direct naar inhoud van Regels
Plan: Havelte
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1701.0000BP000000000564-0004

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan 'Havelte ' van de gemeente Westerveld;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1701.0000BP000000000564-0004 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding;

1.7 aaneengebouwde bebouwing

bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen;

1.8 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.9 achtererf

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.10 agrarisch bedrijf

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.11 architectonische waarden

de specifieke kenmerken zoals die tot uitdrukking komen in het functionele karakter, de constructiewijze, de onderlinge verhoudingen van de bouw(onder)delen en het materiaalgebruik in samenhang met de plaats in het landschap en de lokale traditie (volkskundige waarde);

1.12 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.13 bed and breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

1.14 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.15 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep c.q. een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.16 bestaande

bestaand en legaal aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan;

1.17 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.18 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.19 bijgebouw

een gebouw, dat in bouwkundig opzicht qua massa en vorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en ten dienste staat van het hoofdgebouw, vrijstaand dan wel aangebouwd;

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.26 cultuurgrond

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die bedrijfsmatig dan wel hobbymatig in gebruik zijn;

1.27 cultuurhistorische waarden

waarden die van belang zijn voor de archeologie en de kennis van de beschavingsgeschiedenis;

1.28 dagrecreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

1.29 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.30 dienstverlenend bedrijf

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, zoals een kapperszaak, een schoonheidssalon, een arts en een reisbureau, met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.31 eerste verdieping

tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder

begrepen;

1.32 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.33 erker

een uitbouw van de gevel van het hoofdgebouw;

1.34 evenement

het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, die plaatsvinden bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, (week)markt, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking;

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.36 geluidbelasting vanwege het wegverkeer

de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of Besluit geluidhinder;

1.37 geluidgevoelige functies

in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidgevoelig object wordt aangemerkt;

1.38 geluidgevoelig object

een gebouw dat dient ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of Besluit geluidhinder;

1.39 geluidwerende voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van de wering of reducering van geluid(soverlast), zoals een geluidswal en een geluidscherm;

1.40 hogere grenswaarde

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidgevoelige objecten, die hoger is dat de voorkeurswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.41 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel in bouwkundig opzicht qua massa en vorm, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.42 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.43 intensieve veehouderij

het fokken van dieren, danwel het winnen van producten door middel van het fokken van dieren in hoofdzaak danwel geheel onafhankelijk van de groeikracht van de bodem waarop het bedrijf wordt uitgeoefend; hieronder worden verstaan pluimvee-, pelsdieren- en varkenshouderijen, kalvermesterijen en anderd naar de aard hiermee gelijk te stellen bedrijfstypen;

1.44 kap

een dakafdekking onder hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak;

1.45 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit

de in  Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijven genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

1.46 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.47 landschappelijke waarden

de waarden die inzicht geven in de relaties tussen het natuurlijke en cultuurlijke milieu, alsmede de landschappelijk esthetische en landschappelijk structurele waarden;

1.48 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociale, medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.49 openbare nutsvoorziening

voorzieningen ten behoeve van een op het openbare net aangesloten voorziening van algemeen nut (gas, water, elektra, etc.), het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.50 overkapping

een bouwwerk voorzien van een plat dak dan wel een kap en met maximaal één wand is uitgevoerd;

1.51 peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.52 risicogevoelig bouwwerk c.q. object

een bouwwerk c.q. object, waaronder terreinen, die bestemd zijn voor het regelmatig verblijf van mensen, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag;

1.53 risicovolle inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.54 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.55 serviceshop

een gebouw, of een gedeelte van een gebouw bij een benzinestation waar behalve autogerelateerde artikelen bij wijze van serciveverlening ook artikelen als bijvoorbeeld lectuur, rookwaren, dranken, ijs en daarmee vergelijkbare versnaperingen en artikelen worden verkocht;

1.56 standplaats voor ambulante handel

een plaats niet zijnde een winkel waar goederen te koop worden aangeboden;

1.57 twee-aaneen bebouwing

bebouwing in halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan één zijde in de perceelsgrens is gebouwd;

1.58 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;

1.59 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, indien een woning met meer dan één zijde naar de weg is gekeerd, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel(s);

1.60 voorgevelrooilijn

de voorgevelrooilijn is de naar de openbare weg gekeerde bouwvlakgrens, en bij een hoekwoning de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen bouwvlakgrens;

1.61 voorkeursgrenswaarde

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van de geluidgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.62 vrijstaand bijgebouw

een niet met het (hoofd)gebouw verbonden gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan het op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;

1.63 vuurwerkbedrijf

een inrichting waar professioneel vuurwerk en/of meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk aanwezig is;

1.64 Wgh-inrichting

een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;

1.65 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.66 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.67 woonhuis

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de grens van een bouwperceel:

de kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling:

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak (dakhellingregels zijn niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de onderste dakvlakken van mansarde kappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen).

2.6 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, wolfseinden uitgezonderd.

2.7 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bij de toepassing van deze bepaling telt een dakoverstek mee, indien het overstek groter is dan 0,7 m dan wel de gezamenlijke oppervlakte van de overstekken groter is dan 4 m2.

2.9 oppervlakte van een overkapping:

tussen de buitenwerkse constructiedelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.10 ondergeschikte bouwonderdelen:

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:

  • a. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten;
  • b. overstekende daken en/of luifels kleiner dan 0,75 m;

buiten beschouwing gelaten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf;
  • b. het weiden van vee;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan.

3.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1,5 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.2 in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
    • 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
    • 2. er ten hoogste één gebouw of overkapping per houder van hobbymatig vee wordt gebouwd;
    • 3. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
    • 5. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
      • 25 m2 zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 hectare cultuurgrond;
      • 50 m2 zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 hectare of meer cultuurgrond;
    • 6. met een inrichtingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld zoals deze is vastgesteld in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast; daartoe kunnen door het bevoegd gezag nadere eisen worden gesteld aan situering, materiaalgebruik en kleurstelling;
    • 7. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
    • 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 3.4 onder a in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de paardrijbak zoveel mogelijk binnen een agrarische bedrijfskavel dan wel daaraan grenzend, dan wel direct grenzend aan een bestemmingsvlak met bebouwing, ten hoogste 30 m vanaf de bestemmingsgrens of de grens van de agrarische bedrijfskavel, wordt gesitueerd;
    • 2. bij beëindiging van het gebruik van de paardrijbak het agrarisch gebruik wordt hersteld;
    • 3. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    • 4. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    • 5. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    • 6. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    • 7. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    • 8. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    • 9. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    • 10. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    • 11. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    • 12. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    • 13. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    • 14. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    • 15. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.

Artikel 4 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf met uitzondering van intensieve veehouderij;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mede voor de instandhouding en/of het herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, alsmede, indien en voorzover

4.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 1.000 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet minder dan 2,5 m en niet meer dan 4 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogste bouwhoogte van de bestaande gebouwen;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
  • f. per bestemmingsvlak mag niet meer dan één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met e dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd.
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van kunstmest- en voersilo's mag niet meer dan 8 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer dan 2,5 m bedragen;
  • c. de diameter van mestsilo's mag niet meer dan 10 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en de omvang van nieuw op te richten bebouwing;
  • b. de nokrichting van nieuw te bouwen gebouwen.
4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 4.2.1 onder e en kan worden toegestaan dat de dakhelling 0º mag bedragen.
4.4.2 Afwegingskader

Een in 4.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming ' Agrarisch - Agrarisch bedrijf ' wijzigen in de bestemming ' Wonen - Voormalige boerderijpanden ' en daarbij aanduidingen opnemen, indien de agrarische bedrijfsvoering is gestaakt of veranderd in hobbymatig agrarisch gebruik.

