direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied, herziening 2005, partiële herziening Grintweg 14 - Noorderweg O 657
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.BPBG2012PH0024-vas1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Buitengebied, herziening 2005, partiële herziening Grintweg 14 - Noorderweg O 657" met identificatienummer NL.IMRO.1700.BPBG2012PH0024-vas1 van de gemeente Twenterand;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of aangebouwd ondergeschikt gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

1.6 agrarisch bedrijf :

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van glastuinbouwbedrijf, paardenhouderij, tuincentrum, hoveniersbedrijf, champignonkwekerij, sierteeltbedrijf behoudens vollegrondsteelt en boomkwekerijen;

1.7 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning met uitzondering van (het deel van de) bouwwerken die niet legaal gebouwd zijn;

1.9 bestaand gebruik:

het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingstreding van het bestemmingsplan, met uitzondering van het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsgbepaling(en) van dat plan;

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bijlage:

een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende bijlage;

1.13 bouwen:

tet plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.15 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.17 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.18 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdbouw:

een gebouw dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht als het belangrijkste gebouw is aan te merken;

1.21 intensieve veehouderij:

een agrarisch bedrijf of een deel daarvan met tenminste 250 m2 bedrijfsvloeroppervlak dat wordt gebruikt voor veehouderij volgens de Wet milieubeheer en waar geen melkrundvee, schapen, paarden of dieren 'biologisch' en waar geen dieren worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak ten behoeve van natuurbeheer;

1.22 kleinschalig kampeerterrein:

een kampeerterrein voor ten hoogste 35 kampeermiddelen;

1.23 kleinschalig kamperen:

kamperen op een kleinschalig kampeerterrein, een verenigingskampeerterrein of een natuurkampeerterrein;

1.24 mestopslagplaats:

een opslagplaats bestemd en geschikt voor het bewaren van mest, waaronder ook foliebassins worden begrepen;

1.25 natuurkampeerterrein:

een kampeerterrein, dat is gelegen in een aaneengesloten gebied van tenminste 25 hectare, waarvan in ieder geval de helft bestaat uit bos of natuurgebied met dien verstande dat het al dan niet aaneengesloten kampeerterrein niet groter is dan 1 hectare;

1.26 ondergeschikte gebouwen:

een gebouw of een onderdeel van een gebouw, dat op een bouwperceel in stedenbouwkundig opzicht qua omvang en situering als ondergeschikt aan het hoofdbouw valt aan te merken. Hiervan is sprake indien het gebouw minimaal 1,50 m lager is dan het hoofdbouw en voor zover het niet als onderdeel van de woning in gebruik is;

1.27 prostitutiebedrijf:

een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;

1.28 seks- en/of pornobedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische en/of pornografische aard dan wel voor detailhandel in seks- en/of pornoartikelen, zoals een seksbioscoop, seksclub, seksautomaat of sekswinkel;

1.29 sierteeltbedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters en klimplanten en vaste planten, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt en al dan niet in kassen;

1.30 verenigingskampeerterrein:

een kampeerterrein dat wordt gehouden door een organisatie met een doelstelling van sociale, culturele, educatieve of wetenschappelijke aard ten behoeve van eigen doeleinden;

1.31 wijziging:

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.32 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden en in geval van inwoning voor de huisvesting van maximaal twee huishoudens;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Voor wat betreft woningen wordt bij de toepassing van de bepalingen van 2.1 t/m 2.4 niet meegerekend voor de:

  • inhoud of oppervlakte: ondergeschikte gebouwen;
  • hoogte: ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen, masten, lichtkoepels, windvanen en daksierelementen;
  • goothoogte: maximaal een derde van de gezamenlijke goot- en/of boeiboord- en/of druiplijnlengten.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Agrarisch´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met dien verstande dat een sierteeltbedrijf niet is toegestaan;
  • b. tuinen en erven aansluitend aan de bestemming 'Wonen';
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. ontsluitingen ten behoeve van woonpercelen;
  • e. watergangen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • f. waterpartijen in de vorm van een poel;

tevens zijn deze gronden bestemd voor:

  • g. het vasthouden, bergen en afvoeren van water voor bestaande watergangen;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

3.2 Bouwregels

Uitsluitend de volgende bebouwing is toegestaan:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 2 m, met dien verstande dat geen sleufsilo's en mestopslagplaatsen mogen worden opgericht.
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform de in Bijlage 1 opgenomen Landschapsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 3.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ´Wonen´ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen met bijbehorende tuinen en erven;
  • b. de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, mits de woonfunctie als overwegende functie blijft gehandhaafd en de ruimtelijke uitwerking of uitstraling met de woonfunctie in overeenstemming is;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Woningen

