Plan: | ABS Oeveraseweg Havelte |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1701.0000BP000000000548-0003 |
Inleiding
Voordat gestart kan worden met de bouw van het afvalbrengstation is inzicht nodig in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en het grondwater. Grontmij Nederland bv heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het plangebied. Het bodemonderzoek is gebaseerd op de NEN 5740 van het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI; oktober 1999).
Het veldonderzoek is verricht op 28 januari 2008 en 4 februari 2008. Voor een beschrijving van het onderzoek wordt verwezen naar het rapport 'Verkennend bodemonderzoek, Locatie nabij Oeveraseweg te Havelte, Grontmij, 20 februari 2008'.
Resultaten
Uit analyse van de individuele deelmonsters is gebleken dat geen van de metalen in verhoogde mate aanwezig is. Er is derhalve geen sprake van een verontreiniging.
In de bovengrond is plaatselijk tevens een licht verhoogd gehalte aan EOX aangetoond (0,9 mg/kgds). Uit een vervolganalyse is gebleken dat geen van de individuele parameters die een verhoogde EOX kunnen veroorzaken aantoonbaar in het monster aanwezig zijn. Het aangetoonde gehalte EOX betreft natuurlijke verbindingen (humuszuren) en houdt verband met het hoge gehalte aan organische stof in het monster en betreft géén verontreiniging.
In één van de mengmonsters is eveneens een licht verhoogd gehalte EOX aangetoond. Naar alle waarschijnlijkheid betreft ook dit natuurlijke verbindingen, die verband houden met het hoge gehalte organisch stof in het monster.
Voor het overige zijn op de onderzoekslocatie geen verhoogde gehalten aan de onderzochte stoffen aangetroffen.
In het grondwater zijn enkele licht verhoogde gehalten aan chroom en zink aangetroffen. Deze stoffen worden vaker aangetroffen op niet-verdachte locaties zonder dat daarvoor een oorzaak voorhanden is. De aangetroffen stoffen worden niet beschouwd als verontreiniging maar als achtergrondgehalte.
Conclusies
Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is inzicht verkregen in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse van de onderzoekslocatie. Gezien de resultaten van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de voor de onderzoekslocatie opgestelde hypothese “niet verdachte locatie” niet geheel juist is. Er zijn immers op de onderzoekslocatie enkele gehalten aangetroffen die de streefwaarde overschrijden. De aangetroffen verhoogde gehalten overschrijden de toetsingswaarde voor nader onderzoek echter niet; nader onderzoek wordt niet nodig geacht. Ook aanpassing van de onderzoekshypothese en uitvoering van de daarbij behorende onderzoeksstrategie is op basis van het onderzoek, gezien de mate van overschrijding van de streefwaarde, niet nodig. De milieuhygiënische kwaliteit van de bodem vormt geen belemmering voor de voorgenomen herinrichting van de locatie als afvalbrengstation.