Artikel 5 Agrarisch met waarden - Landschap

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Agrarisch met waarden - Landschap ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een agrarisch bedrijf;
  • b. het weiden van vee;
  • c. de instandhouding van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de gronden, die gekenmerkt worden door het reliëf en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - esgronden' in het bijzonder door het reliëf en een bolle ligging;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - schuur' voor een schuur;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat voorzieningen ten behoeve van de opslag van mest niet zijn toegestaan.

5.2 Bouwregels

Op de voor ' Agrarisch met waarden - Landschap ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.1 Gebouwen

Een gebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - schuur', waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - schuur' geldt dat niet meer dan 1 gebouw is toegestaan;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 70 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 1,5 mag bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 5.2 in die zin dat gebouwen en overkappingen buiten het aaneengesloten bouwblok worden gebouwd, mits:
    • 1. deze gebouwen of overkappingen uitsluitend in de functie van schuilstallen voor het hobbymatig houden van vee worden gebouwd;
    • 2. er ten hoogste één gebouw of overkapping per houder van hobbymatig vee wordt gebouwd;
    • 3. de goothoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 2,50 m zal bedragen;
    • 4. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
    • 5. de oppervlakte van een gebouw of een overkapping ten hoogste:
      • 25 m2 zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 1 tot 2 hectare cultuurgrond;
      • 50 m2 zal bedragen indien de houder van het vee beschikt over een oppervlakte van 2 hectare of meer cultuurgrond;
    • 6. met een inrichtingsplan aansluiting wordt gezocht bij het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld zoals deze is vastgesteld in het kader van het bestemmingsplan Buitengebied, zodanig dat de bebouwing op een goede wijze in het landschap en in relatie tot de bestaande bebouwing wordt ingepast; daartoe kunnen door het bevoegd gezag nadere eisen worden gesteld aan situering, materiaalgebruik en kleurstelling;
    • 7. als voorwaarde wordt gesteld dat bij beëindiging van het gebruik van een gebouw of een overkapping als schuilstal voor het houden van vee het gebouw wordt verwijderd en het agrarisch gebruik van de gronden wordt hersteld;
    • 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik:

  • a. van de gronden als staan- of ligplaats van onderkomens;
  • b. van de gronden als stort- en opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens voor zover deze opslag geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering;
  • c. het ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - esgronden' aanbrengen en/of veroorzaken van veranderingen in de hoogte van een es, zoals die bestond ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  • a. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen groter dan 10 m2;
  • b. het aanplanten of verwijderen van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • c. het afgraven of ophogen van gronden;
  • d. het graven of dempen van sloten;
  • e. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet;
  • f. het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - esgronden';
  • g. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 0,1 m onder de bouwvoor, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - esgronden';
  • h. het aanbrengen van drainage, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - esgronden';
  • i. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,3 m zal worden geroerd, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - esgronden'.
5.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
5.5.3 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations;

met daarbijbehorende:

  • b. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. erven en terreinen.
6.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf - Nutsvoorziening ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7 m.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

Artikel 7 Bedrijf - Opslag

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Opslag ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de opslag en stalling van agrarische producten en productiemiddelen;
  • b. de instandhouding en/of het herstel van de aan de bebouwing toegekende cultuurhistorische en/of architectonische waarden;

met daarbijbehorende:

  • c. gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. erven en terreinen.
7.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf - Opslag ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

7.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 Adressenlijst karakteristiek wordt verwezen;
    • 3. de gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de instandhouding van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden nadere eisen stellen aan:

  • a. de situering en de omvang van nieuw op te richten bebouwing;
  • b. de nokrichting van nieuw te bouwen gebouwen.

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' mogen de nadere eisen tevens betrekking hebben op:

  • c. de afmetingen en indeling van de gevelopeningen;
  • d. het materiaalgebruik voor gevels en dakbedekking;

teneinde een verantwoorde stedenbouwkundige en/of landschappelijke situering te verzekeren, waaronder begrepen de karakteristiek van het dorpsgezicht van zowel de bebouwing onderling als ten opzichte van het dorpsgezicht en het landschap.

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het stallen, het ten verkoop aanbieden, het repareren en het wassen van motorvoertuigen;
  • b. de verkoop van motorbrandstoffen, waaronder begrepen lpg, met dien verstande dat:
    • 1. een lpg-afleverzuil uitsluitend mag zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg';
    • 2. het lpg-reservoir en het vulpunt niet zijn toegestaan in het bestemmingsvlak;
    • 3. detailhandel in de vorm van een serviceshop is toegestaan;

met daarbij behorende: gebouwen, andere-bouwwerken, tuinen en erven.

8.2 Bouwregels

Op de voor ' Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 9 m bedragen;
  • d. per bestemmingsvlak is niet meer dan 1 bedrijfswoning toegestaan;
  • e. de dakhelling van de bedrijfswoning mag niet minder dan 35º bedragen.

tenzij de bestaande goothoogte en/of bouwhoogte hoger is, in welk geval de goothoogte en/of bouwhoogte ten hoogste de bestaande goothoogte en/of bouwhoogte mag bedragen.

8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van luifels mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.

tenzij de bestaande bouwhoogte hoger is, in welk geval de bouwhoogte ten hoogste de bestaande bouwhoogte mag bedragen.

8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 8.2.1 onder e en kan worden toegestaan dat de dakhelling 0º mag bedragen.
8.3.2 Afwegingskader

Een in 8.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Bos ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos, boswallen en hoogopgaande beplanting;
  • b. karakteristieke waardevolle bomen en/of bomenrijen;
  • c. de instandhouding van de landschappelijke waarden van de gronden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling' voor een rijwielstalling;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' voor een pannakooi;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting' mede een hoofdontsluiting voor gemotoriseerd verkeer is toegestaan;
  • g. standplaatsen voor ambulante handel
  • h. waterlopen;
  • i. paden;

met daarbij behorende:

  • j. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels

Op de voor ' Bos ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'fietsenstalling', waar niet meer dan één gebouw is toegestaan;
  • b. de oppervlakte mag niet meer dan 60 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3 m bedragen.
9.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'speelvoorziening' geldt dat de bouwhoogte ten behoeve van een hekwerk niet meer dan 5 m mag bedragen
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van paden of parkeergelegenheid en andere verhardingen met een oppervlakte van meer dan 10 m2;
  • b. het verwijderen of aanplanten van bomen en andere houtopstanden, voor zover het beplanting betreft die niet in de gemeentelijke kapverordening of de Boswet is geregeld, zoals deze regelingen luidden op het tijdstip van de terinzagelegging van het plan;
  • c. het afgraven of ophogen van gronden;
  • d. het aanbrengen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, met uitzondering van het aanbrengen van leidingen ten behoeve van de aansluiting van percelen op het openbare voorzieningennet.
9.3.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 9.3.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het inwerkingtreding van dit plan.
9.3.3 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de landschappelijke waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

Artikel 10 Centrum

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Centrum ' aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende, al dan niet gecombineerde doeleinden:

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, en parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels

Op de voor ' Centrum ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

10.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' geldt dat het bebouwingspercentage van het bouwperceel niet meer mag bedragen dan het aangegeven percentage;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 10 m bedragen, tenzij anders is aangegeven op de verbeelding;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 35º bedragen.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 10.2.1 onder c en kan worden toegestaan dat de goothoogte wordt verhoogd tot 9 m, waarbij in combinatie daarmee de dakhelling 0º mag bedragen;
  • b. 10.2.1 onder d en kan worden toegestaan dat de dakhelling wordt verminderd tot 0º.
10.3.2 Afwegingskader

Een in 10.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
10.4 Specifieke gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt niet verstaan het gebruik als werkplaats bij een winkel.

