleefomgeving.nl)
De Wet bodembescherming (Wbb) beoogt een effectieve bescherming te bieden voor de kwaliteit van de bodem en het grondwater. Aan de ene kant bevat de wet bepalingen ter regulering van handelingen die een bedreiging vormen voor bodem en grondwater. In de tweede plaats is de wet gericht op de aanpak en sanering (of beheer) van bestaande verontreinigingen. Door bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' te toetsen aan de Wbb, kan voorkomen worden dat de woning gebouwd wordt op verontreinigde grond. De Wbb is de wettelijke grondslag voor enkele besluiten en regelingen. Eén daarvan is het Besluit Bodemkwaliteit.
Het Besluit Bodemkwaliteit (Bbk) streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit wordt het zogeheten 'stand still-beginsel' genoemd.
In 2001 heeft EcoReest een verkennend bodemonderzoek binnen het plangebied uitgevoerd. Het gaat om 'Verkennend Bodemonderzoek ter plaatse van Oeveraseweg te Havelte' (19 maart 2001, nr. ER 991034). In de grondmengmonsters zijn geen gehaltes boven de streefwaarde en/of detectiegrens aangetoond. In één van de peilbuizen werd een licht verhoogd gehalte aan chroom aangetoond. Dit gehalte lag net boven de streefwaarde en beneden de toetsingswaarden voor nader onderzoek. De lichte verhoging met chroom is beschouwd als achtergrondconcentratie (combinatie van verzuring en natuurlijke oorzaken). Het plangebied is daarmee geschikt gebleken voor de composteerinrichting. Dit is opnieuw bevestigd in het Definitief rapport grondwateronderzoek (nulsituatie) Oeveraseweg Havelte (29 juni 2010, nr. 100530).
Vanaf 2002 is het plangebied ononderbroken in gebruik geweest als composteerinrichting. Deze functie wordt met het voorliggende bestemmingsplan gecontinueerd. Slechts het bouwvlak wordt gewijzigd. Als bij toekomstige bouwwerkzaamheden grond vrijkomt, wordt dit plaatselijk toegepast. Voorliggend bestemmingsplan vraagt daarmee niet om (nieuw) bodemonderzoek.
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het planvoornemen voor de waterhuishouding. Het plangebied ligt in het beheergebied van Waterschap Drents Overijsselse Delta. Het waterbeleid voor dit beheergebied is onder meer vastgelegd in het Waterbeheerplan 2022-2027 en de Kadernotitie Stedelijk Water.
Planvoornemen
De huidige en toekomstige inrichting van het plangebied zijn toegelicht in Hoofdstuk 3. Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het verplaatsen van een bouwvlak. Het bouwvlak wordt een kwartslag gedraaid en komt daardoor tegen de noordwestgrens van het plangebied aan te liggen. Daarbij worden de bouwmogelijkheden uit het geldende bestemmingsplan niet verruimd. Evenmin is sprake van een functiewijziging. Het huidige gebruik ten behoeve van de composteerinrichting wordt voortgezet. Dit betekent dat het bestemmingsplan geen invloed heeft op de waterhuishouding.
Bestaande waterhuishouding
Het plan ligt in het (deel)stroomgebied de Oude Vaart. Rond het plangebied liggen A watergang WO-02-10-02 A, W9206 die WDODelta beheert en B watergangen S3803, S3760, S3149 waar het Waterschap Schouw op heeft. Het peilgebied bevat één peilvak en heeft een maximumpeil van NAP +/- 0,6-0,2 m. Dit peil is de instelhoogte bij een peilscheidend kunstwerk. Lokaal kunnen er verschillen optreden in het peil, afhankelijk van de afstand tot de instelhoogte.
De hoogte van het maaiveld ligt gemiddeld op ongeveer NAP + 2,6-5,2 m. De bodem (deklaag) bestaat voornamelijk uit zandgronden. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) ligt op 40-80 cm onder het maaiveld. Door de aanwezigheid van slecht doorlatende (klei)lagen kunnen schijngrondwaterstanden tot dicht onder het maaiveld voorkomen. Bij extreme neerslag wordt geen wateroverlast in of bij het plangebied verwacht.
Watersysteem
De watertoets maakt duidelijk dat het plangebied binnen de invloedszone van een B-watergang ligt. Het gaat om twee schouwsloten. De eerste ligt aan de zuidwestkant van het plangebied en de tweede langs de Oeveraseweg. Het nieuwe bouwvlak ligt buiten de invloedszone van beide schouwsloten. De huidige bestemming wijzigt voor deze sloten evenmin. De functie van de schouwsloten blijft daarmee in tact.
Langs de Oeveraseweg wordt een gedempte sloot in ere hersteld (zie 3.2). Het gaat om een sloot van circa 20 m lang en circa 1,5 m diep. Hiervoor zal een vergunning worden aangevraagd.
Wateroverlast
Zoals gezegd is er geen sprake van een verruiming van bouwmogelijkheden of van een functiewijziging. Het hemelwater wordt afgevoerd op de bestaande sloten langs de randen van het plangebied. Er wordt extra slootruimte aan de noordwestzijde gecreëerd (zie boven). Op dit moment is geen sprake van wateroverlast en dat wordt door de nieuwe invulling ook niet verwacht.
Locatiekeuze gevoelige gebieden
Het waterschap is geen voorstander van het bouwen in een beekdalgebied. De beekdalen zijn van nature de laagste plekken in het watersysteem. Bij extreme neerslag zijn deze gebieden het meest kwetsbaar voor wateroverlast. Om te voorkomen dat wateroverlast ontstaat, moet uit worden gegaan van een vloerpeil van minimaal NAP + 0,8 m. Het nieuwe bedrijfsgebouw binnen het plangebied krijgt een hoger vloerpeil (zonder terreinophoging).