Voor het bouwen van hoofdbouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak is één woning toegestaan met:
    • 1. een maximale inhoud van 750 m³, met inachtneming van het bepaalde in Artikel 2, lid 2.3 (de inhoud van een bouwwerk) omtrent ruimten onder de begane grondvloer, danwel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt;
    • 2. een maximale bouwhoogte van 9 m, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
    • 3. een maximale goothoogte van 3,5 m, danwel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt.
  • b. het herbouwen van een woning is uitsluitend toegestaan op de bestaande locatie binnen het bestemmingsvlak.

4.2.2 Ondergeschikte gebouwen

Voor het bouwen van ondergeschikte gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke maximale oppervlakte bedraagt maximaal 100 m², danwel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum oppervlakte ondergeschikte gebouwen' aangegeven maximum oppervlakte;
  • b. de bouwhoogte bedraagt niet meer dan 6 m, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;
  • c. de goothoogte bedraagt niet meer dan 3 m, danwel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
  • d. ondergeschikte gebouwen zijn toegestaan op geen grotere afstand dan 25 meter van de woning.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van antennemasten maximaal 15 m mag bedragen.
4.3 Nadere eisen

Bij de beslissing omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning ten behoeve van een ondergeschikt gebouw, kunnen burgemeester en wethouders nadere eisen stellen aan de situering van bebouwing, indien en voor zover dat nodig is om te voorkomen dat ondergeschikte gebouwen tussen de woning en de openbare weg worden geplaatst.

4.4 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  • a. in 4.2.1 onder b ten behoeve van de herbouw van de woning op een andere locatie binnen het bestemmingsvlak, mits:
    • 1. de herbouw geen belemmeringen oplevert voor de ter plaatse aanwezige agrarische bedrijven;
    • 2. er zekerheid bestaat dat de bestaande woning zal worden afgebroken;
    • 3. de herbouw voldoet aan de bouwregels zoals deze zijn opgenomen in artikel 4.2.1;
    • 4. de nieuwe woning op maximaal 25 m van de oorspronkelijke bouwplaats wordt opgericht, met dien verstande dat deze afstand groter mag zijn indien de woning wordt herbouwd in aansluiting op een cluster van reeds bestaande woningen;
    • 5. de herbouw niet zodanig wordt gesitueerd dat de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden onevenredig worden geschaad;
    • 6. de herbouw geen belemmeringen oplevert voor een veilige verkeerssituatie.
4.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruik van en het in gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving zonder de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform de in Bijlage 1 opgenomen Landschapsplan teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen gronden en bouwwerken overeenkomstig de in lid 4.1 opgenomen bestemmingsomschrijving worden gebruikt onder de voorwaarde dat binnen 24 maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan uitvoering wordt gegeven aan de aanleg en instandhouding van de landschapsmaatregelen, conform het in Bijlage 1 opgenomen Landschapsplan, teneinde te komen tot een goede landschappelijke inpassing.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  • a. in 4.5 indien in plaats van de landschapsmaatregelen zoals opgenomen in Bijlage 1, nadere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:
    • 1. de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in Bijlage 1 genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
  • b. van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van splitsing van de woning in twee zelfstandige woningen met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. de te splitsen woning heeft een inhoud van minimaal 1.000 m3;
    • 2. bij de splitsing van een woning dient de kenmerkende bouwvorm van het gebouw gehandhaafd te blijven;
    • 3. uitbreiding van de te splitsen woning is uitgesloten;
  • c. ten behoeve van inwoning, onder de volgende voorwaarden:
    • 1. ruimtelijk gezien sprake blijft van één woning;
    • 2. er een rechtstreekse doorgang dient te bestaan tussen de hoofdwoning en het inwoongedeelte, zowel op de begane grond als op de eventueel aanwezige verdieping;
    • 3. uitbreiding van ondergeschikte gebouwen niet is toegestaan.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming te wijzigen voor wat betreft het wijzigen van de bestemmingsgrenzen ten behoeve van de herbouw van de woning op een andere locatie buiten het bestaande bestemmingsvlak, mits:

  • a. de herbouw geen belemmeringen oplevert voor de ter plaatse aanwezige agrarische bedrijven;
  • b. er zekerheid bestaat dat de bestaande woning zal worden afgebroken;
  • c. de herbouw voldoet aan de bouwregels zoals deze zijn opgenomen in 4.2;
  • d. de nieuwe woning op maximaal 25 m van de oorspronkelijke bouwplaats wordt opgericht, met dien verstande dat deze afstand groter mag zijn indien de woning wordt herbouwd in aansluiting op een cluster van reeds bestaande woningen;
  • e. de herbouw niet zodanig wordt gesitueerd dat de ter plaatse aanwezige cultuurhistorische- en/of landschaps- en/of natuurwaarden onevenredig worden geschaad;
  • f. de herbouw geen belemmeringen oplevert voor een veilige verkeerssituatie.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

Het toestaan van bebouwing beperkt zich tot die bebouwing, welke behoort bij de functies zoals omschreven in de bij de bestemming gegeven bestemmingsomschrijving. Een en ander met inachtneming van de gebiedsaanduiding zoals vervat in artikel 8.1 van dit plan, welke een beperking inhouden ten aanzien van de bebouwingsmogelijkheden.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik;
  • b. een gebruik voor (detail)handel;
  • c. een gebruik voor een kleinschalig kampeerterrein en/of verenigingskampeerterrein en/of natuurkampeerterrein voor verblijfsrecreatie;
  • d. een gebruik van gebouwen, niet zijnde een toegestane woning, voor bewoning;
  • e. een gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 milieuzone - intrekgebied
8.1.1

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - intrekgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de bodem- en de (grond)waterkwaliteit ten behoeve van de drinkwatervoorziening.

8.1.2

Op de in artikel 8.1.1 bedoelde gronden mogen, in afwijking van het bepaalde in de regels van de ter plaatse geldende bestemmingen, geen bouwwerken worden gebouwd.

8.1.3

Niet van toepassing is het in artikel 8.1.2 bepaalde voor wat betreft:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot een maximale bouwhoogte van 2 m;
  • b. bebouwing ten behoeve van het waterleidingbedrijf.

8.1.4

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8.1.2 voor wat betreft het oprichten van bebouwing, welke is toegestaan overeenkomstig de ter plaatse geldende bestemming, in verband daarmee gehoord wordt het waterleidingbedrijf.

8.1.5

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van de onbebouwde grond en de opstallen op een zodanige wijze, dat daardoor de kwaliteit van de bodem en de kwaliteit van het (grond)water in gevaar kan komen.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van het plan ten behoeve van:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  • b. het aanbrengen van geringe wijzigingen van maximaal 10 m in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen of bouwgrenzen ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden dan wel, uitsluitend ten aanzien van bouwgrenzen, ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het oprichten van vlaggenmasten, voor zover deze geen grotere bouwhoogte hebben dan 7 m;
  • d. ten behoeve van het oprichten van niet voor bedrijfsdoeleinden bestemde paardenbakken voor het beoefenen van de paardensport, met dien verstande dat:
    • 1. de paardenbak op of aansluitend aan het (agrarisch) bouwperceel dient te worden gesitueerd;
    • 2. de oppervlakte van de buitenbak niet meer mag bedragen dan 800 m2;
    • 3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer dan 2 m bedraagt met uitzondering van lichtmasten ten behoeve van de verlichting van de paardenbak met dien verstande dat de bouwhoogte van deze licht- masten maximaal 7 m bedraagt, mits deze lichtmasten geen onevenredige hinder veroorzaken voor omliggende (dienst- c.q. bedrijfs)woningen of de verkeersveiligheid in gevaar brengen.

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

10.1 Wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de plaats en richting van bebouwingsgrenzen en bestemmingsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding met maximaal 10 m kunnen worden gewijzigd ten opzichte van hetgeen op de verbeelding is aangegeven, onder de voorwaarde dat deze afwijkingen uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond zijn gewenst;
  • b. een transformatorstation, gasdrukmeet- en regelstation, rioolgemaal en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken van openbaar nut mogen worden gebouwd tot een maximum inhoud van 400 m³ en een maximum bouwhoogte van 4 m.
10.2 Afwegingskader

De onder 10.1 bedoelde wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van:

  • de woon- en werksituatie;
  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de sociale veiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Artikel 11 Overige regels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. anti-cumulatiebepaling;
  • b. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. ruimte tussen bouwwerken;
  • e. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • f. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Artikel 12 Algemene procedureregels

Een besluit omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
13.1.1

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
13.1.2

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
13.2.1

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

13.2.2

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

13.2.3

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

13.2.4

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening 2005, partiële herziening Grintweg 14 - Noorderweg O 657'

afbeelding "i_NL.IMRO.1700.BPBG2012PH0024-vas1_0001.png"