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'horeca' opnemen, indien en voor zover een evenredige belangenafweging heeft plaatsgevonden waarbij betrokken worden:

  • a. de mate waarin waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aangrenzende gronden worden geschaad;
  • c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid.

Artikel 11 Cultuur en Ontspanning - Molen

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Cultuur en Ontspanning - Molen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een molen;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een bezoekerscentrum, ten dienste van de molen, al dan niet in combinatie met ondergeschikte lichte horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mede voor de instandhouding en/of het herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. productiegebonden detailhandel;
  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat geen bedrijfswoning is toegestaan.

11.2 Bouwregels

Op de voor ' Cultuur en Ontspanning - Molen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

11.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw en een overkapping gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw en een overkapping mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' dient de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, kapuitvoer en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd;
  • c. de goothoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer dan 7 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • c. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.

Artikel 12 Cultuur en Ontspanning - Openlucht theater

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Cultuur en Ontspanning - Openlucht theater ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een openluchttheater;
  • b. ontsluitingsweg;
  • c. parkeerruimte;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

12.2 Bouwregels

Op de voor ' Cultuur en Ontspanning - Openlucht theater ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen, zoals kleedruimtes, ontvangstruimtes en licht/geluidruimtes, niet meer dan 200 m2 mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet meer dan 5 m mag bedragen.

Artikel 13 Detailhandel

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Detailhandel ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel;
  • b. daaraan ondergeschikte en daarbij behorende dienstverlening en/of horeca;
  • c. wonen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één (bedrijfs)woning is toegestaan.

13.2 Bouwregels

Op de voor ' Detailhandel ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

13.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw (winkel/(bedrijfs)woning) gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet minder dan 2,5 m en niet meer dan 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte;
  • d. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • e. de dakhelling mag niet minder dan 35º en niet meer dan 60º bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' een plat dak is toegestaan.
13.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in een bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en/of het erf.
13.4 Afwijken van de bouwregels
13.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 13.2.1 onder e en kan worden toegestaan dat de dakhelling 0º mag bedragen;
  • b. 13.2.2 onder c en kan worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 150 m2 bedraagt ten behoeve van de uitoefening van de detailhandel.
13.4.2 Afwegingskader

Een in 13.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en/of het erf.

Artikel 14 Gemengd

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Gemengd ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven, parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:

  • f. een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', in welk geval niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan, behalve ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', in welk geval het aantal bedrijfswoningen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • g. Wgh-inrichtingen niet zijn toegestaan;
  • h. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan.
14.2 Bouwregels

Op de voor ' Gemengd ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

14.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet minder dan 2,5 m en niet meer dan 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • e. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • f. de dakhelling mag niet minder dan 35º en niet meer dan 60º bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' een platte afdekking is toegestaan;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met f geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' op de adressen, genoemd in Bijlage 5 (Adressenlijst karakteristiek) dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 wordt verwezen;
    • 3. bij gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen.
14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de cultuurhistorische waarde van de bebouwing en/of het erf.
14.4 Afwijken van de bouwregels
14.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 14.2.1 onder f en kan worden toegestaan dat de dakhelling 0º mag bedragen.
14.4.2 Afwegingskader

Een in 14.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
14.5 Afwijken van de gebruiksregels
14.5.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 14.1 en kunnen activiteiten worden toegestaan die niet zijn genoemd in Bijlage 3 Bedrijvenlijst functiemenging , indien en voorzover de betrokken activiteit naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de toegelaten activiteiten;
  • b. 14.1 en kan een bedrijfswoning in gebruik worden genomen als niet bij het bedrijf behorende woning, mits:
    • 1. het betreffende bedrijf een bedrijf in categorie 1 betreft als bedoeld in Bijlage 2 Bedrijvenlijst alle categorieën of
    • 2. het betreffende bedrijf een bedrijf van een hogere categorie dan categorie 1 betreft en uit akoestisch onderzoek is gebleken dat een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
14.5.2 Afwegingskader

Een in 14.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Groen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Groen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bos, boswallen en hoogopgaande beplanting;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. paden;
  • e. waterlopen, watergangen en waterpartijen;
  • f. parkeerplaatsen, voor zover bestaand;
  • g. parkeren ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • h. standplaatsen voor ambulante handel

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden en verhardingen.

15.2 Bouwregels

Op de voor ' Groen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 mag bedragen.

15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, omvang en inrichting van speelvoorzieningen ten behoeve van:

  • a. de milieusituatie;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Horeca

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Horeca ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca(bedrijven) als genoemd in categorie I tot en met VI van de Lijst van horecabedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mede voor de instandhouding en/of het herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één (bedrijfs)woning is toegestaan.

16.2 Bouwregels

Op de voor ' Horeca ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

16.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw (hotel/café/restaurant/(bedrijfs)woning) gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bouwvlak voor niet meer dan het aangegeven percentage worden bebouwd met het hoofdgebouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' dient de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd;
  • d. de goothoogte van overige gebouwen mag niet minder dan 2,5 m en niet meer dan 4 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige gebouwen mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte;
  • f. in overige gevallen mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 35º en niet meer dan 60º bedragen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'plat dak' een plat dak is toegestaan.
16.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in een bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;
  • d. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met e dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd.
16.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.
16.4 Afwijken van de bouwregels
16.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 16.2.1 onder b en kan worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' de bebouwde oppervlakte meer bedraagt dan het bebouwingspercentage, mits de parkeerdruk op de aangrenzende openbare ruimten hierdoor niet onevenredig wordt verzwaard;
  • b. 16.2.1 onder g en kan worden toegestaan dat de dakhelling 0º mag bedragen;
  • c. 16.2.2 onder c en kan worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 150 m2 bedraagt ten behoeve van de uitoefening van het horecabedrijf.
16.4.2 Afwegingskader

Een in 16.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 17 Maatschappelijk

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mede voor de instandhouding en/of het herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' mede voor wonen, anders dan in een woonzorgcentrum;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mede voor een antenne-installatie;

alsmede ondergeschikt hieraan:

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen, erven en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', in welk geval niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan.

17.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

17.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bouwvlak voor niet meer dan het aangegeven percentage worden bebouwd met het hoofdgebouw;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' dient de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven hoogte;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt op de adressen, genoemd in Bijlage 5 (Adressenlijst karakteristiek) dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 wordt verwezen;
    • 3. bij gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen.
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'antennemast' mag de bouwhoogte van een antenne-installatie niet meer bedragen dan 20 m;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.

Artikel 18 Maatschappelijk - Begraafplaats

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Maatschappelijk - Begraafplaats ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. voorzieningen ten behoeve van de lijkbezorging;
  • b. paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. watergangen;

met daarbijbehorende gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en erven.

18.2 Bouwregels

Op de voor ' Maatschappelijk - Begraafplaats ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

18.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is niet meer dan één gebouw toegestaan;
  • b. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer dan 25 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan 6 m bedragen.
18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Recreatie - Verblijfsrecreatie ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieappartementen, waarbij geldt dat het aantal recreatieappartementen niet meer mag bedragen dan het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen' aangegeven aantal;
  • b. een kampeerterrein;

met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan.