Waterkwaliteit
Het watersysteem en de waterketen moet zo ontworpen worden dat het geen risico’s voor de volksgezondheid veroorzaakt en dat het voldoende schoon is voor mensen, planten en dieren. Dit bestemmingsplan leidt niet tot een gewijzigd gebruik van het plangebied. Het gebruik als composteerinrichting wordt voortgezet. Voor de nieuwbouw worden duurzame en niet-uitlogende materialen ingezet, zodat het afstromend hemelwater en de sloten niet verontreinigd raken.
Riolering
Het nieuwe bedrijfsgebouw wordt voor haar afvalwater aangesloten op de riolering. Een en ander confrom de Waterwet en het Activiteitenbesluit (en Besluit activiteiten leefomgeving). Het hemelwater dat afstroomt van dit bedrijfsgebouw, wordt gescheiden afgevoerd op de sloten die rond het plangebied liggen.
Beheer en onderhoud
De initiatiefnemer draagt ervoor zorg dat de sloten rond het plangebied goed toegankelijk blijven zodat de schouwplicht niet in gevaar komt.
Watertoets
Op 24 april 2023 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Daaruit is naar voren gekomen dat de normale procedure van toepassing is. Het watertoetsdocument is opgenomen als Bijlage 1. Het wateradvies van Waterschap Drents Overijsselse Delta is opgenomen als Bijlage 2 en verwerkt in deze waterparagraaf.
In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) is het noodzakelijk om bij ruimtelijke ontwikkelingen te beoordelen in hoeverre natuurwaarden in het geding zijn. Daarbij moet zowel naar soortbescherming als gebiedsbescherming gekeken worden.
In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oeveraseweg' (zie 1.3), heeft Sweco een natuuronderzoek binnen het plangebied uitgevoerd. De resultaten zijn opgenomen in het rapport 'Actualisatie natuuronderzoek Oeveraseweg Havelte' (5 januari 2017, nr. 353089-ec). In het kader van gebiedsbescherming wordt geconstateerd dat er geen effecten zijn op het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied Holtingerveld en evenmin op het provinciale Natuurnetwerk Nederland. Aan deze conclusie ligt ook een stikstofberekening ten grondslag. In het kader van soortbescherming is het volgende opgenomen: 'Voor broedvogels geldt dat verstoring voorkomen moet worden door buiten het broedseizoen te werken of een aangepaste werkwijze te volgen of vestiging van broedvogels te voorkomen. Voor de mogelijk voorkomende vrijgestelde amfibieën en (grondgebonden) zoogdieren geldt dat een zorgvuldige werkwijze is aan te bevelen om zo min mogelijke te verstoren. Er is geen ontheffing nodig."
Vanaf 2002 is het plangebied ononderbroken in gebruik geweest als composteerinrichting. Deze functie wordt met het voorliggende bestemmingsplan gecontinueerd. Op de plek waar het nieuwe bouwvlak komt te liggen, waren een sloot en bosschages aanwezig. De bosschages zijn gerooid en de sloot is in overleg met Waterschap Drents Overijsselse Delta gedempt. Op dit moment bestaat de locatie van het nieuwe bouwvlak uit zand. Beschermde soorten zijn hier redelijkerwijs niet te verwachten (zie ook afbeelding 5.2). Dit betekent dat de natuurwaarden de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staan.
Afbeelding 5.2 Huidige situatie ter plaatse van nieuw bouwvlak
Archeologie
Archeologische waarden dienen op grond van de Erfgoedwet te worden meegewogen in de besluitvorming over ruimtelijke ingrepen. Uit de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Westerveld blijkt dat voor het plangebied deels een 'middelhoge verwachting (beekdal)' geldt. Bij bodemingrepen met een oppervlak van meer dan 1000 m2 is verkennend booronderzoek nodig. In het kader van het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oeveraseweg' is onderzoek uitgevoerd (zie 1.3). Naar aanleiding daarvan is het plangebied 'vrijgegeven voor archeologie' (zie paragraaf 4.1 van de bestemmingsplantoelichting). Alleen voor een deel van de bestemming 'Groen - Beplantingsstrook' geldt nog een archeologische dubbelbestemming. Binnen de groenbestemming vinden geen (bouw)werkzaamheden plaats. Nader archeologisch onderzoek is daarmee niet noodzakelijk.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit is gebeurd door raadpleging van provinciale en gemeentelijke beleidsnota's. In Hoofdstuk 3 is aangegeven dat de landschappelijke inpassing uit het geldende bestemmingsplan 'Bedrijventerrein Oeveraseweg' gehandhaafd wordt. Deze inpassing respecteert de karakteristieken van het plaatselijke esdorpenlandschap.
De kosten voor realisatie van dit planvoornemen komen voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. Er zal een planschadeovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer worden afgesloten waarin dit is vastgelegd.
Artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht (Bor) verplichten om bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te voeren met het Rijk, de provincie en het waterschap. Dit overleg heeft voorafgaand aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan plaatsgevonden. De provincie Drenthe heeft een vooroverlegreactie ingediend (zie Bijlage 3). Daarin stelt de provincie voor om het "om het te draaien bouwvlak iets verder van de weg te situeren. Zodat er een robuuste beplantingsrand aangelegd kan worden." Het bestemmingsplan is hierop aangepast. Er is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Deze wordt toegelicht in 3.2. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee de aanleg en instandhouding tevens juridisch geborgd zijn.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 14 december 2023 tot en met 24 januari 2024 ter inzage gelegen. Binnen deze termijn zijn geen zienswijzen ingediend.