19.2 Bouwregels

Op de voor ' Recreatie - Verblijfsrecreatie aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

19.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw (recreatieappartementengebouw, kampeervoorzieningengebouw, bedrijfswoning) gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet minder dan 2,5 m en niet meer dan 3,5 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bestaande bouwhoogte;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 35º en niet meer dan 65º bedragen;
19.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw gelden de volgende regels:

  • a. aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen zijn uitsluitend toegestaan in een bouwvlak of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer dan 200 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen.
19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 19.2.1 onder d en kan worden toegestaan dat de dakhelling 0º mag bedragen.
19.3.2 Afwegingskader

Een in 19.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
19.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.

Artikel 20 Sport

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Sport ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelvelden;
  • b. een zwembad;
  • c. evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'

met daarbij behorende gebouwen, een bedrijfswoning daaronder niet begrepen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen.

20.2 Bouwregels

Op de voor ' Sport ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

20.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen;
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten en ballenvangers mag niet meer dan 16 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 6 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het behoud van de ruimtelijke kwaliteiten van het terrein;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 21 Sport - Manege

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Sport - Manege ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatieve beoefening van de paardensport;
  • b. daaraan ondergeschikte en daarbij behorende horeca;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mede voor de instandhouding en/of het herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven, groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat per bestemmingsvlak niet meer dan één bedrijfswoning is toegestaan.

21.2 Bouwregels

Op de voor ' Sport - Manege ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

21.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw (manege, bedrijfswoning) gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte mag niet minder dan 2 m en niet meer dan 4 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogste bouwhoogte van de bestaande gebouwen;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 20º en niet meer dan 60º bedragen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' dient de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b, c en d geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' op de adressen, genoemd in Bijlage 5 (Adressenlijst karakteristiek) dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 wordt verwezen;
    • 3. bij gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen.
21.2.2 Aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen

Voor een aanbouw, uitbouw en bijgebouw gelden de volgende regels:

  • a. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte mag per bedrijfswoning niet meer dan 150 m2 bedragen;
  • c. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer dan de bestaande bouwhoogte bedragen;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder b, c en d dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b, c en d geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' op de adressen, genoemd in Bijlage 5 (Adressenlijst karakteristiek) dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 wordt verwezen;
    • 3. bij gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen.
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 6 m bedragen.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 21.2.1 onder d en kan worden toegestaan dat de dakhelling 0º mag bedragen.
21.4.2 Afwegingskader

Een in 21.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 22 Tuin

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Tuin ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuin en erf behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen gebouwen;
  • b. parkeerstroken;

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, paden, erfontsluitingen en verhardingen.

22.2 Bouwregels

Op de voor ' Tuin ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor de volgende regels gelden:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
22.4 Specifieke gebruiksregels

Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van de gronden voor het repareren van auto's.

Artikel 23 Verkeer

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. pleinen;
  • c. fiets- en voetpaden;
  • d. bermen en (berm)sloten;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. evenementen ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein'
  • g. standplaatsen voor ambulante handel

met daarbijbehorende parkeervoorzieningen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van verkooppunten van motorbrandstoffen.

23.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 12 m mag bedragen.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
23.4 Specifieke gebruiksregels

Het aantal rijstroken mag niet meer bedragen dan 2 x 1.

Artikel 24 Verkeer - Onverhard

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Onverhard ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. onverharde wegen en paden;
  • b. bestaande verharde paden;
  • c. het behoud, de bescherming en het herstel van de landschappelijke waarde;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

24.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Onverhard ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 6,5 m mag bedragen.

24.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
24.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 24.1 ten behoeve van een halfverharding met natuurlijk materiaal, waarbij de natuurlijke uitstraling bewaard moet blijven.

24.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen of laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het afgraven en ophogen van gronden.
24.5.2 Uitzonderingen op verbod

Het in 24.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of de normale exploitatie betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
24.5.3 Strijd met bestemming

Uitvoering van de werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden is in strijd met de bestemming indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische en landschappelijke waarden van deze gronden kan plaatsvinden.

Artikel 25 Verkeer - Parkeerterrein

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Verkeer - Parkeerterrein ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. parkeren van (motor)voertuigen;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. voetpaden;
  • d. standplaatsen voor ambulante handel

met daarbijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25.2 Bouwregels

Op de voor ' Verkeer - Parkeerterrein ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij geldt dat de bouwhoogte van:

  • a. lichtmasten niet meer dan 8,5 m mag bedragen;
  • b. andere bouwwerken, geen gebouw zijnde niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

Artikel 26 Water

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Water ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sloten, vaarten, vijvers en andere naar de aard hiermee gelijk te stellen watergangen;
  • b. schouwpaden;

met daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, dammen en duikers.

26.2 Bouwregels

Op de voor ' Water ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarvoor geldt dat de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m mag bedragen.

26.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. de verkeersveiligheid;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 27 Wonen

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in woonhuizen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in de Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijven;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietdekker' mede voor een rietdekkersbedrijf;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' mede voor een recreatiewoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mede voor de instandhouding en/of het herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte' een aan-huis-verbonden beroep met een grotere oppervlakte dan toegestaan volgens 27.5 onder b;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - appartementen' mede voor woon- of recreatieappartementen in het aantal zoals ter plaatse van de aanduiding 'aantal' is aangegeven;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' mede voor bedrijfsmatige opslag van goederen, niet zijnde gevaarlijke stoffen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' mede voor één of meerdere zorgwoningen met bijbehorende maatschappelijke voorzieningen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

27.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

27.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het aantal woonhuizen per bouwvlak mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woonhuizen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' het aantal aaneen te bouwen woonhuizen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. de breedte van een hoofdgebouw mag niet minder dan 5 m bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw of van blok hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • e. de goothoogte mag:
    • 1. niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)', 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maximum goothoogte dan wel bij het ontbreken van een aanduiding niet meer dan de bestaande goothoogte;
    • 2. niet minder dan de ter plaatse van de aanduiding 'minimum goothoogte (m), maximum goothoogte (m)' aangegeven minimum goothoogte;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de toegelaten goothoogte vermeerderd met 4 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' of 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de aangegeven bouwhoogte;
  • g. de dakhelling mag niet minder dan 25° en niet meer dan 60° bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met g dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met g geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' op de adressen, genoemd in Bijlage 5 (Adressenlijst karakteristiek) dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 wordt verwezen;
    • 3. bij gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen.
27.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 2 m bedragen;
  • b. in afwijking van het gestelde onder a geldt voor serres dat de afstand tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer dan 0,5 m mag bedragen, met dien verstande dat een dergelijke uitbouw niet meer dan 1 m uit de zijgevel mag steken;
  • c. de afstand van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot een perceelgrens mag niet minder dan 1 m bedragen, tenzij in de perceelsgrens wordt gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan:
    • 1. 80 m2 bij vrijstaande of twee-aaneen gebouwde woonhuizen;
    • 2. 50 m2 bij meer-dan-twee-aaneen gebouwde woonhuizen;

mits het erf achter het bouwvlak voor niet meer dan 50% wordt bebouwd en met dien verstande dat de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw niet wordt meegerekend;

  • e. de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen of overkappingen mag niet meer dan 3 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte mag worden verhoogd tot ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder b tot en met g dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd;
  • i. in afwijking van het bepaalde onder d tot en met g geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' op de adressen, genoemd in Bijlage 5 (Adressenlijst karakteristiek) dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 wordt verwezen;
    • 3. bij gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'zorgwoning' mag het gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet meer bedragen dan 250 m²
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten' zijn geen aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan.

27.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.
27.4 Afwijken van de bouwregels
27.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 27.2.1 onder e en worden toegestaan dat de goothoogte van de van de weg afgekeerde gevel wordt verhoogd tot niet meer dan 6 m, mits de bouwhoogte niet meer dan 9 m bedraagt;
  • b. 27.2.1 onder e en g en worden toegestaan dat de goothoogte van de van de weg afgekeerde gevel wordt verhoogd over een breedte van ten hoogste 4 m, waarbij de dakhelling overeenkomstig mag worden aangepast, mits de bouwhoogte niet meer dan 9 m bedraagt;
  • c. 27.2.1 onder g en kan worden toegestaan dat de dakhelling 0º mag bedragen;
  • d. 27.2.2 onder f en worden toegestaan dat de bouwhoogte van aanbouwen, uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen wordt verhoogd, met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte ten minste 1,5 m lager blijft dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 7,5 m bedraagt;
    • 3. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m dan wel niet meer dan ten hoogste 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw.
27.4.2 Afwegingskader

Een in 27.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.
27.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor zelfstandige bewoning;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed and breakfast.
  • d. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
27.6 Afwijken van de gebruiksregels
27.6.1 Omgevingsvergunning
  • a. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 27.5  onder c ten behoeve van bed & breakfast mits:
    • 1. de logiesoppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het oppervlak van de woning met een maximum van 50 m2;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. de logiesverstrekking wordt uitgeoefend door een van de bewoners van het woonhuis waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 27.5  onder d in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    • 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    • 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    • 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    • 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    • 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    • 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    • 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    • 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    • 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    • 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    • 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.

Artikel 28 Wonen - Garagebox

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen - Garagebox ' aangewezen gronden zijn bestemd voor de niet-bedrijfsmatige stalling van motorvoertuigen, met daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

28.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen - Garagebox ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

28.2.1 Gebouwen

Voor een gebouw gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte (m2)' mag de oppervlakte niet meer bedragen dan de aangegeven oppervlakte;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.

Artikel 29 Wonen - Voormalige boerderijpanden

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen - Voormalige boerderijpanden ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen in voormalige boerderijpanden, al dan niet in combinatie met:
    • 1. een aan huis verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijven, mits:
      • het beroep of het bedrijf wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
      • het beroep of bedrijf niet wordt uitgeoefend in een vrijstaand bijgebouw;
      • de beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m2;
      • parkeren op eigen erf plaatsvindt;
      • geen detailhandel plaatsvindt anders dan productiegebonden detailhandel;
    • 2. kinderopvang, mits niet meer dan 6 kinderen, inclusief de eigen kinderen, worden opgevangen;
    • 3. zorgopvang, mits:
      • de zorgopvang niet plaatsvindt in een vrijstaand bijgebouw;
      • de oppervlakte voor de zorgfunctie niet meer bedraagt dan 30% van de oppervlakte van het hoofdgebouw, de aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen met een maximum van 100 m2;
      • parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. het hobbymatig houden van vee;
    • 5. caravanstalling in de bestaande bebouwing;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' mede voor de instandhouding en/of het herstel van de cultuurhistorische en/of architectonische waarden;
  • c. het behoud en het herstel van de karakteristieke hoofdvormen van de voormalige boerderijpanden;
  • d. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van karakteristieke bijgebouwen;

met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

29.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen - Voormalige boerderijpanden ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

29.2.1 Hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw (voormalig boerderijpand) gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. in een voormalig boerderijpand is niet meer dan één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woonhuizen niet meer mag bedragen dan het aangegeven aantal;
  • c. de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, dient te worden gehandhaafd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt op de adressen, genoemd in Bijlage 5 (Adressenlijst karakteristiek) dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 wordt verwezen;
    • 3. bij gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen.
29.2.2 Aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van een aanbouw, uitbouw of bijgebouw tot de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • b. de afstand van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder dan 3 m bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 80 m2;
  • d. de oppervlakte van een aanbouw, uitbouw of aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw;
  • e. de goothoogte van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een aanbouw, uitbouw, bijgebouw of overkapping mag niet meer dan 5 m bedragen;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f dient ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - monument' de bestaande hoofdvorm van het gebouw, bepaald door de gevelbreedte, goothoogte, bouwhoogte, dakhelling, nokrichting en oppervlakte van het grondvlak, te worden gehandhaafd;
  • h. in afwijking van het bepaalde onder c tot en met f geldt ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' op de adressen, genoemd in Bijlage 5 (Adressenlijst karakteristiek) dat:
    • 1. de bestaande oppervlakte gehandhaafd dient te worden;
    • 2. de goothoogte, de bouwhoogte en de kapvorm overeen dienen te komen met de geveltekeningen, waarnaar in Bijlage 5 wordt verwezen;
    • 3. bij gevelopeningen ter grootte van 0,5 m2 en meer de hoogte van de gevelopeningen groter dient te zijn dan de breedte van de gevelopeningen.
29.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.
29.4 Afwijken van de bouwregels
29.4.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 29.2.1 onder a en c en kan worden toegestaan dat wordt afgeweken van de bestaande oppervlakte van het voormalige boerderijpand, waarbij buiten het bouwvlak mag worden gebouwd, mits:
    • 1. de oppervlakte van het pand na uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m2;
    • 2. de uitbreiding op ten minste 5 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het woonhuis wordt gerealiseerd met doortrekking van de bestaande dakvorm;
    • 3. de breedte van de uitbreiding niet meer dan 3 m bedraagt;
  • b. 29.2.1 onder a en c en kan worden toegestaan dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoering van het voormalige boerderijpand, waarbij buiten het bouwvlak mag worden gebouwd, mits:
    • 1. er vanuit architectonisch oogpunt een versterking van de ruimtelijke kwaliteit en het omgevingsbeeld wordt bewerkstelligd;
    • 2. de bouwhoogte niet meer dan 12 m bedraagt en het hoofdgebouw is voorzien van een kap;
  • c. 29.2.1 onder c en kan worden toegestaan dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoering van het voormalige boerderijpand, mits:
    • 1. dit vanwege bouwtechnische vereisten noodzakelijk is;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van het voormalige boerderijpand;
  • d. 29.2.2 onder c en kan worden toegestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot:
    • 1. tot niet meer dan 150 m2, indien in het voormalige boerderijpand meer dan 1 woning is of wordt toegestaan;
    • 2. tot niet meer dan 500 m2, mits de vergroting vanuit dieraantallen noodzakelijk is, waarbij als richtlijn geldt dat ten hoogste 10 m2 per groothoevig dier en 5 m2 per kleinhoevig dier wordt toegestaan en mits het bestemmingsvlak voor maximaal 50% wordt bebouwd;
    • 3. tot niet meer dan 150 m2 vermeerderd met 50% van de bestaande oppervlakte boven de 150 m2, indien en voor zover de bestaande oppervlakte meer dan 250 m2 en minder dan 500 m2 bedraagt, sprake is van vervangende bouw en/of verbouw en deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande oppervlakte aan bebouwing bij het pand plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
    • 4. tot niet meer dan 500 m2 vermeerderd met 20% van de bestaande oppervlakte boven de 500 m2, indien en voor zover de bestaande oppervlakte meer dan 500 m2 bedraagt, sprake is van vervangende bouw en/of verbouw en deze afwijking tot gevolg heeft dat er een afname van de bestaande oppervlakte aan bebouwing bij het pand plaatsvindt ten gunste van de landschappelijke waarden en de ruimtelijke kwaliteit van het bebouwingsbeeld;
  • e. 29.2.2 onder c en kan worden toegestaan dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' de gezamenlijke oppervlakte van de aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot tot niet meer dan 100 m2 per woning, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de natuurlijke en landschappelijke waarden.
29.4.2 Afwegingskader

Een in 29.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.
29.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning.
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak met de daarbijbehorende bouwwerken, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
29.6 Afwijken van de gebruiksregels
29.6.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • a. 29.1 in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor recreatieappartementen ten behoeve van recreatieve bewoning in het hoofdgebouw, inclusief de aan- en uitbouwen, en de karakteristieke bijgebouwen, mits:
    • 1. de oppervlakte van het permanente woongedeelte van het hoofdgebouw niet minder mag bedragen dan 75 m2;
    • 2. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 3. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m2 bedraagt;
  • b. 29.1 in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:
    • 1. de logiesverstrekking plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw. Er wordt uitgegaan van een bestaande entree (deur);
    • 2. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m2 en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    • 3. er maximaal drie kamers met in totaal 10 slaapplaatsen gerealiseerd worden;
    • 4. er geen keukenblok in de kamers wordt gemaakt;
    • 5. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
    • 6. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m2 bedraagt;
  • c. 29.5 onder a in die zin dat de gronden en bouwwerken in combinatie met het wonen, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, worden gebruikt voor kinderopvang voor meer dan zes kinderen, mits:
    • 1. de gebruiksoppervlakte ten hoogste 100 m2 en ten hoogste 1/3 deel van het woonhuis, inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen, zal bedragen;
    • 2. de kinderopvang plaatsvindt binnen het woonhuis, een aan- of uitbouw of een aangebouwd bijgebouw;
    • 3. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
    • 4. de gezamenlijke oppervlakte die bij een woonhuis wordt gebruikt ten behoeve van nevenfuncties ten hoogste 250 m2 bedraagt.
  • d. 29.5 onder b in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. er vanwege een paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor de nabijgelegen woonhuizen of woningen van derden;
    • 2. de afstand tot een woonhuis van derden ten minste 15,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van de paardrijbak ten hoogste 800 m2 bedraagt;
    • 4. een omheining uitsluitend transparant wordt toegepast met een maximale bouwhoogte van 1,80 m;
    • 5. de paardrijbak niet wordt voorzien van bestrating of andere verharding;
    • 6. er geen onevenredige verstoring van het bodemarchief wordt veroorzaakt;
    • 7. er ten hoogste 4 lichtmasten worden geplaatst;
    • 8. de bouwhoogte van lichtmasten ten hoogste 5,00 m bedraagt en de lichtmasten direct grenzend aan de paardrijbak worden geplaatst, waarbij de lichtuitstraling gericht is op de paardrijbak;
    • 9. er sprake is van een goede inpassing in het landschap overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan Gemeente Westerveld;
    • 10. een paardrijbak niet aangelegd wordt achter een naburig perceel;
    • 11. er ten hoogste één paardrijbak per perceel wordt toegestaan;
    • 12. er geen bomen en/of houtgewassen worden gekapt, gerooid of geveld ten behoeve van de aanleg van de paardrijbak;
    • 13. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet worden beperkt.
29.6.2 Afwegingskader

Een in 29.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de cultuurhistorische en/of architectonische waarde van de bebouwing en/of het erf.
29.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
29.7.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning karakteristieke aanbouwen, uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen (gedeeltelijk) te verwijderen.

29.7.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning kan worden verleend, indien:

  • a. de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is of
  • b. het delen van bijgebouwen betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek zijn aan te merken en door verwijderen daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
29.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een woonhuis, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, wordt gebruikt voor meer dan één woning, mits:

  • a. de gronden worden voorzien van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot en er niet meer dan drie woningen worden gevestigd;
  • c. de oppervlakte van het woonhuis minimaal bedraagt:
    • 1. bij splitsing naar twee woningen: 200 m2;
    • 2. bij splitsing naar drie woningen: 300 m2;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen wordt vergroot, waarbij tevens de vergunning van 29.4.1 onder e wordt verleend;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid passend is in het geldende Woonplan;
  • f. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 30 Wonen - Woongebouw

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in woongebouwen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit als genoemd in Bijlage 1 Bedrijvenlijst kleinschalige bedrijven met daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven.

30.2 Bouwregels

Op de voor ' Wonen - Woongebouw ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

30.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m) aangegeven bouwhoogte.
30.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m voor de voorgevelrooilijn en niet meer dan 2 m achter de voorgevelrooilijn;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, geen gebouw zijnde mag niet meer dan 5 m bedragen.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, waaronder begrepen de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten aanzien van het erf grenzend aan de openbare weg of openbaar groen, ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 31 Wonen - Uit te werken

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Wonen - Uit te werken ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woondoeleinden;
  • b. tuinen en erven;
  • c. groen-, parkeer- en speelvoorzieningen;
  • d. water;
  • e. (ontsluitings)wegen en voet- en fietspaden;

met daarbij behorende bouwwerken en werken, geen bouwwerk zijnde.

31.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming ' Wonen - Uit te werken ' uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. energetische aspecten: gestreefd wordt naar een zodanige situering van de woningen dat een zo optimaal mogelijke zon-instraling (passieve zonne-energie) zal plaatsvinden, mits de situering past binnen de gewenste ruimtelijke structuur van het gebied. Dit aspect heeft tevens consequenties voor de hoogte van woningen en eventuele openbare beplanting en voor de indeling van woningen. Daarnaast zal, om het plaatsen van zonne-collectoren (actieve zonne-energie) te stimuleren, aandacht worden besteed aan de nokrichting en de dakhelling van de woningen.
  • b. milieu-aspecten: het gebruik van milieuvriendelijke bouwmaterialen zal zoveel mogelijk worden gestimuleerd. Daarnaast is het realiseren van een goed en gezond intern woonmilieu (geluids- en vochtisolatie en dergelijke) een belangrijk aandachtspunt.
  • c. woningen:
    • 1. het gemiddeld aantal woningen per hectare bedraagt ten minste 10 en ten hoogste 20;
    • 2. de woningen dienen vrijstaand, halfvrijstaand of in een rij van maximaal 4 aaneen te worden gebouwd;
    • 3. in afwijking van het bepaalde onder 2 geldt dat in directe relatie met de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ruimtelijke hoofdstructuur' ten hoogste 30 woningen mogen worden gerealiseerd in een gestapelde of geschakelde bouwvorm;
    • 4. van de te bouwen woningen dient ten minste 70% van een kap te zijn voorzien;
    • 5. de hoogte van de woningen bedraagt ten hoogste 10 m en van de gestapelde woningen ten hoogste 15 m;
    • 6. ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' zijn geen woningen toegestaan;
    • 7. woningen worden ter zake van de geluidbelasting vanwege de weg gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare waarden als bedoeld in artikel 76 van de Wet geluidhinder;
  • d. structuurbepalende elementen:
    • 1. een hoofdontsluiting voor gemotoriseerd verkeer dient gerealiseerd te worden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
    • 2. de ruimtelijke hoofdstructuur, die dient te bestaan uit voet- en fietspaden en groen, dient gerealiseerd te worden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - ruimtelijke hoofdstructuur';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - centraal groen' dient een groenstrook met een open karakter te worden gerealiseerd.
  • e. groenvoorzieningen:
    • 1. ten minste 10% van de oppervlakte van de bestemming 'Wonen - Uit te werken' wordt bestemd voor groen- en speelvoorzieningen en/of water;
  • f. verkeersvoorzieningen:
    • 1. de rijbaanbreedte van de hoofdontsluitingen voor het gemotoriseerd verkeer bedraagt ten minste 4,5 m en ten hoogste 6 m;
    • 2. de overige wegen dienen het karakter van woonstraat te dragen;
    • 3. per woning dient ten minste 1,7 parkeerplaats aanwezig te zijn, parkeren op eigen erf hieronder begrepen.
31.3 Bouwregels

Op de tot 'Wonen - Uit te werken' bestemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan, met dien verstande dat het totale aantal te bouwen woningen in één of meer door burgemeester en wethouders vast te stellen uitwerkingsplan(nen) niet meer bedraagt dan 90.

Artikel 32 Waarde - Archeologie 2

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 2 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

32.2 Bouwregels

Op of in de voor ' Waarde - Archeologie 2 ' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,3 m -Mv wordt geroerd, tenzij het betreft bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 70 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en). De gebouwen die bestaan ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan zijn hiervan uitgezonderd.

32.3 Afwijken van de bouwregels
32.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 32.2 , mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,3 m -Mv.
32.3.2 Advies

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

32.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,3 m zal worden geroerd.

32.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.5.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, egaliseren van natuurlijk reliëf of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking;
  • b. het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
  • c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 0,1 m onder de bouwvoor;
  • d. het graven of vergraven van waterlopen;
  • e. het aanbrengen van drainage;
  • f. het graven van sleuven breder dan 0,3 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • g. het permanent verlagen van het waterpeil.
32.5.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 32.5.1 is niet van toepassing op werken, en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, het normaal agrarisch gebruik, waaronder drainage;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • d. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
32.5.3 Toetsingskader

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
32.5.4 Advies

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

32.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 2 ' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 33 Waarde - Archeologie 3

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Archeologie 3 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden.

33.2 Bouwregels

Op of in de voor ' Waarde - Archeologie 3 ' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,3 m -Mv wordt geroerd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de bestaande oppervlakte met ten hoogste 1.000 m2 wordt uitgebreid;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 1.000 m2 ten behoeve van andere daar voorkomende bestemming(en).
33.3 Afwijken van de bouwregels
33.3.1 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 33.2 , mits:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
33.3.2 Advies

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, egaliseren van natuurlijk reliëf of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking;
  • b. het afgraven, mengwoelen, diepploegen of een naar de aard daarmee gelijk te stellen grondbewerking dieper dan 0,3 m;
  • c. niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen), dieper dan 0,1 m onder de bouwvoor;
  • d. het graven of vergraven van waterlopen;
  • e. het graven van sleuven breder dan 0,3 m en dieper dan 1 m ten behoeve van het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en/of apparatuur;
  • f. het aanplanten van bomen of een houtig gewas voor zover het gaat om planten waarvan zeker is dat bij de oogst van de plant, dan wel het verwijderen van de gehele plant, de bodem dieper dan 0,3 m zal worden geroerd;
  • g. het permanent verlagen van het waterpeil.
33.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 33.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud, het normaal agrarisch gebruik, waaronder drainage, of het normaal bos- of natuurbeheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
  • d. aanvaardbaar zijn op basis van een eerder onderzoek waaruit is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
33.4.3 Toetsingskader

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien:

  • a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en werkzaamheden niet onevenredig wordt geschaad, of;
  • c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    • 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg;
  • d. middels verleende vergunningen, rekeningen van uitgevoerd werk en dergelijke aangetoond wordt dat de bodem reeds eerder dieper geroerd is dan 0,30 m -Mv.
33.4.4 Advies

Indien aan de omgevingsvergunning voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

33.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 3 ' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 34 Waarde - Beschermd dorpsgezicht

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ' Waarde - Beschermd dorpsgezicht ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de als beschermd dorpsgezicht aangewezen gebieden 'Havelte' en 'Havelte kerksituatie' en de daarbinnen aanwezige bebouwing, zoals verwoord in Bijlage 28 respectievelijk Bijlage 29.

34.2 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, dakvormen en dakbedekking ten behoeve van de in 34.1 bedoelde cultuurhistorische en ruimtelijke waarden.

34.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van het telen van hout.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het aanbrengen en verwijderen van bomen, struiken en overige opgaande beplanting;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte groter dan 75 m2;
  • c. het ophogen en/of afgraven van gronden;
  • d. het geheel of gedeeltelijk dempen van sloten en watergangen.
34.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 34.4.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van van kracht worden van dit plan.
34.4.3 Toetsingskader

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van de gebieden, zoals verwoord in Bijlage 28 Beschermd dorpsgezicht Havelte, dorp Oud respectievelijk Bijlage 29 Beschermd dorpsgezicht Havelte, omgeving Hervormde Kerk. Er kunnen voorwaarden worden gesteld aan de vergunning ter voorkoming van aantasting van het structurele groen en het historisch ruimtelijk karakteristiek van het gebied.

34.4.4 Overleg

Alvorens de vergunning wordt verleend, zal overleg worden gepleegd met een deskundige op het gebied van cultuurhistorie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 35 Anti-dubbeltelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 36 Algemene bouwregels

36.1 Ondergeschikte afwijking bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bestemmingen worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1 m.
36.2 Parkeer-, laad- en losruimte
36.2.1 Parkeerruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het parkeren of stallen van auto's, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien in of op het bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk hoort, wordt voorzien in die behoefte. Daarbij mag rekening worden gehouden met gecombineerd gebruik van parkeerplaatsen.
  • b. Bij de toepassing van het bepaalde onder a worden de beleidsregels in acht genomen zoals opgenomen in de publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW waarbij geldt dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie uitkomt, deze nieuwe versie in acht wordt genomen.
  • c. Bij het bepaalde onder a wordt bij beoordeling van de vraag of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van het bouwplan.
36.2.2 Laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet voor bestaande situaties, waarbij de herbouw van een gebouw zonder functiewijziging wordt beschouwd als een bestaande situatie.

36.2.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan het aantal parkeerplaatsen, de situering van de parkeerplaatsen en de situering van de laad- en losruimte ten behoeve van:

  • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de externe veiligheid.
36.2.4 Afwijken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 36.2.1 en 36.2.2 :

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
36.3 Bestaande maten

In afwijking van de in de regels vermelde:

  • a. maximale maatvoering geldt dat indien een grotere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze grotere maatvoering als maximum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw;
  • b. minimale maatvoering geldt dat indien een kleinere maatvoering aanwezig is op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan, deze kleinere maatvoering als minimum mag worden gehanteerd voor dat gebouw en voor uitbreidingen van dat gebouw.

Artikel 37 Algemene gebruiksregels

37.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond bodemspecie en puin voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  • e. het gebruik van de gronden als een paardrijbak;
  • f. een functiewijziging van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, waarbij:
    • 1. de beleidsregels in acht genomen zoals opgenomen in de publicatie "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" van het CROW waarbij geldt dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie uitkomt, deze nieuwe versie in acht wordt genomen;
    • 2. alleen wordt gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging.
37.2 Toegestaan gebruik

Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:

  • a. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken ten behoeve van kortstondige en/of incidentele evenementen, festiviteiten, manifestaties, jaarmarkten en weekmarkten, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist is en deze is verleend, dan wel een melding is gedaan;
  • b. het (laten) aanleggen en in stand houden van kabels en leidingen en daarbij behorende voorzieningen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
    • 1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing is;
    • 2. hoogspanningsleidingen;
    • 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer,

tenzij specifiek in dit plan geregeld.

Artikel 38 Algemene aanduidingsregels

38.1 milieuzone

Ter plaatse van de aanduiding ' milieuzone ' mogen geen nieuwe woningen worden gebouwd. Vervanging van een bestaande woning is wel toegestaan.

38.2 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

De voor ' milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied ' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het beschermen van de grondwaterkwaliteit.

38.3 veiligheidszone - lpg
38.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor ' veiligheidszone - lpg ' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten vanwege een LPG-installatie.

38.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

38.3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 38.3.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

38.3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

38.3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 38.3.4 in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt als beperkt kwetsbare object, mits hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.

38.3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding ' veiligheidszone - lpg ' wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  • b. de aanduiding ' veiligheidszone - lpg ' voor een risicovolle inrichting wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
38.4 vrijwaringszone - molenbiotoop
38.4.1 Aanduidingsomschrijving

De voor ' vrijwaringszone - molenbiotoop ' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

38.4.2 Bouwregels

Op of in deze gronden mag, in afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemmingen, niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de hoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
38.4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 38.4.2 onder b in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van een deskundige inzake molenbiotopen.

38.4.4 Specifieke gebruiksregels

Onder een gebruik, strijdig met de molenbiotoop, wordt verstaan het aanwezig hebben van bomen hoger dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de hoogte die gelijk is aan de bouwhoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. binnen een afstand van 100 m tot 400 m van de molen: de hoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/30 van de afstand tussen de boom en de molen.
38.4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Verbod

Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in 38.4.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met en/of in stand houden van bomen, heesters en andere opgaande beplanting met een hoogte van meer dan de op grond van de in 38.4.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in 38.4.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
b Uitzonderingen

Het bepaalde onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale agrarische gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c Toetsingskader

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden.

d Advies

Voorafgaand aan een beslissing op de aanvraag moet advies worden ingewonnen bij een deskundige inzake molenbiotopen.

Artikel 39 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlakte- en inhoudsmaten, tot ten hoogste 10% van die afmetingen en percentages;
  • b. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, voor zover de verkeersveiligheid en/of - intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen zullen worden overschreden, voor zover een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • d. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes zullen worden gebouwd mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m3 bedraagt;
  • e. ten aanzien van het bepaalde over het bouwen van (hoofd)gebouwen binnen het bouwvlak en toestaan dat de grenzen van het bouwvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    3. erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen, mits de bebouwingsgrens met niet meer dan 1,5 m wordt overschreden;
  • f. ten aanzien van het bepaalde over de afstand van uitbouwen tot aan de voorgevel en het verlengde daarvan voor het bouwen van (hoek)erkers, mits de diepte van de (hoek)erker, gemeten uit de zijgevel, niet meer bedraagt dan 1,5 m;
  • g. het bepaalde in het plan voor het gebruik van een woonhuis of een bedrijfswoning ten behoeve van bed & breakfast mits de logiesoppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van het oppervlak van de woning met een maximum van 50 m2, parkeren op eigen erf plaatsvindt en de logiesactiviteit wordt uitgeoefend door een van de bewoners van het woonhuis of de bedrijfswoning waarbij één andere arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
  • h. het bepaalde in het plan voor zorg als nevenfunctie bij een (voormalig) agrarisch bedrijf, indien en voorzover:
    • 1. middels een bedrijfsplan dient te zijn aangetoond dat het om zorg als nevenfunctie gaat;
    • 2. de daarvoor aangewende oppervlakte maximaal 25% mag bedragen van de bestaande bedrijfsbebouwing tot maximaal 350 m2.

Artikel 40 Algemene wijzigingsregels

40.1 Wijzigingsgebied
40.1.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, voor zover de gronden zijn aangeduid met 'wetgevingzone - wijzigingsgebied', gronden te wijzigen in die zin dat:

  • 1. de plaats en richting van bebouwingsgrenzen en bestemmingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding met maximaal 10 m kunnen worden gewijzigd ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven, onder de voorwaarde dat deze afwijkingen uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond zijn gewenst;
  • 2. de ter plaatse geldende bestemming 'Centrum', 'Verkeer', Groen', 'Bedrijf - Nutsvoorziening', 'Wonen - Garagebox', 'Wonen' en 'Tuin' onderling te wijzigen, met dien verstande dat de regels van de na wijziging geldende bestemming overeenkomstig van toepassing is;
  • 3. de aanduiding 'horeca' te verwijderen of toe te voegen.
40.1.2 Afwegingskader

Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van een wijziging vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:

  • 1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  • 2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  • 3. de mate waarin de wijziging bijdraagt aan de uitgangspunten van de gemeentelijk structuurvisie;
  • 4. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.

Artikel 41 Overige regels

41.1 Aanvullende werking welstandscriteria

De in het plan geboden ruimte ten aanzien van de situering en de maatvoering van bouwwerken kan nader worden ingevuld door welstandscriteria.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 42 Overgangsrecht

42.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
42.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 43 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Havelte '.

27 juni 2017

Bijlagen bij regels

Bijlage 5 Adressenlijst karakteristiek

Boskampbrugweg 15: Bijlage 6 Gevelbeelden panden met volgnummer 1;

Boskampbrugweg 17: Bijlage 7 Gevelbeelden panden met volgnummer 1a;

Rijksweg Noordzijde 8: Bijlage 8 Gevelbeelden panden met volgnummer 2;

Rijksweg Noordzijde 12 en 13: Bijlage 9 Gevelbeelden panden met volgnummer 3;

Rijksweg Noordzijde 14 en 15: Bijlage 10 Gevelbeelden panden met volgnummer 4 en 5;

Rijksweg Noordzijde 17 en 18:Bijlage 11 Gevelbeelden panden met volgnummer 6;

Dorpsstraat 27 en 29: Bijlage 12 Gevelbeelden panden met volgnummer 7;

Boskampsebrugweg 1a,1b en 2: Bijlage 13 Gevelbeelden panden met volgnummer 8, 9 en 10;

Dorpsstraat 28 en 30: Bijlage 14 Gevelbeelden panden met volgnummer 11;

Kosterijstraat 2a: Bijlage 15 Gevelbeelden panden met volgnummer 12;

Kosterijstraat 1: Bijlage 16 Gevelbeelden panden met volgnummer 13;

Dorpsstraat 3: Bijlage 17 Gevelbeelden panden met volgnummer 14 en 15;

Raadhuislaan13: Bijlage 18 Gevelbeelden panden met volgnummer 16;

Raadhuislaan 9: Bijlage 19 Gevelbeelden panden met volgnummer 17;

Raadhuislaan 5 en 7: Bijlage 20 Gevelbeelden panden met volgnummer 18;

Raadhuislaan 1: Bijlage 21 Gevelbeelden panden met volgnummer 19;

Raadhuislaan 14: Bijlage 22 Gevelbeelden panden met volgnummer 20 en 21;

Dorpsstraat ong: Bijlage 23 Gevelbeelden panden met volgnummer 22;

Dorpsstraat 12: Bijlage 24 Gevelbeelden panden met volgnummer 23;

Dorpstraat 10a: Bijlage 25 Gevelbeelden panden met volgnummer 24;

Dorpsstraat 10: Bijlage 26 Gevelbeelden panden met volgnummer 25;

Dorpstraat 4: Bijlage 27 Gevelbeelden panden met volgnummer 26.